12
BUITENLAND.
De Oorlog.
BINNENLAND.
6e JAARGANG.
No. 1590
e )imióo\vz(Bowccmt
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
•n het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2V3 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
DINSDAG
JANUARI.
I9I5.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geec
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
V leening.
Bravo. De groote Staatsleening 275
millioen is geen peulschilletje! is meer
dan volteekcnd. E^ kwamen meer liefheb
bers dan noodig is, zoodat de toewijzing
pond-pondsgewijze zal moeten geschieden.
Ziet ge wel, zal Nurks nu zeggen, dat
5 te veel was. Voor 4l/3 zou 't geld ook
wel binnengekomen zijn. Wellicht iets
minder, maar toch zeker ook wel genoeg.
't Is mogelijk, vriend; ge moet echter
niet vergeten, dat na den oorlog, als alle
Staten aan 't leenen gaan, het geld verba
zend duur zal worden, zoodat in afwach
ting daarvan hier allicht meer vastgehou
den zou zijn indien onze Regeering min
der scheutig ware geweest.
Hoe 't zij, Nederland maakt nu een
prachtig figuur en dat js in den huidigen
politieleen toestand ook heel wat waard.
Het „Steinreiche Holland" verloochende
zijn reputatie niet, ondanks de zware las
ten van den oorlogstoestand.
Wat 'n belabberde vertooning 'zou 't ged
weest zijn, indien de dwang had moeten
intreden, 't Buitenland zou gesmaald heb
ben op dat arme landje, hetwelk geen ver
trouwen in zijn eigen toekomst toonde,
of blijkbaar al aan 't eind van zijn finan-
cieele krachten was.
Nu heeft echter; het tegendeel plaats.
Het vertrouwen bleek rotsvast en we kun
nen ons zelfs de weelde van een goede
rente veroorlooven.
We brengen hierbij in herinnering, dat
't de rechterzijde was, die loyaal de re
geering ook ton deze steunde. Men vergete
zulks niet als links straks alle zegepalmen
mocht willen gaan inrekenen. Dat is daar
zoo de gewoonte.
V Geruststellend.
Uit den treure hebben we van zekere
zijde hooien veikondigen, dat de huidige
maatschappij te rot was om langer in
haar tegenwoordige samenstelling te blij
ven bestaan. Dat moest anders worden!
En gauw ook asjebieftl! En niet met lap
middelen!!!
't Zag er kwaad uit. De hardste schreeu
wers in die richting hébben hun eigen
organisatie, welke die spoedige ommekeer
moest bewerkstelligen, wel zien uiteenruk
ken, maar men kon toch nooit weten,
nietwaar! Iets wat zóó rot is....
Daar komt echter opeens een gerust
stelling uit de lucht gevallen.
De „Algemeene Nederlandsche Diamant-
bewerkersbond", welke tal van maatschap-
pij-omverwerpers onder zijn leden telt, be
sloot voor f 125,000 deel te nemen aan de
groote Staatsleening.
En waarom?
Die 125 mille moeten reglementair als
reserve bewaard worden en nu zich zoo'n
mooie gelegenheid aanbiedt „om het geld
solide, tegen hooge rente en makkelijk
realiseerbaar te beleggen", nu vond de
Bondsraad dat men er de huidige samen
leving dan toch maar mee moest steunen.
Dat ziet er dus met onze goede maat
schappij nog niet heelemaal zoo kwaad uit.
De voorzitter, onze roode Senator Henri
Polak, voelde ook wel dat het voor zijn
organisatie een beetje gek was en deelde
daarom in den loop der discussies mede,
dat ,,de regeering wel eenig recht heeft op
de erkentelijkheid der vakbeweging voor
de instelling der buitengewone werkloos
heidsverzekering".
Wel, wel, hoe kan zoo'n rotte maat
schappij zoo iets nog opleveren!
't Is waarliik heel ereruststellend voor
hen, die meer heil verwachten van verbe
teren dan van omverwerpen.
Rijssel door de Verbondenen bezet?
Russische successen. Duitsch verbod
om den brief van Z. E. Kardinaal Mercier
in da kerken voor te lezen.
