Uit Stad en Omgeving. De Nederlandsche pro- •V© s t ii o t a's. De minus ter van B ui ten Ian dsche Zaken hoeft thans aan de Staten-Generaal over gelegd den tekst der voornaamste stukken betreflende de vaart in de Noordzee en het Kanaal in verband met den oorlogstoe stand. Op de Tbekendmakang van deal Duitsdien marinestaf van 2 Februari, den lien Fe bruari door den Duitschen gezant in Den Haag aan den minister van Buitenland- sche Zaken meegedeeld, antwoordde deze by nota van den 5en Februari, dat volgens het oordeel der Nederlandsche regeering op eeaa oorlogvoerende mogendheid de stellige plicht rust te vermijden, dat ver gissingen van den in de mededeelingen van den Duitschein marinestaf bedoelden aaa-d door hare strijdkrachten worden be gaan, ein dat ingeval een Nederlandse!) schip van zoodanige vergissing het slacht offer mocht worden, de Nederlandsche regeering zich moest voorbehouden al hare rechten te doen gelden, met name dèi tot liet vorderen van een volledige schadever goeding wegens.het mogelijk verlies van menschenlevens en eigendommen. Den 4en Februari zond onze gezant te Berlijn aan den minister een door hem op dien datum van het ministerie van'Buiten- landsche Zaken aldaar ontvangen nota- verbale, ten geleide strekkende aan een bekendmaking van den Duitschen marine staf en aan een memorie der Duitsche re geering, .een en ander nopens tegen de Britsche handelanarine gerichte nieuwe Duitsche oorlogsmaatregelen. Ingevolge de opdracht van den minister deed de Nederlandsche gezant te Rfrlijn den 13en Februari aan de Duitsche regee ring toekomen een memorie der Neder landsche regeering d.d. 12 Februari. Hierbij werden in de eerste plaats de aan de onzijdige mogendheden gerichte verwij ten, voor zooveel betreft Nederland, terug gewezen. Verder bevat de memorie een protest te gen het feit, dat een groot gedeelte der Noordzee en het Kanaal tot oorlogsgebied zijn verklaard. Dit protest is gegrond op dezelfde overwegingen als dat, hetwelk onder dngteekendng van 16 November 1914 ter zake van gelijken maatregel tot de Britsche regeering weid gericht. Ten slotte werd de Duitsche regeering er op gewezen, dat, aangezien het een on afwijsbare plicht is van den oorlogvoeren de een onderzoek in te stellen naar de na tionaliteit van een handelsschip alvorens tot buitmaking of vernietiging daarvan over te gaan, de Duitsche regeering er voor verantwoordelijk zou zijn, indien een Nederlandsch schip het slachtoffer mocht worden van een bij vergissing gepleegden aanslag der Duitsche strijdmacht. Op den 12en Februari ontving de minis ter ten slotte van den Duitschen gezant een ,,Aufzeichnung" zijner regeering, waar in wordt uiteengezet dat de Duitsche on- clerzeebooten, om redenen van zélfbehoud, in de door de Duitsche regeering tot oor logsgebied verklaarde wateren niet zullen kunnen overgaan tot een onderzoék naai de nationaliteit van het handelsschip aat zij ontmoeten, zoodat onder deze omstan digheden geenerlei waarborg ineer bestaat voor veiligheid van de onzijdige scheep vaart. Met het oog hierop w^rdt nog eens uitdrukkelijk de onzijdige scheepvaart ei tegen gewaarschuwd, zich in die wateren te begeven, doch haar aanbevolen, den dóór den Duitschen marinestaf aangegeven weg te volgen. Ten slotte wordt in de stukken behan deld het varen onder neutrale vlag door Engelsche handelsschepen. In verband met de in de memorie der Duitsche regeering voorkomende mede- deeling, houdende dat aan «ie Britsche handelsschepen last zou zijn gegeven om van een neutrale vlag gebruik te maken, verzocht de minister den Britschen gezant om inlichtingen te dezer zake. Bij schrijven d.d. 7 Februari dee-Tde Six Alan Johnstone mee, dat tot dusver een bekendmaking op dit stnk niet was uitge vaardigd, doch dat het voeren van een neutrale vlag oen in de practijk bij wijze van krijgslist gevestigd gebruik was, slechts onderworpen aan zekere beperkin gen. Hij vestigde er aandacht op, dat krachtens de