Tweede Blad. BONENLAND. 68 JAARGANG. No. 1606 Zaterdag 23 Januari 1915. Uit de Pers. Talma-Renie. In het „Centrum" schrijft X. Gelijk men weet, traden op 3 December 1913 eenige artikelen der Invaliditeitswet in werking, met gevolg, dat aan eene be paalde categorie van zeventig jarigen, zon der premiebetaling, een rente werd toege kend van f104.per jaar. Kon ten vori- oen jare niet juist overzien worden tot .welke financieele gevolgen zulks leiden zou, thans is dit vrijwel mogelijk gewor den, en op de Staatsbegrooting voor dit jaar werd dan ook een bedrag van elf millioen gulden uitgetrokken tot betaling van genoemde renten. 't Is goed, zulks nu en dan eens in ber innering te brengen. Wij zijn den laatsten tijd gewoon ge worden met milLioenen om te gaan, maar steeds wordt dan daarbij gedacht aan de millioonen, noodig tot dekking der oor logslasten. 't Is daarom goed eens er aan te herinneren, dat op de Begrooting dit "jaar oplc elf millioen werden gebracht voor de uitkeeringen aan zeven,tigjarigen. Meer dan honderdduizend personen ent tangen in 1915 eene rente van f 104.per jaar. Het is de moeite waard te overwegen welke gevolgen zulks heeft, niet alleen voor die persenen zelf, maar ook voor hen, die tot dusverre geroepen waren vaak hen te onderhouden. Gelijk men weet, komen die elf millioen uitsluitend ten goede aan de arbeiders klasse, en wèl aan die arbeiders, die in de Invaliditeitsverzekering zouden vallen, indien de wet reeds in haar geheel was ingevoerd. Nu wordt op heden door alle klassen der samenleving van hoog tot laag geleden onder de buitengewone tijdsomstandighe den. Veel wordt er geklaagd, 't Is daarom wel eens goed anderzijds te wijzen op het merkwaardig samenvallen dat juist nu in dezen tijd een bedrag van elf millioen per jaar onder de arbeiders wordt gebracht. En wat het zeggen wil, elf millioen! zal men gemakkelijk inzien, wanneer men zich herinnert, welk eene beweging er pnt- i stond, toen de mogelijkheid geopend werd de Staatsbegrooting te belasten wegens be taling der oorlogskosten met 26,5 millioen gedurende 15 jaar, na welken tijd de be- grootingspost voor ouderdomsrenten nog allerminst zal verdwenen zijn. Wat elf millioen beteekent zal men ook gemakkelijk inzien, wanneer men zich o.a. herinnert, dat al de bijdragen aan het Bij zonder Lager Onderwijs op heden nog niet bedroegen negen millioen, dat al de posten voor de uitvoering der dure Kinderwet,ten met inbegrip van alle sub sidién, toch niet meer bedroegen dan ruim twee en een half millioen. - Wij mcenen derhalve, dat het niet zon der nut is, dezo belangrijke zaak nu en 'dan eens naar voren te halen, opdat ze niet aan de aandacht van het groote pu bliek ga ontsnappen, dat schier alleen voor oorlogsnieuws belangstelling toont. Ten slotte nog deze opmerking. Zoo gemakkelijk komt men er toe tc Vastenavonden. (door A. v. d. Aar) •t Is stil in het vertrekje, reeds gerui- men tijd, en pijnzend zitten ze daar voor 't breede raam, ieder voor zich uitziend... Twee oudjes, man en vrouw; de een tu rend in de grauwe donkerte daarbuiten.... de ander in 't reeds geheel duistere ge deelte van 't eenvoudig woonvertrek.... Monotoon tiktakt in den hoek naast een bedstede de oude klok.... Overigens diepe, diepe stilte slechts afgebroken door nu en dan een kuch een zware ademhaling of een heftigen trek van den man aan de groote tabakspijp... kringelend verdwijnen de rookwolkjes in 't half duister.... Buiten heeft de sneeuw haar kleed ge spreid over 't ruime erf en hier en daar de takken der hoornen met 'n wit tipje be- plekt.... Do lucht is betrokken en er hangt een grauwe nevel.... De sneeuwvacht, eerst helder wit, begint reeds 'n modderige mas sa te worden. 