Uit Stad en Omgeving.
De Nederlandsche pro-
•V© s t ii o t a's.
De minus ter van B ui ten Ian dsche Zaken
hoeft thans aan de Staten-Generaal over
gelegd den tekst der voornaamste stukken
betreflende de vaart in de Noordzee en het
Kanaal in verband met den oorlogstoe
stand.
Op de Tbekendmakang van deal Duitsdien
marinestaf van 2 Februari, den lien Fe
bruari door den Duitschen gezant in Den
Haag aan den minister van Buitenland-
sche Zaken meegedeeld, antwoordde deze
by nota van den 5en Februari, dat volgens
het oordeel der Nederlandsche regeering
op eeaa oorlogvoerende mogendheid de
stellige plicht rust te vermijden, dat ver
gissingen van den in de mededeelingen
van den Duitschein marinestaf bedoelden
aaa-d door hare strijdkrachten worden be
gaan, ein dat ingeval een Nederlandse!)
schip van zoodanige vergissing het slacht
offer mocht worden, de Nederlandsche
regeering zich moest voorbehouden al hare
rechten te doen gelden, met name dèi tot
liet vorderen van een volledige schadever
goeding wegens.het mogelijk verlies van
menschenlevens en eigendommen.
Den 4en Februari zond onze gezant te
Berlijn aan den minister een door hem op
dien datum van het ministerie van'Buiten-
landsche Zaken aldaar ontvangen nota-
verbale, ten geleide strekkende aan een
bekendmaking van den Duitschen marine
staf en aan een memorie der Duitsche re
geering, .een en ander nopens tegen de
Britsche handelanarine gerichte nieuwe
Duitsche oorlogsmaatregelen.
Ingevolge de opdracht van den minister
deed de Nederlandsche gezant te Rfrlijn
den 13en Februari aan de Duitsche regee
ring toekomen een memorie der Neder
landsche regeering d.d. 12 Februari.
Hierbij werden in de eerste plaats de aan
de onzijdige mogendheden gerichte verwij
ten, voor zooveel betreft Nederland, terug
gewezen.
Verder bevat de memorie een protest te
gen het feit, dat een groot gedeelte der
Noordzee en het Kanaal tot oorlogsgebied
zijn verklaard. Dit protest is gegrond op
dezelfde overwegingen als dat, hetwelk
onder dngteekendng van 16 November 1914
ter zake van gelijken maatregel tot de
Britsche regeering weid gericht.
Ten slotte werd de Duitsche regeering
er op gewezen, dat, aangezien het een on
afwijsbare plicht is van den oorlogvoeren
de een onderzoek in te stellen naar de na
tionaliteit van een handelsschip alvorens
tot buitmaking of vernietiging daarvan
over te gaan, de Duitsche regeering er
voor verantwoordelijk zou zijn, indien een
Nederlandsch schip het slachtoffer mocht
worden van een bij vergissing gepleegden
aanslag der Duitsche strijdmacht.
Op den 12en Februari ontving de minis
ter ten slotte van den Duitschen gezant
een ,,Aufzeichnung" zijner regeering, waar
in wordt uiteengezet dat de Duitsche on-
clerzeebooten, om redenen van zélfbehoud,
in de door de Duitsche regeering tot oor
logsgebied verklaarde wateren niet zullen
kunnen overgaan tot een onderzoék naai
de nationaliteit van het handelsschip aat
zij ontmoeten, zoodat onder deze omstan
digheden geenerlei waarborg ineer bestaat
voor veiligheid van de onzijdige scheep
vaart. Met het oog hierop w^rdt nog eens
uitdrukkelijk de onzijdige scheepvaart ei
tegen gewaarschuwd, zich in die wateren
te begeven, doch haar aanbevolen, den
dóór den Duitschen marinestaf aangegeven
weg te volgen.
Ten slotte wordt in de stukken behan
deld het varen onder neutrale vlag door
Engelsche handelsschepen.
