DONDERDAG 4 FEBRUARI. 1915. BUITENLAND. De Oorlog. in 2)e£ri/ffter5 Winkels Verschillende Oorlogs berichten. DE DUIKER. S)e EcldóoK^Sou^omt ee JAARGANG. No. 1616 BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering het GEÏLLUSTREERD ZO NDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 perkwartaal; bij onze agenten II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/i cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. BIJ contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Evenredige vertegenwoor diging. Mr. S. J. L. van Aalten bespreekt in het maandschrift „Vragen des Tij da" het ver slag der Staatscommissie voor evenredig kiesrecht, die slechts had te onderzoeken ,welk stelsel van evenredig kiesrecht voor ónze vertegenwoordigende lichamen het verkieslijkst is", nu immers wel vast stond. dat de invoering van proportioneele vertegenwoordiging vrijwel algemeen in den lande werd voorgestaan. Hij vat zijn meening over het werk der Staatscommissie in deze woorden samen: „Door haar verslag wordt ten duidelijk ste aangetoond, dat het billijke beginsel der evenredige vertegenwoordiging ook in de practijlc in ons land te verwezenlijken is. Moge de verwachting dat het zegevieren van dit goede beginsel, dat bij alle politieke partijen talrijke verdedigers vindt, ook Troor ons vaderland binnen zeer korten tijd in de wetgeving tot uiting kome, geen ijdele blijken te zijnl" Deze uitspraak onderschrijven wij gaar ne, evenals die van mr. H. P. Marchant, welk Kamerlid in hetzelfde tijdschrift den wensch uitspreekt, „dat het kabinet Cort van der Linden zich niet enkel als oorlogs maar ook als kiesrecht-ministerie veler dank moge verwerven." Let wel: deze 6aamkoppeling gaat voor is slechts op, als de evenredige vertegen woordiging inzet van 't spel blijft. Een kiesrechtregeling zonder evenredig stelsel zouden we niet begeeren en allerminst thans, nu aan de linkerzijde zulk een zon derling verbond heerscht. Daar zou wel eenn kiesrechtregeling van kunnen komen even brokkelig als de „menschelijkerwijs volmaakte", maar gelukkig al aardig af- landsche Kieswet-Van Houten. Blijft evenredige vertegenwoordiging einddoel, wel, dan beginne men zoo spoe- lig mogelijk, want eerstens krijgen we dan n ieder geval een eerlijk stelsel, terwijl de dviidelijk gebleken karaktereigenschappen van minister Cort van der Linden mogen doen verwachten, dat pogingen om de eer- ijkheid van dat stelsel te ondermijnen bij hem geen weerklank zullen vinden. In dit géval dus: opschieten. „Maar", zegt de heer Marchant terecht, „hiervoor zal nog één voorwaarde in vervulling moe ten gaan: dat het Kabinet thans reeds af-" stand doe van de meening, als zou vóór het sluiten van den Europeeschen vrede de Nederlandsche Volksvertegenwoordiging niet in staat zijn om zich met een herzie ning der Grondwet bezig te houden zonder de noodzakelijke eendracht van het land te verstoren." Het Kaïnerlid voor Deventer raakt hier een gevoelige snaar. Hij make voor zijn denkbeeld maar vast flink propaganda on der zijn - geestverwanten, opdat bij hen eventueel de algemeene neiging besta om inderdaad 's lands eenheid te eerbiedigen. Dan zijn we al een aardig eind in de goede lichting. Op alle fronten op het Oostelijk oor logsterrein had een levendige actie plaats. -- De Engelschen melden een gevecht bij Ismaila, aan het Suezkanaal, met de Turken, die moesten terugtrek ken. In het ministerie van Verkeer te München is een conferentie inzake de spoorweg regeling voor den zomerdienst 1915 begonnen, waaraan ook Nederland sche vertegenwoordigere deelnemen. Van het Westelijk Oorlogs terrein. Heel weinig nieuws. In de legerberich- ten van beide zijden is slechts sprake van artillerie-gevechten. „De Tijd" bevat het verhaal van den