5 Uit de Leidsche Vroedschap. BUITENLAND. De Oorlog. DE DUIKER. 03 JAARGANG. BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZO iDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 perkwartaal; bjjonze «genten II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2Vs cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent No. 1617 e £&idóoh<i Coulant VRIJDAG FEBRUARI. 1915. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regel$ f0.75, elke regel meer 15 cont ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratie bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere rogel meer 5 cent De tcekenschool der afd. Leiden van den Tied. R- K. Volksbond zal het dit jaar nog ,eten doen met de jaarlijksche toelage van gemeentewege van f 750. De raad toch verwierp het verzoek van den heer v. Tol om 1000 gulden subsidie te geven met 205 stemmen, nadat B. en W. betoogd hadden dat, waar de Bond door eigen verzuim op geen hoogere subsidie van het rijk kon re kenen, ook de gemeente op het verzoek niet kon gaan. Wij willen gsförne erkennen, dat geen der tegenstemmers de verhoogde subsidie niet wilde toestaan. Het verzoek werd verworpen om formeele bezwaren. Het voornaamste bezwaar was, dat wan neer de gemeente de verhoogde subsidie toestond, deze verhooging later door Bijk •n Provincie niet als verhooging zou wo den erkend. Ofschoon wij dit bezwaar er- cenncn, zouden wij het geen bezwaar ge zonden hebben, als de gemeente het er naar op gewaagd had. De teekenschool toch voorziet in een behoefte, het wordt al- ;emeen erkend. Uitbreiding van onderwijs irengt groote uitgaven mede, maar hoe tan de dubbeltjes te komen. De Volksbond tan zich tenminste met de gedachte troos ten, dat het slechts een uitstel is en het vol- ;end jaar de verhoogde subsidie zal wor- len toegestaan. Vrij lang werd gediscusieerd over et voorstel van B. en W. om- Ie wedde van den adjunct- directeur der >ted. Fabr. van Gas en Electriciteit op 4000 te stellen. Dat hot voorstel verzet uit zou lokken as te begrijpen. De heer Pera heeft wel het best de gedachte van velen wesrge- ;e>ven, waar hij betoogde, dat, nu drie- wart der burgerij de inkomsten ziet [«minderen, de ambtenaar ook wel eens irekenmg mag houden (met de buiten gewone tijden. Deze kwestie beheerscht- e het debat. Het betoog van den heer iijtsma zou aan waarde gewonnen heb ben, indien hij zich bepaald had tot de drukkende tijden, welke de burgerij ioormaakt. Dat de elektriciteitsfabriek ;eld kost en dat de gasprijs verhoogd is, s niet de schuld van den adjunct-direc- De geimeente kan toch moeilijk de alarissen van haar ambtenaren regelen, laar gelang de bedrijven goed of slecht >aan. Het was voor B. en W. niet gemakke- ijk het voorstel te verdedigen. Zekér het s fijn gevonden om te zeggen, dat het lier niet zoozeer een salarisrverhooging betreft, maar meer een nadere salaris- icpaling, dat de raad de limieten vast- itelt en ook de verhoogingen regelt, en indien deze periodiieik waren, de ccm- nissarissen dan de zaak konden rege- en, dat men een goeden ambtenaar het salaris moet geven wat hem toekomt. Haar kan op een andere wijze niet het zelfde gezegd werden van die honderden, lie in hoogere óf lagere betrekking wer ken in zaken van grooten en. kleinen imvang. In vele zaken zijn de periodie ke verhoogingen niet doorgegaan. Men s nog zelfs verder gegaan en is tot pet. op de salarissen gaan korten en ook bij menschen, die onmisbaar waren en hun plicht en meer dan hun plicht deden. De burgerij die haar inkomsten