De voorlezing van het her
derlijk schrijven in
Antwerpen.
Een corr. van de „Msbd." schrijft:
Het reizen naar Antwerpen begint weer
een beetje gemakkelijker te gaan, hoewel
de controle nog scherp is. Het is nu be
slist niet meer mogelijk met papieren te
reizen, die niet in alle deelon in orde zijn
en ik raad dan ook eventueelen bezoekers
aan, .om steeds eerst naar het Duitsche
Consulaat te gaan ten einde de papieren
te laten onderzoeken, daar men dan zeker
is geen last te ondervinden. De Duitsche
soldaten die daar aan de grens de wacht
hebben, zijn allen mannen tusschen 3038
jaar; die ernstig hun plicht doen, doch ze
zijn in alle deelen beleefd en als uw tasch-
je nagezien is, helpen ze u het weer dicht
maken.
Wat Antwerpen aangaat, ik heb hier
- j aren*-gewoond en ik ken Antwerpen en d<r
Sinjoren (bijnaam voor de echte Antwerp-
sche bevolking) goed, en daarom durf ik
beslist verklaren dat de toestanden tot nu
toe overdreven zïjn voorgesteld.
Er heerscht natuurlijk een gedrukte
geest, maar er is aan niets gebrek; de win
kels stallen als gewoonlijk alle lekker
nijen uit en sinds eenige dagen wordt er
weer witbrood verkocht. Ook van de veel
besproken doodsheid kon ik niets vinden.
Ik was Zaterd.nacht om half één, Duitsche
tijd, nog op straat; er liepen nog wel vele
Duitsche soldaten voorbij als ook mannen
van de burgerpolitie, maar niemand heeft
me een stroo in den weg gelegd.
Als een groote bijzonderheid mag het
zeker wel vermeld worden, dat ik in Ant
werpen honderden memschen met het por
tret van koning Albert op de borst, ge
zien heb.
Zondagmorgen ben ik naar de Onze
Lieve Vrouwekerk geweest, om daar de
Duitsche godsdienstoefening mede te ma
ken. Deze werd geleid door een Duitschen
aalmoezenier, en ik was getroffen door de
groote toewijding en de plechtigheid van
dezen dienst.
Om twaalf uur ging ik den gewonen
dienst bijwonen en ik was \erwonderd
door het werkelijk groote bezoek.
Na afloop van de Mis kwam een kape
laan op den preekstoel en begon daar, tot
iedere verbazing, het tweede, en derde ge
deelte van den reeds zoo vaak besproken
brief van kardinaal Mercier voor te lezen.
Ik en velen met mij, keken in bange ver
wachting naar de bij den ingang opge
stelde soldaten, die daar in volle oorlogs
uitrusting de wacht hadden, maar tot m'n
groote blijdschap gebeurde er niets bijzon
ders, doch ik kon een gevoel van bewon
dering niet van mij afzetten voor den
moed van dezen geesteliifee. die hier, trots
alles, zijn overtuiging uitsprak en zijn
kardinaal gehoorzaamde.
Na afloop van de Mis ging ik bij den
koster om naar het adres van dezen sym
pathieken geestelijke te informeeren en
spoedig zat ik in een eenvoudige kamer
tegenover kapelaan Dr. Delmof, een een-
voudigen, betrekkelijk nog jongen geeste
lijke, die met zijn bijna zuiver Neder-
landsch me het direkt makkelijk maakte.
Ik begon met hem een compliment te
maken over zijn gevoelvol voorlezen, en
vroeg hem, of hij niet dacht dat zooiets
gevaarlijk was, en of het waar was wat ik
vernomen had, dat dit met beslistheid was
verboden door de Duitsche autoriteiten.
Hierop liet hij mij het bekende verbod
zien, hetwelk vergezeld was van onder
staande getypte verklaring:
Verklaring.
Ik verklaar, een afdruksel der, van
zijne excellentie, den heer generaal-gou-
verneur van België, aan de geestelijken
van het diocees Mechelen, gerichte be
kendmaking van 7 Januari 1915 no. 3796,
ontvangen te hebben.