'n Eentonige, treurige avond... Zoo duurt do stilte ruimen'tijd, tot dat op eens daar buiten met 'n harden slag de ketting van den waakhond opvliegt en het beest geweldig blaft.... Boven.... op den weg gaan drie paren zingende voorbij, ge armd en met vluggen pas. In de hand dragen de mannen een handkoffertje. De beide oudjes zijn opgeschrikt en kij ken naar de in de verte verdwijnende pa ren, wier vroolijk liedje nog joelend klinkt door de avondstilte. ,,'t Zijn bopaald de „vastelavendgasten" van Gijs Kempera," zegt 't vrouwtje. ,.Dat is al deksels vlug, oue! De eerste dag van do „vastelavend." „Ja, Gijs is er altijd nog al vlug bij, ik weet 't van Neol Winters, de meid, die zei het gisteren tegen mij, dat de boer een fiksche partij zou geven op „koppeltjes maandag". „Nou, ik gun 't ze van harte. Een boog kan niet altijd gespannen staan, *n mensch heeft op z'n tijd een verzetje noodig. Jon- 8®n, jongen! Ik heb er in m'n tijd ook eoo vergeten, aan wien men iets te danken heeft. Zoo zoude het ook kunnen gaan in deze zaak. Wij herinneren ons toch, hoe een jaar geleden een onzer vooraanstaande recht- sche politici ons verhaalde, dat een ont wikkeld man in de residentie, die geacht moest worden goed van de zaken op de hoogte te zijn, hem de opmerking maakte: ik begrijp toch heusch niet, dat de Rech terzijde niet zoo slim is geweest die uit- Jieering van f 2.per week te verleenen aan zeventigjarige arbeiders, maar dat zulks nu weer aanstonds aan de Linksche ltegeering komen moet!!!! Waar zooveel verwarring en misverstand bestaat, is het zeker van belang naar een middel uit te zien, waardoor de herinne ring wordt levendig gehouden, dat bedoel de rente wordt uitgekeerd krachtens de Invaliditeitswet van den Minister Talma, die op -7 Maart 1913 door de Tweede Kamer werd aangenomen, en waar de rechter zijde vóór, de geheele linkerzijde tegen stemde. Dat middel nu wordt waarschijnlijk onbewust aan de hand gedaan in de Sociale Kroniek van deze maand, waar cenige cijfers omtrent die renten worden gegeven onder het opschrift: Talma- renten. Dat is eene goede qualificatie. Het woord is korter dan ouderdoms rente, het is juister en het houdt bij allen de herinnering levendig aan den man, aan wien die renten te danken zijn. Beijveren wo ons daarom het woord „Talma-rente" bij ons volk te doen ingang vinden Uitvoer van vleesch. In het „Vaderland" wijst de heer W. J. E. H. M. de Jong er op, dat een algeheel en spoedig verbod van uitvoer van vleesch in eiken vorm zeer noodig is. Uitvoer van spek is verboden, doch de bussen erwten soep, voorzien van de noodige ingrediën ten, van het varken afkomstig, gaan in groote hoeveelheden de grenzen over. De ontduikers van uitvoerverboden zijn nu eenmaal zeer ingenieus, en daarom juist klemt het te meer, dat de regeering paal en perk stelt aan een winzucht, die voor ons dezelfde nadeeJen brengt, die het uit voerverbod van levend vee tracht te onder vangen. „Het Vaderland" van 20 Januari maakt in het eerste avondblad melding van een hoofdartikel va,n de „Times" over de stij ging van den 1 avr>nanajaaoion in Engeland. Het blad prijst Engeland geluk kig, dat het er met een prijsstijging van 19 