In verband met de in de memorie der
Duitsche regeering voorkomende mede-
deeling, houdende dat aan «ie Britsche
handelsschepen last zou zijn gegeven om
van een neutrale vlag gebruik te maken,
verzocht de minister den Britschen gezant
om inlichtingen te dezer zake.
Bij schrijven d.d. 7 Februari dee-Tde Six
Alan Johnstone mee, dat tot dusver een
bekendmaking op dit stnk niet was uitge
vaardigd, doch dat het voeren van een
neutrale vlag oen in de practijk bij wijze
van krijgslist gevestigd gebruik was,
slechts onderworpen aan zekere beperkin
gen. Hij vestigde er aandacht op, dat
krachtens de bepalingen der Engelsclie
Merchant Shipping Act" van 1884, vreem
de handelsschepen de Britsche vlag mogen
hijschen, ten einde te ontkomen aan prijs-
making en dat,zijn regeering van «oordeel
was, clat Britsche handelsschepen weder-
keeriig, indien zij in gevaar zijn van te
worden prij sgcmaakt of vernietigd, een
vreemde vlag mogen hijschen, in het bij
zonder in wateren, waar Duitschland voor
nemens is schip en lading en non-oombat-
tante bemanning tot zinken te brengen. Hij
voegde daaraan toe, dat hoewel geen or
ders in dien zin aan Britsche schepen kun
nen, worden gegeven, hun ongetwijfeld zal
worden aangeraden, aldus te handelen.
Bij schrijven d.d. 15 Februari heeft de
minister er de aandacht van den Britschen
gezant op gevestigd, dat het gebruikmaken
van de vreemde vlag van een vreemde
natie, zonder hare toestemming, in ieder
geval een misbruik is, dat des te ernstiger
wordt in oorlogstijd, omdat daardoor dan
de onder hun eigen onzijdige vlag varende
schepen in gevaar komen. De minister
sprak de verwachting uit, dat de Britsche
regeering bare sanctie niet zal hechten
aan een zoodanig, bovendien met de Ne
derlandsche wetgeving strijdig, misbruik,
dat onze handelsschepen aan oorlogsge
vaar zou blootstellen.
Oorlog s-Z ee ongevallen
risico.
Ingediend is thans het aangekondigde
wetsontwerp, houdende bepalingen betref
fende verzekering van schepelingen en
hunno m.jeüaten betrekkingen tegen gel
delijke pe-olgen van ongevailen him op
zee overkomen ten gevolge van of in ver
hand nvt -_>en gebeurtenis, welke een on
middellijk gevolg is va ndc huidegen oor
log f Oo rl n-gze eo ng cv allen wét).
Bepaald wordt, volgens het ontwerp, dat
geen Ne lerlandsch zeevaartuig een Ne
der! au dsche haven mag verlaten, tenzij
ten genoege van den Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel is aange
toond, «dat de leden der bemanning, daar
onder begrepen de schippers, en eventueel
hunne nagelaten betrekkingen voldoende
verzekerd zijn tegen geldelijke gevolgen
van ongevallen, hun ©p zee overtomen ten
gevolge van of in verband met eene ge
beurtenis, welke een onmiddellijk gevolg
is van den. huldigen oorlog.
Hierbij is van de onderstelling uitge
gaan, dat er voldoende gelegenheid zal
bestaan tegen redelijke premiën de noodige
verzekeringen bij particuliere maatschap
pijen te sluiten. Mocht zulks blijken niet
het geval te zijn en mocht het particulier
initiatief blijken te kort te schieten bij
eventueele pogingen om tot een stelsel van
onderlinge verzekering te geraken, dan
zal worden overwogen op welke wijze en
tegen welke premiën de Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel de ver
zekeringen namens den Staat der Neder
landen als verzekeraar zal kunnen afslui
ten.
