23 BUITENLAND. JAARGANG, BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2Vs cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent ZATERDAG JANUARI. 1915. Mo. 1606 De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel rneor 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, icdcro regel moor 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (gcon Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Dit nummer bestaat uit twee bladen en het geïllustreerd Zondagsblad. Het pauselijk schrijven. Een heerlijk bewijs tier eenheid onzer Katholieke Kerk biedt het jongste schrij ven des Pausen tevens ook een treffend getuigenis harer hooge zending. In alle Katholieke kerken van Europa zullen den 7den Februari gezamenlijke boeteoefeningen worden gehouden, terwijl den 21sten Maart diezelfde plechtigheden zullen plaats hebben in alle Katholieke kerken buiten Europa. Dat wil dus zeggen, dat op die data millioenen en millioenen zich zullen \er- eenigen in eenzelfde geestelijke gemeen schap om, te zamen verbonden in een zelfde geloof, eenzelfde vertrouwen en een zelfde liefde, God te smeeken in den vurig- sten drang huns harten om den vrede. Dat wil dus zeggen, dat op die data mil lioenen en millioenen eenzelfde hulde zul len brengen aan Hem, die zij erkennen als de Bron huns levens, het Voedsel hunner zielen, als hun God, verborgen onder Broodsgedaante in het Altaar-Sacrament. Tref lend bewijs der éénheid onzer Ka tholieke kerk! Daar wordt ontzettend veel gepraat en getheoretiseerd over het tot stand komen van den vrede. Nu komt de Katholieke kerk met een daad, een daad, gesteld door millioenen en millioenen, die zich richten in een smeekend bidden tot den Vorst des Vredes, den Gever alles goeds, tot Hem, die den Vrede ons schenken kan. Zeker, ook de Katholieke kerk wendt alle tijdelijke 'middelen aan getuige de onaf gebroken aotic van haar Opperhoofd, den Paus, en van zoo velen harar zonen maar als het voornaamste middel beschouwt zi j toch het gebed, de daadwer kelijke aanbidding van den HemeQschen Vader, den Schepper der menschheid, Die alleen de macht heeft ons te redden. Heerlijke getuigenis der hooge zending onzer Katholieke kerk. De in angst-geschei en wee-gekerm on der smarten bedolven menschhheid richt zij op tot het Licht, wijst zij op den Va der in den hemel, wiens Rechtvaar digheid oneindig is, doch wiens Liefde ook geen grenzen kent, den God van eindeloos erbarmen.... Een pauselijk decreet over den oor log. Een rede van den Paus op bet Consistorie in verband met den oorlog. Een onderhoud met Kardinaal Mei c!er. Bombardement van Nieuwpoort. Het Pauselijk Decreet over de Gebeden voorden Vrede. Zooals wij reeds mededeelden heeft Z. H. Paus Benedictus XV in een decreet be volen bijzondere gebeden voor den vrede te bidden op vastgestelde dagen in voorge schreven vorm. Decreet. Z. II. Benedictus XV. bedroefd bij het zien van den oorlogsstorm, die jonge le vens verpletterd gezinnen en steden in de diepste smart neerwerpt en hoog-bloeiende volkeren volkomen in verwarring brengt; bedenkende, dat de Heer, die „castigando sanat et ignocendo conservat", zich laat bewegen door de gebeden van vermorzel de en vernederde harten, heeft, terwijl hij de geestelijkheid en het volk uitnoodigt en opwekt tot het zich opleggen van eetiige versterving tot boetedoening voor de zon den, die oorzaak zijn van de rechtvaardige geesels Gods, verordend, dat in geheel de Katholieke wereld nederige gebeden tot den Heer worden opgezonden om den zoozeer verlangden vrede van Zijn barmhartigheid