terugkeer van een aantal Belgen, geen soldaten maar burgers, die in Augustus uit België naar Duitschland waren ge voerd. De correspondent van het blad, die de terugkeerenden te Mechelen zag, schrijft: De 340, die hier aankwamen, waren op hun doortocht naar Dendermonde, Gent, Lebbeke, enz. Het gezicht der ellende van al dlë behaarde, vervuilde gezichten, vol van de ontbering, welke zij hadden door staan, het beeld van de jammerlijke klee ding, die er op wees, dat ze vele maanden niet was vervangen en de ziekelijke, holle oogen der ongelukkigen, wilde mij niet verlaten. Ik volgde den droeven tocht naar de Merodestraat. Daar schoolden verschil lende troepjes mensohen samen; zij bespra- kep de mogelijkheid, dat er wellicht ook personen uit Mechelen bij zouden zijn. Dat was echter niet het geval, want die waren in Brussel reeds van den hoofdtroep gescheiden. Stroo droeg men aan, waarop de men- schen den nacht zouden doorbrengen. Een soldaat, met denRoode Kruis-band om den arm, kwam uit het gebouw en weldra verscheen een wagen met gummibanden, die eenige keeren af en aan reed, om de ernstige zieken onder de teruggekeerden naar het ziekenhuis te brengen. Het werd half acht, en ik meende reeds, dat de kans, om nog binnen te komen, voorbij zou zijn, want om 8 uur moest alles gesloten wor den. Toch gelukte het mij, dank zij een kleine krijgslist, het gebouw binnen te ko men. Ik vernam nu van sommigen, dat zij uit verschillende kampen in Duitschland kwa men. De een vertelde, dat zij waren naar huis gezonden „door de tusschenkomst van den Paus", een ander met de meeste beslistheid „dat er in Duitschland geen eten meer voor hen wa§", enz., enz. De klacht over het slechte voedsel, dat men genoten had, was algemeen, behalve bij enkelen, die het voorrecht hadden gehad, van eenig geld te bezitten. Verwaarloozing echter was zonder uit zondering bij allen waar te nemen en de wezenlooze antwoorden, die ik soms kreeg gaven mij de zekerhedd dat deze menschen veel geleden hadden. Verschil in rang of INGEZONDEN MEDEDEELING 1 GULDEN PER REGEL. wordt thans met'het oog »op detijdsomstandigheden rijst verkrijgbaar gesteld van eene bijzonder fijne kwaliteit tegen .den prijs van 12 et per pond. Het verbruik' van rijst is in deze tijden enorm toegenomen» daar het een uitstekend en tegelijk goedkoop Voédings- middel is. <Ter beoordeeling van dekwaliteit - wordt U verzocht nev< nstaanden- coupon in te ^wisselen in een^derA bekende ^winkels van P.nDE"GRÜYTER»& Zm Grutterswaren, *Koffie,Vrhee,tCacaocnBoter. RECLAME-COUPON. 21 Tegen^ihwi'jseling'vaa dezen coupon iü'een onzer winkets geven'wij gedurende dezeen ide ^volgendesweek *bï aankooo van d^pondf tDeffrvytiti* Boterroelange of Plantenboter. gTatis ter keuring f pond van onze'^primavTafclrijst A 12 ct.t (ofwel bij aankoop van pond. pond^ rijst). «r^Js®ift»TlUëISöfei 60; 5C45 oT40 cL p.p. 2x£rvgl*rïi,Plaoteoboter: 50 en 45 et p.p.. stand viel onder hen niet op te merken. Met de handen in de zakken, de kraag van het zomerjasje omhoog, de ruige gezichten goor en gerimpeld, de leden bibberend over het geheele lichaam, lagen, zaten, liepen ze dooreen, overal trachtend een weinig warmte te vinden. In 't raidden der zaal lag er een tiental onder een groot zeildoek. Toen ik wat tabak onder hen ronddeelde, had ik gelegenheid, om hun eenige vragen te stellen, maar de verhalen over hun we derwaardigheden waren zóó verschillend en deels zóó fabelachtig, de tijd en de plaats waren zóó gevaarlijk, om achter de volle waarheid te komen, dat ik besloot dit onderwerp maar te laten rusten tot later. Plotseling klapte er iemand in de han den. Ik keek om en bemerkte de eerbied waardige figuur van den Deken van Me chelen, Mgr. De Laet. Hij hief de handen omhoog om stilte te