15 BUITENLAND. De Oorlog. JAARGANG. No. 162S ^e&zid^eli&Goti/fca/nt BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. - Postbus 6. dit blad verschijnt elken dag, uitgezonderd zon- en feestdagen DeABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze enten II cent per week, f 1.45 per kwartaaL Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2V8 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. MAANDAG FEBRUARI. I9I5. ugustinusJosephusCaUier, lor de genade Gods en de gunst van den Apostolischen Stoel Bisschop van Haarlem, lisprelaat van Z. H. den Paus, Assistent- Bisschop bij den Pauselijken trcon, I de Geestelijkheid en de geloovigen van i Bisdom Zaligheid in den Heer. toleden Zondag hebben wij, B. G. met de Katholieken van geheel Europa ge len, om den vrede te verkrijgen voor zoo vreeseijk geteisterd werelddeel. 1 zijn wij in ons land tctdusverre ge ard gebleven voor de gruwelijke ver- estiingen en slachtingen, welke de oor vooral een oorlog als deze met zijn lioenen-egers en met zijn volmaakte jgsuitrusting, noodzaikelijk medebrengt, ar toch heeft ook ons land reeds zwaar onder den druk van den oorlog eden, om vurig naar het herstel van vrede te verlangen. Doch al ware dit het geval, de christelijke liefde zou i van ons vorderen, dat wij, met innig delijden voor onzen naaste vervuld, veel wij kunnen, althans door- ons ge- medewerken om een einde te maken de rampen, waardoor de oorlogvoe- de landen en volken worden getroffen, og andere plichten echter legt ons wreede oorlog op, en wel vooreerst plicht van dankbaarheid. Immers wij inen den goeden God niet genoeg r!an- dat wij bij een zoo algemeenen krijg dusverre gespaard bleven ten minste r de gruwelijkste gevolgen Van den log en in zoo ruime mate de zegenin- des vredes bleven genieten. En die ht van dankbaarheid dringt te meer, dat wij niet lioht met een gerust gewe- een bevredigend antwoord kunnen en op de vraag, of wij dan zooveel be- dan andere volkeren de voorschriften iijsteiftngen van cnristeTïjke wijsheid ten onderhouden, welkèr verwaarloo- onze H. Vader de Paus in zijn eerste pcliek heeft aangewezen als de voor- imste oorzaak van deze wereldberoe- Deze encycliek is misschien destijds r ons al te vluchtiag gelezen, maar in »r geval zal een korte herinnering aan ernstige woorden des Pausen zeer r.ut- zijn om bovengenoemde vraag te kun- beantwoorden en dat.rdoor den plicht dankbaarheid aan te dringen, looit misschien zoo beklaagde zich :e H. Vader werd over broedersohap Ier de menschen, zooveel als tegen- lig gesproken en geroemd, in werkelijkheid is er, in strijd met voorschriften van het Evangelie, nooit nder broederlijk dan thans onder de inschen gehandeld. Niet alleen h wordt het eene volk van het andere er door naijver dan door zijne grenzen Scheiden, maar zelfs in hetzelfde rijk, anen dezelfde stad woedt een bittere ijd onder de burgers, en in liet verkeer tschen bijzondere personen heerscht de [enliefde als de hoogste wet. tweede oorzaak der algemeene ver wring zoo vervolgt de H. Vader ie dat het gezag bij het volk niet meer ilig is: een ongeregelde zucht naar vrij- id, gepaard met een hardnekkig vast- uden aan eigen meening en eigen wil. is langzamerhand overal doorgedrongen, tot zelfs in het huisgezin en in het heilig dom, en daarmede verdween de eerbied voor de wetten, daarmede ontstond de zucht om lichtvaardig te hekelen al wat bevolen wordt en om allerlei wegen te zoeken, waarlangs men zich aan de tucht kan ontrekken. Bij het wegvallen van dien dubbelen band waardoor de maatschappij als één lichaam wordt saamgehouden, den band