te verkrijgen. Te dien einde beveelt Z. II., dat in iedere metropolitaan, kathedrale, parochiale of reguliere kerk van Europa op den 7en Fe bruari a. s. den Zondag van Sexagesima, en in de bisdommen buiten Europa op den 21en Maart, Passiezondag, de volgende plechtigheden op de hierachter geplaatste wijze zullen worden verricht: Des morgens, na de conventueele of pa rochiale mis, zal op plechtige wijze het Allerheiligste Sacrament worden uitgesteld en na het bewierookt te hebben zal men zingen psalm 50 Miserere mei, Deus" ge volgd door deze antifoon: ,,Da pacem, Do- mine, in diebus nostris, quia non est alius qui pugnet pro noblis nisitu, Deus noster" met V. ,,Fiat pax in virtute tua" R. ,,Et ahundantia in turnibus tïus" en 't gebed ,,pro pace": ,,Deus a quo sancta desideria, etc." Het Allerbeiligater enflcamcnt-zal ged-v*- rende den geheelen dag ter openbare aan bidding blijven uitgesteld; en het is wen- schelijk dat ook de kinderen er op evenre dige wijze deel aan nemen. Des avonds, vóór het wegsluiten van het Allerheiligst Sacrament, zal men den H. Rozenkrans bidden en daarna het gebed, dat hierbij gevoegd door Z. H. is opgesteld om den vrede te verkrijgen. Hierop zal volgen de gezongen Litanie van Alle Hei ligen volgens den regel voorgeschreven voor de uitstelling van 't Veertigurengebed, volgens het Rituale Romanum volgens de uitgave van 1913. Onmiddellijk na de Lita nie zal men zingen: „Paree, Domine, par ee populo tuo; ne in aeternum irrascaris nobis" met de verzen en de gewone gebe den gezegd na de processie: „in quacum- que tribulatione" volgens het Rituale Ro manum, waaraan wordt toegevoegd het gebed „pro pace": „Deus, a quo sancta desideria, etc." De plechtigheid zal een einde nemen met den zegen van het Allerheiligste Sacrament „more solito." Opdat de Heer Zijn genade overvloedi ger zal uitstorten, wekt de Opperpriester de geloovigen op bij die gelegenheid tot het Sacrament der Biecht te naderen en tot het ontvangen van de H. Communie, terwijl hij aan allen, die gebiecht en geeommuni- ceerd hebbende, de plechtigheden des mor gens en des avonds bijwonen of eenigen tijd bidden in tegenwoordigheid van het uitge stelde Allerheiligste Sacrament, een vollen aflaat verleent. Van het Vaticaan, 10 Jan. 1915. PIETRO, Kardinaal GASPARRI, Sta atssecretaris. Het geheim Consistorie. Bij de opening van het consistorie op gistermorgen hield de Paus een toespraak, waarin hij opnieuw zijn diepe smart uit drukte over den zoo rampzaligen oorlog en er op wees hoe de maanden elkander opvol gen zonder dat er nog de minste Hoop be staat, dat die slachting zal ophouden. De Paus voevde er aan toe, dat, zoo hij het einde van den geesel niet kon verhaas ten, hij zich beijvert om er de smartelijke gevolgen van te verzachten. De Paus verklaarde verder als opperste vertolker en bewaarder der eeuwige wet onomwonden, dat het niemand geoorloofd is de rechtvaardigheid te schenden, maar. voegde hij er aan toe, het zou zeker noch passend noch nuttig zijn het pauselijk ge zag te mengen in de conflicten der oorlog voerenden zelf. De Apostolische Stoel moet zich volkomen onpartijdig handhaven en moet met een zelfde gevoel van liefde alle strijdenden om vatten in hen niet de speciale belangen ziende, die hen scheiden, maar wel de ge meenschap des geloofs, die hen tot broeders maakt. De Paus verklaarde verder, dat deze ge dachte zich des te meer opdringt, waar men in de zonen levendiger ziet worden een eer biedige gehechtheid aan den gemeenschap- pelijken vader en herinnert in dit opzicht aan het welbeminde Belgische volk en den brief, welke door hem aan den kardinaal van Mechelen is gericht. Vervolgens doet de Paus een beroep op de menschlievende gevoelens van hen, die de grenzen der vijandige naties overschre- uaii.