daar werd niet alles verloren, daar wer den geen zaken opgeheven! De arbeidersklasse zal na tijden van druk, de zegenrijke gevolgen van op nieuw begonnen harwlel en nijverheid al zeer spoedig ondervinden. Ook de ge goede middenstand. Doch van den. klei ne, die alles moest opofferen, is zulks, zonder krachtige hulp van standgenoot en regeering, niet mogelijk. Hem te helpen, die tengevolge van trouwe dienstvervulling jegens landge noot en "vaderland, zou genoodzaakt zijn af te dalen op den maalschappelijken lad der, mag derhalve plicht genoemd wor den. „Geadresseerde is in militairen dienst; de zaak js opgeheven"! Mogen deze eenvoudige woordea eens •tot ernstig nadenken stemmen omtrent de wijze, waarop dergelijke kleine onge lukkige middenstanders in komenden vre destijd gesteund kunnen worden, om zich dn hunne maatschappelijke positie te kun nen handhaven. Roomsche Jeugdorganisatie. (Ingezonden.) Wij leven in een tijd van verrassingen. Wat den eenen dag niet mogelijk scheen, is den volgenden reeds geschied. Den eenen dag duizenden jonge levens, bezield met een ontembare wil en een niet te overwinnen moed, den volgenden dag lig gen die duizenden weggemaaid door den alles vernielenden en doodenden oorlog. Ziedaar een beeld, hetwelk heden ten dage maar al te dikwijls .werkelijkheid wordt ft I Het bovenstaande heeft in gewone om standigheden niets met ons onderwerp uitstaande, maar thans, nu de oorlogs brand zoovele landen heeft aangestoken, wordt dit anders. Want wear duizenden vallen in de kracht des levens, mannen Worden weggerukt midden uit den strijd onzer dagen, daar zoude het verenigings leven een critieken tijd tegemoet gaan, ware het niet dat door de vroegtijdige vor ming der Roomsche jeugd ook daarin was voorzien. Onze buitenlandsche ge- loofsgenooifen mogen trotsch zijn op hun jeugdorganisatie, die hen zal behoeden voor gebrek aan nieuwe versche krachten. „Wie de jeugd heeft, bezit de toekomst" is het spreekword. En dit is niet te veel beweerd. Immers de hedendaagsché jeugd omvat de mannen der toekomst. Hoe de jeugd wordt opgevoed, is dus een kwestie van zeer" belangrijke beteekenis, en riet het minst voor ons Roomsch-Katholiek ge- organiseerden. De Roomsche jeugd in het algemeen, en die van den arbeidenden stand in het bijzonder, is aan zeer veel ge- Varen blootgesteld. In de groote fdbriekfen en Werkplaatsen wordt het H. Geloof da gelijks aangevalten en verdacht gemaakt door medearbeiders, terwijl menigeen niet in staat is om zich te verdedigen en zijn belagers van zich af te slaan. Onzen Roomschen jongens moet meer ontwik keling worden bijgebracht, zoowel op eco- nomisch-politiek als apologetisch terrein. Zij moeten worden opgekweekt tot flinke, degelijke Roomsche mannen, tot mannen, op wie wij in de toekomst staat kunnen maken. Dit te verkrijgen en te bereiken voor de Roomsche jeugd van Leiden is ons aller wensch. O 9 De Roomsche jeugd van Leiden is niet voldoende georganiseerd. Wanneer de jongens uit de arbeidende klasse de school verlaten hebben, gaan zij naar werk plaats en fabriek en staan, dag in dag uit, onbeschermd, overgeleverd aan de heden- daagscho moderne opvattingen van Kerk en Godsdienst. Ieder, die een weinig be kend is, met de tóestanden op de ver schillende fabrieken en werkplaatsen, en heeft gehoord de taal die daar dagelijks gesproken wordt, zal met mij moeten er kennen, dat daar een gevaar, een groot gevaar