nl. van onderlinge liefde en onderwerping aan het gezag, is het niet te verwonderen dat een zoo bittere klassenstrijd ontstond; als waardoor de tegenwoordige maat schappij herhaaldelijk wordt geschokt. En ten slotte wijst Z. H. de Paus op een nog dieperen wortel van de bestaande wanorde met het woord van den Apostel Paulus: ,,de wortel van alle kwaad is de begeerlijkheid;" want goed beschouwd ko men alle kwalen, waaraan de maatschap pij tegenwoordig lijdt, uit de begeerlijk heid voort; en juist in de latere tijden wordt op verderfelijke en godsdienstlooze scholen reeds aan de kinderen, en dan verder door ongeloovage en zedenbeder vende schriften en op allerlei andere wij zen aan de menschen geleerd, hun geluk te zoeken in rijkdom, eer en zingenot, en te vergeten dat zij voor een hooger, een eeuwig geluk zijn geschapen, wat volgens de leer van Christus niet te duur gekocht kan worden, zelfs niet door armoede, door smart en door verguizing. Zietdaar B. G. in het kort saamgevat wat door den Paus in zijn encycliek werd aangewezen als de oorzaken van twist en tweedracht in de maatschappij, en van de oorlotgen onder de volkeren. En als wij nu ons zeiven afvragen of ook onder ons diezelfde overtredingen van de christelij ke leeringen en voorschriften niet in ver ontrustende mate voorkomen, wie zal dan met de hand op het hart durven zeggen, dat wij zóóveel minder schuldig staan, en rta± wil iitVin.iri - verdiend van die vreeselijke straiien ver schoond te blijven? Gij herinnert u toch wel B. G. hoe wij zeiven jaar op jaar ln onze vastenbrieven en telkens weer bij al lerlei gelegenheden er op moesten wijzen, dat ook onder ons het christelijk leven verflauwde en bij velen reeds geheel ver loren is gegaan. Wij gevoelden ons ge dwongen te waarschuwen tegen dien on- christelijken, wereldschen geest, die onze oogen en harten te veel richtend op aard- sclie goederen en vermaken, ons al te ge makkelijk deed heenstappen over de god delijke en kerkelijke wetten aangaande het vieren en heiligen der zon- en feest-' dagen. Wij moesten wijzen op die on christelijke zucht naar genietingen, waar door de evangelische geest van verster ving op zoo onrustwekkende wijze onder ons vermindert en dreigt geheel te ver dwijnen. Wij moesten herhaaldelijk op treden tegen die wereldsgezindheid of dat slaafsche nadoen van hetgeen de wereld ons vóórdoet, waardoor ook onder ens, door een onbetamelijke kleedij, al te veel vrouwen eene ergenis worden der oogen en helaas! in al te veel kinderen van jongs af aan het gevoel van schaamte en zedig heid wordt gedood. Hoe dikwijls reeds moesten wij de lichtzinnigheid veroordee- len van zooveel ouders, die al te weinig bedacht op een katholieke opvoeding hun ner kinderen, somtijds onder de nietigste De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, Iedere regel meer 5 cent. voorwendsels, gevaarlijke of voor een ka^ iholiek kind altijd gebrekkige scholen ver kiezen boven de Katholieke, welke door zoo zware offers van ware geloovigen worden geslicht en onderhouden om het opgroeiend geslacht voor de kerk en. voor den hemel te bewaren. Ontelbaar zijn onze waarschuwingen tegen de verderfe lijke lectuur van boeken en dagbladen, waardoor het geloof ondermijnd en de goede zeden bedorven worden, of waar door voor 't minst onder onze hoogere standen de katholieke beginselen van han del en werkverschaffing worden verduis terd en onder onze mindere standen de geest der verderfelijkste dwalingen onge merkt binnensluipt. Telkens en telkens weer, en helaas! nog altijd te vergeefs, vermaanden wij tegen die nooit te ver