bepalingen der Engelsclie Merchant Shipping Act" van 1884, vreem de handelsschepen de Britsche vlag mogen hijschen, ten einde te ontkomen aan prijs- making en dat,zijn regeering van «oordeel was, clat Britsche handelsschepen weder- keeriig, indien zij in gevaar zijn van te worden prij sgcmaakt of vernietigd, een vreemde vlag mogen hijschen, in het bij zonder in wateren, waar Duitschland voor nemens is schip en lading en non-oombat- tante bemanning tot zinken te brengen. Hij voegde daaraan toe, dat hoewel geen or ders in dien zin aan Britsche schepen kun nen, worden gegeven, hun ongetwijfeld zal worden aangeraden, aldus te handelen. Bij schrijven d.d. 15 Februari heeft de minister er de aandacht van den Britschen gezant op gevestigd, dat het gebruikmaken van de vreemde vlag van een vreemde natie, zonder hare toestemming, in ieder geval een misbruik is, dat des te ernstiger wordt in oorlogstijd, omdat daardoor dan de onder hun eigen onzijdige vlag varende schepen in gevaar komen. De minister sprak de verwachting uit, dat de Britsche regeering bare sanctie niet zal hechten aan een zoodanig, bovendien met de Ne derlandsche wetgeving strijdig, misbruik, dat onze handelsschepen aan oorlogsge vaar zou blootstellen. Oorlog s-Z ee ongevallen risico. Ingediend is thans het aangekondigde wetsontwerp, houdende bepalingen betref fende verzekering van schepelingen en hunno m.jeüaten betrekkingen tegen gel delijke pe-olgen van ongevailen him op zee overkomen ten gevolge van of in ver hand nvt -_>en gebeurtenis, welke een on middellijk gevolg is va ndc huidegen oor log f Oo rl n-gze eo ng cv allen wét). Bepaald wordt, volgens het ontwerp, dat geen Ne lerlandsch zeevaartuig een Ne der! au dsche haven mag verlaten, tenzij ten genoege van den Minister van Land bouw, Nijverheid en Handel is aange toond, «dat de leden der bemanning, daar onder begrepen de schippers, en eventueel hunne nagelaten betrekkingen voldoende verzekerd zijn tegen geldelijke gevolgen van ongevallen, hun ©p zee overtomen ten gevolge van of in verband met eene ge beurtenis, welke een onmiddellijk gevolg is van den. huldigen oorlog. Hierbij is van de onderstelling uitge gaan, dat er voldoende gelegenheid zal bestaan tegen redelijke premiën de noodige verzekeringen bij particuliere maatschap pijen te sluiten. Mocht zulks blijken niet het geval te zijn en mocht het particulier initiatief blijken te kort te schieten bij eventueele pogingen om tot een stelsel van onderlinge verzekering te geraken, dan zal worden overwogen op welke wijze en tegen welke premiën de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel de ver zekeringen namens den Staat der Neder landen als verzekeraar zal kunnen afslui ten. Aangezien hetgeen hierboven gezegd werd, van hei vrachibedrijf, niet in vollen aanvang opgaat voor het visschersbcdrijf, en evenmin voor het vnachtbedrijf het welk wordt uitgeoefend met de veelal in het Noorden des lands thuis béhoorende kleine vaartuigen, is voorts bepaald, dat de bemanning van de vaartuigen, welke tot eene van deze beide categorieën be- hooren en eventueel hunne nagelaten be trekkingen moeten verzekerd zijn voor de helft van de voor andere zeevarenden vast te stellen bedragen, doch dat het Rijk aan de getroffene of diens nagelaten betrek kingen evenveel uitkeert ais him bij deze wet vanwege de reederijen verzekerd is. Met het oog op laatstgenoemde bepaling is de Memorie van Toelichting ook door den Minister van Financiën onderteek end- Aangezien het wensclielijk is voorgeko men het toezicht op de naleving der wet telijke bepalingen on te dragen aan de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie, is bij de inrichting van het wetsontwerp aansluiting gezocht bij de Schepenwet, welke o. a. het toezicht op de vaartuigen door de Scheepvaartinspectie met het oog op hunne zeewaardigheid regelt. De verzekering mag, om als voldoende te worden beschouwd, niet minder bedra gen dan hetgeen krachtens de Ongevallen wet 1901 aan de onder die wet vallende werklieden en hunne nagelaten betrekkin gen is verzekerd. Geen hooger dagloon dan vier gulden behoeft verzekerd te zijn. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel kan zoo noodig het bedrag van het dagloon vaststellen. Eene regeling is opgenomen om buiten twijfel te stellen, wanneer voor de uitvoe ring van deze wet een zeevaartuig geacht wordt te zijn vergaan en verzekerden ge acht worden te zijn overleden. Aan den Minister van Landbouw, Nijver heid en Handel wordt opgedragen om met inachtneming van de voorafgaande wette lijke bepalingen de noodige algemeene re gelen voor de verzekering vast te stellen. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel zal waarborgen kunnen eischen, dat -de uitkeering voldoende verzekerd is, zulks met het oog op de soliditeit van de verzekeringsmaatschappij of indien de ree- derij zelYe het risico draagt, de soliditeit van de reederij. Beroep van beslissingen van de Scheep vaartinspectie kan bij den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel worden ingesteld, die na -onderzoek beslist. Indien aan een ambtenaar der Scheep vaartinspectie blijkt, dat een vaartuig niet voorzien js van het schriftelijk bewijs van verzekering, is hij gerechtigd het vaartuig aan te houden en den schipper, die met zijn vaartuig eene Nederlandsche haven verlaat, wanneer en zoolang het door een ambtenaar der Scheepvaartinspectie is aangehouden of zoolang als door de amb tenaren, met de in- en uitklaring belast, ge-ene expeditie is verklaard, wordt ge straft met hechtenis van «ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden. Deze wet kan worden aangehaald onder den titel: Oorlogs-zee-ongev allen wet". Mole 5 tri si-co. Eeu wetsontwerp is naar den Raad van State gezonden, waarbij de Minister van Land bouw, Nij verbeid, en Handel, in verband met den oorlogstoestand gemachtigd wordt als verzekeraar van schip en lading op te treden. Aanhouding van visschers- schepen. De hoofdinspecteur der visscherijen heeft, met machtiging van den Minister van Landbouw, de aandacht van belang hebbenden gevestigd op de volgende cir culaire, op last van den opperbevelhebber van land- en zeemacht, door den chef van den Marinestaf aan de betrokken militaire autoriterten verzonden, waarbij de maat regelen zijn vermeld om visschersvaartui- gen voor aanhouding op zee, als gevolg van het niet aan board hebben van een monsterrol te vrijwaren: „Naar aanleiding van het voorgevalle ne met de Nederlandsche stoomtrawlers Pieter Jan en Sydney Albert, welke we gens bet niet aan boord hebben van een monsterrol door Duitsche marine-a.utori- tedten aangehouden en opgebracht werden naar Hamburg, is, teneinde de Nederland sche visschersvaartuigen te -vrijwaren te gen dergelijke handelingen van bellige- rente oorlogsschepen, door de Regeering bepaald, dat elk visschersvaartuig, niet in het bezit van een monsterrol, verplicht is, zich vóór het vertrek uit een Neder landsche haven naar zee te voorzien van eene, door de bevoegde militaire autoriteit onderteekende Engelsche en Duitsche ver klaring, inhoudende opgave van naam, kwaliteit, woonplaats en nationaliteit van de opvarenden. Voor het verkrijgen van deze verklarin gen zal de eigenaar een aanvraag moeten Indienen, waarvoor formulieren (en bu- reele der betrokken militaire autoriteiten verkrijgbaar rijn en aldaar moeten wor den ingevuld. De poeltie-comandant te IJmuiden, de fortcornmandant te Hoek van Holland cn de commandant van hel dekkingsdetache ment te Sch evening en worden uitgenoo- digd toe te zien, dat visschersvaartuigen zonder .monsterrol voortaan niet naar zee vertrekken, zonder voorzien ie zijn van bovengenoemde Engelsche en Duitsche verklaring. Het bovenstaande is niet van toepassing op de visschersvaartuigen, die alleen in de territoriale wateren viascben." De hoofdinspecteur der visscherijen deelt verder mede, dat de militaire autoriteit voor