—Hguiai-.dB bezette landstreken niet noo- deloo.s verwoest wordeif "éir eérT^Béröep on degenen, -wier vaderland aan den vijand ondex-worpen is, opdat het 'verlangen om hun onafhankelijkheid terug te winnen hen niet drijve tot een belemmering van de handhaving der openbare orde en zoodoen de hun toestand nog verergex-e. Ten slotte spoort de Paus aan tot het ver richten van gebeden om het einde van den ooi-log te "verkrijgen en deelt mede, dat hij tot dat doel, zooals men weet, twee plech tige oefeningen van boete heeft voorge- schx-even. Na de toesprank benoemde de Paus ver schillende bisschoppen. Een onderhoud met Z. Em. Kardinaal Mercier. Een bijzondere correspondent schrijft aan de „Tijd": Na de vele tegenstrijdige bei-ichten, die door de pers liepen ten opzichte van Z.Em. Kardinaal Mercier, meenden wij het ons tot een plicht te rekenen, een bezoek aan Mechelen te brengen. Het aax-tsbisschoppelijk paleis binnen tredend, kostte het mij aanvankelijk eenige moeite tot Z. Eminentie te woi'den toege laten, doch dank zij een bijzondei-e aanbe veling, ontving Z. Eminentie mij oprecht hartelijk. Het was hem een groote vreugde te mogen vernemen, met welke bijzondere sympathie zijn herderlijk schrijven in alle landen van Europa was begroet en in welk groot aantal exemplaren dat schrijven was verspreid. Ik moet erkennen, gezien de feiten en gehoord de mededeelingen, dat Z.Em. nog verre van de waarheid is afgebleven; zijn eenvoud en oprechüieid waren de oorzaak, dat hij alles zoo gaarne met den mantel der liefde zou hebben be dekt. Z.Em. verzocht mij, de kwestie der gevangenneming niet aan te i-oeren, daar de onderhandelingen nog hangende waren en hij o zoo gaarne geen wonden zou wil len openen, die andermaal aanleiding zou den kunnen geven tot complicaties. Straks wanneer alles in regel is, zou Z.Êm. per soonlijk deze zaak verklaren in den zin als steeds uit zijn dezer dagen gepubli ceerd schrijven gebleken is. Z. Eminentie verzocht mij, Zijn oprecht hartelijken dank te brengen aan alle Ne- derlandei*s voor de ondubbelzinnige blij ken van sympathie, in deze droevige da gen aan het Belgische volk verleexxd, voor al voor de belanglooze wijze, waarop zij allen hebben gehuisvest, gevoed en zulks nog doen. Andermaal heeft een klein land getoond groot te kunnen zijn door daden. Ik vernam nog nader, dat het verschil in opvatting der gevangenhouding van Z.Eminentie daarin verschilt, dat van Duitsche zijde wordt beweerd, hoe men Z Eminentie slechts had verzocht zijn paleis niet te verlaten alvorens de Gouverneur- Generaal te Brussel hem had gehoord. Di,t verzoek is echter tot heden nog niet ge komen. Wel kwam op den dag, dait Z.E. zich naar Antwerpen had moeten begeven, in den namiddag een officier ten Paleize vragen, of Z.Em. nog ter plaatse was dan wel of hij zich toch naar Antwerpen had begeven? De portier verklaarde, dat Z Eminentie zich in het Paleis bevond. Dit was echter niet voldoende voor den dienst- doenden officier; hij moest den persoon spreken, dié in de brihixfldéllnke van Z.Em. vertoefde, om uit oiens :nond ae waarneaa te vernemen; en eerst toen deze hem de verzekering had gegeven, dat Z.Eminentie zich in Zijne apartementen bevond, keerde hij tei-ug, terwijl telegx-a- fische inlichtingen in Antwerpen aan de pastoriën terzelfder tijd werden ingewon