verzoeken en begon met milde stem een toespraak vol Chris- telijken troost en bemoediging tot de ge vangenen. Z.Eerw. zeide, dat het Z.Em. kardinaal Mercier leed deed, wegens het late uur, niet persoonlijk aanwezig te kunnen zijn, maar Mgr. verzocht den terugkeerenden de woorden, welke hij tot hen richtte, te aanhooren, als kwamen ze uit den mond zelf van Z.Em., namens wien hij sprak. „Wel hebt ge allen veel geleden!" aldus Mgr. „Wel zijt ge met bekommernissen zwaar beproefd, maar de goede God heeft toch wiet gewild, dat ge in uw leed zoudt ondergaan. Ge ziet uw vaderland terug, wel is waar geteisterd door een vernielen den krijg, maar de moed van den oprech ten Christen Vlaming zal u bezielen en de genade van God zal u sterken. Keert dan straks huiswaarts, mijne vrienden, met de zielskracht, die gij noodig hebt, om een zware taak te volbrengen, te midden uwer familiën, die reikhalzend naar uw terug komst uitzien. God zal alles ten beste wen den. Vergeet uw geleden leed en draagt het den hemel op voor de toekomst van het Christelijke België, dat herrijzen zal, en voor de toekomst van uw heerlijk Vlaanderenland." Menige traan werd tijdens deze hart roerende- toespraak, waarvan ik slechts een flauwe schets geef, weggevaagd, en toen de spreker geëindigd had, liep een der Vlamingen op hem toe, drukte hem de hand, dankte hem namens allen en riep „De Vlaamsche leeuw is niet uitgeput, morgen staat hij weer overeind!" Nog langen tijd bewoog Mgr. zich onder de teruggekeerden en had voor ieder een hartelijk en opmonterend woord. Van het Oostelijk Oorlogs terrein. Ook van het Oostelijk oorlogsterrein geen nauwkeurige nieuwsberichten. Uit Weenen wordt gemeld Ten Westen van de Oesokerpas hadden belangrijke ge vechten plaats, ten Oosten ervan werden kleine plaatselijke gevechten geleverd. Over het algemeen heerscht op alle fron ten een levendige actie. Ook is er sprake van infanterie-gevechten. Turkije ten oorlog. Gisteren ontmoetten Britsche troepen de Turken in de nabijheid van Ismailia (aan het Kanaal van Suez). Door een zandstorm werd de hevigheid van den Turkschen aan val gebroken. Hun artillerie- en geweervuur was slecht. De Turken moesten terugtrek ken. De Britten hadden zes man gewond. De Milaansche „Unione" meldt: De toe stand in Egypte is tot nu toe nog niet dui delijk. De Turken hebben den geheelen Oos telijken oever van het Suezkanaal, op de vier kilometer breede kanaalzone na, bezet. De groote Turksche actie tegen Egypte kan tegen begin Februari worden verwacht, om dat tegen dien tijd de dubbele veldspoorweg naar de voornaamste punten van het Suez kanaal gereed zal zijn. Het stemt gedeeltelijk overeen met een bericht in de „Daily Chronicle" waarin wordt tegengesproken, dat het Turksche le ger reeds de opmarsch naar Egypte is be gonnen. Intusschen zegt dit Engelsche bericht, da£ slechts een kleine uitgezonden voorhoede van 6000 man El Nale 70 mijlen van heC Suezkanaal bereikte. Voorts spreken berichten uit Syrië ovef de slechte organisatie van het Turkschr leger en verschil van meening tusschet Duitschers en Turken. Generaal Von Kluck. De oudste zoon van generaal Von Kluck, luitenant ter zee, is bij Middelkerke gesneuveld. Geen oarnaval. Het gemeentebestuur van Brussel heeft besloten de carnavals feesten te verbieden in verband met de tij dsomstandigheden. Ontslagen. De gemeenteraad van Ant werpen heeft besloten alle stadsbeambten en onderwijzers die op 2 Januari 1.1. niet op hun posten teruggekeerd, als ontslagen te beschouwen. Priestermoord. Volgens de „Kuryer Polski", is pastoor Kedra in Luzna (Gali- cië), dezer dagen door beschonken Russi sche officieren vermoord. Een eervolle onderscheiding. Keizer Frans Joseph heeft aan den apostolischen vicaris ten velde dr. Emmerich