schuilt voor onze Roomsche jonge mannen en jonge meisjes. Katholieken van Leiden, dat is een zeer ernstige zaak. Vergeet toch niet, welk een groot belang wij hebben bij een goede, geschoolde op leiding van onze jonge arbeiders(sters). Daar rnoet een organisatie, een vereeni- ging komen, die de Roomsche jeugd, zoo- dra zij de schoolbanken verlaten heeft, omvatten kan, n.l. een Patronaat. Wij hebben hier in Leiden wel reeds een be gin van jeugdorganisatie. Er bestaat een adspirant-afdeeling van den Ned. R.-K. Graf. Bond, verschillende andere vakver- eenigingen hebben adspiramt-leden, de Ned. R.-K. Volksbond beschikt over een aantal jeugdige krachten, de St. Jozefge- zellenvereeniging heeft een groot aantal leerlingen van 1418 jaar, de Aloysius- Congregatie bestaat geheel uit personen van dien leeftijd en de Zita-vereeniging omvat een groot aantal arbeidsters, die in de termen vallen voor aansluiting, kortom .wij zijn al een aardig eind op weg. Doch daar heersoht nog geen eenheid van werken, geen eenheid van doel. Daar moet nauwere aaneensluiting komen, want het arbeidsveld is zoo uitgestrekt. Doch zie, het Bureau voor de R.-K. Vakorgani satie en de Centrale Patronaatscommissie zijn zoo goed als tot overeenstemming ge komen. Wanneer op de a.s. jaarvergade ring van dit Bureau, welke gehouden .Wordt op 22 Februari a.s., deze regeling wordt goedgekeurd, dan kunnen voor heel Nederland de wijze van werken, de mid delen om het gTOote doel te bereiken wor den aangegeven. Dan kan ook in Leiien worden aangevangen met bet brengen van Éénheid in het grootsche patronaatswerk. Wanneer wij dan met onze organisatie zullen aanvangen, zullen er veel moeilijk heden verrijzen. Daar bestaat in Neder land als nationale organisatie, en in Lei den als plaatselijke afdeoling, een socialis tische jeugdorganisatie genaamd „de Zaaier". Daar deze organisatie ook bij de Katholieken nog al eens aangeprezen wordt, dezer dagen heb ik het zelf onder vonden, acht ik bet noodzakelijk om een woord van waarschuwing te richten tot de ouders van onze Roomsche jongens en meisjes. Laatstgenoemde worden om den tuin geleid met het oude sprookje „gods dienst is privaatzaak", of „de godsdienst heeft met je vak niets uit te staan." Dergelijke onzin wordt hun op de mouw gespeld en het vogeltje in casu een pas van de schoolbanken gekomen Roomsche jongen is gevangen en voor vetrclere opleiding tot volbloed sociaal-democraat wordt wel zorg gedragen. Zoo zijn er ve len verloren gegaan. En wanneer er met vroegtijdig wordt ingegrepen, zullen er nog wel meer dezen weg opgaan. Komt, Katholieken, dat mag niet langer. De Roomsche jeugd moet, evenals de Room sche mannen en vrouwen, Roomsch ver- eenigd zijn, niet alleen in sociale, doch ook in vereenigingen van nut en ver maak, zooals gymnastiek enz. Welnu, ook daarin is voorzien. De Ned. R.-K. Valkshond en de St. Jozefgezellen- vereeniging hebben beide een gymnastiek- afdeeling, zoodat een Katholiek naar geen neutrale organisatie behoeft te loopen. Zoo is het met gymnastiek, zoo is het met al het overige. Wanneer wij willen hebben goede geschoold© krachten, wan neer wij willen, dat de opengevallen plaat sen in ons leger worden aangevuld met wat men noemen kan, goed kader, dan moeten onze Roomsche jongens en meisjes na de schooljaren geen oogenblik worden losgelaten. Want juist deze jaren zijn voor ben de gevaarlijkste. Welnu, waar thans