Tweede Blad.
BINNENLAND.
je jaargang.
No. 1636
e fotidócbzOourtmÊ
Zaterdag 27 Februari I9I5.
Brief uit Zoetermeer.
I.
Een brief uit Zoetermeer? Wat zal die
ons kunnen berichten? Zoo denken waar
schijnlijk veel lezers van De Leidsche
Courant. Maar wilt dan even geduld heb
ben, of slaat hem over. Aanleiding tot de
zen'brief is de groote propaganda welke
deze week hier is begonnen voor dit Blad.
De Directie en de Redactie hebben niet al
leen hare medewerking beloofd, maar ook
gegeven op echt groote wijze. Ook uit deze
gemeenten moeten onder de katholieken de
neutrale bladen verdwijnen, en dat kan
niet anders of een goed en actueel katho
liek blad moet worden bekend gemaakt en
verspreid. Immers het Katholieke blad
moet het neutrale doen verdwijnen. Door
dc ijverige medewerking van de Directie
en Redactie, onder aansporing en mede
werking van onze Geestelijkheid zullen
wij het winnen.
Ik sprak van: onze gemeenten, in het
meervoud; want de R. K. Parochie bestaat
uit twee gemeenten, n. m. Zoetermeer en
Zegwaard. De scheiding is midden in het
dorp. Zoo is de eene helft van het dorp
Zoetermeer en de andere helft Zegwaard.
Die in Zoetermeer woont heeft tot nu toe
nog dit voordeeltje, dat hij geen gemeente
lijke belasting behoeft te betalen, in Zeg
waard wel. Dus lezer, als ge er warmpjes
bijzit wees dan zoo verstandig en kom
spoedig in Zegwaard wonen.
Rondom het dorp liggen de landerijen,
veeteelt en bouwbedrijf geven werk aan
vele handen. Enkele boerderijen hebben
een schitterende versiering gekregen, ge
heel gratis, n.m. een groot lomp bord met
de aangename aankondiging: Mond- en
Klauwzeer.
Wie nu eens gezellig of ongezellig ruzie
wil maken, hij moet zich eens begeven in
een gezelschap boeren en het beste genees
middel aanraden dat hij kent, het helpt ze
ker en afdoende, de beesten krijgen het
nooit meer, laat ze afmaken. Maar dan
geef ik hem deze raad: maak dat je w<
kom, anders kon dat afmaken wel eens
leelijk afloopen.
Afmaken, een leelijk woord, daarom Re
dactie wacht nog even er mede om mij af
te maken, want we krijgen nu juist zulk
mooi weer, en ik beloof u dat mijn brief
niet te lang zal worden, want ik maak hem
ook af. Ik wilde nog wat vertellen van,
schrik niet, katholieke beeldstormers uit
1914, maar dat is voor een volgende keer.
J.
Uit de Pers.
Hot bioscoopgevaar.
Nu ook in Leiden spoedig een bioscoop
verordening in werking zal treden is het
wel interessant een en ander omtrent de
werkwijze van zulk een Commissie te le
zen in een artikeltje, dat de heer S. de
Jong Ezn., Voorzitter der Bioscoop-com
missie, in de Standaard" plaatste.
Wij nemen er dit uit over:
Met algeheele instemming las onderge-
teekende in de Standaard van Zaterdag
30 Januari j.l. in het Tweede Blad een
door u uit de Telegraaf overgenomeu
stukje onder den titel .Bioscoop-gevaar."
Inderdaad zoo is het, als er niets van
Overheidswege aan gedaan wordt om het
kwaad te stuiten.
Veroorloof mij echter een kleine kant-
teekening op uw onderschrift: „We zullen
er maar niet meer van vertellen. Zoo wor
den nu de kinderen van ons volk „opge
voed"; en er wordt geen hand uitgestoken
om dat verschrikkelijke kwaad te keeren."