Onderteek en ing
Parochie
Mijn zegsman had echter beslist gewei
gerd dezen brief te onderteek en en, Jaar
volgens zijn beweren door Freiherr Von
Bissing, een bevel van den kardinaal niet
kon worden te niet gedaan.
Op mijn verder vrag~ n wat zijn eer-
waarde z~~i don -tootle: Vro-sg- sn
ten antwoord, dat de Duitschers in alle
opzichten hoffelijk waren en zoover hem
bekend geworden was, is er tot nog toe
geen dienst verstoord geworden. Doch
wel was, volgens hem, sinds den oorlog
een veel grooter kerkbezoek waar te ne
men. Onder andere vertelde hij mij, dat
de vorige week bij het feest van het Hei
lig Hart, de liberale burgemeester, de
heer Jan de Vos, om een plaats heeft la
ten vragen, en niet-officieel de plechtig
heid had bijgewoond, alsook de liberale
senator Van der Moolen.
Daarop vroeg ik hem: ,,En wat denkt
u, moeten de Belgen, die in Nederland
wonen, naar huis komenl"
Nu kwam er vuür in den eenvoudigen
man en met overtuiging zei bij: ,,maak
toch in uw blad bekend, dat memschen,
zonder middelen, maar daar moeten blij
ven, doch dat het, volgens mij, zeer goed
zou zijn als er wat meer vermogende Bel
gen terug kwamen om met ons te probee-
ren onze minder bedeelde stadgenooten
te ondersteunen.
En wil u ook eens aan de menschen
zeggen, dat er in de Nederlandsche cou
ranten vreeselijk wordt 'overdreven. Ik
las zoo pas nog, dat de pastoor van de St.
Jacobs gevangen genomen is, dit is be
slist niet waar. Volgens mijn weten,
was alleen de pastoor van Schooten ge
vangen genomen, doch weer direct losge
laten."
Ik nam hiermede afscheid van hem eau
ging heen met het gevoel, dat "er nog een
andere moed bestaat, dan die met het
zwaard.
De Duitse rs in Frankrijk
en België.
De „Tijd" verÏÏeemt uit Aardenburg
Dezen morgen is er in de buurt van Zee-
brugge zeer hevig geschoten. Volgens som
migen waren het Engelsche schepen, die
op Duitsche onderzeeërs vuurden, waar
schijnlijk is het evenwel, dat de Duitschers
zelf hun groote kanonnen, die geplaatst
zijn op de pas klaar gemaakte betonvloe-
ren, hebben ingeschoten.
Dat er gebrek aan petroleum in België is,
blijkt wel uit het feit, dat een vat petro
leum, dat in Holland met ongeveer f 20 be
taald wordt, in België f 50 tot f 60 kost.
Uit Sas van Gent wordt medegedeeld,
dat de postdienst met Gent en Oost-Vlaan-
deren, door middel van het Nederlandsche
consulaat te Gent, vandaag, waarschijnlijk
voorloopig, opgeheven is. Volgens geruch
ten zou het Duitsche bestuur in België
zelf een postdienst instellen voor Oost-
Vlaanderen. Naar men verneemt, bestaat
er uitsluitend voor handelsbrieven nog
eenige mogelijkheid om in België besteld
te worden.
Een bericht, dat Rijssel door de Duit
schers verlaten en door de Engelschen be
zet zou zijn, vereischt bevestiging.
De manoeuvres van 16 (volgens een an
der bericht 12) Duitsche vliegtuigen langs
de kust van het Kanaal, zal een mooi ge
zicht hebben opgeleverd, waarvan het ge
not echter voor de Engelschen wel een wei
nig met ongerustheid zal zijn gekruid. Maar
de wind (volgens het Kon. Meteorol. Insti
tuut: meest krachtige, tijdelijk wellicht
Westelijke tot Zuidelijken
wind, betrokken tot zwaar ucwumi, waar
schijnlijk regenbuien) is in deze dagen niet
zeer bevorderlijk aan vliegondernemingen,
allerminst over zee, en tegen het juist, tegen
de windrichting in gelegen Engeland.
De Russen.