het indienen der aanvragen om de in de circulaire bedoelde verklaring is: Voor IJmuiden: de positie-commandant aldaar; voor Scheveningen: de positie-comman dant aldaar; voor Hoek van Holland: de comman dant van het fort aldaar, of wel: de gar nizoenscommandant te Rotterdam. Het vestigt voorts de aandacht van be langhebbenden: a. Op -het belang om zorg te dragen, dat eveneens aan boord het nationaliteitsbe- wijs aanwezig is, als bedoeld bij artikel 12 der Noordzee-conventie, welk bewijs cn- derteekend moet zijn door den betrokken thans in functie zijnde havenmeester, of, wat Scheveningen betreft, namens den burgemeester door den tegenwoordige-n waterschout aldaar. Het niet aanwezig hebben van zoodanig nationaliteitsbewijs kan aanhouding van of andere moeilijkheden, voor het vaar tuig tengevolge hebben, daar de Britsche en Duitsche marine-autoriteiten er mede bekend^zijn, dat de Noordzee-conventie de aanwezigheid van zoodanig daaromtrent voorschrijft en deze autoriteiten eveneens in het bezit zijn van de facsimile's der handteekeningen van de (hans fungeeren- de burgemeesters. b. op het groote belang om den naam, de plaats van herkomst, het nummer en het letterteeken van het vaartuig zoo dui delijk mogelijk te voeren, en om deze tel kens over te schilderen, wanneer zij ook maar eenigszins minder duidelijk moch ten worden; verder om de Nederlandsche vlag steeds te voeren en daarvoor alleen vlaggen te bezigen, waarvan de kleuren helder en duidelijk te onderscheiden zijn. De kleedingvan ons veldleger Over dit onderwerp ontvingen wij aldus de „N. Crt." eenige brieven en stukken, welke bevestigen dat de kleeding der in fanterie nog te wenschen heeft overgela ten en nog te wenschen overlaat, al begint er nu eenige verbetering te komen. Zoo schrijft ons een „officier aan de grenzen" dat op de aanvragen van klee ding, het hoogst noodige en onder opgave van de verlangde maten, slechts de helft van het aangevraagde na weken wachten werd ontvangen en zonder dat op dq maten acht was geslagen. Zoo ook met de schoenen. Ieder man heeft 2 paar schoenen, sommigen hebben schoenen van 1906 af. Herhaalde malen hersteld, van het oude onpraktische mo del, geheel lek. Schoenmaker en kleerma ker konden de ^reparaties niet bijhouden, niettegenstaande ze geholpen werden door alle manschappen die tot deze vakken be- hooren. „De kleederen' mogen heusch deugdelijk zijn" zoo schrijft deze officier dag in, dag uit, in regen en wind. Thans leven we in een overgang, een staalkaart moet ons leger dus wel zijn. Dat is minder, maar laat, wat de menschen aan hebben, deug delijk zijn. Het is voorgekomen, dat we kleeding aanvroegen en men plotseling den dag der week waarop de opgaven moesten inkomen, verschoof. We kregen de opgave terug en moesten haar bijna veertien dagen laten liggen. Officieel werd gerapporteerd dat niet verstrekt was, wat was aange vraagd. Het rapport kwam terug, met de opmerking, dat dan maar opnieuw moest worden aangevraagd." Onze briefschrijver maakt dan een ver gelijking met de kleeding „aan de andere zijde der grens", die niet bepaald in ons voordeel uitvalt. En hij vervolgt: „De manschappen koopen, noodgedwon gen allerlei soorten van beenkappen, put ties, fietskappen, om hun broeken tegen slijtage te beschermen. Want immers wat iedereen die in het veld, langs ongebaan de wegen moet gaan, zal doen, n.l. kappen aandoen,.