23
BUITENLAND.
JAARGANG,
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2Vs cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
ZATERDAG
JANUARI.
1915.
Mo. 1606
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel rneor 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, icdcro regel moor 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (gcon
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Dit nummer bestaat uit twee
bladen en het geïllustreerd
Zondagsblad.
Het pauselijk schrijven.
Een heerlijk bewijs tier eenheid onzer
Katholieke Kerk biedt het jongste schrij
ven des Pausen tevens ook een treffend
getuigenis harer hooge zending.
In alle Katholieke kerken van Europa
zullen den 7den Februari gezamenlijke
boeteoefeningen worden gehouden, terwijl
den 21sten Maart diezelfde plechtigheden
zullen plaats hebben in alle Katholieke
kerken buiten Europa.
Dat wil dus zeggen, dat op die data
millioenen en millioenen zich zullen \er-
eenigen in eenzelfde geestelijke gemeen
schap om, te zamen verbonden in een
zelfde geloof, eenzelfde vertrouwen en een
zelfde liefde, God te smeeken in den vurig-
sten drang huns harten om den vrede.
Dat wil dus zeggen, dat op die data mil
lioenen en millioenen eenzelfde hulde zul
len brengen aan Hem, die zij erkennen als
de Bron huns levens, het Voedsel hunner
zielen, als hun God, verborgen onder
Broodsgedaante in het Altaar-Sacrament.
Tref lend bewijs der éénheid onzer Ka
tholieke kerk!
Daar wordt ontzettend veel gepraat en
getheoretiseerd over het tot stand komen
van den vrede. Nu komt de Katholieke
kerk met een daad, een daad, gesteld
door millioenen en millioenen, die zich
richten in een smeekend bidden tot den
Vorst des Vredes, den Gever alles goeds,
tot Hem, die den Vrede ons schenken kan.
Zeker, ook de Katholieke kerk wendt alle
tijdelijke 'middelen aan getuige de onaf
gebroken aotic van haar Opperhoofd, den
Paus, en van zoo velen harar zonen
maar als het voornaamste middel
beschouwt zi j toch het gebed, de daadwer
kelijke aanbidding van den HemeQschen
Vader, den Schepper der menschheid, Die
alleen de macht heeft ons te redden.
Heerlijke getuigenis der hooge zending
onzer Katholieke kerk.
De in angst-geschei en wee-gekerm on
der smarten bedolven menschhheid richt
zij op tot het Licht, wijst zij op den Va
der in den hemel, wiens Rechtvaar
digheid oneindig is, doch wiens
Liefde ook geen grenzen kent, den God
van eindeloos erbarmen....
Een pauselijk decreet over den oor
log. Een rede van den Paus op bet
Consistorie in verband met den oorlog.
Een onderhoud met Kardinaal Mei c!er.
Bombardement van Nieuwpoort.
Het Pauselijk Decreet over
de Gebeden voorden Vrede.
Zooals wij reeds mededeelden heeft Z.
H. Paus Benedictus XV in een decreet be
volen bijzondere gebeden voor den vrede
te bidden op vastgestelde dagen in voorge
schreven vorm.
Decreet.
Z. II. Benedictus XV. bedroefd bij het
zien van den oorlogsstorm, die jonge le
vens verpletterd gezinnen en steden in de
diepste smart neerwerpt en hoog-bloeiende
volkeren volkomen in verwarring brengt;
bedenkende, dat de Heer, die „castigando
sanat et ignocendo conservat", zich laat
bewegen door de gebeden van vermorzel
de en vernederde harten, heeft, terwijl hij
de geestelijkheid en het volk uitnoodigt en
opwekt tot het zich opleggen van eetiige
versterving tot boetedoening voor de zon
den, die oorzaak zijn van de rechtvaardige
geesels Gods, verordend, dat in geheel de
Katholieke wereld nederige gebeden tot den
Heer worden opgezonden om den zoozeer
verlangden vrede van Zijn barmhartigheid
te verkrijgen.