Aangezien hetgeen hierboven gezegd
werd, van hei vrachibedrijf, niet in vollen
aanvang opgaat voor het visschersbcdrijf,
en evenmin voor het vnachtbedrijf het
welk wordt uitgeoefend met de veelal in
het Noorden des lands thuis béhoorende
kleine vaartuigen, is voorts bepaald, dat
de bemanning van de vaartuigen, welke
tot eene van deze beide categorieën be-
hooren en eventueel hunne nagelaten be
trekkingen moeten verzekerd zijn voor de
helft van de voor andere zeevarenden vast
te stellen bedragen, doch dat het Rijk aan
de getroffene of diens nagelaten betrek
kingen evenveel uitkeert ais him bij deze
wet vanwege de reederijen verzekerd is.
Met het oog op laatstgenoemde bepaling
is de Memorie van Toelichting ook door
den Minister van Financiën onderteek end-
Aangezien het wensclielijk is voorgeko
men het toezicht op de naleving der wet
telijke bepalingen on te dragen aan de
ambtenaren van de Scheepvaartinspectie,
is bij de inrichting van het wetsontwerp
aansluiting gezocht bij de Schepenwet,
welke o. a. het toezicht op de vaartuigen
door de Scheepvaartinspectie met het oog
op hunne zeewaardigheid regelt.
De verzekering mag, om als voldoende
te worden beschouwd, niet minder bedra
gen dan hetgeen krachtens de Ongevallen
wet 1901 aan de onder die wet vallende
werklieden en hunne nagelaten betrekkin
gen is verzekerd. Geen hooger dagloon
dan vier gulden behoeft verzekerd te zijn.
De Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel kan zoo noodig het bedrag van het
dagloon vaststellen.
Eene regeling is opgenomen om buiten
twijfel te stellen, wanneer voor de uitvoe
ring van deze wet een zeevaartuig geacht
wordt te zijn vergaan en verzekerden ge
acht worden te zijn overleden.
Aan den Minister van Landbouw, Nijver
heid en Handel wordt opgedragen om met
inachtneming van de voorafgaande wette
lijke bepalingen de noodige algemeene re
gelen voor de verzekering vast te stellen.
De Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel zal waarborgen kunnen eischen,
dat -de uitkeering voldoende verzekerd is,
zulks met het oog op de soliditeit van de
verzekeringsmaatschappij of indien de ree-
derij zelYe het risico draagt, de soliditeit
van de reederij.
Beroep van beslissingen van de Scheep
vaartinspectie kan bij den Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel worden
ingesteld, die na -onderzoek beslist.
Indien aan een ambtenaar der Scheep
vaartinspectie blijkt, dat een vaartuig niet
voorzien js van het schriftelijk bewijs van
verzekering, is hij gerechtigd het vaartuig
aan te houden en den schipper, die met
zijn vaartuig eene Nederlandsche haven
verlaat, wanneer en zoolang het door een
ambtenaar der Scheepvaartinspectie is
aangehouden of zoolang als door de amb
tenaren, met de in- en uitklaring belast,
ge-ene expeditie is verklaard, wordt ge
straft met hechtenis van «ten hoogste zes
maanden of geldboete van ten hoogste
twee duizend gulden.
Deze wet kan worden aangehaald onder
den titel: Oorlogs-zee-ongev allen wet".
Mole 5 tri si-co.
Eeu wetsontwerp is naar den Raad van
State gezonden, waarbij de Minister van Land
bouw, Nij verbeid, en Handel, in verband met
den oorlogstoestand gemachtigd wordt als
verzekeraar van schip en lading op te treden.
Aanhouding van visschers-
schepen.
De hoofdinspecteur der visscherijen
heeft, met machtiging van den Minister
van Landbouw, de aandacht van belang
hebbenden gevestigd op de volgende cir
culaire, op last van den opperbevelhebber
van land- en zeemacht, door den chef van
den Marinestaf aan de betrokken militaire
autoriterten verzonden, waarbij de maat
regelen zijn vermeld om visschersvaartui-
gen voor aanhouding op zee, als gevolg
van het niet aan board hebben van een
monsterrol te vrijwaren:
„Naar aanleiding van het voorgevalle
ne met de Nederlandsche stoomtrawlers
Pieter Jan en Sydney Albert, welke we
gens bet niet aan boord hebben van een
monsterrol door Duitsche marine-a.utori-
tedten aangehouden en opgebracht werden
naar Hamburg, is, teneinde de Nederland
sche visschersvaartuigen te -vrijwaren te
gen dergelijke handelingen van bellige-
rente oorlogsschepen, door de Regeering
bepaald, dat elk visschersvaartuig, niet
in het bezit van een monsterrol, verplicht
is, zich vóór het vertrek uit een Neder
landsche haven naar zee te voorzien van
eene, door de bevoegde militaire autoriteit
onderteekende Engelsche en Duitsche ver
klaring, inhoudende opgave van naam,
kwaliteit, woonplaats en nationaliteit van
de opvarenden.