vaststaat dat binnenkort ook in deze zal worden voorzien voor onze oude Sleutelstad, gaan wij met nieuwen moed aan den arbeid. Laten wij hopen dat de R. K. Vakkern, het middenpunt van onze Roomsche eco nomische organisatie, ook dezen arbeid tot een goed resultaat zal weten te bren gen. De toekomst van Roomsch Leiden staat er ten nauwste mede in verband. Katholieken, dankt aan het bekende spreekwoord: Wie d© jeugd heeft bezit de toekomst. J. A. DE ZWART Jr. Land en Tuinbouw. Onze levensmiddelen. Een lezer schrijft aan de „N. Crt." Hoe lang ook de oorlog moge duren, of hoe kort, en welken loop de zaken mogen nemen, zeker is, dat er op den duur voor geheel Europa en ook voor ons land een tijd zal komen, die de voorziening met noodzakelijke levensmiddelen zeer moeilijk maken zal. Nu is er weinig mogelijkheid meer om graan te zaaien; dat had vóór den winter moeten geschieden, Maar er jsan nog zeer veel worden ge daan aan den verbouw van aardappelen en vooral van peulvruchten. Een voordeel is daarbij, dat de oogst van aardappelen reeds betrekkelijk vroeg kan plaats hebben; terwijl boonen reqds een zeer goed voedsel vormen, wanneer ze nog niet rijp zijn, doch als slaboonen kun nen worden genuttigd. Deze kunnen ook zeer go'ed worden gekweekt in de kassen en bakken, welke gewoonlijk voor komkom mers e. d. worden gebezigd. Zou het nu niet dringend aanbeveling verdienen, dat onze kweekers de teelt van fijne gewassen zooveel mogelijk lieten lig gen, om liever zoo groot mogelijke hoe veelheden voedsel te produceeren. Bijna alle soorten bruine en witte boo nen zijn daarvoor geschikt. Ook tuinboo- nen dienen niet te worden vergeten e<n deze hebben het voordeel dat ze niet be vriezen, zoodat ze nu reeds in den vollen grond kunnen worden gelegd. Een groot gedeelte van de landerijen voor bollenkweek zouden aldus pro ductief kunnen worden gemaakt en ook ware het wellicht niet onmogelijk een deel van de hooger gelegen weilanden nog om te spitten of te ploegen en voor het ver bouwen van aardappelen," erwten of kool te bestemmen. Zulke pas gespitte weidegrond behoeft bovendien het eerste jaar slechts zeer wei nig meststoffen te ontvangen, wat alweer een profijt kan worden genoemd. Er behoeft niet aan getwijfeld te worden of al deze teelt zal de moeite en kosten loo- nen. De aandacht dergenen, die kunnen mede werken aan het voortbrengen van voedings stoffen, zij daarom ten dringendste op dit belang gevestigd. Het mond- en klauwzeer. Het mond- en klauwzeer bedreigt weer ernstig onzen veestapel en het was daarom goed gezien van verschillende vereenigin gen en banden op landbouwgebied te waar schuwen voor het besmettingsgevaar. Allen zullen het er wel over eens zijn dat het mond- en klauwzeer voor het vee een ware plaag is. Het berokkent daarbij den boer enorme schade, en wel zeer kort zichtig en onverstandig zijn zij, die niet willen medewerken om de gevreesde ziekte te keeren. Het mond- en klauwzeer is een ziekte, welke zich kenmerkt doordat zich in den bek, aan de tong, tusschen de klauwen en dikwijls ook aan de uier, blaren ontwikke len, die in den regel sterk speekselen, kreupelheid en pijnlijkheid bij het melken tengevolge hebben. De besmettelijkheid van het mond- en klauwzeer is zeer groot. De smetstof hecht zich zeer licht vast aan allerlei voorwer pen; zij wordt echter door inwerking van het daglicht en tegelijkertijd door droogte spoedig gedood. Hoewel