Te dien einde beveelt Z. II., dat in iedere
metropolitaan, kathedrale, parochiale of
reguliere kerk van Europa op den 7en Fe
bruari a. s. den Zondag van Sexagesima,
en in de bisdommen buiten Europa op den
21en Maart, Passiezondag, de volgende
plechtigheden op de hierachter geplaatste
wijze zullen worden verricht:
Des morgens, na de conventueele of pa
rochiale mis, zal op plechtige wijze het
Allerheiligste Sacrament worden uitgesteld
en na het bewierookt te hebben zal men
zingen psalm 50 Miserere mei, Deus" ge
volgd door deze antifoon: ,,Da pacem, Do-
mine, in diebus nostris, quia non est alius
qui pugnet pro noblis nisitu, Deus noster"
met V. ,,Fiat pax in virtute tua" R. ,,Et
ahundantia in turnibus tïus" en 't gebed
,,pro pace": ,,Deus a quo sancta desideria,
etc."
Het Allerbeiligater enflcamcnt-zal ged-v*-
rende den geheelen dag ter openbare aan
bidding blijven uitgesteld; en het is wen-
schelijk dat ook de kinderen er op evenre
dige wijze deel aan nemen.
Des avonds, vóór het wegsluiten van het
Allerheiligst Sacrament, zal men den H.
Rozenkrans bidden en daarna het gebed,
dat hierbij gevoegd door Z. H. is opgesteld
om den vrede te verkrijgen. Hierop zal
volgen de gezongen Litanie van Alle Hei
ligen volgens den regel voorgeschreven
voor de uitstelling van 't Veertigurengebed,
volgens het Rituale Romanum volgens de
uitgave van 1913. Onmiddellijk na de Lita
nie zal men zingen: „Paree, Domine, par
ee populo tuo; ne in aeternum irrascaris
nobis" met de verzen en de gewone gebe
den gezegd na de processie: „in quacum-
que tribulatione" volgens het Rituale Ro
manum, waaraan wordt toegevoegd het
gebed „pro pace": „Deus, a quo sancta
desideria, etc."
De plechtigheid zal een einde nemen met
den zegen van het Allerheiligste Sacrament
„more solito."
Opdat de Heer Zijn genade overvloedi
ger zal uitstorten, wekt de Opperpriester
de geloovigen op bij die gelegenheid tot het
Sacrament der Biecht te naderen en tot het
ontvangen van de H. Communie, terwijl
hij aan allen, die gebiecht en geeommuni-
ceerd hebbende, de plechtigheden des mor
gens en des avonds bijwonen of eenigen tijd
bidden in tegenwoordigheid van het uitge
stelde Allerheiligste Sacrament, een vollen
aflaat verleent.
Van het Vaticaan, 10 Jan. 1915.
PIETRO, Kardinaal GASPARRI,
Sta atssecretaris.
Het geheim Consistorie.
Bij de opening van het consistorie op
gistermorgen hield de Paus een toespraak,
waarin hij opnieuw zijn diepe smart uit
drukte over den zoo rampzaligen oorlog en
er op wees hoe de maanden elkander opvol
gen zonder dat er nog de minste Hoop be
staat, dat die slachting zal ophouden.
De Paus voevde er aan toe, dat, zoo hij
het einde van den geesel niet kon verhaas
ten, hij zich beijvert om er de smartelijke
gevolgen van te verzachten.
De Paus verklaarde verder als opperste
vertolker en bewaarder der eeuwige wet
onomwonden, dat het niemand geoorloofd
is de rechtvaardigheid te schenden, maar.
voegde hij er aan toe, het zou zeker noch
passend noch nuttig zijn het pauselijk ge
zag te mengen in de conflicten der oorlog
voerenden zelf.
De Apostolische Stoel moet zich volkomen
onpartijdig handhaven en moet met een
zelfde gevoel van liefde alle strijdenden om
vatten in hen niet de speciale belangen
ziende, die hen scheiden, maar wel de ge
meenschap des geloofs, die hen tot broeders
maakt.
De Paus verklaarde verder, dat deze ge
dachte zich des te meer opdringt, waar men
in de zonen levendiger ziet worden een eer
biedige gehechtheid aan den gemeenschap-
pelijken vader en herinnert in dit opzicht
aan het welbeminde Belgische volk en den
brief, welke door hem aan den kardinaal
van Mechelen is gericht.