Voor het verkrijgen van deze verklarin
gen zal de eigenaar een aanvraag moeten
Indienen, waarvoor formulieren (en bu-
reele der betrokken militaire autoriteiten
verkrijgbaar rijn en aldaar moeten wor
den ingevuld.
De poeltie-comandant te IJmuiden, de
fortcornmandant te Hoek van Holland cn
de commandant van hel dekkingsdetache
ment te Sch evening en worden uitgenoo-
digd toe te zien, dat visschersvaartuigen
zonder .monsterrol voortaan niet naar zee
vertrekken, zonder voorzien ie zijn van
bovengenoemde Engelsche en Duitsche
verklaring.
Het bovenstaande is niet van toepassing
op de visschersvaartuigen, die alleen in de
territoriale wateren viascben."
De hoofdinspecteur der visscherijen deelt
verder mede, dat de militaire autoriteit
voor het indienen der aanvragen om de in
de circulaire bedoelde verklaring is:
Voor IJmuiden: de positie-commandant
aldaar;
voor Scheveningen: de positie-comman
dant aldaar;
voor Hoek van Holland: de comman
dant van het fort aldaar, of wel: de gar
nizoenscommandant te Rotterdam.
Het vestigt voorts de aandacht van be
langhebbenden:
a. Op -het belang om zorg te dragen, dat
eveneens aan boord het nationaliteitsbe-
wijs aanwezig is, als bedoeld bij artikel 12
der Noordzee-conventie, welk bewijs cn-
derteekend moet zijn door den betrokken
thans in functie zijnde havenmeester, of,
wat Scheveningen betreft, namens den
burgemeester door den tegenwoordige-n
waterschout aldaar.
Het niet aanwezig hebben van zoodanig
nationaliteitsbewijs kan aanhouding van
of andere moeilijkheden, voor het vaar
tuig tengevolge hebben, daar de Britsche
en Duitsche marine-autoriteiten er mede
bekend^zijn, dat de Noordzee-conventie de
aanwezigheid van zoodanig daaromtrent
voorschrijft en deze autoriteiten eveneens
in het bezit zijn van de facsimile's der
handteekeningen van de (hans fungeeren-
de burgemeesters.
b. op het groote belang om den naam,
de plaats van herkomst, het nummer en
het letterteeken van het vaartuig zoo dui
delijk mogelijk te voeren, en om deze tel
kens over te schilderen, wanneer zij ook
maar eenigszins minder duidelijk moch
ten worden; verder om de Nederlandsche
vlag steeds te voeren en daarvoor alleen
vlaggen te bezigen, waarvan de kleuren
helder en duidelijk te onderscheiden zijn.
De kleedingvan ons veldleger
Over dit onderwerp ontvingen wij aldus
de „N. Crt." eenige brieven en stukken,
welke bevestigen dat de kleeding der in
fanterie nog te wenschen heeft overgela
ten en nog te wenschen overlaat, al begint
er nu eenige verbetering te komen.
Zoo schrijft ons een „officier aan de
grenzen" dat op de aanvragen van klee
ding, het hoogst noodige en onder opgave
van de verlangde maten, slechts de helft
van het aangevraagde na weken wachten
werd ontvangen en zonder dat op dq
maten acht was geslagen.
Zoo ook met de schoenen. Ieder man
heeft 2 paar schoenen, sommigen hebben
schoenen van 1906 af. Herhaalde malen
hersteld, van het oude onpraktische mo
del, geheel lek. Schoenmaker en kleerma
ker konden de ^reparaties niet bijhouden,
niettegenstaande ze geholpen werden door
alle manschappen die tot deze vakken be-
hooren.