men reeds langen tijd en voort durend gezocht heeft naar andere midde len ter bestrijding der ziekte, is het tot dusverre nog niet gelukt, deze te vinden en moet men zich nog steeds bepalen tot politiemaatregelen, verbod van vervoer, afsluiting van besmette erven, enz. Met onmiskenbare zekerheid heeft de er varing geleerd, dat gebrekkige maatrege len geen andere uitwerking hebben, dan dat zij den gang der ziekte vertragen, en de oorzaak zijn, dat een land langer besmet blijft. Verloop en nadeelert der ziekte. Ofschoon het mond- en klauwzeer in de groote meerderheid der gevallen goedaar dig verloopt en de aangetaste dieren na weinige dagen herstellen, is het toch een feit, dat nagenoeg alle dieren tijdelijk aan gewicht en melkrijkheid afnemen. Bij vele dieren duurt het geruimen tijd, voordat de oorspronkelijke melkrijkheid te rugkeert, terwijl niet weinig runderen voortdurend minder melk blijven geven. Meermalen ontstaan onherstelbare uier- gebreken, waardoor uitstekende koeien voor de melkproductie ongeschikt worden. Vele dieren sterven door keel-, uier- en longontsteking. In den zomer van 1892 stierven in Beieren ruim 3000 runderen. In het jaar 1901 trad het mond-,en klauwzeer in Spanje zoo boos aardig op, dat in Barcelona 5070 procent van het jongvee stierf. Voorts zij er nog op gewezen, dat men onder het zoogenaamde „boosaardig mond en klauwzeer", ziektegevallen verstaat, die zonder dat eerstgenoemde verschijnselen optreden, spoedig doodelijk verlonpen. In deze gevallen worden de aangetaste dieren, die dikwijls schijnbaar wat beter zijn en weer beginnen te eten, plotseling zwaar ziek en sterven spoedig. De oorzaak van dit boosaardig verloop is nog niet met afdoende zekerheid bekend, maar het is waarschijnlijk, dat de smet stof van het mond- en klauwzeer, in deze gevallen, het slijmvlies van maag en darmen aantast en dat uit de daardoor ontstane zweren, giftige stoffen in het bloed der dieren doordringen. De Smetstof. De kiemen der ziekte kunnen buiten het lichaam van het dier, in ons land op den duur niet leven. De smetstof is onzichtbaar. Het is nog niet gelukt, door middel van een microscoop, in den inhoud der blaren, waarin de smetstof in groote hoeveelheid aanwezig is, een bacterie of een ander micro-organismé op te sporen, dat voor de oorzaak der ziekte kon Worden gehouden. Om een dier te besmetten is slechts wei nig smetstof noodig. Wanneer men een vijfduizendste gedeelte van één gram van den inhoud eener blaar spuit in het bloed van een gezond rund, dan kan de ziekte zich bij het dier openbaren. Na de inspui ting ontstaat kport.s en na 13 dagen ver schijnen blaren in den mond, aan deoi uier en 1—2 dagen latei* ook aan de klau wen. De wijze van verspreiding der ziekte. Het speeksel ën de'inhotid der blaren besmetten hét voedsel, de voederbakken, het drinkwater, het strooj den bodem der stallen, de wèg'éii, de hhnden en de klee deren van het stalpersoneel. Stalgereedschappen, zakken, en personen als vleeschhouwers, handelaren en vooral leden van gezinnen, waarvan het vee aan de ziekte lijdende is, werken de versprei ding in de hand. Bestrijding der ziekte. Het is gebleken dat men door snelle en krachtige toepassing der maatregelen veel kan bereiken. Vooral wanneer de ziekte uitbreekt in eene volkomen onbesmette streek, dan kan het mond- en klauwzeer met succes bestre den worden en vooral dan, is het van groote beteekenis, de