Vervolgens doet de Paus een beroep op
de menschlievende gevoelens van hen, die
de grenzen der vijandige naties overschre-
uaii.—Hguiai-.dB bezette landstreken niet noo-
deloo.s verwoest wordeif "éir eérT^Béröep on
degenen, -wier vaderland aan den vijand
ondex-worpen is, opdat het 'verlangen om
hun onafhankelijkheid terug te winnen
hen niet drijve tot een belemmering van de
handhaving der openbare orde en zoodoen
de hun toestand nog verergex-e.
Ten slotte spoort de Paus aan tot het ver
richten van gebeden om het einde van den
ooi-log te "verkrijgen en deelt mede, dat hij
tot dat doel, zooals men weet, twee plech
tige oefeningen van boete heeft voorge-
schx-even.
Na de toesprank benoemde de Paus ver
schillende bisschoppen.
Een onderhoud met Z. Em.
Kardinaal Mercier.
Een bijzondere correspondent schrijft
aan de „Tijd":
Na de vele tegenstrijdige bei-ichten, die
door de pers liepen ten opzichte van Z.Em.
Kardinaal Mercier, meenden wij het ons
tot een plicht te rekenen, een bezoek aan
Mechelen te brengen.
Het aax-tsbisschoppelijk paleis binnen
tredend, kostte het mij aanvankelijk eenige
moeite tot Z. Eminentie te woi'den toege
laten, doch dank zij een bijzondei-e aanbe
veling, ontving Z. Eminentie mij oprecht
hartelijk. Het was hem een groote vreugde
te mogen vernemen, met welke bijzondere
sympathie zijn herderlijk schrijven in alle
landen van Europa was begroet en in welk
groot aantal exemplaren dat schrijven
was verspreid. Ik moet erkennen, gezien
de feiten en gehoord de mededeelingen,
dat Z.Em. nog verre van de waarheid is
afgebleven; zijn eenvoud en oprechüieid
waren de oorzaak, dat hij alles zoo gaarne
met den mantel der liefde zou hebben be
dekt. Z.Em. verzocht mij, de kwestie der
gevangenneming niet aan te i-oeren, daar
de onderhandelingen nog hangende waren
en hij o zoo gaarne geen wonden zou wil
len openen, die andermaal aanleiding zou
den kunnen geven tot complicaties. Straks
wanneer alles in regel is, zou Z.Êm. per
soonlijk deze zaak verklaren in den zin
als steeds uit zijn dezer dagen gepubli
ceerd schrijven gebleken is.
Z. Eminentie verzocht mij, Zijn oprecht
hartelijken dank te brengen aan alle Ne-
derlandei*s voor de ondubbelzinnige blij
ken van sympathie, in deze droevige da
gen aan het Belgische volk verleexxd, voor
al voor de belanglooze wijze, waarop zij
allen hebben gehuisvest, gevoed en zulks
nog doen. Andermaal heeft een klein land
getoond groot te kunnen zijn door daden.
Ik vernam nog nader, dat het verschil
in opvatting der gevangenhouding van
Z.Eminentie daarin verschilt, dat van
Duitsche zijde wordt beweerd, hoe men Z
Eminentie slechts had verzocht zijn paleis
niet te verlaten alvorens de Gouverneur-
Generaal te Brussel hem had gehoord. Di,t
verzoek is echter tot heden nog niet ge
komen. Wel kwam op den dag, dait Z.E.
zich naar Antwerpen had moeten begeven,
in den namiddag een officier ten Paleize
vragen, of Z.Em. nog ter plaatse was dan
wel of hij zich toch naar Antwerpen had
begeven? De portier verklaarde, dat Z
Eminentie zich in het Paleis bevond. Dit
was echter niet voldoende voor den dienst-
doenden officier; hij moest den persoon
spreken, dié in de brihixfldéllnke
van Z.Em. vertoefde, om uit oiens :nond
ae waarneaa te vernemen; en eerst toen
deze hem de verzekering had gegeven, dat
Z.Eminentie zich in Zijne apartementen
bevond, keerde hij tei-ug, terwijl telegx-a-
fische inlichtingen in Antwerpen aan de
pastoriën terzelfder tijd werden ingewon
nen" of Z.Em. zich niet te Antwerpen be
vond. Zij, die een verzoek van militaire
zijde anders dan een bevel uitleggen, zijn
nooit met de Duitsche militaire wetten in
aanraking geweest.