nen" of Z.Em. zich niet te Antwerpen be vond. Zij, die een verzoek van militaire zijde anders dan een bevel uitleggen, zijn nooit met de Duitsche militaire wetten in aanraking geweest. Als men weet, dat Z.Eminentie zich nog op dit oogemblik niet buiten zijn diocees mag begeven, noch met zijne mede-Bis schoppen correspondentie mag voeren, dan kan men, geloof ik, het verschil tus- schen de vrijheidsbeneming en gevangen schap vrijwel hetzelfde noemen. De Duitschers in Frankrijk en België. Het officieel communiqué van gisteren luidt: Nieuwpoort werd tamelijk hevig gebom bardeerd. Ten Oosten van den weg naar Lombaertzijde maakte onze infanterie lichte vorderingen. Tusschen Yperen en de Oise beschoot onze artillerie met succes Duitsche ver ste rkingswerkem en batterijen en een ver zamelplaats van infanterie. Bij Soissons is de toestand onveranderd. Bij Berry'au Bac hebben wij een loop graaf heroverd, die wij tengevolge van een hevig bombardement ïxadden moeten ont ruimen. In de streek van Perthes ondernam de vijand in den nacht van 20 op 21 Januari ten Noord-Westen van Beau-Séjour een aanval, echter zonder succes. Ten Zuid-Oosten van SL Mihiel in Apre- mont konden tengevolge van een zeer he vig bombardement de 150 M. loopgraven niet behouden worden, die wij gisteren ver overd hadden. Ten Noord-Westen van Pont h Mousson, in het Bois-le-Prètre, heroverde de vijand het gedeelte der loojxgraven, dat wij hem den 20en Januari ontnomen hadden. Wij handhaafden ons in het overige deel der positie. In de Vogezen wiei*p de vijand zes pro jectielen van zwaar kaliber op St. Dié. Er is geen ernstige schade aangericht. Tusschen de Col de Bonliomme en Schluc.ht had een artillci-ie-actie plaats, waarbij vijandelijke batterijen tot zwijgen werden gebracht. In de streek van de Hartmannswciler- kopf duren de jnfanteriegevechten met heftigheid voort. Voor Anne Marie joeg onze artillerie vijandelijke troepenverzamelingen uiteen. Uit het Duitsche hoofdkwartier wordt gisteren gemeld: Aanhoudende regens be letten gevechten op groote schaal tusschen do kust en het La Parsee-kanaal. Bij Atrecht hadden artilleriegeyechten plaats. Een ten zuid-westen van Berry-au-bac eergisteren veroverde loopgraaf, werd, daar zij door den ingostorten muur eencr fabriek gedeeltelijk met puin werd ge vuld, verlaten en verwoest. Een Fransche aanval ten noorden van Verdun werd gemakkelijk afgeslagen. Na de gevechten van eergisteren ten zuiden van St. Mihiel handhaafden zich kleine Fr&hsche afdeel ingen nog op kor ten afstand van onze stollingen. Door een front tot de oude stelling der Fransehen gozuiverd. Het gevecht bij CroLx des Carmes, ten noord-westen van Pont Mousson duurt nog voort. Een krachtige Fransche aanval op het door ons heroverde deel van onze stelling werd onder zware vijandelijke vex-liezen teruggeslagen. In de Vogezen wierpen onze troepen ten noorden van Sennheim (Gemay) den vijand van de hoogten hij Hartmannwer- ken; wij maakten twee officieren en 125 man gevangen. Verschillende Oorlogs berichten. Steun aan België uit Canada. Naar do Daily Telegraph uit Montreal verneemt zou gisteren of heden het vierde Canadee- sche stoomschip, geladen met voorraden voor de Belgen, uit Halifax vertrekken. liet is 't stoomschip Trenegloss, de lading be staat uit kleedingsstukken on levensmid delen. Het Belgische steunfonds maakt nu aan stalten om vijftig scheepsladingen voe dingsmiddelen te zenden. Ruime inschepin gen komen daai-voor reeds in. Een nieuwe richting gcwenscht fn FEUILLETON. DE DUIKER. 