afvalproducten der zuivelfabrieken, die voor voeder bestemd zijn te pasteuriseeren. Het is ook hoog noodig, dat het stalper soneel nimmer het erf verlaat in dezelfde kleeren, die~ in den stal gebruikt worden en dat steeds aan de buitendeur voor elk lid van het gezin een paar goed ontsmette klompen gereed staan, om bij het verlaten van het besmette erf aan te trekken. Geen der huisgenooten behoort het erf te verlaten of de handen moeten vooraf ontsmet zijn met een 2 procents creoline- oplossing. De hoeven der paarden en de wielen van karren en wagens, die het erf verlaten, behooren als maatregel van voorzorg, vooraf met een 3 pCt. creoline- oplossing ontsmet te worden. Honden, katten en kippen mogen het erf niet verlaten. De ontsmettingsmiddelen, zoo schrijft Dr. Poels, worden op 's Rijks kosten aangeschaft. Het is eene dwaling, te meenen dat tegen het mond- en klauvreeer geene maatregelen kunnen worden genomen. Als de aangifte steeds geschiedde bij het optreden der eerste verschijnselen, dan zou spoedig blijken dat het mond- en klauw zeer zeer goed voor bestrijding vatba'ar is. Wanneer in sommige gevallen, de wegen worden opgespoord, waarlangs de ziekte zich verspreidde, dan blijkt maar al te dikwijls dat men verzuimde tijdig van een verdacht geval aangifte te doen. Mogen dan onze landbouwers beseffen, dat het hun plicht is van elk geval onver wijld aangifte te doen en vervolgens trouw op te volgen wat hun voorgeschreven wordt. Gemengde berichten. Een werklooze. Men schrijft uit Wes tervoort: Het gebeurde met een Arrihemsch werkman. Die werd uitgenoodigd op een der fabrieken alhier te komen steensortee- ren. Dat is lang ieders werk niet, maar hem was het wel vertrouwd; hij had het meer gedaan, tot genoegen van baas en heer. Hij kwam en informeerde naar loon en arbeidstijd. Dat gaf een weekloon van goed acht gulden. De dagen zijn kort in Februari. En hij rekende verder: acht is zes en twee. De man had n.l. zes gulden per week ondersteuning van het Arn- hemsch Steuncomité. Voor twee gulden per week te werken dat leek hem te kras. De man keerte onverrichter zake naar Arnhem terug. Het .was hem niet gelukt om .werk te yinden. De Nederlandeche „Dlcke Bertha" der zestiende eeuw. Men schrijft uit 's-Her- togenboech aan de „Msbd." De stad 's-Hertogejihosch is een kanon rijk, dat sinds eeuwen op de binnenplaats van het stadhuis ligt en vroeger een even groote faam als de tegenwoordige „dicke Bertha" genoten heeft. Zoowel in Nederland als daarbuiten is htet zeer vaak genoemd in de groot© wer ken over de artillerie, en in het jaar 1897 heeft de kapitein hij het regiment grena diers en jagers W. R. H. Wakker een af zonderlijke studie aan de „Sthuerghewalt" zoo heet het kanon gewijd. Het smeedijzeren gevaarte draagt het opschrift Sthuerghewalt beds ich tschertoghen busoh behud iclf. Od het bovenvlak ervan is tevens het jaar der voltooiing 1511 vermeid en tweo schilden bewaren den naam van den ma ker Jan "Fyck van Zeghen, burger van Keulen. De volksverbeelding gaf aan het stuk nog een ander opschrift Als ik geladen ben met een vollen horen, Schiet ik te Bommel over den toren, En ben ik geladen vol en zat Dan schiet ik te Bommel over de stad. De naam „Stoer geweid" was de offi cieede, de buigerij noemde het kanon lie ver de „booze Griet". Deze laatste naam was algemeen in zwang, om kanonnen aan te duiden. Mecbelen had een Griet, Gent een „dolle" en