Tweede Blad. BINNENLAND. je jaargang. No. 1636 e fotidócbzOourtmÊ Zaterdag 27 Februari I9I5. Brief uit Zoetermeer. I. Een brief uit Zoetermeer? Wat zal die ons kunnen berichten? Zoo denken waar schijnlijk veel lezers van De Leidsche Courant. Maar wilt dan even geduld heb ben, of slaat hem over. Aanleiding tot de zen'brief is de groote propaganda welke deze week hier is begonnen voor dit Blad. De Directie en de Redactie hebben niet al leen hare medewerking beloofd, maar ook gegeven op echt groote wijze. Ook uit deze gemeenten moeten onder de katholieken de neutrale bladen verdwijnen, en dat kan niet anders of een goed en actueel katho liek blad moet worden bekend gemaakt en verspreid. Immers het Katholieke blad moet het neutrale doen verdwijnen. Door dc ijverige medewerking van de Directie en Redactie, onder aansporing en mede werking van onze Geestelijkheid zullen wij het winnen. Ik sprak van: onze gemeenten, in het meervoud; want de R. K. Parochie bestaat uit twee gemeenten, n. m. Zoetermeer en Zegwaard. De scheiding is midden in het dorp. Zoo is de eene helft van het dorp Zoetermeer en de andere helft Zegwaard. Die in Zoetermeer woont heeft tot nu toe nog dit voordeeltje, dat hij geen gemeente lijke belasting behoeft te betalen, in Zeg waard wel. Dus lezer, als ge er warmpjes bijzit wees dan zoo verstandig en kom spoedig in Zegwaard wonen. Rondom het dorp liggen de landerijen, veeteelt en bouwbedrijf geven werk aan vele handen. Enkele boerderijen hebben een schitterende versiering gekregen, ge heel gratis, n.m. een groot lomp bord met de aangename aankondiging: Mond- en Klauwzeer. Wie nu eens gezellig of ongezellig ruzie wil maken, hij moet zich eens begeven in een gezelschap boeren en het beste genees middel aanraden dat hij kent, het helpt ze ker en afdoende, de beesten krijgen het nooit meer, laat ze afmaken. Maar dan geef ik hem deze raad: maak dat je w< kom, anders kon dat afmaken wel eens leelijk afloopen. Afmaken, een leelijk woord, daarom Re dactie wacht nog even er mede om mij af te maken, want we krijgen nu juist zulk mooi weer, en ik beloof u dat mijn brief niet te lang zal worden, want ik maak hem ook af. Ik wilde nog wat vertellen van, schrik niet, katholieke beeldstormers uit 1914, maar dat is voor een volgende keer. J. Uit de Pers. Hot bioscoopgevaar. Nu ook in Leiden spoedig een bioscoop verordening in werking zal treden is het wel interessant een en ander omtrent de werkwijze van zulk een Commissie te le zen in een artikeltje, dat de heer S. de Jong Ezn., Voorzitter der Bioscoop-com missie, in de Standaard" plaatste. Wij nemen er dit uit over: Met algeheele instemming las onderge- teekende in de Standaard van Zaterdag 30 Januari j.l. in het Tweede Blad een door u uit de Telegraaf overgenomeu stukje onder den titel .Bioscoop-gevaar." Inderdaad zoo is het, als er niets van Overheidswege aan gedaan wordt om het kwaad te stuiten. Veroorloof mij echter een kleine kant- teekening op uw onderschrift: „We zullen er maar niet meer van vertellen. Zoo wor den nu de kinderen van ons volk „opge voed"; en er wordt geen hand uitgestoken om dat verschrikkelijke kwaad te keeren." Wat Rotterdam bestreft is deze conclu sie niet in overeenstemming met de wer kelijkheid. We hebben hier in Rotterdam een bioscoop-verordening (ook in meerde re plaatsen van ons land zijn er, ik noem Utrecht, Leiden, waar ze D.V. 1 Mei in werking treedt, die zeer gunstig werkt. Ik kan dit van zeer nabij beoordeelen. De bioscoop-commissie tracht zooveel moge lijk het kwaad te stuiten, waarvan in het ingezondene in de Telegraaf melding wordt gemaakt, en waarop u attendeert. Toen de door B. en W. benoemde com missie hare taak aanvaardde, zag ze zich voor groote moeilijkheden geplaatst in verband met de keuring. Uitvoerig heeft onderg. daarover eenige artikelen ge schreven in den vorigen jaargang van de School met