„De kleederen' mogen heusch deugdelijk
zijn" zoo schrijft deze officier dag in,
dag uit, in regen en wind. Thans leven we
in een overgang, een staalkaart moet ons
leger dus wel zijn. Dat is minder, maar
laat, wat de menschen aan hebben, deug
delijk zijn. Het is voorgekomen, dat we
kleeding aanvroegen en men plotseling den
dag der week waarop de opgaven moesten
inkomen, verschoof. We kregen de opgave
terug en moesten haar bijna veertien dagen
laten liggen. Officieel werd gerapporteerd
dat niet verstrekt was, wat was aange
vraagd. Het rapport kwam terug, met de
opmerking, dat dan maar opnieuw moest
worden aangevraagd."
Onze briefschrijver maakt dan een ver
gelijking met de kleeding „aan de andere
zijde der grens", die niet bepaald in ons
voordeel uitvalt. En hij vervolgt:
„De manschappen koopen, noodgedwon
gen allerlei soorten van beenkappen, put
ties, fietskappen, om hun broeken tegen
slijtage te beschermen. Want immers wat
iedereen die in het veld, langs ongebaan
de wegen moet gaan, zal doen, n.l. kappen
aandoen,.-daar is men bier nog aan het
proeven nemen.
Toch ziet men politie, postbodes, jagers,
landbouwers, smokkelaars, de Duitschers,
Franschen, Engelschen, Belgen, Russen én
Oostenrijkers beenbeschermers dragen of
laarzen.
De broeken worden gespaard, de spieren
gesteund, bet krijgshaftig voorkomen ver-,
groot. Men denke aan onze geslobkousde ka
detten, koloniale reserve, de putties dra
gende weerbaarheidsvereenigingen."
„Luit. kan ik geen nieuwe broek of jas
krijgen?" Als ik met verlof ga, dan loop ik
voor schandaal. Ik heb al een paar maal
van een ander geleend (hygiëne) maar tel
kens als ér nieuwe kleeding komt, dan is
er niets passends voor me." Dit wordt her
haalde malen gevraagd en gezegd.
„Geduld mijn jongen, jij zult ook gauw
aan de beurt komen", is de eenige troost,
dien ik dan kan geven.
Wij vernamen, aldus de „N. Crt.'', dat de
verklaring ten deele te zoeken is in het feit,
dat de aanvoer van wol gedurende gerui-
men tijd ten gevolge van den oorlog ge
staakt geweest is of althans in zeer,gebrek
kige mate heeft plaats gehad, zoodat in
den aanmaak slechts ontoereikend kon
worden voorzien. Thans is daarin verbete
ring gekomen en wordt geregeld in de aan
vulling voorzien, gelijk door een der boven
genoemde schrijvers ook wordt erkend. Wij
hopen dat niets zal worden nagelaten om
hiermede spoed te betrachten en vooral
dat de administratieve omslachtigheid en
gebrek aan activiteit de hoog noodige zorg
voor dit groote legerbelang niet langer
zullen vertragen.
Diamant te Scheveningen.
De Haagsche redacteur van „De Tijd"
schrijft:
De oorlog brengt toch de zonderlingste
gevolgen mede. Zaterdagmorgen bracht ik,
op welwillende uitnoodiging van het be
stuur, een bezoek aan de societeitslokalen
van de Hollandsche club Antverpia, die
heel den winter geïnstalleerd is in Hotel
Altenburg, op Scheveningen.
Het ruime lokaal was geheel gevuld met
menschen van allerlei nationaliteit Daar
waren Hollanders, Oostenrijkers, Italianen,
Spanjaarden en Belgen, allen lieden, die
geïnteresseerd zijn bij den Antwerpschen
diamanthandel en die nu een veilig aan-
knoopingspunt te Scheveningen gevonden
hebben. De toevloed, aangewakkerd door
vrienden en verwanten, werd zóó groot, dat
het bestuur selectie noodig achtte, de con
tributie verhoogde en ballotage instelde.