13) Bloedsporen op de stoep bewijzen, dat het slachtoffer door zich te vei'déHigen zijn moordenaar verwond heeft, en deze omstandigheid zal zeker bijdragen om hem in handen te krijgen. „Om het huis staat voortcftrreTS? een talrijke menschenmassa. „P.S. Wvernemen, terwijl de courant ter perse gaat, dat het slachtoffer herkend is. Het is een rijk vreemdeling, de heer P.... die onlangs te Parijs is komen wonen. Men denkt, dat hij binnen gelokt is, en eenige aanwijzingen schijnen reden te ge ven tot het vermoeden, dat deze moord in verband staat met de nachtelijke aan vallen, die in den laatsten tijd zoo dik wijls zijn voorgekomen. Er wordt zelfs ge zegd, dat de justitie op het spoor van een der aanvallers is gebracht. Wij zullen onze lezers op de hoogte houden van deze zaak." Hoe langer hij las, hoe meer Servon ten prooi scheen aan de grootste veiTassing en ontroering, en toen hij. het artikel ten einde had, was hij zoozeer in gepeins ver diept, dat hij geheel vergeten was, waar hij zich bevond. Opziend ontmoette hij den blik van den commissaris, die zijn gelaat bestudeerde. De ongelukkige graaf vei'bleekte onder dien helderen en onderzoekenden blik, die in zijn ziel scheen te lezen. En hij rilde tegen wil en dank, toen de magistraat, hem nog immer in het gelaat ziend, een laadje van de schrijftafel opende, er een voorwerp uitnam en het hem toonde met de woor den „BehooiT dit aan u, mijnheei-?" Het was een kleine portefeuille, die visi tekaartjes bevatte. „Hé, ja.... zeker...." stamelde Servon; „die portefeuille behoort mij.... Ik .wist niet, dat ik haar verloren had." Op deze woorden, welke* Servon met moeite uitbracht, volgde weder een koud stilzwijgen. Hij gevoelde op zich den dooi-dringenden blik van den commissaris gevestigd, *n hij ki*eeg een gevoel, alsof hem een gevaar boven het hoofd hing. Hij "herwon echter eenigszins zijn koel bloedigheid en antwoordde met natuurlijk gelaat „Ik veronderstel, mijnheer, dat u mij niet slechts hebt doen roepen om die nie tige portefeuille aan mij'terug te geven." „Neen, zeker niet," antwoordde de com missaris, zonder den blik van hem af te wenden. En hij voegde er bij, ieder woord met nadruk uitsprekend „Deze portefeuille is gisteren aan de deur van een tuirfgevonden.... van een tuin, welke behoort tot een huis van Mont- martre.... Daarbij lag bloed, en de porte feuille zelf is ©en weinig besmeurd." En hij wees op de portefeuille eenige donkere stippen aan. Er ging op dat oogenblik iets in Servon's hoofd om gelijk aan een storm. Al zijn ge dachten waren verward, en toch begreep hij in alle helderheid Hetgeen 'in de laat ste achtenveertig uren gebeurd was. Hij besefte eensklaps de vreeselijke gevolgen. Hij was gelijk aan een man, die op een rustige wandeling, eensklaps aan zijn voe ten een diepen afgrond ziet. De ongelukkige graaf werd bleek en kon met moeite eenige woorden stamelen. „Ik weet niet.... ik weet niet, waar ik die portefeuille verloren heb." De commissaris wendde intusschen den blik niet van de Servon af, en déze las daaiin een zekere' verachting. Hij moest denken „Daar zit nu een laffe moordenaar." „Het slachtoffer", zoo vervolgde de com missaris langzaam, „is de heer de Pan- corvo, een vriend van u...." Servon maakte ©en ontkennend gebaar. „Iemand van uw stand tenminste... Hij was zeer rijk, en er wordt vermoed, dat men hem in ©en moordhol gelokt heeft om hem te dooden en te berooven. U hebt be kend, dat die portefeuille aan u toebehoort. Zij moet door een der moordenaars verlo ren zijn, of tenminste door een der getui gen van den moord." De