pet. in de groote steden en 17 pet. in de kleine afkomt Gewezen wordt op Dene marken, waar de prijsstijging van liet wit te brood te Kopenhagen 20 pet. bedraagt. In Berlijn, zoo vermeldt de „Times", wa ren in November de voedingsprijzen reeds 20.4 pet boven Junipeil. In het „Times"- artikcl wordt van ons land geen molding gemaakt Toch is de prijsstijging ten on zent zeker niet minder dan in Denemar ken. Neem b.v. Den Haag. In mijn eigen gezin bracht een bakker in Juli een witte brood van 15 cent en een bruinbrood van 18 ct. Thans betalen we daarvoor 42 ct. Dat is een prijsverhooging van niet min der dan 9/33 x 100 pet. 27% pet.! Voor meerdere artikelen is een dergelijke prijs verhooging aan te wijzen. Wanneer men de arbeidersbudgetten nagaat, die de so ciaal-democratische studieclub voor een paar jaar publiceerde, dan blijkt het le- van gehouden. Afijn, je weet 't zelf ook nop^ wel, hoe we feesten kónden, toen al de jon gens nog thuis waren. Niet dan?" „Ja, zegt dat wel Janus. Dikwijls tot groote last voor mij, want... 't was vroeger veel erger dan tegenwoordig, hoor! Weet je nog hoe we 't zal dertig jaar geleden zijn op zooti avond als nu onverwachts vijftien man op ons dak kregen? Als je ze1 dat nu vertelde, dan zouden ze je niet eens gelooven. Maar zóó waren de tijden toen, veel gemoedelijker en ook gastvrijer en hartelijker dan thans." „Dat is wel zoo, maar alles heeft z'n grenzen", sprak de oude Janus. „Weet we1 dat toen van onze goedheid wel wat mis bruik gemaakt werd." „Nou ja, maar toch hebben we reclit pret gehad en ons er naar omstandigheden vrijwel in geschikt. Weet je nog, hoe die Geerte van Meuje Mietje, Kees van Aaltje- buur ingezeept had met die turfkluit, toen ze die stille „pantemiemme" deden, zoo noemde ze dat immers. En hoe heette dat stuk ook al weer?... O, ja... „Mot je ge- schore worren"? En dan die emmer als scheerpot en 'n aschvarken als scheer kwast... „Nee", en oud vrouwtje gierde uit „Nee! hi, hi, hi! Als ik daarom denk, hi, hi, hil hi, hi, hi!" En ze veegde tra: nen uit 'r oogen van 't lachen. „Ja, ja, dat was ook wel eens van de dol ste dingen. Toen behoefde je nog niet met een colbertje van de laatste snit, 'n meys boordje en 'n paar dito manchetten te ko men, zooals tegenwoordig de heertjes", beschouwde Janus. „Ken je begrijpen, mensch. Daar dachten ze ook toen niet over om nieuw modisch te zijn. Nee, hoor." sprak ze verachtelijk lip- krullend, „daar hadden ze geen tijd voor. Als ze nu, verleden week zei Janus Koster 't nog, de winkelier, als ze nu in den winkel komen is er den heeren geen dasje naar den zin... toen deden ze van hun aanne men tot hun trouwen met ééh soliede boef- fant.... „Ja, alle tijden hebben hun langzame ont wikkelingsgangen, dat is nu eenmaal zoo, en ik zal de laatste zijn, die er den men- vensonderhoud met minstens 20 pet. te zijn gestegen. De regeering zal door haar maatregelen wel niet elke prijsstijging kunnen voorkomen. De hoogfêre scheeps- vrachten en de hoogere inkoopsprijzen moeten leiden tot verhooging van den be- taalprijs. Te meer js het daarom zaak, daar waar de regeering door haren invloed de prijsstijging kan tegengaan, van dien invloed gebruik te maken. Dat geldt in de eerste plaats het versche vleesch. Het stop zetten van den uitvoer is het eenige mid del om een 'nog grooter_ prijsstijging te voorkomen, dan wij thans reeds te betalen hebben. Drijvende Mijnen. De Kapitein ter Zee W. C. J. Smit, chef