den Bijbel. De commissie nam voorloopig als maat staf aan een drietal punten, waarop films onvoorwaardelijk zouden worden af gekeurd. Dit aantal is in de praktijk nu reeds tot een achttal geklommen, en is voor toeneming vatbaar, omdat de filmfa brikanten vindingrijk zijn in de voorstel lingen. Onderg. wil hier een achttal pun ten even releveeren, die de commissie van keuring zich nu als norm gesteld heeft. Ze keurt af films: a. Uit sexueel (moreel) oogpunt; b. waarin spel (spot) gedreven wordt met het huwelijk; echtbreuk; c. gauwdieverij dit tot misdaad leiden kan; d. kwajongensstreken, die gelukken, en waarop dan nog dikwijls een belooning volgt, waarin het kwaad gekroond wordt; e. die sensationeel de zenuwen te veel spannen en prikkelen; f. die de godsdienstige begrippen van andersdenkenden zouden kwetsen; g. die bekend maken met de techniek van het misdrijf; en h. moord en doodslag en .zelfmoord op verschillende wijzen gepleegd. Uit deze opsomming blijkt u, dat de bo ven aangehaalde zinsnede niet in al haar omvang op Rotterdam van toepassing is. Sedert September 1913, dus nu ongeveer anderhalf jaar, is de commissie in actie. In dien tijd heeft ze pi.m. 450 films ge heel afgekeurd, die dus niet onder de oogen van de jeugd beneden de 16 jaar zijn geweest, voorts heeft ze in plm. 220 films een of meerdere coupures aange bracht. Ik weet het, we zijn nog lang niet, waar we wezen moeten op dat gebied, maar het goede begin is er, dat mag niet ontkend. Het wekelijks keuren der films is een reuzenarbeid, doch de commissie werkr met ambitie op dit terrein, jmdat ze over tuigd is, dat ze tot een zegen, trt een greoten zegen kan zijn vo-u het opkomend geslacht. Het resultaat van haar arbeid, kan uit,den aard der zaak niet in cijfers worden omgezet. De vrijheid van handel. Wij lezen in de „N. Tilb. Crt": De onrust en de ontevredenheid over de ongehoorde prijsstijging der eerste en allernoodzakelijkste levensbehoeften in ons land beginnen zich overal in de pers te uiten evenals men tienmaal per dag, wanneer men tienmaal andere mensclien ontmoet, klachten over de dure tijden vernemen kan. Het is inderdaad -erg en middenstand en arbeider moeten zich veel ontzeggen om niet te spieken van ontbering en ge brek. En dat verschillende goederen van dagelijksclie behoefte in ons land duurder zijn dan in oorlogvoerenden landen, dan in Duitschland en zelfs België, dat is een forsclie aanklacht tegen het regeeringsbe- leid, dat te licht is bevonden voor de eco nomische maatregelen, diie ter wille van het algemeen belang moesten getroffen worden. Wanneer men weet, dat voor een deel de duurte onzer levensmiddelen te wijten is aan den onzinnigen uitvoer en voor een ander deel aan eenvoudige woekerspecu- latie van grootkapitalisten, die de waren vasthielden en de prijzen de lucht in joe- inderdaad had kunnen ingrijpen, wanneer gen, dan staat het regeerlngsbeleid, dat het meer naar de belangen der duizenden burgers en arbeiders had gezien dan naar de betrekkelijk weinigen die nu net hun uitvoer of woekerhandel rijk en rijker zijn geworden, maar armzalig te kijken. Hoe groot de lof dan ook zij, die men algemeen de liberale pers over dit ministerie na zingt.... omdat wij nog geen oorlog heb ben. Wij voor ons kunnen in het optreden der regeering ten aanzien van het econo misch beheer niets anders zien dan een voorbeeld van zuiver liberalisme. Het is elders reeds gezegd: laissez faire, laat al les maar gaan, dan gaat het nog het best. Het best, ja, voor de grooten en rijken. Wat bij het nadenken over hetgeen wi] in deze tijden in de handelswereld te aan schouwen krijgen, ons bijzonder treft, dat is de ongegeneerde toepassing van bet be ginsel, dat men in den handel om getd en goud re maken juist mag doen wat men wil. Hebt ge bijvoorbeeld voor enkele mil- lioenen graan uf rijst in uw pakhuizen al gaat de bevolking van uw