De „grooten" ongeveer 300 in getal
komen nu in Alteburg, de „kleineren" in
het Circus-café. Het ging er Zaterdagmor
gen woelig, maar tpch vriendschappelijk
toe en toen ik in de geheimen der conver
satie was ingewijd, bemerkte ik, dat er een
formeele beurs werd gehouden. Daar wa
ren handelaren in ruwe en geslepen dia
mant, de laatste weer in allerlei kwalitei
ten en karaats, van donkergele af tot het1
helderste water toe, groote, kleine, ja, aller
kleinste. Op verzoek van den heer Dotsch,
den uiterst welwillenden secretaris, wer
den mij allerlei partijtjes getoond. De be
zitters droegen die op de meest nonchalan
te wijze bij zich, in de bekende papierver
pakkingen, opgeborgen in den binnenzak
van het vest. Sommigen hadden voor dui
zenden en tienduizenden bij zich en in
totaal was er naar ruwe schatting voor
meer dan een millioen gulden in het lokaal
aanwezig. De handel beduidde in de laat
ste dagen niet veel, verzekerde men mij,
maar vóór de blokkade, waren dagelijks
veel Amerikaansche handelaren aanwezig.
Het waren meest wel interessante typen,
nagenoeg allen van joodsche afkomst. Don
ker uiterlijk, pientere gezichten, levendige
gebaren. Jongelieden, mannen van gepo-
seerden leeftijd, grijsaard met lange haren
en baard. Een voor mij geheel vreemd we
reldje.
Allerlei bepalingen zijn door het beursbe-
stuur gemaakt in het belang van den reëelen
handel en, naar men mij verzekerde, kwa
men er geen onaangenaamheden voor. Het
ruime, hei-lichte lokaal veel licht is noo
dig bij de waardeering der steentjes
dient tevens als societeits- en ontspan
ningslokaal. Het bestuur heeft plannen,
om een eigen, tijdelijk gebouw te stichten.
Ik behoef niet te verzekeren, dat de aan
wezigheid van al deze honderden vreemde
lingen van het grootste belang is voor onze,
anders des winters zoo doode badplaats.
Als bijzonderheid vermeld ik nog, dat ik
er kennis maakte met een diamant-hande
laar, die in zijn ballingschap nog een zeer
eigenaardige uitvinding had gedaan, een
eenvoudige machine, een raampje van dón
kere koperen tralies, dat dienst doet, om
slechte schrijvers te dwingen op ongelijnd
papier toch recht te schrijven. De machine,
in den vorm van een schrijfmap, heet „De
Rechte Lijn".
De uitvinder, de heer B. Krengel, vroeg
en verkreeg er bereids patent op en ver
schillende attesten, o. a. van Haagsche
schoolhoofden, bevestigen de practische
bruikbaarheid. Moge de oorlog al veel droe
vige, ellendige gevolgen hebben, „Antver
pia" te Scheveningen wijst uit, dat voor
sommigen, in casu Scheveningen's bewo
ners, er ook wel voordeel aan verbonden is.
Het ware voor ons allicht een voordeel, als
we den Antwerpschen diamanthandel voor
goed hier konden houden.
Uitvoer van veevoeder.
De Z.-H. Commissie voor de Voedings
vraagstukken heeft tot de burgemeesters
in Zuid-Holland de volgende circulaire ge*
zonden:
„Naar aanleiding van een bericht van
de -centrale commissie inzake voeding van
mensch en dier volgens hetwelk verschei
dene scheepsladingen knolrapen uit een
gemeente, waar deze in groote hoeveel
heden geteeld worden, naar elders zou
den worden vervoerd om, na gemalen en
elders gedroogd te zijn, voor export te
worden verzonden, hebben wij de eer UEA.
te verzoeken ons er mede in kennis te
stellen, indien uit uwe gemeente knollen
of ander veevoeder, hetzij rechtstreeks,
hetzij na bewerking, in fabrieken, voor
export worden verzonden."