van den Marinestaf schrijft ons het vol gende: Dagelijks komen in de couranten berich ten voor over het zien van drijvende mij nen en over het vinden en onschadelijk maken van op onze kusten aangespoelde mijnen, dikwijls vergezeld van beschou wingen over het gevaar dat deze aandrij vende mijnen voor de scheepvaart en voor de kustbewoners opleveren. Ook het ongeluk, dat Ln den namiddag van 19 dezer op de Westerschelde aan de motorsloep van Hr. Ms. mijnenlegger Triton overkwam en dat aan 5 opvaren den het leven kostte, heeft weer opnieuw de algemeene aandacht op het mijnenge vaar gevestigd. Een en ander is wel geschikt om schrik en ontsteltenis in den lande te versprei den en de meening ingang te doen vinden dat de schepen aan de grootste gevaren zijn blootgesteld. Onder die omstandigheden acht ik het nuttig er op te wijzen, dat de gevaren, die den zeeman bedreigen, in vele berichten veel ernstiger worden voorgesteld dan zij in werkelijkheid zijn en ik geloof een goed werk te doen met te trachten dit nog eens kortelijk uiteen te zetten. Er wordt steeds gesproken van „drij vende mijnen". Men dient hier wel te on derscheiden twee soorten van drijvende mijnen lo. De mijnen, die, vanaf het oogenblik dat zij door den gebruiker te water ge worpen worden, aan de oppervlakte der zee drijven; dit zijn de niet veran kerde mijnen. Zij worden alleen ge bruikt tiidena het zeegevecht, b.v. door een vluchtend schip, aav nok -bcgvur~creTu:iu achtervolgende vijanden wil beveiligen. Deze mijnen mogen, volgens het in 1907 gesloten mijnentractaat, dat o. a. door Enge!and,__Duitschland, Frankrijk en ook door Nederland werd bekrachtigd, alleen dan gebezigd worden, wanneer zij zooda nig zijn vervaardigd, dat zij binnen een uur nadat zij zijn uitgeworpen, onschade lijk worden. Met deze soort mijnen, zoo ze al bij som mige gelegenheden in dezen oorlog ge bruikt zijn waaromtrent twijfel geoor loofd is hebben wij uit den aard der zaak op onze kust niet te maken. 2o. De mijnen, die hij het te water wer pen verankerd worden, doch tengevolge van stormweer of andere oorzaken door het breken van den ankerkabel van hunne ankers losraken, tengevolge van hun drijf- vermogen aan de oppervlakte komen, en daardoor drijvende mijnen worden. Deze verankerde m ij n e n, die door de schen lastig om val, als 't huisje een beet je bij 't schuurtje blijft, maar dat weet ik deksels goed, en dat zegt ook iedereen, dat ze vroeger gepaster èn beter èn reiner pret konden maken, dat over 't algemeen thans. Ze zijn tegenwoordig zoo donders hoog moedig en apen in vele dingen de stadslui zoo na, dat 't eind er van weg is. En eer dat er wat sterke drank ifi is, hoor je sommigen geen'geestige zet doen; niet dat die drank ze geestig doet zijfi, maar dan meenen ze pas geestig te worden." En onder de laatste woorden was de oude toornig opgestaan en porde eens ge ducht in de kachel die een roodachtigen schijn in de kamer wierp. Dan zette hij zich weer neer. Moeder keek plagend naar liaar man.... Dan zei ze leuk-ernstig: „Jan, dan herinner ik me uit mijn jongen tijd een voorvalletje, waar zich velen om vermaakt hebben. Dat was van 'n piepjong boerenzoontje gekleed in 't nieuw piloosch broekje en mouwvest.... ,,IIou op", dreigde de oude, nu opeens in ccn lach schietend. „Neen, laat me eens even voortbabbelen. „Dat jongmensch had voorgedragen, ern stig en komisch, allebei. En toen had hij ook stormenderhand vele meisjeshoofden