land gebrek lijden en al moet zij het bloed onder de nagels uitkrabben om het geld te vinden voor het dure onderhoud, ge laat uw bezit niet los vóórdat de woekerwinst u groot genoeg toeschijnt. Het geld der nooddruf- tigen riekt niet en al zou het rieken, geld is geld en goud is goud. In het algemeen verheft niemand zich daartegen en, wat meer zegt, de christe nen die toch andere beginselen hebben, verzuimen de toepassing dier beginselen aan de wereld voor te houden. Het Aziatisch wonderland. De „Standaard"' driestart Japan blijft het Aziatisch wonderland. De beste kenners van Japan aarzelen niet te getuigen, dat het in psychischen aanleg met de uitnemendste volleen van Europa en Amerika wedijvert. Het Mon- goolsche type is er veel krachtiger ont wikkeld dan in de beste streken van China. En in de laatste .zestig jaren heeft Japan, in letterlijken zin, een Cultuur* sprong vooruit gemaakt, waarvan in snel heid van actie de historie geen tweede voorbeeld weet aan te geven. Het Chinee- sche volk is fijner, is teederder, is zoo meji wil voor rijker en edeler ontplooiing vat baar, maar in staatkundig en militair opzicht gaat Japan alle volken van Azië, except enkele groepen in Voor-Indië, verre te boven. Sterk breidt 't zich dan ook uit. Formo sa en Korea en het Zuiddeel van Mand- sjoerije maakte het tot deelen van zijn Staatsmacht. Rusland ervoer den druk van Japan's leger. Nu weer Duitschland in Kiautchau. En thans schijnt Japan nog verder te willen gaan, en zelfs het onme telijk groote Chineesche Rijk aan te durven. Dit spreekt stout. Een land met alles te zaam 60 70 millioen inwoners, dat een Rijk van over de 300 millioen te lijf gaat, en, sterker nog. een Rijk dat tot dit krachtsbetoon zich in een halve eeuw wist op te werken, blijft eenig in de wereldge schiedenis. Wie hiervan hoort, voelt terstond, dat Japan nog zijn laatste woord niet gespro ken heeft, en denkt behalve aan China vanzelf ook aan de Philippijnen en aan onze Oost. De eischen thans door Japan aan China gesteld, verdienen daarom ook onzerzijds ten zeerste de aandacht. Sa&m genomen toch zijn deze eischen niets minder dan een gevaarlijke aan randing van China's integriteit niet alleen, maar ook van zijn Souvereiniteit. Het is China kopje onder, en Japan met de hane- kuif voorop. Dat Japan dezen durf nu juist gewaagd heeft, is te begrijpen. Niemand uit Europa kan op dit oogen- blik China te hulp komen, of 't ook maar voor China opnemen. China is op dit oogenblik geheel aan zichzelf overgelaten. En in deze donkere periode moet China thans geknauwd worden. In hoever het waar is, dat Rusland, Engeland en Frankrijk deze poging van Japan hebben goedgekeurd, zij in 't mid den gelaten. Voor Europa's verzet behoeft de Mikado althans niet bang te zijn. Het zal nu blijken moeten of Yoean Sh-i Khai de kerel is waarvoor hij zich uitgeeft. In elk geval is in Japan de vredespartij niet sterk met het protectoraatsplan inge nomen. Ook hier liggen mysteriën, wier ont sluiering voorshands een raadsel blijft. Nederland en de Oorlog. Buitengewoon crediet. Aan de Memorie van Antwoord van de ministers van Oorlog en van Financiën is nog het volgende ontleend: Kritiek op het beleid. .Het ligt voor de hand, dat gedurende den tij waarin het leger gemobiliseerd is, gemak kelijk tal van punten zijn te vinden, waar omtrent meer of minder gegronde aanmer kingen zijn te maken. De minister van Oorlog zal ook de laatste zija om niet te erl ennen, dat in vele geva'len anders en beier gehandeld had kunnen of zelfs moe ten worden. Maar daarover in de gegeven omstandigheden in den breede te spreken en te schrijven legt beslag op tijd en werkkracht, die thans voor andere zaken niet dan met groot nadeel gemist kunnen worden. Overzicht der kosten. Vrees, dat door het ontbreken van de noodige gegevens bij het departement van Oorlog het niet mogelijk zal zijn om het