ontschuldigen geringschatting van. ons heilig, Katholiek geloof, waardoor de band des huwelijks aan de zegening der Kerk wordt onttrokken met het rampzalig ge volg dat die gemengde huwelijken in zoo veel echtgenooten en in tallooze kinderen het echte geloofsleven doen kwijnen, Ja zelfs het is allertreurigst het te moeten zeggen, maar het is niets dan de onver bloemde waarheid tot geiheelen geloofs afval voeren. We behoeven dit onderzoek van ons zei ven niet verder wort te zetten, want waarlijk wanneer wij ons dit alles herin neren, dan verliezen wij alle recht om te roemen, dan moeten wij den profeet Jero- mrias nazeggen, wat hij zich gedwongen zag te erkennen in den naam zijns volks „misericordiae Domini, quia non sumus consumpii" het is alleen aan 's Heeren barmhartigheid te danken, dat in zoo al gemeen verderf, als de wereld ons thans te aanschouwen geeft, ook wij tot dus verre nog niet zijn medegesleept; en dan kunnen wij daarvoor Gods barmhartigheid niet genoeg danken. Maar dan volgt ook aanstonds voor ons -da dure verplichting cxm met die ^g^d breken,'of wij zouden wel eens gedwongen kunnen worden tot den smartelijken kreet van dienzelfden godsgezant: ,,cum clama- vero et rogavero, exclusit oraüonem me- am"; als ik God aanroep en Hem bidt, ver werpt Hij mijn gebed. En nu weten wij wel B. G. dat van den anderen kant bij velen onder ons vooral in den laatsten tijd een heerlijke ople ving van den goeden Katholieken geest valt waar te nemen, dat om slechts op een paar teekenen van die opleving te wijzen de HH. Communiën jaarlijks met honderdduizenden toenemen, en dat de Katholieke vereenigiingen zij het ook al te lanzaam voortdurend vooruitgaan in. getal en in bloei; dit troost en verheugt ons, jazelfs heit is onze vaste overtuiging, dat de goede God, ook om wille van zoo veel rechtvaardigen onder ons, bij zooveel ongerechtigheid ons barmhartigheid heeft bewezen; maar het staat evenzeer vast, dat ook onder de zoo zwaar door den oorlog getroffen volken talloos vele rechtvaardi gen leven, en toch in Gods gerechte weeg schaal schijnt hunne rechtvaardigheid niet te hebben opgewogen tegen het al te groote en openbare bederf, of en dit willen wij nog liever aannemen ook de straf van dien wreeden oorlog is barmhartigheid van God, Die door het reinigende lijden de zondaren bekeeren wilde, terwijl Hij de rechtvaardigen wel op andere wijze voor hun lijden beloonen zal. Doch hoe dit zij, wij weten niet, of en hoe lang nog on der ons liet goed zal opwegen tegen het kwaad, noch of de barmhartigheid Gods ook voor ons het bittere lijden niet noodig zal achten om tot Hem terug te voeren de velen, die Hem en Zijne geboden al te zeer vergaten, wij weten niet, of ook onder ons niet dergelijke rampen te wachten staan, zoo wij niet spoedig tot een algemeene opleving van den goeden christelijken geest worden gebracht door de aanschou wing van het lijden, dat anderen getrof fen heeft. Het zou ons echter leed doen, als dit de vrucht was alleen van vrees voor Gods straffen; die vrees moge de aanleiding zijn om eens een ernstig onderzoek in te stel len over ons eigen leven, zij mag niet zijn de voorname reden voor den terugkeer tot God. Moge ook al de vrees ons ge stemd hebben tot nadenken, de liefde moet ons bewegen tot handelen, de liefde tot God, Die alleen ons opperste goed en in Zich zeiven alle liefde waardig is. Eerst dan worden wij ware christenen wanneer wij God als onzen Vader beminnen en onze liefde bewijzen door naar Zijn woord te luisteren en het te onderhouden. Deze werkdadige liefde nu brenge ons allen tot boete over de