op hol gebracht op die reuzenpartij. Plechtig verzekerde hij, dat hij ook „zwarte kunst" verstond en vele geloofden hem overal toe in staat, als was hij een duizendkunstenaar. Hoogernstig kwam hij toen op een meisje toe, dat wei eenigszins bedremmeld was, omdat zij het juist zijn moest. In de eene hand hield hij een houten nap met water» de andere was vrij. En met 'n gelegen- heidsgezicht zeide hij onder 't ademloos luisteren der menigte: „Doe mij eenige malen na, wat ik doe en ik zal u in den spiegel laten zien een verre bloedverwante in onze Oost, een suikertante van wie gty erven zult." Griezelig voldeed zij aan z'n verzoek. Hij doopte een vinger in 't wa ter en raakte met twee vingers haar voor hoofd en neus en mond. Zij deed dit even eens bij hem. Ecu oorverdoovend schateren van de gas- oorlogvoerenden in grooten getale in de Noordzee zijn gelegd, mogen volgens de bepalingen van hetzelfde mijneuu-actaat niet worden gebruikt, wanneer zij r.iet ongevaarlijk worden zoodra zij los raken van hunne ankers. Alle mijnen die op onze kust zijn aan gespoeld, zoowel de Engeléche, de Fran- sche als de Duitsche, bleken hij onderzoek zonder onderscheid voorzien te zijn van de mechanische inrichtingen, welke door het mijnentractaat worden gevorderd. Bij het breken van den ankerkahcl en bij het op drijven naar de oppervlakte treedt die in richting automatisch in werking, waar door het ontstekingstoêstel buiten werking wordt gesteld (gedesactiveerd). De in zee of in onze zeegaten aangetrof fen drijvende mijnen zijn dus niet gevaar lijk voor de scheepvaart, tenzij om de een of andere reden het desactiveer-mechanis- me niet of gebrekkig heeft gewerkt, wat natuurlijk altijd mogelijk is. Het feit dat alle op onze kusten aangedreven mijnen met uitzondering van zeer enkele door den golfslag op het strand of op de steenen zijn geworpen zonder te ontplof fen is het beste bewijs, dat zij ongevaarlijk waren. Wel te verstaan in dien zin dat als zij door een schip waren aangevaren zij niet ontploft zouden zijn; wanneer zij een klap met een blad van de schroef krijgen, is het natuurlijk zeer wel mogelijk dat zij wel afgaan. Tot nu toe is het bij 4 mijnen voorge komen dat zij bij het aan land spoelen ontploften. Bij één daarvan is geconsta teerd geworden, dat de mijn eerst explo deerde nadat zij geruimen tijd door den golfslag op de steenglooiing van "den dijk heen en weer was geslagen. Wanneer deze mijn door een schip was aangevaren, zou zij dus hoogstwaarschijnlijk niet zijn ont ploft en ook van de 3 anderen staat dat om verschillende redenen, waarover ik hier niet zal uitweiden, volstrekt niet vast. Dit alles neemt niet weg dat een mijn geen kinderspeelgoed is. Het met een groo te lading springstof gevulde voorwerp zal altijd met de noodjgc omzichtigheid behandeld moeten worden en voor ondes- kundigen is het niet raadzaam zich aan die behandeling te wagen. De schepen en torpedobooten van de Marine en de door haar in gebruik geno men vaartuigen hebben order om drijven de mijnen, die zij ontmoeten, door geschut- of geweervuur in den grond te schieten. De aan den wal aangespoelde mijnen worden dadelijk onder bewaking goatoid en dan zoo spoedig mogelijk door perso neel vun tre-xee- en landmacht opgeruimd. Hierbij werden op den 16en November een 9-tal personen, waaronder ook eenige bur gers, het slachtoffer van hun plicht. Het ongeluk met de sloep van de Triton had plaats bij het verrichten