besteden van de toegestane gelden behoorlijk controleeren, behoeft geenszins te bestaan. Het instellen van die contróle toch wordt wel door den buitengewonen aard en omvang der gedane uitgaven in belang rijke mate vertraagd en zeer zeker ook be moeilijkt tengevolge van de ongunstige omstandigheden, waaronder de uitgaven zijn gedaan, doch zij is daardoor in geen enkel opzicht onmogelijk geworden. Optreden van de militaire autoriteiten. De minister zet uiteen, dat van een bevel, laat staan van dwang tot dadelijke, overhaaste ontruiming van de houten villa's te Naarden geen sprake is geweest. Wanneer de bewoners, die dit wel hebben gedaan, zich de moeite hadden gegeven zich des morgens van den 6den Augustus tot den burgemeester te wenden, dan wel tot den militairen commandant met de vraag of zij op staanden voet hun woning moesten ontruimen, dan zou hun waarschijnlijk een geruststellend ant woord zijn gegeven. Inderdaad zijn eenige houten gebou wen in het voorterrein weggeruimd. Dat men hiermede niet is voortgegaan was een voudig het gevolg van de inmiddels ver anderde omstandigheden, waardoor het gevaar van oorlog voor ons land niet meer zoo onmiddellijk dreigend scheen. Inkwartieringen vordering. Het bedrag van 20 cent voor huisvesting van een militair beneden den rang van officier is niet te laag. K 1 e e d i n g. De minister meende, dat het van algemeene bekendheid was, dat de invoering van de grijze uniformkleeding geen andere bedoeling had dan daaraan de meest doelmatige „veld"-kleur te geven.. Of het vvenschelijk is alsnog verandering te brengen in de kleur der uitmonstering bij sommige korpsen, zal nader worden overwogen. Tot het dragen van beenwindsels werd bereids vergunning gegeven. De blauwe kleeding kan niet grijs wor den geverfd. Zij kan wel ten naastebij tot die tint worden ontkleurd; doch vroegere proeven in dien zin hebben bewezen, dat de klceding door die bewerking ernstig lijdt. Thans zou de bewerking bovendien onuitvoerbaar zijn, omdat de man zijn bovenkleeding niet kan missen. Aan de lichting 1915 is, evenals aan allt andere lichtingen, gedragen, maar natuur lijk grondig gereinigd, ondergoed verstrekt Evenmin als vroeger zijn hiervan thanr ernstige bezwaren ondervonden. Toch za? het voor deze lichting slechts in zeer ge ringe mate het geval zijn geweest, omdat de voorraad in de kleedingkamers wel zoo goed als geheel door de, gemobiliseerde lichtingen in gebruik zal zijn genomen. Gebruik van onderwijsin richtingen voor militaire doeleinden. Het gebruik van scho len voor militaire doeleinden is gaandeweg reeds belangrijk beperkt; een onderzoek is gaande in alle plaatsen, waar militairen gelegerd zijn, om na te gaan, hoever men thans in deze richting gevorderd is. Dit onderzoek, waarbij vele militaire autoritei ten gemoeid zijn, is nog niet afgeloopen- Er zal worden gedaan wat mogelijk is om aan ondervonden bezwaren tegemoet t* komen. Verloven en avondpermis sie. Een extra verlofdag voor buitenge wone omstandigheden wordt in het alge meen niet afgetrokken van de normaal to? komende verlofdagen. Alleen wanneer ec een bepaalde reden bestaat dit wel te doen, wordt zulks bij het verleenen van hai. extra verlof bepaald. Volgens het Reglement van Krijgstucht kan de straf van kwartierarrest aan sol daten worden opgelegd ten hoogste gedu rende een maand. Commandanten, die van 2 wej^en tot 30 dagen kwartierarrest op leggen, overschrijden dus hun bevoegd heid niet, indien zoodanige straf wordt op gelegd. Landweermannen, leden van den ge meenteraad, kunnen raadszittingen alleeQ dan bijwonen, wanneer deze plaats vin den tijdens hun normale verloven of wel in hun dienstvrije uren, indien hun militair? standplaats binnen hun gemeente is gele gen. Dienst op Zondagen. Dc dienst op Zondagen is reeds tot het onver mijdelijke teruggebracht. Gelegenheid tot het bijwonen van godsdienstoefeningen