zonden en tekortkomingen van het verledene en tot grooteren ijver in den dienst van God voor de toekomst; ons allen, want eenieder, ook de vurigste chidsten. kan nog meer doen dan hij tot nu toe deed, naar de vermaning van de H. Schrift: „die rechtvaardig is, worde nog meer gerechtvaardigd, en die heilig is, worde nog meer geheiligd;" en ook de heiligste mensch kan naar het voorbeeld van alle heiligen de boetvaardigheid paren aan de onschuld des levens en door wer ken van boete aan God eerherstel geven ook voor de zonden van anderen. Geen betere tijd om daarmede eens goed te be door de II. Kerk verplicht worden tot grootere zelfversterving. Daarom: brengt in den aanstaanden vastentijd waardige vruchten van boete voort. Wie zondigde door zich te veel te veroorloven, onthoude zich nu eens ook van hetgeen geoorloofd is; onthouden wij ons niet slechts van die vermaken, die óf in zich zondig zijn óf zoo gemakkelijk gevaar van zonde meebrengen, en die wij dus ten allen tijde vermijden moeten, maar ook van die vermakelijk heden, die ofschoon in zich onschuldig toch bezwaarlijk te vereenigen zijn met den geest van boetvaardigheid en verster ving; bannen wij uit ons huis niet alleen alle verderfelijke en lichtzinnige lectuur, maar nemen wij nu ook eens stichtelijke boeken ter hand als de H. Evangelieën, overwegingen over het lijden des Heeren en verhandelingen over de geloofsleer, waarvan de kennis ons misschien al te zeer ontbreekt; laat ons de zonden en te kortkomingen, begaan uit ongeregelde be geerten naar stoffelijke goederen, uitboe ten door buitengewone aalmoezen, waar voor overigens deze tijd van druk voor zoovelen onder onze eigen landgenooten en onder de hierheen gevluchte vreemde lingen zoo ruime gelegenheid geeft; scho ten wij wel eens te kort in het heiligen van zon- en feestdagen, laten wij dan meer bidden in deze dagen en zooveel in ons vermogen is de kerk bezoeken ook op dagen en voor godsdienstoefeningen, die niet tot de verplichte behooren: bidden wij veel voor ons zeiven en. voor anderen, vooral ook voor degenen, wier geloof in gevaar is door de onkatholieke opvoeding, die zij van hunne ouders ontvangen of die zij aan hunne kinderen geven, en gaat dan voort met veel te bidden voor het her stel van den vrede. Een bijzonder hartelijk gebed vragen wij u voor onzen H. Vader den Paus, op dat God zijn pogingen tot herstel van den vrede en tot verbetering der ondeugden, die de oorzaak zijn van alle tweedracht, moge zegenen en vruchtbaar maken; voor H. M. onze geliefde Koningin, die thans zoo gedrukt gaat onder de zorg, om haar volk voor den oorlog en allen nood te be houden, voor heel haar Koninklijk Huis en voor al uwe geestelijke en wereldlijke overheden; en moge God dan al uwe ge beden goedgunstig verhooren. En zal dit ons herdelijk schrijven op den Zondag Quinquagesima in alle tot ons Bisdom behoorende kerken, alsmede in de kapellen waarover een Rector is aange steld, op de gebruikelijke wijze worden voorgelezen. Gegeven te Haarlem, den 6den Februari 1915. AUGUSTINUS JOSEPHUS, Bisschop van Haarlem. Op last van Z. D. Hoogwaardigheid, II. A. TH. VAN DAM, Secretaris. Italië moet bij de Duitsche regeering een. sia'L Jiebbeo oarlaaji- ngar aanleidina tenrijkers zetten hun overwinningen in de Boekowina voort. In Roemenië werkt men druk in het arsenaal. Da Grieksche gezaot te Konstantinopel is van daar vertrokken. De Duitsche verklaring. Het keizerlijk Duitsch gezantschap tr 's-Gravenhage deelt mede Nadat sinds het uitbreken van den oor log de Duitsche handelsvloot van de we reldzee was verdwenen, heeft Engeland