van onver mijdelijke werkzaamheden aan onze eigen mi.jnversperringen; het werd niet ver oorzaakt door drijvende mijnen. Wij beleven thans moeilijke tijden, en het is de plicht van elk Nederlander om de werkelijke gevaren flink onder de oogen te zien en zich daar zoo goed mogelijk door heen te slaan, maar aan den anderen kant ook alles te vermijden wat kan strek ken om de menschen angstig te maken. Het scheepvaartbedrijf moet voort; de booten van de verschillende stoomvaart maatschappijen moeten blijven varen om den handel staande te kunnen houden. Laten wij onze flinke en onverschrokken zeelieden het leven niet moeilijker maken dan het al is, door overdreven voorstellin- ten deed haar in de spiegel zien eu „Je zag zoo zwart als root oudje", viel hij haar in de rede. „Ik zal 't je wel ver der vertellen." En hij schoof op van z'n stoel en liep naar vrouwke toe en vatte haar oude hand. Trouwhartig en liefdevol lachend zag hij haar ondeugend oud-rimpel ge zicht aan en zei „Toen deed je gauw je best ora je ge zicht weer schoon te krijgen. Het zwart onder en op zij aan de nap gesmeerd had z'n best gedaan. Maar je werd halverwege gestoord door een boodschap die je ter stond moest gaan doen voor je moeder." En toen.... toen moest ik wat gaan halen in do schuur... En toen we, na ver loop van twee, drie minuten weer binnen kwamen, zaten ze allemaal malkander aan te stooten".... „Toen hadden wo allebei 'n zwarte bak kes; wat zijn we toen geplaagd".... „Maar ik had 't er erg graag voor over, want al was je snoetje wat zwart ge smeerd, 't was mij oven lief.... „Geen wonder dat ze plaagden, zeg! We hadden ons ook leelijk verraden".... „Ja, ja! Dat was 'n mooie, prettige tijd, 'n vastenavondpartij vol vroolijkhcid. Je kwam bij elkaar en je begon mot pandoe ren, oud pandoeren, niet al die nieuwe „duvelderij" er bij. En koffie, èn chocolade melk, èn koekjes, èn knappende beschui ten, èn geestige kwinkslagen brachten de vroolijkste afwisseling, zoodat 't in den regel „melkestijd" was eer je er uit schèe. En we konden er bij hebben, die éénig konden voordroegen." „Die heb je tegenwoordig niet zoo veel meer, Janus." Oude Janus ging weer naar z'n plaats. „Voordragen?.... Tegenwoordig?.... Ha! „Niet dait nu vroeger alle voordrachten zoo uitmuntten. Verre van dat. Maar i k hield er vroeger reeds van om altijd voor den dag te komen met 'n mooie voordracht. Je weet 't nog wel. Eerst altijd een ernstig stukje, zooals b.v. „De zieke jongeling" van Jan van Beers, en als ik er dan zoo een paar geda<an had, dan kende ik óók gen van de gevaren die hen bedreigen. Ik doe daartoe een beroep op de pers., Laten d^ corresponöeruen geen alarmee- rende berichten zenden waarvan zij de juistheid niet kunnen coutroleeren of be schouwingen ten beste geven, die, hoewel met de beoie bedoelingen opgesteld, door onvoldoende kern-is van zaken aanleiding geven tot verkeerde gevolgtrekkingen. Men varst-a mij vooral niet verkeerd* Mijn bedoeling is volstrekt niet om wer kelijk bestaande gevaren te verzwijgen of te verdonkeremanen; ik wil alleen een steentje bijdragen om misverstand en over dreven ongerustheid te voorkomen. SPORT. Voetbal. Morgen worden de volgende wedstrijd den in het Westen gespeeld: Den Haag: H. V. V.—II. F. C. Dordrecht: D. F. C.Hercules., Utrecht: U. V. V.