verminderd ziet, zij, wier salaris of loon bekort is geworden, moeten toch met hun belastingpenningen het volle sala ris en loon van gemeenteambtenaren en gemeentewerklieden opbrengen. Maar die menschen moeten toch wel korrelig wor den, wanneer zij zouden vernemen dat zij in de tegenwoordige omstandigheden nog wat extra er bij moeten betalen, om dat de jaarwedde van dezen of genen ambtenaar met f 500 verhoogd is. Wij voor ons hadden niets liever gezien, dan dat ook met de periodieke verhoogingen gewacht was tot normale tijden waren in getreden. Mr. v. d. Eist heeft na een bondige rede zijn ontwerp-verordening regelende het geneeskundig en hygiënisch toezicht op de openbare en bijzondere scholen en den werkkring van den schoolarts ingetrok ken. De principieele kwestie buiten beschou wing latend, kunnen wij in vele opzichten met dat betoog medegaan. Vooral wat de financieele zijde betreft het struikelblok voor het grootste gedeelte van den raad staan de tegenwoordige schoolartsen niet zoo ver van den heer v. d. Eist. Wij gelooven als men het fijn gaat uitzoeken, dat de bedragen dicht bij elkander komen. Genoeg. Er komt nog wel eens een tijd, dat wij deze zaak wederom onder de oogen moeten zien. Wij sluiten ons van harte aan bij de hulde door den voorzit ter- en den raad aan Mr. v. d. Eist ge bracht voor het werk in deze door hem verricht. De voorzitter hield de gebruikelijke rondvraag voordat de raad in geheime zitting ging, hetgeen voor de persmen- sohen beteekent, dat zij heen kunnen gaan en niet meer terug behoeiven te komen. Maar.... toch is de vergadering her opend, er is gediscusieerd, er zijn twee besluiten genomen. Over het eerste besluit zullen onze lezers zich verbazen. Na een korte gedachtenwisseling wij kimnen de discussie niet geven omdat wij als boven aangegeven niet tegenwoordig waren werd met 138 stemmen besloten aan den ingenieur van gemeentewerken een personeele toelage van f 400 toe te kennen boven diens salaris thans f 2400 bedragend. De vraag mag gesteld worden, waarom kwam dit punt niet op de agenda ^or, waarom heeft de voorzitter er geen woord van gerept. Hoe de houding van de voorstemmers te verklaren, daar toch het geheele debat over de verhooging van de wedde van den adjunct-directeur van de Sted. Fabr. van Gas en Electriciteit beheerscht werd door de buitengewone tijden en om die reden de verhooging niet werd toegestaan. Wij kunnen de houding van het Dag. Bestuur in deze niet verklaren. Wij staan verwonderd over die voorstemmers onder de raadsleden, die tegen de verhooging van de jaarwedde van den adjunct-direc teur gestemd hebben.. Dultschland kondigt tegenmaatregelen aan in de Engelsche wateren. Een aan staande actie in die wateren is te ver wachten. Artilleriegevechten in de streek van Nieuwpoort. De gevechten in de Karpathen duren voort. Duitschland bedreigt de Engelsche wateren. De ,,Reichsanzeiger" bevat in het officieele gedeelte de volgende mededeeling, onder teekend door den Chef van den marine-staf Pohl ,,De wateren om Groot-Britannië en Ier land, met inbegrip van het geheele Engel sche Kanaal, worden hierbij tot oorlogs gebied verklaard. Van 18 Fabruari af zal ieder in dit oorlogsgebied aangetroffen vijandelijk koopvaardijschip worden ver nield, zonder dat het steeds mogelijk zal zijn daarbij voor de bemanning en passa giers dreigende gevaren af te wenden. Ook neutrale schepen loopen in dit oor logsgebied gevaar, daar, wegens de door de Britsche regeering op 31 Januari bevo len misbruiken der neutrale