wordt zooveel mogelijk gegeven aan een ieder, die niet bepaaldelijk door noodza kelijke diensten verhinderd is. Van staken van den dienst op Zondagen of stop zetten in de ochtenduren kan geen sprake zijn- Niet alleen moeten eenige onmisbare in wendige en garnizoensdiensten ook op Zondag doorgaan, maar het is toch wel duidelijk dat de bewaking van onze gren zen tegen overschrijding van langs onze geheele oost- en zuidgrens gelegerde vreemde militairen, tot handhaving onzer onzijdigheid en verzekering van de veilig heid van den Staat, geen oogenblik mag onderbroken worden. Evenmin mag wor den nagelaten de dienst tot bestrijding van den smokkelhandel, noch de bewakings- en uitkijkdienst langs de kusten, noch de bewakingsdienst bij sommige belangrijke punten, in interneeringsdepots en meer andere. Vergoedingen aan gezin nen. In afwijking van hetgeen veelal el ders geschiedt, komt in ons land de kost winnersvergoeding tot haar volle bedrag ten laste van het Rijk. Deze regeling sluit FEUILLETON. DE DUIKER. 43) Sedert bijna zestig uren hadden noch hij noch zijn officieren de brug verlaten. „De dag ging voorbij zonder eenige ver andering in de richting van het schip te brengen. „Het vaartuig had den wind achter zich en stevende recht naar iiet oosten, en of schoon deze weg de eenige was, die der bemanning redding kon brengen, bedreig den haar toch nog vele gevaren. Men had sedert twee dagen geen enkele waar neming kunnen doen, en niemand aan boord wist met juistheid te zeggen, waar bet schip was. Men kon slechts gissingen maken. „Men zou op Sicilië of Sardinië terecht kunnen komen of bij toeval tusschen deze twee eilanden doorvaren. „Het was een vraag, die over leven of dood handelde en God alleen kon haar oplossen. „Tegen den avond nam de wind, die steeds uit het weeten bleef waaien, in kracht af. „Indien er niets buitengewoons zou ge schieden, was hot behoud nog mogelijk. „Robert had George bevolen, hem niet te verlaten, en tegen negen uur in den avond waren vader en zoon op de voor- Plecht tezamen. „De daar bevelvoerenden officier had hen geroepen om hem te helpen. De nacht was zeer duister, en niettegenstaande dr do grootste oplettendheid aan den dag legde, was het moeilijk iets te onder scheiden. „Eensklaps omklemde George, wiens oogen beter waren dan die zijns vaders, Roberts arm terwijl hij riep „Klippenl.... Ik zae daar voor ons klip pen 1" „In de duisternis, die hen omringde, meende Robert een soort witten band te onderscheiden; en hij wendde zich om, om den officier van de wacht te roepen; maar hij had er den tijd niet toe. „De „Avenger" kreeg een vreeseiijken schok. Het schip lag op zijde, en de ach tersteven zat geheel onder water. „Robert had George gegrepen. Zij hiel den zich aan de touwen vast. „Zoodra zij weder eenigszins tot bezin ning waren gekomen zag Robert rond zich en bemerkte de rots, waartegen de „Avenger" gestooten was. „Bij eiken nieuwen golfslag dreunde het schip gelijk de boom onder de bijl van den houthakker, maar het hield zich goed. Robert begreep, dat zij nog zoo kwaad niet terechtgekomen waren, en dat het schip daar zou blijven vastzitten, totdat het dag was geworden. Dan zou men verder kun nen zien. Hij hoopte op behoud. „Lang waren zij, de uren van dien vree- selijken nacht, en toen de zoolang verbeide dag eindelijk aanbrak, spreidde een sira- lenlooze zon een mat licht over het be droevend tooneeL „Alleen de voorsteven van het fregat was nog zichtbaar. „De overlevenden van een bemanning, uit veertig personen bestaande, waren tien of twaalf in aantal. „De wind was tot bedaren gekomen; maar nog immer was de zee onstuimig. „De ongelukkige schipbreukelingen, die elkander omklemden, spraken niet en za gen elkander nauwelijks aan. „Wanneer een hunner verdween, gegre pen door de krachtige golven, ontsnapte er niet eens een kreet van ontsteltenis «aan hen, die nog