—H. B. S. Haarlem: Haarlem—Quick. Rotterdam: SpartaV. O. C. Den Haag: H. B. S. II—Sportman. In het Oosten: Apeldoorn: Robur et VelocitasBe Quick Nijmegen: QuickTubantia. Leldsche Voetbalbond. Ajax II—L. F. C. (1.30 u.), te Leiden. O. N. I.Beresteyn (1.30 u.), te Voor schoten. LeidenD. L. V. (2.30 u.), te Leiden. Ajax IIIBeresteyn II (10.30 u te Voor schoten. D. L. V. II—L. V. V. II (2.30 u.), te Leiden. O. G.—O. N. I. II, te Noordwijkerhout. Norvicus IIDe Sportman III, te Noord- wijk» Voetballen op Zondag. Aan de Voetbalvereenigingen te Aarlan- derveen is een schrijven gericht, waarin mededeeling wordt gedaan, dat het voortaan verboden is te voetballen op Zon dag zonder vergunning van B. en W. Naar de „Tel." uit goede bron ver neemt, ligt het niet in het voornemen van den burgemeester van Bussum, het hou den van voetbalwedstrijden op Zondag te verbieden. Zooató men zich herinnert, werd op voorstel van P. en W. dier gemeente een adres van „Patrimonium", waarin o.m., verzocht wao~hc^ hovul-n strijden op Zondag te verbieden, door don Raad voor kennisgeving aangenomen. De Raad ging accoord met do opvatting van B. en W., dat de burgemeester, als hoofd der politie belast was met de handhaving der Zondagsrust, en dus aan den burge meester de beslissing was, liet houden van voetbalwedstrijden op Zondag toe te staan of te verbieden. KORFBAL. In klasse Zuid wordon morgen de volgende wedstrijden gespeeld. lstc klas. Rotterdam: O.S.C.R.IH.S.V.I. 3de klas: Leiden: Vitesse II (L.)A.L. O. II. Dordrecht: O.K.K. ISpartaan I. 4do klas. Den Ilaag: ResidentieR.S.G.V.L. Rotterdam Rozenburg 13—M.a.a.s. nog lustige liedekens en voordrachten. Ik verwonder me nu wel eens over de tegen stelling die dikwijls nog heerscht in de tegenwoordige kringen en onder-onsjes. Men gaat aan den eenen kant veel meer naar cursussen en vergaderingen om ken nis op te doen, (dat had men in onzen tijd nog niet), en daartegenover kan men op 'n familiefeest of vastenavondpartijtje (voor zoover ze nog in gebruik zijn, want voor sommigen is 't ook al reeds als voor vele stadsmenschen allen dag feest), op zoo'n partijtje dan kan men niets voor den dag brengen dan 'n schuine mop van Speen hof of wel 'n zoutelooze aardigheid van Dumas. En liederen... ja... 'n eindeloos geblcr van „Manussie, hè jij jc hoedje op"- en dergelijke. Waarlijk, 't zou geheel geen overdaad zijn, als hier de „Vereeniging voor den R. K. Volkszang" eens werd opgericht. Als ik niet zou oud was, deed ik het nog. En vooral als de tijden ernstig zijn, dan kan een lied zoo goed doen en kunst, ware kunst, het hart van den mer.sch, dat drijgt to zinken, schoren en opvoeren naar hoo- ger idealen." 't Was of de oude man terwijl hij sprak wederom begeesterd werd door 't vuur der. jeugd. Dan werd 't stil in 't vertrek...» Moeder stak dc hanglamp aan en vader Janus ging de blinden sluiten, maar toen hij wederom 't vertrek betrad, zeide hij: „Zoo otid als ik ben kan ik toch nog wut doen en dat is: „Ik zal onzen kleinzoon Albert eens aanspreken, die is nog al bij, de hand. En dan kon je nooit woten of er fn die verschillende verkeerde toestan den niet gauw op ons dorp verandering, kon komen, door 't oprichten van de zoo hoog noodige katholieke vereenigingen, waarvan ik in mijn courant zoo veel lees» 't Is meer dan tijd. Maar, als een jonge man de hand niet uit zichzelf aan de ploeg slaat, moet de oude 't wel doen, al kan ik ook niet meer doen dan aansporen. Zoo gaf de oude geestige Janus van Der- kestein 'n voor vele jongeren beschamend voorbeeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1