-daar is men bier nog aan het proeven nemen. Toch ziet men politie, postbodes, jagers, landbouwers, smokkelaars, de Duitschers, Franschen, Engelschen, Belgen, Russen én Oostenrijkers beenbeschermers dragen of laarzen. De broeken worden gespaard, de spieren gesteund, bet krijgshaftig voorkomen ver-, groot. Men denke aan onze geslobkousde ka detten, koloniale reserve, de putties dra gende weerbaarheidsvereenigingen." „Luit. kan ik geen nieuwe broek of jas krijgen?" Als ik met verlof ga, dan loop ik voor schandaal. Ik heb al een paar maal van een ander geleend (hygiëne) maar tel kens als ér nieuwe kleeding komt, dan is er niets passends voor me." Dit wordt her haalde malen gevraagd en gezegd. „Geduld mijn jongen, jij zult ook gauw aan de beurt komen", is de eenige troost, dien ik dan kan geven. Wij vernamen, aldus de „N. Crt.'', dat de verklaring ten deele te zoeken is in het feit, dat de aanvoer van wol gedurende gerui- men tijd ten gevolge van den oorlog ge staakt geweest is of althans in zeer,gebrek kige mate heeft plaats gehad, zoodat in den aanmaak slechts ontoereikend kon worden voorzien. Thans is daarin verbete ring gekomen en wordt geregeld in de aan vulling voorzien, gelijk door een der boven genoemde schrijvers ook wordt erkend. Wij hopen dat niets zal worden nagelaten om hiermede spoed te betrachten en vooral dat de administratieve omslachtigheid en gebrek aan activiteit de hoog noodige zorg voor dit groote legerbelang niet langer zullen vertragen. Diamant te Scheveningen. De Haagsche redacteur van „De Tijd" schrijft: De oorlog brengt toch de zonderlingste gevolgen mede. Zaterdagmorgen bracht ik, op welwillende uitnoodiging van het be stuur, een bezoek aan de societeitslokalen van de Hollandsche club Antverpia, die heel den winter geïnstalleerd is in Hotel Altenburg, op Scheveningen. Het ruime lokaal was geheel gevuld met menschen van allerlei nationaliteit Daar waren Hollanders, Oostenrijkers, Italianen, Spanjaarden en Belgen, allen lieden, die geïnteresseerd zijn bij den Antwerpschen diamanthandel en die nu een veilig aan- knoopingspunt te Scheveningen gevonden hebben. De toevloed, aangewakkerd door vrienden en verwanten, werd zóó groot, dat het bestuur selectie noodig achtte, de con tributie verhoogde en ballotage instelde. De „grooten" ongeveer 300 in getal komen nu in Alteburg, de „kleineren" in het Circus-café. Het ging er Zaterdagmor gen woelig, maar tpch vriendschappelijk toe en toen ik in de geheimen der conver satie was ingewijd, bemerkte ik, dat er een formeele beurs werd gehouden. Daar wa ren handelaren in ruwe en geslepen dia mant, de laatste weer in allerlei kwalitei ten en karaats, van donkergele af tot het1 helderste water toe, groote, kleine, ja, aller kleinste. Op verzoek van den heer Dotsch, den uiterst welwillenden secretaris, wer den mij allerlei partijtjes getoond. De be zitters droegen die op de meest nonchalan te wijze bij zich, in de bekende papierver pakkingen, opgeborgen in den binnenzak van het vest. Sommigen hadden voor dui zenden en tienduizenden bij zich en in totaal was er naar ruwe schatting voor meer dan een millioen gulden in het lokaal aanwezig. De handel beduidde in de laat ste dagen niet veel, verzekerde men mij, maar vóór de blokkade, waren dagelijks veel Amerikaansche handelaren aanwezig. Het waren meest wel interessante typen, nagenoeg allen van joodsche afkomst. Don ker uiterlijk, pientere gezichten, levendige gebaren. Jongelieden, mannen van gepo- seerden leeftijd, grijsaard met lange haren en baard. Een voor mij geheel vreemd we reldje. Allerlei bepalingen zijn door het beursbe- stuur gemaakt in het belang van den reëelen handel en, naar men mij verzekerde, kwa men er geen onaangenaamheden voor. Het ruime, hei-lichte lokaal veel licht is noo dig bij de waardeering der steentjes dient tevens als societeits- en ontspan ningslokaal. Het bestuur heeft plannen, om een eigen, tijdelijk gebouw te stichten. Ik behoef niet te verzekeren, dat de aan wezigheid van al deze honderden vreemde lingen van het grootste belang is voor onze, anders des winters zoo doode badplaats. Als bijzonderheid vermeld ik nog, dat ik er kennis maakte met een diamant-hande laar, die in zijn ballingschap nog een zeer eigenaardige uitvinding had gedaan, een eenvoudige machine, een raampje van dón kere koperen tralies, dat dienst doet, om slechte schrijvers te dwingen op ongelijnd papier toch recht te schrijven. De machine, in den vorm van een schrijfmap, heet „De Rechte Lijn". De uitvinder, de heer B. Krengel, vroeg en verkreeg er bereids patent op en ver schillende attesten, o. a. van Haagsche schoolhoofden, bevestigen de practische bruikbaarheid. Moge de oorlog al veel droe vige, ellendige gevolgen hebben, „Antver pia" te Scheveningen wijst uit, dat voor sommigen, in casu Scheveningen's bewo ners, er ook wel voordeel aan verbonden is. Het ware voor ons allicht een voordeel, als we den Antwerpschen diamanthandel voor goed hier konden houden. Uitvoer van veevoeder. De Z.