Wat Rotterdam bestreft is deze conclu
sie niet in overeenstemming met de wer
kelijkheid. We hebben hier in Rotterdam
een bioscoop-verordening (ook in meerde
re plaatsen van ons land zijn er, ik noem
Utrecht, Leiden, waar ze D.V. 1 Mei in
werking treedt, die zeer gunstig werkt.
Ik kan dit van zeer nabij beoordeelen. De
bioscoop-commissie tracht zooveel moge
lijk het kwaad te stuiten, waarvan in het
ingezondene in de Telegraaf melding
wordt gemaakt, en waarop u attendeert.
Toen de door B. en W. benoemde com
missie hare taak aanvaardde, zag ze zich
voor groote moeilijkheden geplaatst in
verband met de keuring. Uitvoerig heeft
onderg. daarover eenige artikelen ge
schreven in den vorigen jaargang van de
School met den Bijbel.
De commissie nam voorloopig als maat
staf aan een drietal punten, waarop
films onvoorwaardelijk zouden worden af
gekeurd. Dit aantal is in de praktijk nu
reeds tot een achttal geklommen, en is
voor toeneming vatbaar, omdat de filmfa
brikanten vindingrijk zijn in de voorstel
lingen. Onderg. wil hier een achttal pun
ten even releveeren, die de commissie van
keuring zich nu als norm gesteld heeft.
Ze keurt af films:
a. Uit sexueel (moreel) oogpunt;
b. waarin spel (spot) gedreven wordt
met het huwelijk; echtbreuk;
c. gauwdieverij dit tot misdaad leiden
kan;
d. kwajongensstreken, die gelukken, en
waarop dan nog dikwijls een belooning
volgt, waarin het kwaad gekroond wordt;
e. die sensationeel de zenuwen te veel
spannen en prikkelen;
f. die de godsdienstige begrippen van
andersdenkenden zouden kwetsen;
g. die bekend maken met de techniek
van het misdrijf; en
h. moord en doodslag en .zelfmoord op
verschillende wijzen gepleegd.
Uit deze opsomming blijkt u, dat de bo
ven aangehaalde zinsnede niet in al haar
omvang op Rotterdam van toepassing is.
Sedert September 1913, dus nu ongeveer
anderhalf jaar, is de commissie in actie.
In dien tijd heeft ze pi.m. 450 films ge
heel afgekeurd, die dus niet onder de
oogen van de jeugd beneden de 16 jaar
zijn geweest, voorts heeft ze in plm. 220
films een of meerdere coupures aange
bracht.
Ik weet het, we zijn nog lang niet,
waar we wezen moeten op dat gebied,
maar het goede begin is er, dat mag niet
ontkend.
Het wekelijks keuren der films is een
reuzenarbeid, doch de commissie werkr
met ambitie op dit terrein, jmdat ze over
tuigd is, dat ze tot een zegen, trt een
greoten zegen kan zijn vo-u het opkomend
geslacht. Het resultaat van haar arbeid,
kan uit,den aard der zaak niet in cijfers
worden omgezet.
De vrijheid van handel.
Wij lezen in de „N. Tilb. Crt":
De onrust en de ontevredenheid over
de ongehoorde prijsstijging der eerste en
allernoodzakelijkste levensbehoeften in
ons land beginnen zich overal in de pers
te uiten evenals men tienmaal per dag,
wanneer men tienmaal andere mensclien
ontmoet, klachten over de dure tijden
vernemen kan.
Het is inderdaad -erg en middenstand
en arbeider moeten zich veel ontzeggen
om niet te spieken van ontbering en ge
brek. En dat verschillende goederen van
dagelijksclie behoefte in ons land duurder
zijn dan in oorlogvoerenden landen, dan
in Duitschland en zelfs België, dat is een
forsclie aanklacht tegen het regeeringsbe-
leid, dat te licht is bevonden voor de eco
nomische maatregelen, diie ter wille van
het algemeen belang moesten getroffen
worden.