Diest een „holle Griet"," zegt kapitein Wakker. Bij het beleg van het slot Hageetein in het land van Arkel, door Graaf Willem VI werd een „groote Griet" gebruikt en in de bewapening van Lingen kwam in 1551 een „schurftige Griet" voor. Voor Mvlow aan de Havel werd in 1391 een „luie Griet" (faule Grete) aangetroffen, een naam. vermoedelijk gegeven, omdat met dit plompe en onhandelbare kanon slechts eenige malen per dag kon worden gevuurd. Een antiek behang. Men schrijft uit Bameveld aan het >(N. v. d. D." Eenige jaren geleden kocht de gemeende alhier een oud pand, waarop thans de eiermarkt gebouwd is. Bij het afbreken van het oude huis vond men in een der kamers een met Bijbelsche taferee len be schilderd behang, dat voor eenige eeuwen, blijkbaar door een groot kunstenaar, ver vaardigd was. En hoewel het schilderstuk in zeer verwaarloosden toestand verkeer de. werd toch besloten het doek naar een oudheidkundig museum over te brengen. Thans echter is h©t doe-k aan een antiquair verkocht voor f 150. Melkooriog. Men meldt uit Velsen: Omtrent den melkoorlog te Veiseroord kan worden gemeld, dat de vrouwen in een Donderdagavond druk bezochte verga dering aldaar, hebben besloten vol te hou den geen melk der melkslijters te koopen en indien vóór 15 Febr. a.s. de melkprijs niiet is verlaagd, pogingen in het werk te stel len. om andere melkslijters hier gevestigd te krijgen. Dit besluit zal ter kennis van de melkslijters worden gebracht. Beleediging. De fabrieksarbeider N., vele jaren te Oldenzaal woónachtig, doch thans werkzaam té Gronau, is wegens be leediging van den Duitschen Keizer gear- 'resteerd en"naar Ahaus overgebracht. Zijn vrouw is over de grenzen gezet. Ylak tegen den wind in zeilen. In de Zeeuw. Crt. schrijft de heer De Ruiter, voor zitter van de Federatie van schippers vereen. „Friesland" over deze nieuwe uitvinding: Het apparaat zeilde beslist rechtlijnig vlak tegen den wind in; hoe harder het waaide, hoe sneller de beweging was, en bovendien met kracht, zoodat bij storm de werking niet anders dan snel en krachtig kan zijn. Wan neer de richtingen van wind en „schip niet meer vlak tegen elkaar in zijn, kan het even goed, zoodat men zoodoende met alle winden kan zeilen. Heeft men vlak in den wind, dan is dit er niet minder orn, want door de beweging rechtlijnig tegen elkaar in, wordt de anders tegendruk, die nu meehelpt, grooter. Het zeil van het apparaat kan beslist ten allen tijde, zoo vol mogelijk staan. Ik beken eerlijk, dat het grond-ideé, wat de eenvoud er van aan gaat, alsmede de genoemde werking, ver mijn verwachting overtroffen, zoodat het tot dus ver onmogelijke in de zeilkunst, [door deze toepassing, totaal is opgeheven, en daaróm niet te zoggen is, welke gevolgen deze vinding nog kan hebben, aangezien men zich de wind kracht altijd ten nutte kan maken. Voor de zeevaart, visscherij en in 't bijzonder voor de sport, kan deze uitvinding zeer zeker ook van hooge waarde zijn. Bij tegenwind zouden bijv. stoomschepen, enz. er ook nog gebruik van kunnen maken. Dat het apparaat, aan de door den heer Vlieger, secr. van „Schuttevaer", gestelde eischen, wat betreft strijken, pas- seeren van bruggen, bochten, enz. kan vol doen is mij nu duidelijk gebleken. Kopergebrek? Te Delft is bij verschil lende ingezetenen de koperen belknop ge stolen. Of dit in verband staat met gebrek aan dit metaal is nog niet uitgemaakt. f 25,000 op de loop. Ten