-H. Commissie voor de Voedings vraagstukken heeft tot de burgemeesters in Zuid-Holland de volgende circulaire ge* zonden: „Naar aanleiding van een bericht van de -centrale commissie inzake voeding van mensch en dier volgens hetwelk verschei dene scheepsladingen knolrapen uit een gemeente, waar deze in groote hoeveel heden geteeld worden, naar elders zou den worden vervoerd om, na gemalen en elders gedroogd te zijn, voor export te worden verzonden, hebben wij de eer UEA. te verzoeken ons er mede in kennis te stellen, indien uit uwe gemeente knollen of ander veevoeder, hetzij rechtstreeks, hetzij na bewerking, in fabrieken, voor export worden verzonden." Uitvoer van vleesch. Stct. no. 44 be.va/t ee>n Kon. besluit, waarhij is goedgevonden en verstaan, roet ingang van 21 Februari 1915: I. in te trek ken de Kon. besluiten van 6 Me«i 1908 no. 49 (Ned. Staatscourant van 24 Juli d.a.v. no. 172) en van 10 October 1913 no. 65 (Ned. Staatscourant van 24 October d.a.v. no. 249), waarhij respectievelijk Groot Brittannië en Ierland en Zwitserland vver- den aangewezen als de landen iaar wlke hot verboden is vleesch, hetwelk niet voor zien is van één of meer merken als bewijs dat 'het bij eene van Rijkswege ingestelde keuring voor uitvoer geschikt is bevon den, uit te voeren, of aan eenig middel van vervoer tot uitvoer aan te bieden; II. alle landen van Europa aan te wij zen als de landen naar welke het verbo den is vleesch, hetwelk niet voorzien is van één of meer merken als bewijs dat het hij eene van Rijkswege ingestelde keu ring voor uitvoer geschikt is bevonden: a. uit te voeren; b. aan eenig middel van vervoer tot uitvoer aan te bieden. Mij neta. De Nederlandsche stoomtrawler Urania bracht te IJmuiden een opgevisebte mijn aan. Het schip is onder controle der marine-auto riteiten gesteld en in de Buitenhaven vast gemaakt, in afwachting van de beslissing wat met de mijn zal geschieden. Het stoomschip „Day", varende tusschen Goole en Amsterdam, passeerde op 40 mijlen van IJmuiden twee mijnen, welke door de bemanning met geweerschoten tot zinken werden gebracht. Geen Kermis. In de Vrijdagavond gehouden vergadering van den Gemeenteraad van Medemblik werd met algemeene stemmen besloten, dit jaar de in Juni te houden kennis niet te doen door gaan. Waarschuwing tegenheï smokkelen, In verschillende kerken van het bisdom Breda is gisteren het volgend schrijven van Z. D. H. Mgr. Hopmans van den kansel voorgelezen „Naar aanleiding van een dringend verzoek, tot ons gericht door de militaire overheid', meenen wij onze onderhoorigen te moeten' waarschuwen tegen het verrichten van smok kelarijen, en hen te moeten wijzen op de noodlottige gevolgen, welke daaruit kunnen voortvloeien. De Nederlandsche Regeering heeft den uitvoer van verschillende goederen verboden op grond van onze verplichtingen als neu trale mogendheid, om zoo ons land te be hoeden tegen moeilijkheden met de oorlog voerende mogendheden en om de gevaren te verminderen, dat ons land zelf in den oorlog zal betrokken worden. Ook is de uitvoer ver boden om te voorkomen, dat in ons eigen land gebrek aan levensmiddelen zal ontstaan. Personen nu, van wie om welke reden ook wordt vermoed, dat zij over de grens trachten te smokkelen, goederen, waarvan door de Regeering de uitvoer is verboden, moeten door de militairen worden onderzocht. Om dat onderzoek te kunnen instellen, is h^t noodig, dat die verdachte personen wordei aangehouden en de militairen zich tot beu kunnen