graaf wilde antwoorden, maar de woorden bleven hem in de keel steken; hij was te zenuwachtig. „Het kan zijn", hernam de commissaris, „dat tot nog toe aan de justitie onbekende omstandigheden u in dat huis geleid heb ben op het oogenblik, dat de moord ge pleegd werd; maar die moet u duidelijk blootleggen. In uw belang raad ik u r.an, zonder omwegen te spreken, zonder iets te verzwijgen." Deze laatste woorden werden op zachtcn toon gesproken. Zij toonden de Servon den weg tot bekennen hetgeen het beste was. Maar hij werd helaas overmeesterd door een hevigen toorn. Hij stond eensglaps op en riep uit „Mijnheer, ik heb niet te antwoorden op een beschuldiging, waarvan mijn verleden en mijn positie en de wereld mij moesten vrijspreken. Indien mijn portefeuille bij dien moord was, behoef ik er nog niet bij tegenwoordig geweest te zijn, en ik ben niet verplicht u den dood te verklaren van iemand, dien ik maar nauwelijks ken. Ik wil u alleen doen opmerken, dat, wanneer iemand zich aan moord en diefstal schul dig maakt, hij wel zeer groot gebrek aan geld moet hebben, en ik, mijnheer, heb dat waarlijk niet." Deze rechtvaardiging scheen zeer weinig indrrk op den commissaris te maken, die met berekende koelheid slechts ten ant woord gaf „Niet lang geleden is u gewond; uw voorhoofd draagt het merk van een sabel houw." Waarlijk, de wonde, welke de Servon bekomen had door den val op dien voeten- schrapper, was nauwelijks dicht en ver toonde zich nog als een lange roode streep. Deze getuige, die hij zeer gevaarlijk achtte, bracht den graaf in wanhoop. „Maar wat gaat u dat aan?" hernam hij. „Dat is vreemd," zoo vervolgde de com missaris, die deed, alsof hij niets hoorde; „ook uw handen zijn gehavend." Dat was ook waar. Die handen droegen nog duidelijk de sporen van verwonding. „Men zou zeggen, dat het krabben wa ren. Kom, mijnheer, wees kalm, ga zitten en luister eens goed." Servon gehoorzaamde, zonder juist te weten wat hij deed. „Denk er nu eerst aan", hernam de com missaris, na een oogenblik wachtens, at uw positie en uw vroeger leven mij volko men bekend zijn. De manier, waarop ik gehandeld heb, moet u dit duidelijk ma ken. Die portefeuille is sinds gisteren in mijn bezit; er zijn kaartjes met uw naam in, en wanneer ik met iemand anders te doen had gehad, zou ik hem eenvoudig hebben doen arresteeren op straat of in den kring, want een agent heeft u den ge heelen avond gevolgd. Ik wildo u een pu bliek schandaal sparen, en heb zoo gehan deld, omdat ik meende, dat ge u zoudt kunnen rechtv aardig en. Wil dus, bid ik u, in plaats van driftig te worden en niets zeggende woorden te spreken, inij oprecht en volkomen alles vertellen. Ik weiger niet aan uw onschuld te gelooven, niettegen staande de nieuwe teekens, welke ik bij u heb opgemerkt...." Zijn oogen dwaalden van het voorh xofd tot de handen van den graaf. ,,C»e hebt u misschien bevonden in een geval van wettige verdediging.... Misschien zelfs had men het op u evenals op den heer de Pancorvo gemunt.... Ik hen bereid alle rechtvaardigingen aan te hooren. Spreek dus op...." Deze taal, waarvan de Servon de onver biddelijke logica begreep, bracht hem in een zekere verslagenheid. Hij kon er niet toe besluiten te liegen, en van den anderen kant stiet het hem te gen de borst zijn belachelijke daden te ver halen. Daarenboven vroeg hij zich af, of men hem wel zou gelooven, indien hij vertelde, welke dwaasheden hij zoo al gedaan had, en hij besloot dus eerst "bij den uitersten dwang te spreken. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1