Wanneer men weet, dat voor een deel
de duurte onzer levensmiddelen te wijten
is aan den onzinnigen uitvoer en voor een
ander deel aan eenvoudige woekerspecu-
latie van grootkapitalisten, die de waren
vasthielden en de prijzen de lucht in joe-
inderdaad had kunnen ingrijpen, wanneer
gen, dan staat het regeerlngsbeleid, dat
het meer naar de belangen der duizenden
burgers en arbeiders had gezien dan naar
de betrekkelijk weinigen die nu net hun
uitvoer of woekerhandel rijk en rijker zijn
geworden, maar armzalig te kijken. Hoe
groot de lof dan ook zij, die men algemeen
de liberale pers over dit ministerie na
zingt.... omdat wij nog geen oorlog heb
ben.
Wij voor ons kunnen in het optreden
der regeering ten aanzien van het econo
misch beheer niets anders zien dan een
voorbeeld van zuiver liberalisme. Het is
elders reeds gezegd: laissez faire, laat al
les maar gaan, dan gaat het nog het best.
Het best, ja, voor de grooten en rijken.
Wat bij het nadenken over hetgeen wi]
in deze tijden in de handelswereld te aan
schouwen krijgen, ons bijzonder treft, dat
is de ongegeneerde toepassing van bet be
ginsel, dat men in den handel om getd en
goud re maken juist mag doen wat men
wil. Hebt ge bijvoorbeeld voor enkele mil-
lioenen graan uf rijst in uw pakhuizen
al gaat de bevolking van uw land gebrek
lijden en al moet zij het bloed onder de
nagels uitkrabben om het geld te vinden
voor het dure onderhoud, ge laat uw bezit
niet los vóórdat de woekerwinst u groot
genoeg toeschijnt. Het geld der nooddruf-
tigen riekt niet en al zou het rieken, geld
is geld en goud is goud.
In het algemeen verheft niemand zich
daartegen en, wat meer zegt, de christe
nen die toch andere beginselen hebben,
verzuimen de toepassing dier beginselen
aan de wereld voor te houden.
Het Aziatisch wonderland.
De „Standaard"' driestart
Japan blijft het Aziatisch wonderland.
De beste kenners van Japan aarzelen
niet te getuigen, dat het in psychischen
aanleg met de uitnemendste volleen van
Europa en Amerika wedijvert. Het Mon-
goolsche type is er veel krachtiger ont
wikkeld dan in de beste streken van
China. En in de laatste .zestig jaren heeft
Japan, in letterlijken zin, een Cultuur*
sprong vooruit gemaakt, waarvan in snel
heid van actie de historie geen tweede
voorbeeld weet aan te geven. Het Chinee-
sche volk is fijner, is teederder, is zoo meji
wil voor rijker en edeler ontplooiing vat
baar, maar in staatkundig en militair
opzicht gaat Japan alle volken van Azië,
except enkele groepen in Voor-Indië, verre
te boven.
Sterk breidt 't zich dan ook uit. Formo
sa en Korea en het Zuiddeel van Mand-
sjoerije maakte het tot deelen van zijn
Staatsmacht. Rusland ervoer den druk
van Japan's leger. Nu weer Duitschland in
Kiautchau. En thans schijnt Japan nog
verder te willen gaan, en zelfs het onme
telijk groote Chineesche Rijk aan te
durven.
Dit spreekt stout. Een land met alles te
zaam 60 70 millioen inwoners, dat een
Rijk van over de 300 millioen te lijf gaat,
en, sterker nog. een Rijk dat tot dit
krachtsbetoon zich in een halve eeuw wist
op te werken, blijft eenig in de wereldge
schiedenis.
Wie hiervan hoort, voelt terstond, dat
Japan nog zijn laatste woord niet gespro
ken heeft, en denkt behalve aan China
vanzelf ook aan de Philippijnen en aan
onze Oost.
De eischen thans door Japan aan China
gesteld, verdienen daarom ook onzerzijds
ten zeerste de aandacht.