den handel der onzijdigen met Duitschland trachten te verhinderen. Engeland heeft met dit doel de Noordzee zonder vooraf gaande waarschuwing verklaard tot oor logsgebied en als in gevaar gebracht door Duitsche mijnen, ofschoon Duitsche mijnen niet in volle zee, maar uitsluitend aan de Engelsche oostkust waren gelegd. Het heeft bovendien den weg noordelijk om Schot land verboden, en voor het Kanaal zoo mede in de open Noordzee mijnvelden ge legd. Engeland heeft voorts de op de Londen- sche zeerechtconferentie vastgestelde lijst van contrabande sterk uitgebreid cn den doorvoerhandel van onzijdige landen naar Duitschland door bemoeilijking van de on zijdige scheepvaart zooveel mogelijk trach- FEUILLETON. DE DUIKER. .De grijsaard zelf was te vermoeid om reis te ondernomen, en daarenboven leef hij liever, om zijn werklieden tot last aan te sporen, want het slechte jaar- tijde naderde. .Ditmaal stelde Diego aan Robert voor, te vergezellen. Men moest de voorbij- >mst van de diligence in het dorp Cogolin jachten. Dit dorp lag op een tiental ijlen van de woning verwijderd, en de ree schoonbroeders legu.en den weg te iet af. 9 Den volgenden ochtend waren zij te arseille. Robert bracht den dag bTJ" den bandier •or, die de zaken geheel in orde bracht, in schoonvader was nu ruimschoots Ulionnair. .Hij gebruikte met Diego bij hem het Jddagmaal, en den volgenden dag waren tegen tien uur weder in Cogolin. .Daar moesten zij hun reis staken, em it zij geen rijtuig konden vinden, dat hen mr de woning bracht. Zij zouden an- !rs ©idden in den nacht aangekomen P en zij vonden hot veel verstandiger l avondmaal te gebruiken en des mor- vroeg op weg te gaan. •dn de eenige herborg van het dorp gaf «n hun twee kamers, die beiden op een "Kon uitkwamen. ••^an die warande leidde een trap recht- *^9 naar de straat. ..Het was reeds over twaalven, toen zij hun avondeten gebruikt hadden, en zij legden zich aanstonds ter ruste. „Diego zeide, dat hij verging van den slaap, en ook Robert had geen zin nog langer wakker te blijven. „Hij sliep echter niet aanstonds-in en keerde zich meermalen om alvorens de oogen te sluiten. „De vermoeienis had waarschijnlijk zijn zenuwgestel geprikkeld, want het minste geluid maakte hem aanstonds wakker. ..Nu eens meende hij de deur van Die go's kamer te hoor én openen, dan weer scheen het hem, dat men behoedzaam op die waranda wandelde. „Eindelijk sliep hij, èn het was reeds volop dag, toen hij ontwaakte en Diego tegen den muur, welke hen scheidde, hoorde slaan. „Diego noemde hem een luiaard en riep hem toe, dat hij wakker moest worden. „Robert zag, dat het over zevenen was, en hij haastte zich, zich te kleeden. „In Diego's kamer komend, vond hij dezen bezig zijn toilet te voltooien. „Het rijtuig was reeds den vorigen dag besteld, en na een kort ontbijt begaven de twee schoonbroeders zich op weg. Het was een van die schoone herfstdagen, zoo- aJs in Provence voorkomen, even warm ais de zomerdagen te Londen. „Robert sprak weinig, want hij was ge heel overgegeven aan de vreugde hen weder te zien, die hij beminde. Diego, die zeker ook wel zulke gevoelens koesterde, sprak geen woord. ..Het was omstreek* roode dak der woning zichtbaar werd tus- schen de boomen. ..Weldra meende Robert voor den in gang van het huis een talrijken en zenuw' achtigen troep menschen te bespeuren. „Hij herkende de blauwe kielen der werklieden van Disney; ook zag hij wa penen en uniformen schitteren. „Hierover zeer verwonderd want op dit uur toch moesten de duikers aan het werk zijn maakte hij Diego opmerk zaam. die zeide niets te zien. ..Robert liet