Uitvoer van vleesch.
Stct. no. 44 be.va/t ee>n Kon. besluit,
waarhij is goedgevonden en verstaan, roet
ingang van 21 Februari 1915: I. in te trek
ken de Kon. besluiten van 6 Me«i 1908 no.
49 (Ned. Staatscourant van 24 Juli d.a.v.
no. 172) en van 10 October 1913 no. 65
(Ned. Staatscourant van 24 October d.a.v.
no. 249), waarhij respectievelijk Groot
Brittannië en Ierland en Zwitserland vver-
den aangewezen als de landen iaar wlke
hot verboden is vleesch, hetwelk niet voor
zien is van één of meer merken als bewijs
dat 'het bij eene van Rijkswege ingestelde
keuring voor uitvoer geschikt is bevon
den, uit te voeren, of aan eenig middel
van vervoer tot uitvoer aan te bieden;
II. alle landen van Europa aan te wij
zen als de landen naar welke het verbo
den is vleesch, hetwelk niet voorzien is
van één of meer merken als bewijs dat
het hij eene van Rijkswege ingestelde keu
ring voor uitvoer geschikt is bevonden:
a. uit te voeren; b. aan eenig middel van
vervoer tot uitvoer aan te bieden.
Mij neta.
De Nederlandsche stoomtrawler Urania
bracht te IJmuiden een opgevisebte mijn aan.
Het schip is onder controle der marine-auto
riteiten gesteld en in de Buitenhaven vast
gemaakt, in afwachting van de beslissing wat
met de mijn zal geschieden.
Het stoomschip „Day", varende tusschen
Goole en Amsterdam, passeerde op 40 mijlen
van IJmuiden twee mijnen, welke door de
bemanning met geweerschoten tot zinken
werden gebracht.
Geen Kermis.
In de Vrijdagavond gehouden vergadering
van den Gemeenteraad van Medemblik werd
met algemeene stemmen besloten, dit jaar de
in Juni te houden kennis niet te doen door
gaan.
Waarschuwing tegenheï smokkelen,
In verschillende kerken van het bisdom
Breda is gisteren het volgend schrijven van
Z. D. H. Mgr. Hopmans van den kansel
voorgelezen
„Naar aanleiding van een dringend verzoek,
tot ons gericht door de militaire overheid',
meenen wij onze onderhoorigen te moeten'
waarschuwen tegen het verrichten van smok
kelarijen, en hen te moeten wijzen op de
noodlottige gevolgen, welke daaruit kunnen
voortvloeien.
De Nederlandsche Regeering heeft den
uitvoer van verschillende goederen verboden
op grond van onze verplichtingen als neu
trale mogendheid, om zoo ons land te be
hoeden tegen moeilijkheden met de oorlog
voerende mogendheden en om de gevaren te
verminderen, dat ons land zelf in den oorlog
zal betrokken worden. Ook is de uitvoer ver
boden om te voorkomen, dat in ons eigen
land gebrek aan levensmiddelen zal ontstaan.
Personen nu, van wie om welke reden ook
wordt vermoed, dat zij over de grens trachten
te smokkelen, goederen, waarvan door de
Regeering de uitvoer is verboden, moeten
door de militairen worden onderzocht. Om
dat onderzoek te kunnen instellen, is h^t
noodig, dat die verdachte personen wordei
aangehouden en de militairen zich tot beu
kunnen begeven, waartoe hun wordt bevolen
te* blijven staau door het toevoegen van halt
of iets dergelijks. Wórdt aan dat bevel niet
voldaan, dan zullen de militairen op de per
sonen, die toch doorgaan, schieten, wat ten
gevolge kan hebben, dat die personen worden
getroffen en hun nietgehoorzrmen aan het
bevel der militairen soms met den dood moe
ten bekoopen. Reeds zijn om die reden meer
dere slachtoffers gevallen.
Om meerdere ongelukken te voorkomen,
vermanen wij onze onderhoorigen met aan
drang zich van smokkelarijen te onthouden,
en aanstonds aan de militairen te gehoor
zamen, zoodra zij het bevel geven te blijven
staan."