Als men weet, dat Z.Eminentie zich nog
op dit oogemblik niet buiten zijn diocees
mag begeven, noch met zijne mede-Bis
schoppen correspondentie mag voeren,
dan kan men, geloof ik, het verschil tus-
schen de vrijheidsbeneming en gevangen
schap vrijwel hetzelfde noemen.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
Het officieel communiqué van gisteren
luidt:
Nieuwpoort werd tamelijk hevig gebom
bardeerd. Ten Oosten van den weg naar
Lombaertzijde maakte onze infanterie
lichte vorderingen.
Tusschen Yperen en de Oise beschoot
onze artillerie met succes Duitsche ver
ste rkingswerkem en batterijen en een ver
zamelplaats van infanterie.
Bij Soissons is de toestand onveranderd.
Bij Berry'au Bac hebben wij een loop
graaf heroverd, die wij tengevolge van een
hevig bombardement ïxadden moeten ont
ruimen.
In de streek van Perthes ondernam de
vijand in den nacht van 20 op 21 Januari
ten Noord-Westen van Beau-Séjour een
aanval, echter zonder succes.
Ten Zuid-Oosten van SL Mihiel in Apre-
mont konden tengevolge van een zeer he
vig bombardement de 150 M. loopgraven
niet behouden worden, die wij gisteren ver
overd hadden.
Ten Noord-Westen van Pont h Mousson,
in het Bois-le-Prètre, heroverde de vijand
het gedeelte der loojxgraven, dat wij hem
den 20en Januari ontnomen hadden. Wij
handhaafden ons in het overige deel der
positie.
In de Vogezen wiei*p de vijand zes pro
jectielen van zwaar kaliber op St. Dié. Er
is geen ernstige schade aangericht.
Tusschen de Col de Bonliomme en
Schluc.ht had een artillci-ie-actie plaats,
waarbij vijandelijke batterijen tot zwijgen
werden gebracht.
In de streek van de Hartmannswciler-
kopf duren de jnfanteriegevechten met
heftigheid voort.
Voor Anne Marie joeg onze artillerie
vijandelijke troepenverzamelingen uiteen.
Uit het Duitsche hoofdkwartier wordt
gisteren gemeld: Aanhoudende regens be
letten gevechten op groote schaal tusschen
do kust en het La Parsee-kanaal. Bij
Atrecht hadden artilleriegeyechten plaats.
Een ten zuid-westen van Berry-au-bac
eergisteren veroverde loopgraaf, werd,
daar zij door den ingostorten muur eencr
fabriek gedeeltelijk met puin werd ge
vuld, verlaten en verwoest.
Een Fransche aanval ten noorden van
Verdun werd gemakkelijk afgeslagen.
Na de gevechten van eergisteren ten
zuiden van St. Mihiel handhaafden zich
kleine Fr&hsche afdeel ingen nog op kor
ten afstand van onze stollingen. Door een
front tot de oude stelling der Fransehen
gozuiverd.
Het gevecht bij CroLx des Carmes, ten
noord-westen van Pont Mousson duurt
nog voort. Een krachtige Fransche aanval
op het door ons heroverde deel van onze
stelling werd onder zware vijandelijke
vex-liezen teruggeslagen.
In de Vogezen wierpen onze troepen
ten noorden van Sennheim (Gemay) den
vijand van de hoogten hij Hartmannwer-
ken; wij maakten twee officieren en 125
man gevangen.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Steun aan België uit Canada. Naar do
Daily Telegraph uit Montreal verneemt
zou gisteren of heden het vierde Canadee-
sche stoomschip, geladen met voorraden
voor de Belgen, uit Halifax vertrekken. liet
is 't stoomschip Trenegloss, de lading be
staat uit kleedingsstukken on levensmid
delen.
Het Belgische steunfonds maakt nu aan
stalten om vijftig scheepsladingen voe
dingsmiddelen te zenden. Ruime inschepin
gen komen daai-voor reeds in.
Een nieuwe richting gcwenscht fn
FEUILLETON.
DE DUIKER.
13)
Bloedsporen op de stoep bewijzen, dat
het slachtoffer door zich te vei'déHigen
zijn moordenaar verwond heeft, en deze
omstandigheid zal zeker bijdragen om hem
in handen te krijgen.