het paard harder loopen, en weldra was het rijtuig bij de woning. „Nu konden de reizigers de menigte niet -meer zien; maar men had hen bemerkt, want John Slough, de onderbaas, liep hun tegemoet. „Hijgend riep Robert hem toe: „Wat is er, John? In 's hemelsnaam, wat is er geschied?" „Maar de man was te zenuwachtig en te vermoeid van het loopen, en toen hij genaderd was, bracht hij slechts met moeite uit „Stap uit, mijnheer Robert, stap uit. Het is immer nog te vroeg, wanneer u het ongeluk verneemt." „Een ongelukl" riep Robert uit. „Later bekende hij het. Het eerst had hij gevreesd voor Ellen. Hij had haar naam op de lippen maar durfde hem niet uitspreken; zijn onzekerheid duurde niet lang. „Onze meester, onze goede meester is dood", hernam Slough „Wie... mijn vader?" „Robert sprong uit het rijtuig en liep als waanzinnig naar huis. „Hij liep zoo snol, lat de arme John hem niet kon bijhouden, en hij dacht niet eens aan Diego, die, zeker door ontstel tenis, nog in het rijtuig was blijven zitten. „Voor het huis stond een talrijke groep werklieden en boeren uit den omtrek, die zich terugtrokken, toen Robert kwam, cm hem den weg vrij te laten. „Twee gendarmes, die de trap bewaak ten. kenden hem blijkbaar, want zij hiel den hem niet tegen. „Robert ijlde naar boven, duwde de deur van de kamer open en viel op de knieën, toen hij het lichaam van Disney op den grond zag uitgestrekt. „De oude man lag uitgestrekt op zijn bed en scheen te slapen. „Een gapende wonde was zichtbaar aan zijn ontbloote borst, maar zijn gelaat had dezelfde kalme en zacht uitdrukking be waard. „Hij was bepaald verrast dooi* den dcod. „Twee mannen in het zwart gekleed, de dokter en de vrederechter van het kan ton. schreven aan een. tafel. „Zij stonden op, om te trachten Robert te bedwingen, maar konden niet verhin deren, dat hij zich op het lichaam zijns vaders wierp. „Doch de ongelukkige jonge maai ver loor het bewustzijn. „Toen hij weder de oogen opende, was hij in zijn kamer, en Ellen lag op de kmieën bij hem te weenen. „Robert wierp zich inhaar armen en drukte haar langen tijd aan het hart, als wilde hij haar verdedigen tegen den dood, die zijn intrede in hun huis gedaan had. ,.7.ij mengden him tranen en werden getroff-w van het ongeluk, aLs twee kinderen verrast door het on weder. John Slough bracht stoornis in dil tooneel. .De vrederechter wilde den zoon \an d-en verslagene spreken, en Robert volgde den ouden man, die ook bitter weende. „De vrederechter wachtte Robert in het salon. „Het was een goede man, die af en toe een bezoek had gebracht aan de duikers woning en door allen bemind werd. „Hij drukte Robert geroerd de hand. In zijn houding was oprechte droefheid te lezen maar ook een zekere ongerustheid, waarvan de jonge man zich eerst geen rekenschap kon geven. „Mijnheer Robert", zoo sprak hij, „ik vervul op het oogenblik een dubbel pijn lijken plicht. Ik beminde en achtte uw pleegvader, en ik neem levendig deel in den slag, die u treft; maar ik ben ook vrederechter en derhalve verplicht de da ders van de vreeselijke misdaad op te spo ren. Vergeef mij dus, wanneer ik u in uw smart stoor, door u eemige noodzakelijke vragen te stellen. Had de heer Disney vijanden?" „Voor zoover ik weeit, mijnheer, geen enkelen. Hoe zou hij er gehad hebben in dit land, waar hij vreemdeling was en niets dan goed heeft verricht?" „Ik weet, dat de heer Disney alom be mind was. maar kunt ge onder al de Engelsche werklieden, die met u hierheen zijn gekomen, er niet een denken, die haat heeft opgevat tegen uw vader?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1