De Bisschop van Breda,
t P. HOPMANS.
Hofbericht.
H. M. de Koningin ontving gisteren dr. A-
G. Breen, directeur van het Rijks-Centraalbu-
reau voor den uitvoer van boter en kaas.
Ver. v. R.-K. Agenten van Politie.
Door de vereeniging van R.-K. agenten
van politie te Leiden is aan den burge
meester liet volgende verzoek verricht:
Geven met verschuldigden eerbied te
kennen L. Huijs en J. Rutten, respectie
velijk loco-voorzitter en secretaris van bo
vengenoemde vereeniginig alhier,
dat zij handelende in opdracht der ver
eeniging boven vermeld, naar aanleiding
der vergadering gehouden op 20 Februari
1915, hiermede de eer hebben het navol
gende onder de welwillende aandacht van
U. E. A. te brengen;
dat zij dankbaar zijn voor de maatrege
len door u genomen, om de agenten van
het Corps in de gelegenheid te stellen als
nog hun te goed en nog niet verbruikte
verlof van 1914 te nemen in 't jaar 1915 en
het verlof óp normale wijze te doen plaats
hebben.
Adressanten verzoeken UEdelAchtbare
tevens namens gemelde vereeniging te wil
len doorvoeren;
ten le.: het aanstellen van Brigadiers,
volgens de oudste in rang.
Dat d© vereeniging bovenvermeld, be
hoefte gevoelt hulde te brengen aan
UE.A., wiens liefde voor het politiecorps
bekend is en die gaarne zijn best doet de
positie van den politieman te verbeteren.
Dat zij zeer goed begrijpt, dat er wegens
finantieele redenen bezwaar bestond til
aanstelling van die Brigadiers;
dat in deze mobilisatie, andere gemeen
ten waar de vooruitgang van het politie
corps bevorderd wordt geen schade lijden;
dat volgens hunne bescheide meening
die 250 gulden op de begrooting 1913
uitgetrokken, geen groote schade
post zou zijn, waarom zij hoopt tot
doorvoering van het aanstellen van Briga
diers;
ten 2de: dat in 't vervolg geen examens
meer gehouden wordén voor bevordering
en te willen bepalen aan te stellen volgens
anciënniteit en geschiktheid.
Mosselverkoop Steuncomité.
Wij vernemen, dat het Steuncomité met
den verkoop van mosselen heeft opgehou
den. Verschillende oorzaken hebben tot d»
opheffing van deze afdeeling geleid: Zoo
was in de laatste weken de kooplust aan
merkelijk afgenomen; de kwaliteit van het
artikel wordt ook over 't algemeen, naar
mate de temperatuur stijgt, minder; daar
bij hebben een groot deel der goede venters
werk gevonden. Als middel tot Voorziening
in een goedkoop volksvoedsel, alsmede voor
werkverschaffing heeft de mosselenverkoop
zijn dienst gedaan. Onze gemeente heeft
daarbij de Zeeuwsche mosselvisscherij g*
steund. In 't geheel zijn vanwege het Steun
comité 300 baal van ongeveer 100 K.G. aan
den marf gebracht. Een veel grootere hoe
veelheid is in denzelfden tijd door schippen
voor eigen rekening aangevoerd.
Steuncomité Leiden.
Oorlogstoestand 1914.
In de afgeloopen week meldden zich om
steun aan42 personen,
maakt met het totaal der
vorige week ad. 2928
een totaal van 2970
Tot 18 Februari j.l. waren
behandeld2141 oanvragtt
in de afgeloopen week
kwamen opnieuw in be
handeling 37 i>
Totaal 2178
Afgewezen waren tot 18
Febr. j.l.519
Afgewezen in de afgeloopen
week31
Totaal afgewezen. 580
Rectificatie. De welwillende lezet
reeds hebben bemerkt, dat in de advert®'
tie van de firma Vroom en Dreesnw
abusievelijk is vermeld, dat de w'
zal aanvangen Maandag 27 Feb