Sa&m genomen toch zijn deze eischen
niets minder dan een gevaarlijke aan
randing van China's integriteit niet alleen,
maar ook van zijn Souvereiniteit. Het is
China kopje onder, en Japan met de hane-
kuif voorop.
Dat Japan dezen durf nu juist gewaagd
heeft, is te begrijpen.
Niemand uit Europa kan op dit oogen-
blik China te hulp komen, of 't ook maar
voor China opnemen. China is op dit
oogenblik geheel aan zichzelf overgelaten.
En in deze donkere periode moet China
thans geknauwd worden.
In hoever het waar is, dat Rusland,
Engeland en Frankrijk deze poging van
Japan hebben goedgekeurd, zij in 't mid
den gelaten. Voor Europa's verzet behoeft
de Mikado althans niet bang te zijn.
Het zal nu blijken moeten of Yoean Sh-i
Khai de kerel is waarvoor hij zich uitgeeft.
In elk geval is in Japan de vredespartij
niet sterk met het protectoraatsplan inge
nomen.
Ook hier liggen mysteriën, wier ont
sluiering voorshands een raadsel blijft.
Nederland en de Oorlog.
Buitengewoon crediet.
Aan de Memorie van Antwoord van de
ministers van Oorlog en van Financiën is
nog het volgende ontleend:
Kritiek op het beleid. .Het ligt
voor de hand, dat gedurende den tij
waarin het leger gemobiliseerd is, gemak
kelijk tal van punten zijn te vinden, waar
omtrent meer of minder gegronde aanmer
kingen zijn te maken. De minister van
Oorlog zal ook de laatste zija om niet te
erl ennen, dat in vele geva'len anders en
beier gehandeld had kunnen of zelfs moe
ten worden. Maar daarover in de gegeven
omstandigheden in den breede te spreken
en te schrijven legt beslag op tijd en
werkkracht, die thans voor andere zaken
niet dan met groot nadeel gemist kunnen
worden.
Overzicht der kosten. Vrees,
dat door het ontbreken van de noodige
gegevens bij het departement van Oorlog
het niet mogelijk zal zijn om het besteden
van de toegestane gelden behoorlijk
controleeren, behoeft geenszins te bestaan.
Het instellen van die contróle toch wordt
wel door den buitengewonen aard en
omvang der gedane uitgaven in belang
rijke mate vertraagd en zeer zeker ook be
moeilijkt tengevolge van de ongunstige
omstandigheden, waaronder de uitgaven
zijn gedaan, doch zij is daardoor in geen
enkel opzicht onmogelijk geworden.
Optreden van de militaire
autoriteiten. De minister zet uiteen,
dat van een bevel, laat staan van dwang
tot dadelijke, overhaaste ontruiming van
de houten villa's te Naarden geen sprake
is geweest. Wanneer de bewoners, die dit
wel hebben gedaan, zich de moeite hadden
gegeven zich des morgens van den 6den
Augustus tot den burgemeester te wenden,
dan wel tot den militairen commandant
met de vraag of zij op staanden voet hun
woning moesten ontruimen, dan zou hun
waarschijnlijk een geruststellend ant
woord zijn gegeven.
Inderdaad zijn eenige houten gebou
wen in het voorterrein weggeruimd. Dat
men hiermede niet is voortgegaan was een
voudig het gevolg van de inmiddels ver
anderde omstandigheden, waardoor het
gevaar van oorlog voor ons land niet meer
zoo onmiddellijk dreigend scheen.
Inkwartieringen vordering.
Het bedrag van 20 cent voor huisvesting
van een militair beneden den rang van
officier is niet te laag.
K 1 e e d i n g. De minister meende, dat
het van algemeene bekendheid was, dat
de invoering van de grijze uniformkleeding
geen andere bedoeling had dan daaraan
de meest doelmatige „veld"-kleur te geven..