nadeel© van de N. V. „Société du Louvre" te Parijs, zijn uiit haar depot bij „La Soriété Beige du Crédit industriel" te Bx*ussél ont vreemd, verduisterd of verloren eeni,ge schatkistbiljetten 1914 in acht coupures, elke coupure groot f 25,000 en genummerd 165 tot 172. rentende 4*/2 pCt. en aflosbaar prima Maart 1915. De hoofdcommissaris van politie te 's-Gravenhage verzoekt opsporing van de bilieiten en bericht en indien van misdrijf blijkt inbeslagneming van de biljetten en voorgeleiding van de daders. Smokkelen. 'Aan de grens in het na burige Beek is Dinsdagavond zekere J- T. uit Wijier, op heeterdaad betrapt bij een poging om een paard over de grens naar Duitsehland te brengen. Hij nam de vlucht doch de militaire wacht schoot hem in een der handen waarop T. zich liet arresteeren. Het paard werd in beslag genomen. De militaire grenswacht te Dinxperlo heeft bij zekere S., welke wegens poging tot uitvoer van leder was aangehouden, 14 bussen petroleum in beslag genomen. Bij zijn huis werden eenige vreemdelingen aangehouden op wie, daar zij geen gehoor gaven aan het geroep van de wacht, we, geschoten; zij werden echter niet geraak Overreden. Op de Prins Hendrik^ is een ongeveer 18-jarige jongen rnct zj; rijwiel door een automobiel van de „Taxi Maatschappij overreden. De jongen, d, ernstig aan het hoofd was gewond en vei moedelijk een been heeft gebroken, is pf brancard naar zijn woning vervoerd. Een dappere vrouw. De dochter va de familie K., to Weert, die met een thar: in het Belgische leger strijdenden Brusj» laar getrouwd is, vertelde aan een der co> respondenten Nadat de Duitschers Brussel i.adden b zet. werd het mij te benauwd in die stat waar ik geen bericht over mijn man on! ving. Ik ging naar Nederland, om te tract ten daar iets over hem te vernemen. H» bleek mij al spoedig, dat hij niet onder geïnterneerden was, waarom ik beslot naar Engeland te gaan. De zeereis wa wel niet aangenaam en de Engelsche tas ben ik niet machtig, maar gelukkig onl moeite ik te Londen een verpleegzustci van het Roode Kruis, die Fransch vet stond. Ze hielp me voort en door onze tij sporincen kwamen we tot de overtuig^ dat mijn man zich niet in Engeland kt vond. Ik stak dus het Kanaal over naar hou loene. Daar wist iemand mij de plaats t noemen, waar de generale staf zich 1* vond. Ik ging er heen en men zei mij daar dat mijn man nog leefde en zelfs niet g< wond was. Zoodra hij werd afgelost, moet ik hem bezoeken. Drie uren later had ik hem dan eandt lijk gevonden, al was het bedekt met vui en modder. Dat waren onvergetelijk» oogenblikken, waarover ik niet veel behod te vertellen. Mijn man was tot onderofficier bevor derd. wat ik niet zou bemerkt hebben, als hij zijn strepen niet had schoongeveegd ei -gekrabt van de modder. Vier. weken lang benik daar geweest, vlak achter het front. In een kelder mocht ik voor de compagnie vanTnijn man koken Op den duur werd het er echter te want door de hevige kanonnades van diet Duttsch. Ik wou niet heengaan, maar mijc man wilde het. Van eenige Belgische jon- gens kreeg 11c geld, zoodat ik, met het be wijs van mijn man, een aardig sommetje bij mekaar kreeg. Daarmede heb ik den terugtocht aan vaard over Engeland. Nu ga ik naar den consul om een pas naar Brussel. Daar zal ik kleeren en ondergoed halen, zooveel ik dragen kan en dan ga ik weer gauw naar mijn man terug." „Telegr." Looddiefstal. Een bewoner van de Laan van