De berichten komen daarin overeen, dat
de Russen aan de Bsura en de Rawka zeer
sterke stellingen innemen, die de Duitschers
niet gemakkelijk zullen kunnen nemen.
Verder blijkt daaruit, dat de Duitschers
zilch over de geheele breedte van het tegen
Warschau gerichte front verzwakt hebben
door met hun reserves de Oostenrijkers te
hulp te komen, die aan de Nida in de knel
geraakt waren. Dat deze hulp hun niet
baatte wegens den krachtigen tegenstand
der Russen, maakt den toestand nog moei
lijker.
De Oostenrijkers zijn tegen en over de
Karpathen teruggedrongen en Grootvorst
Nicolaas houdt nog altijd in het Zuiden zijn
offensieve kracht geconcentreerd tegen
Krakau.
Een boven alles belangrijk nieuwtje is
echter het verschijnen van groote Russische
troepensterkten op den rechteroever van de
dichtgevroren Weichsel, beneden het punt
waar de Bsura in de Weichsel valt. De
operaties van deze Russische troepen zou
den tot doel hebben, bij Plozk en Wloslaw.
de Weichsel over te trekken en Hinden-
burg's leger aan de Bsura in den rug te
vallen.
Verschillende Oorlogs
berichten.
De uitwisseling van krijgsgevangenen.
In verband met de uitwisseling van invar
lide krijgsgevangenen verklaren, volgen»
de ..Corrière d'Italia de autoriteiten, dat
bij de uitvoering van het plan, dat in be
ginsel reeds is aangenomen, zich geen
practische moeilijkheden zullen voordoen.
Het vervoer van de invaliden naar een
neutraal gebied zal zeer gemakkelijk zijn
en daar zal de uitwisseling plaats hebben.
Zwitserland zou aangewezen worden voor
de uitwisseling van Fransche en Duitsche,
Roemenië voor die van Oostenrijkers, Hon
garen en Russen en Nederland voor die
van Engelsche en Duitsche krijgsgevange
nen.
Rijssel door de Duitschers ontruimd?
Een correspondent van „Daily Express*'
seint uit Boulogne dd. 9 Jan., dat de Duit
schers Rijssel niet meer bezet houden. Ge
ruchten, dat zij de stad gisteren hebben
ontruimd worden bevestigd door een vrouw,
die in Rijssel gedurende de bezetting ge
vangen werd gehouden. Een brief ver
klaart, dat het garnizoen van vijf tot zes
duizend Duitschers geheel is afgetrokken
tot op een afstand van zes mijlen van Rou-
baix. Engelsche troepen zijn naar Rijssel
opgerukt.
Bommen op Duinkerken. Een twaalf
tal Duitsche vliegmachines vloog Zondag
boven Duinkerken en aangrenzende go-
meenten en wierp ongeveer dertig bommen.
Ten gevolge van de genomen voorzorgs
maatregelen waren er slechts weinig
slachtoffers en ook de materieele schade is
niet zeer belangrijk.
VCroouen ue wvuimig ie vei i«»cn wnuoi
pas. Te St. Truyen, bij Hasselt, is afge
kondigd dat personen boven 14 jaar niet
meer zonder pas hun woning mogen verlap
ten of in de plaats rondloopen.
Nederland en de Oorlog.
De Oorlogsleening.
Kon gistermiddag omstreeks drie uur
reeds met zekerheid gemeld worden, dat
het bedrag stellig 300 millioen bedroeg,
thans is gebleken, dat het totaal der in
schrijvingen dit bedrag verre overschrijdt,
zoodat het hedenmiddag omstreeks 5 uur
reeds 402 millioen bleek te bedragen.
Tweede Kamer.
Bij de Tweede Kamer zijn gisteren in
gekomen de wetsontwerpen tot het weder
verlengen van den termijn van indienst-
houding van militie en landweer. De be
doeling is, ze nog hedenavond, zoo niet
reeds hedenmiddag, in druk te doen ver-
deelen.
Het wordt bevestigd dat de Tweede Kar
mer ook in de volgende week hoogstwaar
schijnlijk zal vergaderen.
FEUILLETON.
DE DUIKER.