Of het vvenschelijk is alsnog verandering
te brengen in de kleur der uitmonstering
bij sommige korpsen, zal nader worden
overwogen.
Tot het dragen van beenwindsels werd
bereids vergunning gegeven.
De blauwe kleeding kan niet grijs wor
den geverfd. Zij kan wel ten naastebij tot
die tint worden ontkleurd; doch vroegere
proeven in dien zin hebben bewezen, dat
de klceding door die bewerking ernstig
lijdt. Thans zou de bewerking bovendien
onuitvoerbaar zijn, omdat de man zijn
bovenkleeding niet kan missen.
Aan de lichting 1915 is, evenals aan allt
andere lichtingen, gedragen, maar natuur
lijk grondig gereinigd, ondergoed verstrekt
Evenmin als vroeger zijn hiervan thanr
ernstige bezwaren ondervonden. Toch za?
het voor deze lichting slechts in zeer ge
ringe mate het geval zijn geweest, omdat
de voorraad in de kleedingkamers wel zoo
goed als geheel door de, gemobiliseerde
lichtingen in gebruik zal zijn genomen.
Gebruik van onderwijsin
richtingen voor militaire
doeleinden. Het gebruik van scho
len voor militaire doeleinden is gaandeweg
reeds belangrijk beperkt; een onderzoek is
gaande in alle plaatsen, waar militairen
gelegerd zijn, om na te gaan, hoever men
thans in deze richting gevorderd is. Dit
onderzoek, waarbij vele militaire autoritei
ten gemoeid zijn, is nog niet afgeloopen-
Er zal worden gedaan wat mogelijk is om
aan ondervonden bezwaren tegemoet t*
komen.
Verloven en avondpermis
sie. Een extra verlofdag voor buitenge
wone omstandigheden wordt in het alge
meen niet afgetrokken van de normaal to?
komende verlofdagen. Alleen wanneer ec
een bepaalde reden bestaat dit wel te doen,
wordt zulks bij het verleenen van hai.
extra verlof bepaald.
Volgens het Reglement van Krijgstucht
kan de straf van kwartierarrest aan sol
daten worden opgelegd ten hoogste gedu
rende een maand. Commandanten, die van
2 wej^en tot 30 dagen kwartierarrest op
leggen, overschrijden dus hun bevoegd
heid niet, indien zoodanige straf wordt op
gelegd.
Landweermannen, leden van den ge
meenteraad, kunnen raadszittingen alleeQ
dan bijwonen, wanneer deze plaats vin
den tijdens hun normale verloven of wel in
hun dienstvrije uren, indien hun militair?
standplaats binnen hun gemeente is gele
gen.
Dienst op Zondagen. Dc
dienst op Zondagen is reeds tot het onver
mijdelijke teruggebracht. Gelegenheid tot
het bijwonen van godsdienstoefeningen
wordt zooveel mogelijk gegeven aan een
ieder, die niet bepaaldelijk door noodza
kelijke diensten verhinderd is. Van staken
van den dienst op Zondagen of stop zetten
in de ochtenduren kan geen sprake zijn-
Niet alleen moeten eenige onmisbare in
wendige en garnizoensdiensten ook op
Zondag doorgaan, maar het is toch wel
duidelijk dat de bewaking van onze gren
zen tegen overschrijding van langs onze
geheele oost- en zuidgrens gelegerde
vreemde militairen, tot handhaving onzer
onzijdigheid en verzekering van de veilig
heid van den Staat, geen oogenblik mag
onderbroken worden. Evenmin mag wor
den nagelaten de dienst tot bestrijding van
den smokkelhandel, noch de bewakings-
en uitkijkdienst langs de kusten, noch de
bewakingsdienst bij sommige belangrijke
punten, in interneeringsdepots en meer
andere.
Vergoedingen aan gezin
nen. In afwijking van hetgeen veelal el
ders geschiedt, komt in ons land de kost
winnersvergoeding tot haar volle bedrag
ten laste van het Rijk. Deze regeling sluit
FEUILLETON.