„Om het huis staat voortcftrreTS? een
talrijke menschenmassa.
„P.S. Wvernemen, terwijl de courant
ter perse gaat, dat het slachtoffer herkend
is. Het is een rijk vreemdeling, de heer
P.... die onlangs te Parijs is komen wonen.
Men denkt, dat hij binnen gelokt is, en
eenige aanwijzingen schijnen reden te ge
ven tot het vermoeden, dat deze moord
in verband staat met de nachtelijke aan
vallen, die in den laatsten tijd zoo dik
wijls zijn voorgekomen. Er wordt zelfs ge
zegd, dat de justitie op het spoor van een
der aanvallers is gebracht. Wij zullen onze
lezers op de hoogte houden van deze zaak."
Hoe langer hij las, hoe meer Servon ten
prooi scheen aan de grootste veiTassing
en ontroering, en toen hij. het artikel ten
einde had, was hij zoozeer in gepeins ver
diept, dat hij geheel vergeten was, waar
hij zich bevond.
Opziend ontmoette hij den blik van den
commissaris, die zijn gelaat bestudeerde.
De ongelukkige graaf vei'bleekte onder
dien helderen en onderzoekenden blik, die
in zijn ziel scheen te lezen. En hij rilde
tegen wil en dank, toen de magistraat, hem
nog immer in het gelaat ziend, een laadje
van de schrijftafel opende, er een voorwerp
uitnam en het hem toonde met de woor
den
„BehooiT dit aan u, mijnheei-?"
Het was een kleine portefeuille, die visi
tekaartjes bevatte.
„Hé, ja.... zeker...." stamelde Servon;
„die portefeuille behoort mij.... Ik .wist
niet, dat ik haar verloren had."
Op deze woorden, welke* Servon met
moeite uitbracht, volgde weder een koud
stilzwijgen.
Hij gevoelde op zich den dooi-dringenden
blik van den commissaris gevestigd, *n hij
ki*eeg een gevoel, alsof hem een gevaar
boven het hoofd hing.
Hij "herwon echter eenigszins zijn koel
bloedigheid en antwoordde met natuurlijk
gelaat
„Ik veronderstel, mijnheer, dat u mij
niet slechts hebt doen roepen om die nie
tige portefeuille aan mij'terug te geven."
„Neen, zeker niet," antwoordde de com
missaris, zonder den blik van hem af te
wenden.
En hij voegde er bij, ieder woord met
nadruk uitsprekend
„Deze portefeuille is gisteren aan de
deur van een tuirfgevonden.... van een
tuin, welke behoort tot een huis van Mont-
martre.... Daarbij lag bloed, en de porte
feuille zelf is ©en weinig besmeurd."
En hij wees op de portefeuille eenige
donkere stippen aan.
Er ging op dat oogenblik iets in Servon's
hoofd om gelijk aan een storm. Al zijn ge
dachten waren verward, en toch begreep
hij in alle helderheid Hetgeen 'in de laat
ste achtenveertig uren gebeurd was. Hij
besefte eensklaps de vreeselijke gevolgen.
Hij was gelijk aan een man, die op een
rustige wandeling, eensklaps aan zijn voe
ten een diepen afgrond ziet.
De ongelukkige graaf werd bleek en kon
met moeite eenige woorden stamelen.
„Ik weet niet.... ik weet niet, waar ik
die portefeuille verloren heb."
De commissaris wendde intusschen den
blik niet van de Servon af, en déze las
daaiin een zekere' verachting.
Hij moest denken „Daar zit nu een laffe
moordenaar."
„Het slachtoffer", zoo vervolgde de com
missaris langzaam, „is de heer de Pan-
corvo, een vriend van u...."
Servon maakte ©en ontkennend gebaar.
„Iemand van uw stand tenminste... Hij
was zeer rijk, en er wordt vermoed, dat
men hem in ©en moordhol gelokt heeft om
hem te dooden en te berooven. U hebt be
kend, dat die portefeuille aan u toebehoort.
Zij moet door een der moordenaars verlo
ren zijn, of tenminste door een der getui
gen van den moord."