Daarenboven wist men niet, dat eenig
verdriet, hem kwelde.
Het was onzinnig te gelooven, dat
iemand in dien geestestoestand en met
zulk een fortuin zich in de Seine geworpen
had na een vroolijken en winstgevenden
nacht.
Neen, dan lag het meer voor de hand te
denken aan een misdaad, en men zeide,
dat er in de portefeuille van den heer de
Sieurac wel iets was om dieven te verlei
den, die in dien tijd zelden zulk een bui
tenkansje hadden.
Maar sinds bijna twee jaar waren de
dievenbenden, die tegen het einde der re
geering van Louis-Philippe de straten van
Parijs onveilig maakten, verdwenen.
De laatste schurk van die soort was in
1846 veroordeeld, en sinds dien was er geen
sprake meer geweest van nachtelijke aan
vallen.
De onderzoekingen van de politie, naar
den dief leidden tot niets. De eenige ver
kregen aanwijzing was het vinden van de
portefeuille van den heer de Sieurac. Men
vond ze verscheurd en met slijk bedekt op
een verlaten terrein.
Onnoodig te zeggen, dat de portefeuille
geheel ledig was. Dat was alles.
Tevergeefs doorzocht men de rivier en
het kanaal. 1-Iet lichaam van den heer de
Sieurac werd niet gevonden.
Deze geheimzinnige verdwijning hield
gedurende acht dagen geheel Parijs bezig;
maar na verloop van een week was de stad
het geval vercreten, en in den kring, \vaar
de heer de Sieurac zeer bekend en, vcor
een speler, zeer bemind was, onderbrak
zijn vermoedelijke dood geen enkelen nacht
het spel.
Er was nog geen maand verloopen, of
een der geregelde clubbezoekers overkwam
een avontuur, dat minder tragisch was.
Bedoelde persoon was een officier van
het Afrikaansche leger en bracht in Pa
rijs eenige dagen verlof door.
Hij was rijk en een verwoed speler,
maar bij de beoefening van het spel legde
hij een militaire regelmatigheid aan den
dag.
Te middernacht nam hij aan de speelta
fel plaats, en te drie uur, op den kop af,
verliet hij de club, onverschillig, of hij
verloren of gewonnen had. Eenige minu
ten over drieën was hij te voet op weg
naar zijn woning, gelegen aan de rue de
Bourgogne en neuriede een oude Afri
kaansche fanfare.
Meestal was hij ongelukkig, doch wan
neer het geluk hem toelachte, maakte hij
hiervan ruimschoots gebruik, en soms
bracht hij groote sommen thuis.
Op dien avond, of liever op dien ochtend,
dat hij naar huis terugkeerde, na weder
een som gelds verdiend te hebben, leek
het hem, dat verdachte gedaanten langs
dea muur van een grooten tuin schoven,
aan den kant van de Qurii d'Orsay.
Kapitein Laverdan was te lang in Al
giers geweest, dan dat hij niet zou weten,
dat hij donkere hoeken moest wantrou
wen, en ook dat men niet te kort een hoek
van een straat moet omgaan.
Met opzet bleef hij dus midden op den
weg, en als voorzorg haalde hij een dolk
te voorschijn, welke tusschen de voering
van zijn pas verborgen was. Tegelijkertijd
ging hij met een groote bocht de rue de
Bourgogne in en stelde op militaire wijze
een onderzoek in, dat wil zeggen, hij keek
rechts en links.
Op het oogenblik dait hij een deur, die in
den muur van het paleis Bourbon was
aangebracht, voorbijging, zag hij, dat een
man op hem toeschoot, en hij gevoelde
zich vastgegrepen. Een krachtige hand
kneep hem de keel toe en een andere
hand haalde zijn zak uit. Maar de kapi
tein kon nog met de sabel omgaan. Hij
voerde een „en arrière pointez" uit waar
door de aanvaller hem losliet. Daarna
wendde hij zich met het gelaat tot den
vijand.
De slag moest aangekomen zijn, want
de roover wankelde; maar op dat oogen
blik kwamen twee andere schurken te
voorschijn, en de officier oordeelde het het
beste zich terug te trekken.