DE DUIKER.
43)
Sedert bijna zestig uren hadden noch
hij noch zijn officieren de brug verlaten.
„De dag ging voorbij zonder eenige ver
andering in de richting van het schip te
brengen.
„Het vaartuig had den wind achter zich
en stevende recht naar iiet oosten, en of
schoon deze weg de eenige was, die der
bemanning redding kon brengen, bedreig
den haar toch nog vele gevaren. Men
had sedert twee dagen geen enkele waar
neming kunnen doen, en niemand aan
boord wist met juistheid te zeggen, waar
bet schip was. Men kon slechts gissingen
maken.
„Men zou op Sicilië of Sardinië terecht
kunnen komen of bij toeval tusschen deze
twee eilanden doorvaren.
„Het was een vraag, die over leven of
dood handelde en God alleen kon haar
oplossen.
„Tegen den avond nam de wind, die
steeds uit het weeten bleef waaien, in
kracht af.
„Indien er niets buitengewoons zou ge
schieden, was hot behoud nog mogelijk.
„Robert had George bevolen, hem niet
te verlaten, en tegen negen uur in den
avond waren vader en zoon op de voor-
Plecht tezamen.
„De daar bevelvoerenden officier had
hen
geroepen om hem te helpen. De nacht
was zeer duister, en niettegenstaande
dr do grootste oplettendheid aan den
dag legde, was het moeilijk iets te onder
scheiden.
„Eensklaps omklemde George, wiens
oogen beter waren dan die zijns vaders,
Roberts arm terwijl hij riep
„Klippenl.... Ik zae daar voor ons klip
pen 1"
„In de duisternis, die hen omringde,
meende Robert een soort witten band te
onderscheiden; en hij wendde zich om, om
den officier van de wacht te roepen; maar
hij had er den tijd niet toe.
„De „Avenger" kreeg een vreeseiijken
schok. Het schip lag op zijde, en de ach
tersteven zat geheel onder water.
„Robert had George gegrepen. Zij hiel
den zich aan de touwen vast.
„Zoodra zij weder eenigszins tot bezin
ning waren gekomen zag Robert rond
zich en bemerkte de rots, waartegen de
„Avenger" gestooten was.
„Bij eiken nieuwen golfslag dreunde
het schip gelijk de boom onder de bijl van
den houthakker, maar het hield zich goed.
Robert begreep, dat zij nog zoo kwaad niet
terechtgekomen waren, en dat het schip
daar zou blijven vastzitten, totdat het dag
was geworden. Dan zou men verder kun
nen zien. Hij hoopte op behoud.
„Lang waren zij, de uren van dien vree-
selijken nacht, en toen de zoolang verbeide
dag eindelijk aanbrak, spreidde een sira-
lenlooze zon een mat licht over het be
droevend tooneeL
„Alleen de voorsteven van het fregat
was nog zichtbaar.
„De overlevenden van een bemanning,
uit veertig personen bestaande, waren
tien of twaalf in aantal.
„De wind was tot bedaren gekomen;
maar nog immer was de zee onstuimig.
„De ongelukkige schipbreukelingen, die
elkander omklemden, spraken niet en za
gen elkander nauwelijks aan.
„Wanneer een hunner verdween, gegre
pen door de krachtige golven, ontsnapte
er niet eens een kreet van ontsteltenis
«aan hen, die nog overbleven.
„Nog slechts bij instinct dachten zij aan
zelfbehoud. Er was in hen geen mensche-
Jijk gevoel meer.
„Alleen Robert dacht er nog aan zijn
zoon te redden. Zijn liefde voor George gaf
hem den moed een bijna onmogelijke po
ging tot redding te wagen. Hij onderzocht
met den blik de rotsen, waarop zij ge
strand waren. De meesten der rotsen wa
ren geheel onder water, slechts hier en
daar verhief zich een punt.