vlag en de wisselvalligheden van den zee-oorlog niet steeds kan worden vermeden, dat de op' vijandelijke schepen berekende aanvallen ook neutrale schepen treffen. „De scheepvaart noordelijk om de Shett- landseilanden, in het oostelijk deel der Noordzee en in een strook van minstens 30 zeemijlen breed langs de Nederlandsche kust is niet gevaarlijk." Deze kennisgeving van de Duitsche re geering wordt in o«n memorie van toelich ting door den „Reichsahzeiger" nader ver klaard. Duitschland verwijt Engeland vele maat regelen genomen te hebben nopens de ver hindering van den neutralen handel ter zee met Duitschland, welke in strijd zijn met het volkenrecht. Duitschland ziet zich daardoor genoodzaakt tegenmaatregelen te nemen. De nota zegt, dat Engeland alle voor Duitschland bestemde artikelen, die tot de relatiove contrabande behooren, zonder acht te slaan op de havens, waarin zij moeten worden gelost en zonder te letten op het onderscheid tusschen vijandige of vreedzame toepassing ervan in beslag neemt. Zij waagt het zelfs de Parijsche Zee rechtdeclaratie te schenden, daar haar zee strijdmacht van onzijdige schepen Duitsch eigendom, dat geen contrabande was, heb ben weggenomen. Verder gaande dan haar eigen besluiten in verband met de Londensche Zeerecht- declaratie liet zij verder door haar zee macht tal van weerbare Duitschers van onzijdige schepen voeren en tot krijgsge vangenen maken. Ten slotte heeft zij de geheele Noordzee tot oorlogsterrein verklaard en de onzijdige scheepvaart den doortocht door de open zee tusschen Schotland en Noorwegen zoo al niet onmogelijk, toch uiterst moeilijk en ge vaarlijk gemaakt, zoodat zij tot zekeren graad in strijd met alle volkenrecht een blokkade invoert van onzijdige kusten en onzijdige havens. Al deze maatregelen hebben blijkbaar ten doel door een verlamming van den wettigen onzijdigen handel niet alleen de oorlogvoering maar ook den economisohen toestand van Duitschland te treffen en ten slotte door uithongering het geheele Duitsche volk aan de vernietiging prijs te geven. De onzijdige mogendheden hebben zich over het algemeen geschikt naar de maat regelen der Britsche regeering. In het bijzonder hebben zij niet gedaan gekre gen dat de van haar schepen,4 in strijd' met het volkenrecht weggevoerde Duit sche personen en goederen door de Brit sche regeering werden teruggegeven. Zelfs volgden zij in zekere mate de met de vrijheid ter zee niet vereenigbare En gelsche maatregelen door, blijkbaar onder de pressie van Engeland, den voor vreed zame doeleinden bestemden doorvoer naar Duitschland ook van haar zijde door uit voer- en doorvoerverbodsbepalingen te verhinderen. Vergeefs maakte de Duitsche regeering de onzijdige mogendheden er op opmerk zaam, dat zij zich de vraag moesten stel len, of zij nog langer kon vasthouden aan de tot nu toe door haar streng in acht ge nomen bepalingen der Londensche Decla ratie, wanneer de regeering van Grcot- Britannië, den door haar ingeslagen weg zou voortzetten en de onzijdige mogend heden al deze onzijdigheidsschendingen ten nadeele van Duitschland langer zou den dulden. GrootrBritannië beroept zich voor maat regelen in strijd met het volkenrecht, op de levensbelangen van het Britsche rijk, die op het spel staan en de onzijdige mo gendheden schijnen zich met theoretische protesten tevreden te stellen, dus feitelijk de levensbelangen der oorlogvoerenden als voldoende verontschuldiging voor iede re wijze van oorlogvoeren te erkennen. Op deze levensbelangen moet nu ook