De graaf wilde antwoorden, maar de
woorden bleven hem in de keel steken; hij
was te zenuwachtig.
„Het kan zijn", hernam de commissaris,
„dat tot nog toe aan de justitie onbekende
omstandigheden u in dat huis geleid heb
ben op het oogenblik, dat de moord ge
pleegd werd; maar die moet u duidelijk
blootleggen. In uw belang raad ik u r.an,
zonder omwegen te spreken, zonder iets
te verzwijgen."
Deze laatste woorden werden op zachtcn
toon gesproken. Zij toonden de Servon den
weg tot bekennen hetgeen het beste was.
Maar hij werd helaas overmeesterd door
een hevigen toorn. Hij stond eensglaps op
en riep uit
„Mijnheer, ik heb niet te antwoorden op
een beschuldiging, waarvan mijn verleden
en mijn positie en de wereld mij moesten
vrijspreken. Indien mijn portefeuille bij
dien moord was, behoef ik er nog niet bij
tegenwoordig geweest te zijn, en ik ben
niet verplicht u den dood te verklaren van
iemand, dien ik maar nauwelijks ken. Ik
wil u alleen doen opmerken, dat, wanneer
iemand zich aan moord en diefstal schul
dig maakt, hij wel zeer groot gebrek aan
geld moet hebben, en ik, mijnheer, heb
dat waarlijk niet."
Deze rechtvaardiging scheen zeer weinig
indrrk op den commissaris te maken, die
met berekende koelheid slechts ten ant
woord gaf
„Niet lang geleden is u gewond; uw
voorhoofd draagt het merk van een sabel
houw."
Waarlijk, de wonde, welke de Servon
bekomen had door den val op dien voeten-
schrapper, was nauwelijks dicht en ver
toonde zich nog als een lange roode streep.
Deze getuige, die hij zeer gevaarlijk
achtte, bracht den graaf in wanhoop.
„Maar wat gaat u dat aan?" hernam hij.
„Dat is vreemd," zoo vervolgde de com
missaris, die deed, alsof hij niets hoorde;
„ook uw handen zijn gehavend."
Dat was ook waar. Die handen droegen
nog duidelijk de sporen van verwonding.
„Men zou zeggen, dat het krabben wa
ren. Kom, mijnheer, wees kalm, ga zitten
en luister eens goed."
Servon gehoorzaamde, zonder juist te
weten wat hij deed.
„Denk er nu eerst aan", hernam de com
missaris, na een oogenblik wachtens, at
uw positie en uw vroeger leven mij volko
men bekend zijn. De manier, waarop ik
gehandeld heb, moet u dit duidelijk ma
ken. Die portefeuille is sinds gisteren in
mijn bezit; er zijn kaartjes met uw naam
in, en wanneer ik met iemand anders te
doen had gehad, zou ik hem eenvoudig
hebben doen arresteeren op straat of in
den kring, want een agent heeft u den ge
heelen avond gevolgd. Ik wildo u een pu
bliek schandaal sparen, en heb zoo gehan
deld, omdat ik meende, dat ge u zoudt
kunnen rechtv aardig en. Wil dus, bid ik
u, in plaats van driftig te worden en niets
zeggende woorden te spreken, inij oprecht
en volkomen alles vertellen. Ik weiger niet
aan uw onschuld te gelooven, niettegen
staande de nieuwe teekens, welke ik bij u
heb opgemerkt...."
Zijn oogen dwaalden van het voorh xofd
tot de handen van den graaf.
,,C»e hebt u misschien bevonden in een
geval van wettige verdediging.... Misschien
zelfs had men het op u evenals op den heer
de Pancorvo gemunt.... Ik hen bereid alle
rechtvaardigingen aan te hooren. Spreek
dus op...."
Deze taal, waarvan de Servon de onver
biddelijke logica begreep, bracht hem in
een zekere verslagenheid.
Hij kon er niet toe besluiten te liegen,
en van den anderen kant stiet het hem te
gen de borst zijn belachelijke daden te ver
halen.
Daarenboven vroeg hij zich af, of men
hem wel zou gelooven, indien hij vertelde,
welke dwaasheden hij zoo al gedaan had,
en hij besloot dus eerst "bij den uitersten
dwang te spreken.
(Wordt vervolgd.)