„De „Avenger" was gestuit tegen het
meest uitstekend gedeelte, dat een voorge
bergte vormde.
De rotsen zetten zich onder water voort
en hierdoor verklaarde Robert zich den
toestand van den „Avenger". De voorste
ven had zich door den schok naar boven
gericht gelijk een steigerend paard en de
achtersteven was op die wijze naar bene
den gedrukt
„De boeg was slechts eenige voeten van
de rotsen verwijderd. Indien de schipbreu
kelingen daarlangs de rotsen konden be
reiken waren zij buiten het bereik der zee.
„Het was overigens de eenige weg om
aan een anders zekeren dood te ontsnap
pen, en Robert aarzelde niet een poging
te wagen.
„Binnen eenige seconden had hij de rot
sen bereikt maar de schuine wanden er
van waren moeilijk te bestijgen en Robert
liep gevaar door de golven tegen de rot
sen verpletterd te worden.
„Maar hij was een goed zwemmer en
had eindelijk een goede plaats gevonden.
Nu kon hij naar boven klimmen.
„Van boven kon hij op het fregat neer
zien.
„Er waren nog zeven schipbreukelingen
op; de anderen waren beurtelings door do
zee verzwolgen.
„Hij bevestigde aan een rotspunt een
touw, waarvan het andere einde aan den
boeg was bevestigd en hij had het geluk
te zien, dat George zich het eerst langs
dien weg waagde en de rotsen bereikte.
Robert ontving hem daar in de armem
en beiden vielen tegelijkertijd op de knieën
om God te danken alsof zij reeds gered
waren.
„En toch hadden zij om zoo te zeggen
slechts een kleine wijziging gebracht in
de wijze van sterven, en het wreedste
wachtte hen op die rots te midden van
de zee.
„Van de zeven personen, die aan boord
waren, beproefden er slechts vier den ge
vaarlijken overtocht
„De anderen hadden er de kracht niet
toe, en moesten door de zee verzwolgen
worden.
„Een half uur na hun gelukkige poging
hadden Robert en George op den rots drie
schipbreukelingen ontvangen. Den vierde
hadden onderweg de krachten begeven, en
deze was in zee gevallen.
„Daar waren dus op dien rots vijf on
gelukkiger bijeen.
„De lucht was opgehelderd. Robert
doorvorschte den horizont: geen land was
te zien.
„Robert meende, dat de „Avenger" had
gestooten tegen de rotsen, die door de
Italiaansche zeelieden de SonelLes (de zus
ters) genoemd worden.
„Indien zijn gissingen juist waren, zou
den zij zich op twintig mijlen afstand van
Sardinië e.n buiten den weg der vaartui
gen bevinden.
„In het vooruitzicht hadden de schip
breukelingen dus den dood, den vreeselij-
ken hongerdood. Zij zouden omkomen van
honger, dorst en koude.
„Een der drie ongelukkige®, die het lot
van Robert en George deelden, was een
jonge officier, die naar Malta ging om
zich bij zijn regiment te voegen, en nau
welijks twintig jaar oud scheen.
„De twee anderen waren Iersche ma
trozen.
„Zij hadden het leven te danken aan
het geluk, dat zij toevallig beiden op he*
voordek waren op het oogenblik van de
schipbreuk, zooals Robert en George.
„Gelijk dezen zagen zij met angst den
nacht naderen, den vreeselijken nacht,
welken men moest doorbrengen zonder
uitzicht op hulp. Zij spraken niet, zij
zuchten niet; zij wachten met de kalmte
der moedeloozen.
„Tegen den avond begon de jonge offi
cier te klagen.
„Hij werd ijlende en riep zijn moeder.
„Dan begon hij te beven; zijn oogen
sloten zich.
„Een laatste beweging deed hem fn zee
rollen.
„Niet een der schipbreukelingen werd
er door aangedaan; niemand bewoog zich
om den ongelukkige te redden.
(Wordt vervolgd.^