Hij werd niet achtervolgd.
Den volgenden dag was het nieuws in
den kring bekend. Het was dus een nach
telijke aanval, en de politie, waaraan de
kapitein de zaak had bekend gemaakt,
stelde zich met allen ijver te werk.
Een der aanvallers moest ernstig ver
wond zijn, want hij had de steenen over
een groote oppervlakte rood geverfd met
zijn bloed; met behulp van deze aanwij
zing maakte de politie zich sterk, dat zij
de bende zou ontdekken.
Wanneer er zulk een misdaad wordt be
dreven, weet men bijna, in welke klasse
van schurken de schuldige gezocht moet
.worden, en een degenhouw is een onder
scheidingsteekon, dat niet binnen een dag
uitgewischt is.
Maar tevergeefs doorzocht men dc slecht
vermaarde wijken en de gemeene kroegen;
men vond niet den minste verdachte.
De bende, indien er een bestond, was
weder verdwenen gelijk een nevelwolk.
Direct bestond er geen verband tusschen
deze poging tot diefstal en den maar al te
waarschijnlijken dood van den heer de
Sieurac; en toch vertoonden de beide
voorvallen een bizondere gelijkenis.
De kapitein, die zoo gelukkig gered was,
en de jonge man zoo droevig verdwenen,
droegen beiden in hun zak een groote som
gelds en hadden beiden des avonds aan
de speeltafel gewonnen.
Wanneer, de dieven met die omstandig
heden bekend waren, moesten zij ingelicht
zijn door getuigen van het spel.
He moeilijk dit ook was aan te nemen,
meende de politie, die van nature wan
trouwend is, toch, dat het zijn nut kon
men een algemeen onderzoek in den kring
in te stellen.
Men bepaalde zich eerst tot het dienst
personeel; het werd bewaakt, doch men
ontdekte volstrekt niets. Ten slotte moeet
men een albe meen onderzoek in den kring
Instellen.
Men keek elkaar verwonderd aan. De
spelers wisten niet, wat zij moesten den
ken. Maar zij staakten zoo spoedig het
spel niet
Terwijl die zonderlinge gebeurtenissen
voorvielen, was Henri de Servon afwezig.
Na de revolutie van Februari had hij
Parijs verlaten om in Bretagne een land
goed te koopen, en hij was buiten langer
teruggehouden, dan hij verwacht had. Hij
was toen een man van een jaar of dertig,
die de goede en kwade eigenschappen had
van den tijd, waarin hij leefde.
Hij was uiit den deftigen stand gebo
ren, had een goede opvoeding genoten, be
zat een goe'd verstand. Maar hij was ook
lichtzinnig en hield veel van een gemakke
lijk leventje. Het was overigens geen kwa-
de kerel. Dikwijls was hij onvoorzichtig,
en als karaktertrek moeten wij ook nog
noemen zijn nieuwsgierigheid. De laatste
gebeurtenissen hadden zijn fortuin een
aanmerkelijken knak gegeven; hij had zijn
verblijf in Bretagne eenigen tijd verlengd,
om te trachten het geleden verlies eenigs-
zins te hersbellen, en hij was te Parijs we
dergekeerd met het plan voorzichtig en
verstandig te zijn.
Sinds zijn terugkeer had hij zich stelsel
matig uit de club gehouden.
Maar op een zekeren avond wilde hi|
toch nog eens aan zijn oude gewoonte toe
geven.
Tot zijn verrassing vond hij voor den
grooten schoorsteen een aantal personen
in druk gesprek. Het kon niet anders, of
er moest iets buitengewoons geschied zijn.
Iedereen had op zijn beurt iets te zeggen.
Henri der Servon begreep eerst niets van
die drukte, maar daarna kon hij tóch eeni
ge zinnen vatten.
,,Die arme baron!" zoo werd er gezegd.
„Voor dien eenen keer, dat hij eens ge
lukkig is geweest, moest hem zooiets over*
komen!"
„Men zegt, dat hij zeer ziek is."
„Komt dat van de ontvangen slagen dl
van de ontsteltenis?"
(Wordt vervolgd.).