begeven, waartoe hun wordt bevolen te* blijven staau door het toevoegen van halt of iets dergelijks. Wórdt aan dat bevel niet voldaan, dan zullen de militairen op de per sonen, die toch doorgaan, schieten, wat ten gevolge kan hebben, dat die personen worden getroffen en hun nietgehoorzrmen aan het bevel der militairen soms met den dood moe ten bekoopen. Reeds zijn om die reden meer dere slachtoffers gevallen. Om meerdere ongelukken te voorkomen, vermanen wij onze onderhoorigen met aan drang zich van smokkelarijen te onthouden, en aanstonds aan de militairen te gehoor zamen, zoodra zij het bevel geven te blijven staan." De Bisschop van Breda, t P. HOPMANS. Hofbericht. H. M. de Koningin ontving gisteren dr. A- G. Breen, directeur van het Rijks-Centraalbu- reau voor den uitvoer van boter en kaas. Ver. v. R.-K. Agenten van Politie. Door de vereeniging van R.-K. agenten van politie te Leiden is aan den burge meester liet volgende verzoek verricht: Geven met verschuldigden eerbied te kennen L. Huijs en J. Rutten, respectie velijk loco-voorzitter en secretaris van bo vengenoemde vereeniginig alhier, dat zij handelende in opdracht der ver eeniging boven vermeld, naar aanleiding der vergadering gehouden op 20 Februari 1915, hiermede de eer hebben het navol gende onder de welwillende aandacht van U. E. A. te brengen; dat zij dankbaar zijn voor de maatrege len door u genomen, om de agenten van het Corps in de gelegenheid te stellen als nog hun te goed en nog niet verbruikte verlof van 1914 te nemen in 't jaar 1915 en het verlof óp normale wijze te doen plaats hebben. Adressanten verzoeken UEdelAchtbare tevens namens gemelde vereeniging te wil len doorvoeren; ten le.: het aanstellen van Brigadiers, volgens de oudste in rang. Dat d© vereeniging bovenvermeld, be hoefte gevoelt hulde te brengen aan UE.A., wiens liefde voor het politiecorps bekend is en die gaarne zijn best doet de positie van den politieman te verbeteren. Dat zij zeer goed begrijpt, dat er wegens finantieele redenen bezwaar bestond til aanstelling van die Brigadiers; dat in deze mobilisatie, andere gemeen ten waar de vooruitgang van het politie corps bevorderd wordt geen schade lijden; dat volgens hunne bescheide meening die 250 gulden op de begrooting 1913 uitgetrokken, geen groote schade post zou zijn, waarom zij hoopt tot doorvoering van het aanstellen van Briga diers; ten 2de: dat in 't vervolg geen examens meer gehouden wordén voor bevordering en te willen bepalen aan te stellen volgens anciënniteit en geschiktheid. Mosselverkoop Steuncomité. Wij vernemen, dat het Steuncomité met den verkoop van mosselen heeft opgehou den. Verschillende oorzaken hebben tot d» opheffing van deze afdeeling geleid: Zoo was in de laatste weken de kooplust aan merkelijk afgenomen; de kwaliteit van het artikel wordt ook over 't algemeen, naar mate de temperatuur stijgt, minder; daar bij hebben een groot deel der goede venters werk gevonden. Als middel tot Voorziening in een goedkoop volksvoedsel, alsmede voor werkverschaffing heeft de mosselenverkoop zijn dienst gedaan. Onze gemeente heeft daarbij de Zeeuwsche mosselvisscherij g* steund. In 't geheel zijn vanwege het Steun comité 300 baal van ongeveer 100 K.G. aan den marf gebracht. Een veel grootere hoe veelheid is in denzelfden tijd door schippen voor eigen rekening aangevoerd. Steuncomité Leiden. Oorlogstoestand 1914. In de afgeloopen week meldden zich om steun aan42 personen, maakt met het totaal der vorige week ad. 2928 een totaal van 2970 Tot 18 Februari j.l. waren behandeld2141 oanvragtt in de afgeloopen week kwamen opnieuw in be handeling 37 i> Totaal 2178 Afgewezen waren tot 18 Febr. j.l.519 Afgewezen in de afgeloopen week31 Totaal afgewezen. 580 Rectificatie. De welwillende lezet reeds hebben bemerkt, dat in de advert®' tie van de firma Vroom en Dreesnw abusievelijk is vermeld, dat de w' zal aanvangen Maandag 27 Feb

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 2