overbleven. „Nog slechts bij instinct dachten zij aan zelfbehoud. Er was in hen geen mensche- Jijk gevoel meer. „Alleen Robert dacht er nog aan zijn zoon te redden. Zijn liefde voor George gaf hem den moed een bijna onmogelijke po ging tot redding te wagen. Hij onderzocht met den blik de rotsen, waarop zij ge strand waren. De meesten der rotsen wa ren geheel onder water, slechts hier en daar verhief zich een punt. „De „Avenger" was gestuit tegen het meest uitstekend gedeelte, dat een voorge bergte vormde. De rotsen zetten zich onder water voort en hierdoor verklaarde Robert zich den toestand van den „Avenger". De voorste ven had zich door den schok naar boven gericht gelijk een steigerend paard en de achtersteven was op die wijze naar bene den gedrukt „De boeg was slechts eenige voeten van de rotsen verwijderd. Indien de schipbreu kelingen daarlangs de rotsen konden be reiken waren zij buiten het bereik der zee. „Het was overigens de eenige weg om aan een anders zekeren dood te ontsnap pen, en Robert aarzelde niet een poging te wagen. „Binnen eenige seconden had hij de rot sen bereikt maar de schuine wanden er van waren moeilijk te bestijgen en Robert liep gevaar door de golven tegen de rot sen verpletterd te worden. „Maar hij was een goed zwemmer en had eindelijk een goede plaats gevonden. Nu kon hij naar boven klimmen. „Van boven kon hij op het fregat neer zien. „Er waren nog zeven schipbreukelingen op; de anderen waren beurtelings door do zee verzwolgen. „Hij bevestigde aan een rotspunt een touw, waarvan het andere einde aan den boeg was bevestigd en hij had het geluk te zien, dat George zich het eerst langs dien weg waagde en de rotsen bereikte. Robert ontving hem daar in de armem en beiden vielen tegelijkertijd op de knieën om God te danken alsof zij reeds gered waren. „En toch hadden zij om zoo te zeggen slechts een kleine wijziging gebracht in de wijze van sterven, en het wreedste wachtte hen op die rots te midden van de zee. „Van de zeven personen, die aan boord waren, beproefden er slechts vier den ge vaarlijken overtocht „De anderen hadden er de kracht niet toe, en moesten door de zee verzwolgen worden. „Een half uur na hun gelukkige poging hadden Robert en George op den rots drie schipbreukelingen ontvangen. Den vierde hadden onderweg de krachten begeven, en deze was in zee gevallen. „Daar waren dus op dien rots vijf on gelukkiger bijeen. „De lucht was opgehelderd. Robert doorvorschte den horizont: geen land was te zien. „Robert meende, dat de „Avenger" had gestooten tegen de rotsen, die door de Italiaansche zeelieden de SonelLes (de zus ters) genoemd worden. „Indien zijn gissingen juist waren, zou den zij zich op twintig mijlen afstand van Sardinië e.n buiten den weg der vaartui gen bevinden. „In het vooruitzicht hadden de schip breukelingen dus den dood, den vreeselij- ken hongerdood. Zij zouden omkomen van honger, dorst en koude. „Een der drie ongelukkige®, die het lot van Robert en George deelden, was een jonge officier, die naar Malta ging om zich bij zijn regiment te voegen, en nau welijks twintig jaar oud scheen. „De twee anderen waren Iersche ma trozen. „Zij hadden het leven te danken aan het geluk, dat zij toevallig beiden op he* voordek waren op het oogenblik van de schipbreuk, zooals Robert en George. „Gelijk dezen zagen zij met angst den nacht naderen, den vreeselijken nacht, welken men moest doorbrengen zonder uitzicht op hulp. Zij spraken niet, zij zuchten niet; zij wachten met de kalmte der moedeloozen. „Tegen den avond begon de jonge offi cier te klagen. „Hij werd ijlende en riep zijn moeder. „Dan begon hij te beven; zijn oogen sloten zich. „Een laatste beweging deed hem fn zee rollen. „Niet een der schipbreukelingen werd er door aangedaan; niemand bewoog zich om den ongelukkige te redden. (Wordt vervolgd.^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1