Bjclick, het geestelijk kruis van verdienste le klas met den wit-rooden band verleend. Aan onze grens. Bij het grensstation Nieuwe Schans wilden gisteren vier ont vluchte Russische gevangenen ons land binnenkomen, doch vóór de grens werden ze achtervolgd en teruggebracht naar de Wiesmoor, waar ze werkten. Het brood In Duitschland. In de Prui sische grensplaats Bocholt hebben de bak kers besloten niet meer dan een pond meel aan een persoon tegelijk te verkoopen; het verkoopen van gist mag niet meer geschie den. Gewonde Britsch-lndiërs. Maandag zijn te Brighton, via Southampton, 500 FEUILLETON. De stem van den misdadiger had iets op rechts. Zij verdreef alle wantrouwen. „Die man zal nooit spreken, al was hij op het schavot", zoo sprak de rechter bij zich zeiven. Hij meende verstandig te moeten zijn en zich alleen op dat terrein te moeten hegeven, waarop de zieke zich waagde, namelijk de onschuld van Servon. Hii hernam „Gij zegt, dat de heer de Servon on- ■chuldig is?" „Volmaakt onschuldig." ..Ik heb het een oogenblik kunnen geloo- ven; maar zijn tegenwoordigheid op de plaats der misdaad is bewezen." De heer de Servon is geen getuige ge weest van den moord." ..Verklaar u dan nader", sprak de rech ter, zijn aandacht verdubbelend. De arme graaf, die op dat oogenblik in te gevangenis tot wanhoop gebracht* was, vermoedde niet dat over zijn. leven of dood beslist werd. Waarlijk, de nauwgezette rechter had het de woorden van de Servon vergeten, m daarenboven had de griffier ze met juistheid opgeschreven. Het wus zeer waarschijnlijk, dat hij zich "et met Loiseau verbonden had, omdat hij en volgenden ochtend reeds was Ge presteerd. Indien de verklaringen van .den zieke vereonstemden met de zijne®, was zijn «schuld bewezen. „Ik zal spreken, mijnheer," hernam de gewonde, „en ik bid God, die mi] mis schien vergeven zal, ter__wille van de ram pen, welke Hij mij op deze wereld gezon den heeft, uw hart voor mijn woorden te openen en u te overtuigen, opdat een man gered worde, die slechts een slachtoffer van zijn eigen onvoorzichtigheid is gewor den. „De heer de Servon heeft mij eens een dienst bewezen, waardoor ik in staat ge steld werd het werk voort te zetten, waar aan ik mijn leven had gewijd. Twee maan den geleden werd hij aangevallen en be roofd op straat. Al slaagde ik er ook niet in, hem tegen diefstal te beschermen, ik heb hem tenminste het gefd kunnen terug bezorgen, dat hem ontstolen was. Ik be taalde dus een schuld van dankbaarheid, maar dit geval had noodlottige gevolgen. Het wekte de nieuwsgierigheid van den heer de Servon op, en een ongelukkige onvoor zichtigheid, door mij bedreven, bracht hem tot het besluit mij te volgen en te be waken. Ik wist het en kon het niet verhin deren. want om het te beletten, zou ik ge heimen hebben moeten verraden, welke niet alleen van mij zijn." De rechter maakte een gebaar dat wan trouwen uitdrukte, en Loiseau hernam weder maar eenigszins langzamer: „De man, die zich gewijd heeft aan de vervulling van een werk zooals het mijne, heeft niet het recht af te wijken van den weg, welken God hem heeft gebakend. Ik schreed op mijn doel toe, zonder om te zien. Ik hoopte daarenboven, dat de heer De Servon het moede zou worden mij voortdurend te vervolgen, e® dat ik mijn werk zou volvoeren zonder hem te ont moeten op den vreeselijken weg, waarop ik mij bevond. God heeft anders beslist. Gedurenden dien bloedigen nacht, waarin ik mijn dooden gewroken heb, had de heer de Servon het noodlottige plan gevormd mij te bespieden. Ik heb er de zekerheid van verkregen, toen ik na het gevecht den tuin doorschreed. Ik was ernstig verwond; ik kon mij nauwelijks staande houden en was verplicht te gaan zitten en te steunen tegen een boom, die de duidelijke teeke nen droeg, dat