Duitschland voor zich een beroep doen. Het ziet zich daarom tot zijn leedwezen tot militaire maatregelen tegen Engeland gedwongen, die een vergelding bedoelen van het Engelsche optreden. Naar aanleiding van de tegenmaatre gelen, die Duitschland nemen wil en die van af 18 Februari als boven aangegeven zullen worden toegepast, eindigt de me morie, dat verwacht mag worden, dat de onzijdige mogendheden de levensbelangen van Duitschland niet minder dan die van Engeland zullen achten en zullen mede werken dat haar onderdanen en hun eigendom verre blijven van het oorlogs terrein. Dit mag te eerder worden verwacht, om dat de onzijdige mogendheden ook moeten wenschen, dat aan den tegenwoordigen vernielenden oorlog zoo spoedig mogelijk een einde komt. Omtrent de waarschuwing van den „Reichsanzeiger" aan de onzijdige scheep vaart voor nadering der Fransche Nooid- en Westkust, schrijft het in Scandinavi sche reederskringen meest geziene blad „Norges Handels og Sjoefartstidende", volgens de „Korr. Norden": Deze mededeeling moet op dezelfde uij- ze worden opgevat als de Britsche ken nisgeving, dat de Noordzee als oorlogs gebied moet worden beschouwd. Het is noch een verbod, noch een bedreiging, maar een welwillende en correcte waar schuwing waarvoor de onzijdigen slechts dankbaar kunnen zijn. Van het Westelijk Oorlogs terrein. Uit Franschen bron wordt gemeld, dat ten Noorden van de Leie een buitengewoon hevig artilleriegevecht gevoerd is- in dq omgeving van Nieuwpoort. De artillerie der bondgenooten bracht een Duitschen aanval nabij Notre Dame de la Lorette tot staan en maakte ook een einde aan een beschieting op den weg van Atrecht naar Béthune. In het geheele Aisnedal had oen artille riegevecht plaats waarbij de bondgenooten voordeelen behaalden. Van het overige front wordt slechts een onbeteekenende actie gemeld. Van het Oostelijk Oorlogs terrein. Het Oostenrijksche legerbestuur maakte gisteren officieel l>ekend, dat in Polen en West-Galicië gisteren niets bijzonders is gebeurd. De gevechten in de Karpathen duren voort met onverminderde hevigheid., Aan het Westelijk front werden de Rus sische aanvallen afgeslagen. In het centrum van het woudgebied drongen de Oostenrijksche colonnes voor waarts en het gelukte haar ook gisteren opnieuw terrein te winnen en eenige hon derden gevangenen te maken. Naar aan de „Vóss. Ztg." uit het Oosten rijksche perskwartier wordt bericht zoo meldt de Korr. Norden leidt de Duitsch- OostenriikPch-IIcngaarschc npi nbroeder- schap steeds meer tot een innige vermen ging van beide legers aan het oostelijk front. Aanvankelijk streden de Duitschers al leen in Polen en in West-Galicië met de Oostenrijkers in gemeenschappelijke troe- pen-afdeelingen. Thans hebben ook in de Karpathen de Duitsche troepen met goed gevolg het offensief genomen. De bestorming van een gewichtige hoogte in het bergwoud, welke zij Woensdag met groote bravoure en doodsverachting uit voerden, was een schitterende heldendaad. De Russen liadden deze hoogte met ver schansingen zoo versterkt en verdedigden haar met sterke strijdkrachten zoo krachtig en hardnekkig dat zij voor onneembaar werd gehouden. Toch streden de Duitschers met zoo groo ten heldenmoed in dit voor hen vreemde en vooral in dit jaargetijde bijzonder moeilijke terrein, dat de Russen de hoogten moesten prijsgeven en in snelle vlucht terugtrokken* Uit het Oostenrijksch-IIongaarsche pers- kwartier wordt gemeld: Aan het Nidafront duurt het artillerie- gevecht voort. Het wordt van beide zijden ondersteund