Meerdervoort te 's-Gravenhage werd Maandag j.l. door buien er opmerk zaam op gemaakt dat al het lood van het dak van zijn museum was gestolen. T« voren was dit ook reeds eenige malen ge beurd, waarvan dé politie in kennis werd gesteld. De dader werd échter niet ont dekt. Het aanbrengen van een hekwerk hielp evenmin als aansluiting hij den nachtveiliirheidsdienst. De bestolene liet deze week de aan het dak aangerichte schade herstellen, een cru-aestié van enkele' honderden guldens. Dinsdag werd met deze werkzaamheden een aanvang gemaakt en Woensdag bleek het nieuw geplaatste lood wederom te zijn gestolen. RECHTZAKEN. Het behulpzaam zjjn bjj de ontvluchting van geïnterneerden. Voor de rechtbank te Groningen heeft giste ren terecht gestaan W. P. K., kantoorbedien de, geboren te Zaandam en wonende (e Hoogkerk, ter zake dat hij in het begin van Januari opzettelijk de onzijdigheid van Neder land in gevaar heeft gebracht, door twee Engelsche officieren, de heeren Lokwood en Hanworth, die te Groningen geïnterneerd waren, behulpzaam was geweest bij hun out- vluchting, door hen in den nacht van 8 op 9 Januari te vervoeren in een auto van Gro ningen naar Utrecht, onderweg orders gevende en geld betalende. Als getuigé werd gehoord H. Prins, opzich ter te Hoogkerk, die verklaarde, dat hij met beklaagde overeengekomen was, een auto te huren bij Dresselhuis te Winschoten; met dit voertuig moest Dresselhuis 's nachts voorko men voor een huis in de Herman Gollenius- straat te Groningen, waar beklaagde en de beide Engelsche heeren instapten. Beklaagde betaalde het veergeld over de IJsel. Bij Utrecht raakte de auto defect; er werd een andere besteld, waarmee beklaagde en de Engelsche officieren verder gingen. Dresselhuis en zijn monteur gingen toen naar Groningen terug. De monteur, die een poosje binnen in de auto gezeten had, verklaarde, dat de officieren Duitsch spraken, zoodat hij den indruk had gekregen, dat het Duitschers waren. Getuige van Groencveld, chauffeur te Utrecht, heeft op order van zijn patroon de heeren van Utrecht naar Rotterdam gereden. Gedurende het verhoor van den luitenant kolonel der marine P. J. van Troyen, vroeger commandant van het interneeringsdepót te Groningen, werden de deuren gesloten, op verzoek van den ambtenaar van het O. 51-, mr. Steenlack. Het O. M. heeft tegen beklaagde 8 maanden gevangenisstraf geëischt, met aftrek van de voorloopige hechtenis. De verdediger mr. E. D. H. Schutter, con cludeerde na een uitvoerig pleidooi tot vrij spraak, subsidiair ontslag van rechtsvervolging en vroeg onmiddellijke invrijheidssfelling van bekl., welke de rechtbank heeft geweigerd. Uitspraak 18 dezer. Kantongerecht te Haarlemmermeer. Voor de openbare zitting stonden een 80- tal zaken op de rol; slechts enkele personen waren verschenen. Het eerste werd behan deld een verzetzaak die ook op de vorige zitting reeds uitgesteld was op verzoek van of namens den bekl. M. K. te Nieuwer- Amstel. Deze was bekeurd te Oud e-W* t e r i n g op 7 Juli 1914 omdat hij met zijn motorboot in de Wetering te hard zou heb ben gevaren over een traject bij name ge' noemd, terwijl beklaagde verklaarde di! traject maar voor een gedeelte te hebben gevaren, doordat hij met zijn boot in 8®" noemd water van uit de Kromme Drecht was gekojnen en niet zooals de verbalisant voorgaf van uit de ringvaart. Beklaagd»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 2