er iemand was ingeklom men. Een stuk van de kiel van den heer de Servon was aan een tak blijven han gen, op eenige voeten afstands van den grond. Het zal er nog wel zijn, en mis- schie® zou men zijn voetsporen nog wel terugvinden. Ik weet niet, hoe hij aan de verwondingen komt, maar zeker, dat hij voor de justitie de waarheid gesproken heeft, en dat zijn verhaal met het mijne moet overeenkomen." Gedurende het spreken was de stem van den verwonde hoe langer hoe meer ver zwakt, en er bestond vrees, dat een nieuwe bezwijming hem het spreken zou beletten. De rechter begreep het en haastte zich. Hij was bijna overtuigd van de onschuld van den heer de Servon, want alles, wat deze gezegd had, stemde overeen met de woorden van Loiseau, en daarenboven twij felde de rechter reeds sinds een paar da gen aan de schuld van een man, die zulk een goede positie bekleedde in de maat schappij. Andere tamelijk gewichtige punten ble ven nog onopgehelderd, en hij wilde be proeven er meer van te weten te komen, wanneer hij er nog den tijd toe had. ..Uw woorden", hernam de rechter, stemmen volkomen overeen met die van graaf de Servon. Wanneer het overige ook nog overeenstemt, zal de heer de Servon in vrijheid gesteld worden." „Dank, mijnheer", zeide de zieke, „God zal u beloonen." „Ik doe slechts mijn plicht door te trach ten de waarheid te achterhalen, maar ik moet u nog eenige vragen stellen, en de beste wijze om mij uw dankbaarheid te toonen, zou zijn met juistheid te antwoor den." ..Ik ben bereid alles te zeggen, wat niet met mijn belofte in strijd is." „Wie zijn uw medeplichtigen?" De zieke schudde het hoofd en antwoord de niet. „Noem dan deg«®en, die getuigen wa ren van het gevecht, als gij het zoo wilt." De gewonde aarzelde een oogenblik en sprak „Twee mannen droegen evenals Ik het vreeselijke geheim. Zij zijn beiden in vei ligheid op Engelsohen bodem." „Eergisteren hebben zij een schip be reikt, dat weet ik, maar zij zullen terugge vonden worden." Zij zullen niet gevonden worden, omdat God niet kan toestaan, dat zij gestraft worden, nu zij mij in het uitoefenen van gerechtigheid geholpen hebben." „Waarom zijt ge niet met hen gevlucht?" ..Omdat ik den heer de Servon wilde redden en u verhinderen een onschuldige te veroordeelen. En iets in mijn binnenste zegt mij, dat hij gered zal zijn want God heeft mij gered van den zeevloed, en Hij heeft mij de kracht gegeven mij voort te slepen tot uw voeten en to zeggen: ik alleen ben het, die den heer de Pancorvo gedood heb." „Ik ga voor dezen dag op dit punt niet verder in", hernam de rechter, „maar ik verwacht van u nog een oprecht ant woord op een vraag, die uw medeplichti gen betreft. Was de heer de Pancorvo de dader van de nachtelijke aanvallen, waar van de heer de Servon en verscheiden an deren het slachtoffer geworden zijn?" „De Pancorvo was een schurk", her haalde de gewonde, „ik heb het u reeds gezegd, en meer kan ik u niet zeggen." „Er zijn twee zijner ondergeschikten aan gehouden, op wie de zwaarste vermoedens rusten. Kunt ge de justitie omtrent deze personen inlichten?" ..Die twee lieden hebben moeten doen, hetgeen hun meester deed, maar ik ken hen niet." De rechter dacht ernstig na. Hij begreep dat de man niet loog maar ook nooit zou spreken. Het onderhoud duurde meer dan een uur, en de krachten van den gewonde na men zichtbaar af. De vragen moesten gestaakt worden. De griffier las snel het onderhoud '-oor, doch Loiseau had niet de kracht te teeke nen. Do geneesheer schreef een recept en ver wijderde zich met den rechter, die nauwe lijks zijn ontroering kon meester blijven. Nu hecrschte er de grootste stilte in de zaal; de liefdezuster knielde neder bij het bed en begon te bidden. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1