door mfanterieaanva-llen. Tarnof is tengevolge van de beschieting met de zwaarste mortieren door dc Rus sen opgegeven. Het zwaartepunt van de tegenwoordige gevechten ligt in het Doeklngobied, waar sterke Russische strijdkrachten een druk oefenen op de Doeklapas en de naburige passen. Het doel hiervan is blijkbaar de vorderingen van de Duitschers en Oosten- FEUILLETON. H) De rechter had zich gehaast te onderzoe ken, of hetgeen Loiseau gezegd had, waar heid bevatte. De tuin van Montmartre was nauwkeurig onderzocht, en het stuk van kiel van Servon was werkelijk gevon den. Het hing aan den boom, waairin de Servon ongelukkig genoeg geklommen was den nacht der misdaad. Een omstan digheid hielp bovendien den weg vinden, kelken hij gevolgd had. Het had namelijk gevroren na dien formachtigen nacht, zoodat de indrukken a den grond had geworden waren. Het «erd waarschijnlijk, dat de graaf niet ver- gegaan was dan tot den boom. seds andere inlichtingen hadden twijfel wrwekt bij den rechter. Bijvoorbeeld wat ïetreft de vermomming van den graaf; was bewezen. Kortom, het bleek, dat nj in alle opzichten de waarheid had ge broken. De portierster van de rue de la Micho- bij wie de graaf eens om inlichtin- gevraagd had aangaande I^oiseau, «■vestigde eveneens zijn woorden. Nu kon de rechter niet meer aarzelen, a hij sprak dus de onschuld uit van den [raaf. Toen de graaf weder bij den rechter bin- ^ntrad, maar ditmaal vrij, liet de ont- ®®gst, welke hij genoot, hem geen twijfel ®trent de verandering, welke bij den 'enter had plaats gehad. De graaf werd met volmaakte beleefd heid ontvangen, dankte den rechter van instructie in uitstekende woorden, en meende nog eens zijn geschiedenis, welke hii reeds eenmaal verhaald had, te moeten vertellen. Maar de magistraat belette dit en zeide glimlachend, dat zijn verhaal geenszins strookte met de woorden van den misda diger van Montmartre. Servon, die niets wist van de gevangen neming van Loiseau, legde een groote ver rassing aan den dag. „De schuldige is zich zeiven komen aan geven", sprak de rechter „en zonder in bizonderheden te treden van een onder zoek, dat geheim moet blijven, kan ;k u toch zeggen, dat ge geheel buiten de zaak staat, en dat de zaak er anders uitziet, dan zij werkelijk is." „Zou ik soms opnieuw voor de justitie moeten verschijnen?" vroeg de Servon tamelijk ongerust. „Ik hoop van neen", antwoordde de rechter. „Uw aanhouding is geschied ten gevolge van een vergeeflijke vergissing; maar u hebt niets met de zaak te maken, welke, naar ik vrees, vermaard zal wor den. Deze geschiedenis zult u in uw leven niet vergeten." Blijkbaar sprak de rechter deze woorden om den graaf aan te manen in het vervolg voorzichtiger te zijn. Servon eindigde het gesprek met den magistraat zijn plan beleend te 'maken de 65,000 francs aan een liefdewerk te beste den. Maar zijn naam moest geheim blij ven. Toen hij afscheid nam, sprak de rechter met een zekere ironie: „Wanneer de zaak voor de rechtbank komt, zal ik u toegangsbewijzen geven. Die hebt u wel verdiend." De graaf kwam opgewekt thuis. Eindelijk gevoelde hij dan weder, 3at hij vrij was. Nu kon hij weer genieten van het gelukkig bestaan, dat God hem ge schonken had, en waarin zijn verwenschte nieuwsgierigheid zulk een stoornis ge bracht had. Het idée-fixe, dat hein gedurende drie maanden vervolgd had, had een einde ge nomen, en de gelukkige Servon ademde vrijop de vrije lucht. Maar een zaak hinderde hem toch nog. Wat zou er met den armen Loiseau ge schieden? De graaf had een goed hart, en hij kon maar niet vergeten, dat in een van die cellen, welke hem maar al te zeer bekend waren, een ongelukkige zuchtte, die zijn vrijheid en misschien zijn leven had prijs gegeven om hem te bevrijden. De Servon vermoedde niet, dat de on begrijpelijke Loiseau de onzichtbare was, die hem sinds drie maanden beschermde, en hij verlangde vurig zijn schuld van dankbaarheid te betalen aan dien edel- moedigen onbekende. Ook stelde hij levendig belang in de ge heimzinnige rechtzaak. Hij wachtte dus den dag der terechtzit ting af. Drie maanden waren verloopen sedert de droevige gebeurtenissen van de maand Januari. De justitie ging met alle omzichtigheid te werk. Vandaar dat de zaak zoo lang duurde. Na het eerste verhoor, dat hij in de zie kenzaal ondergaan had, was de gewonde door een hevige koorts aangetast. Gedurende veertien dageri twijfelde de geneesheer aan zijn behoud, en de onge lukkige Loiseau scheen het geheim van Montmartre in het graf te zullen mee dragen. Het sberke gestel van den zieke behaalde de overwinning, maar zijn herstel duurde lang, en de rechter meende uit menschlie- vendheid den man, die nauwelijks aan den dood ontsnapt was, te veelvuldige ver hoeren te moeten sparen. Maar de tijd ging voorbij, en met een zekeren weerzin zag de rechter, die toch zijn plicht moest doen, den tijd naderen, waarop een man, dien hij zoo al niet voor onschuldig dan toch voor zeer te veront schuldigen aanzag, naast twee schurken zou moeten plaats nemen op de bank der beschuldigden. Na zijn lange ziekte was Loiseau in de ziekenzaal gebleven, en de genegenheid, welke hij inboezemde, had het geheele ge vangenispersoneel, van do zuster af, öie hem verzorgde tot de gevangenbewaarders toe, gewonnen. De aalmoezenier van de gevangenis had hem dikwijls bezocht, en hiervoor was Loiseau dankbaar. De priester, die toen deze moeilijke taak vervulde, was nog niet lang geleden uit vreemde missies terug gekomen, omdat hij te zwak was. Hij heette abbé Guérin, en hij was in den priesterlijken staat'getreden, toen hij reeds tamelijk op jaren was. Men zeide zelfs, dat hij voor den dienst van God een schitterend ambt had verla ten. dat hem veel winst gaf. Hij zou na- ipelijk advocaat geweest zijn. Het was een genegenheid inboezemende figuur, en hij had reeds verscheidene zielen tot God be keerd. Overtuigen en troosten, dat was zijn roeping op deze aarde, en hij vervulde haar met al de teederheid van zijn hart en met alle hulpmiddelen van zijn verba zend verstand. Er werd veel goeds van hem verteld. Hij had wel tienmaal den marteldood getrotseerd om aan de heidensohe melaat- schen het Evangelie te verkondigen. Maar sedert hij dien werkkring had moeten ver laten, besteedde hij zijn geld tot verlich ting van het lot dergenen, die door de ellende en de ondeugd in de gevangenis waren gekomen. Tot hem nam men altijd zijn toevlucht, wanneer ellende gelenigd, droefheid gestild of wanhoop verdreven moest worden. De goedheid, welke op zijn gelaat te lezen stond, trof de verstoktsto schurken. Do directeur zeide, dat hij het goed kon bemerken, dat abbé Guérin in de gevan genis arbeidde. Groot en slank, oenigszins gebogen door de vermoeienis der lange reizen, had de aalmoezenier de beschaafdheid en de def tige manieren van zijn vroeger leiven be houden. Zijn vermagerd en bleek gelaat en zijn groote verstandige oogen hadden oen on beschrijfelijke uitdrukking van goedheid en droefgeestigheid. (Wordt vervolgd.}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1