Tweede Blad.
BUITENLAND.
6e JAARGANG.
No 1FQ1
e £cid^clveSoii/tatit
Dinsdag 5 Januari I9I5.
V Sursum corcia.
Overal streeft de mensch toch naar hoo-
ger, zij 't dan soms in verblindheid of uit
onwetendheid op verkeerde wijze.
Zoo werd nu, in een bijeenkomst te Ara-
stex-dam, "definitief opgericht een „Reli
gieus-socialistisch Verbond".
De woordkoppeling doet .zonderling aan,
want zonderling moet ook de religie wezen,
welke zich met den klassenstrijd wil
trachten te verstaan.
Intusschen wijst deze nieuwe bond een
keer te meer op de waarheid, dat het ware
geluk op deze aarde niet te vinden is, dat
het hart op hooger dingen moet worden
gericht»
De voorzitter der Amsterdamsche sa
menkomst zeide o. m.:
,,In de socialistische partij is een groote
behoefte naar iets meer ideëels. Troelstra
heeft er in zijn Kerstrede op gewezen, dat
in de tegenwoordige dagen er zoovelen los
geworden zijn van hun materieele bezittin
gen. Hij heeft gevraagd, of het mogelijk
is, dat er in de S. D. A. P. te veel naar
materieele zaken gestreefd is. Spr. wist
niet-, of Troelstra daarbij gedacht heeft
aan het religieus socialisme. Zoo neen,
dan zou daaruit blijken, dat de leider toch
bij intuïtie het gevoel heeft gehad, dat het
religieus socialisme opkwam."
Waaraan de heer Troelstra gedacht heeft
bij zijn merkwaardige uiting, zal hij wel
licht zelf niet anders weten te omschrij
ven, dan dat hij uiting gaf aan het gevoel
van groote onvoldaanheid, dat hem be
kruipt bij 't overschouwen der scharen,
welke hij ter overwinning meende te
kunnen leiden. Laag bij den grond
zijn de begeerten gebleven en dit verstikt
spoedig alle goeds, zoodat ,,iets meer
ideëels" noodzakelijk is om tot richtsnoer
te dienen.
Zal het „Religieus-socialistisch Verbond"
dit nu brengen?
De eerste twee artikelen zijner statuten
luiden aldus
Art. 1 Het religieus-socialistisch verbond
stelt zich ten doel
a. een band te vormen tusschen alle reli-
gieuse socialisten en algemeene leiding te
geven aan het werk ter bevordering van
het religieus socialisme
b. propaganda voor het socialisme te
voeren, voornamelijk dadr, waar deze pro
paganda met religieuse bezwaren kampt
c. den materialistischen geest te bestrij
den, voornamelijk in eigen (socialistischen)
kring.
Art. 2 Leden van het Verbond zijn zij,
die in de verwerkelijking van het socialis
me een voorwaarde zien tot bloei van het
religieus socialisme; zij trachten dit te
bereiken door naar de opheffing van den
klassén- en naliënstrijd te streven cloor
socialisatie van productie en distributie.
Welk een verwarring, nietwaar, van
materialisme eri religie om dit laatste
woord dan maar eens te bezigen in den
vagen zin, welken de statuten er aan
hechten. Men wil, propaganda makend
voor het socialisme, „den materialistischen
geest" bestrijden door.... materialistische
middelen, want wat valt anders- te ver
staan door „socialisatie van productie en
distributie"? En religieuse bezwaren hier
tegen wil men blijkbaar wegredeneeren....
Wie werkelijk religieus gevoelt zal het
in het nieuwe Verbond niet uit kunnen
houden, want die zoekt een ander „sursum
corda" dan daar te vinden is.
SIR HENRY HOWARD BIJ
Z. H. DEN PAUS.
De buitengewoon gezant en gevolmach
tigd minister van Groot-Britannië bij den
H. Stoel, Sir Henry Howard, is, naar we
in den „Osservatore" vermeld vinden, op
31 December 1.1. door Z. H. den Paus in
plechtige audiëntie ontvangen ter overhan
diging zijner geloofsbrieven. De diplomaat
was daarbij vergezeld van den legatie-secre
taris Duncan Gregory en den attaché John
Wilson.
Bij de „Sala degli Arazzi", waarheen de
Zwitsers hem escorteerden, werd de gezant
ontvangen door eenige dignitarissen uit
's Pausen omgeving, met wie hij zich een
oogenblik onderhield. De H. Vader had
zich intusschen begeven naar de troonzaal,
waar hij plaats nam op den troon, om
ringd door de leden van het pauselijk hof.
Binnengeleid door den secretaris der Con
gregatie van het Ceremoniëel, Mgr. Canali,
schreed de gezant naar den troon des
Pausen, tot wien hij een toespraak hield,
en wien hij vervolgens de geloofsbrieven
aanbood. Z. H. antwoordde in vaderlijke
en vriendschappelijke bewoordingen op de
rede van Groot-Britannië's vertegenwoor
diger en noodigde dezen daarna uit hem te
volgen naar zijn vertrekken, waar Z. H.
met Sir Howard een particulier onderhoud
had.
Op dezelfde wijze en terwijl de ver
schillende pauselijke korpsen de militaire
eerbewijzen brachten uitgeleide gedaan,
maakte de gezant vervolgens zijn opwaon-
ting bij Z. E. den kardinaal-staatssecreta
ris, om ten slotte een bezoek te brengen
aan de Vaticaansche basiliek en eenige
oogenblikken te verwijlen bij het graf van
den Prins der Apostelen.
HET TROONTJë VAN ALBANIë.
Volgens een bericht uit Rome aan de
„Times" is vanwege den prins von Wied
als Mobret van Albanië door diens opper
hofmaarschalk Rakarigi tot de bladen al
daar een schrijven gericht van den volgen
den inhoud
.„Verschillende Italiaansche bladen heb
ben in onwelwillende bewoordingen ge
sproken over het treden van den koning
van Albanië in het Duitsche leger en zij
hebben in die daad een feitelijken troons
afstand gezien.
is geheel uit de lucht gegrepen.
,,In zijn proclamatie aan de Albaucczen
onder dagteekening van 17 Septemuer liad
de vorst gezegd „Ik heb dus bedacht, dat
het, ten einde het werk, waaraan ik mijn
leven wil wijden, niet onafgedaan te laten,
noodig zou wezen, dat ik eenigen tijd in
het Westen ging doorbrengen, maar weet,
dat, van verre of nabij, ik slechts met één
gedachte vervuld zal zijn aan den voor
spoed van ons ridderlijk vaderland, Alba
nië, te werken."
„De koning bevindt zich op het oogen
blik op het oorlogsveld, maar in den geest
leeft hij nog steeds in Albanië en geheel
Europa weet thans, dat geheel Albanië den
terugkeer van zijn beminden wettigen vorst
vraagt."
Uit de Pers.
De Kleine Man en de Groote Leening.
„De Nieuwe Financie'r en Kapitalist"
bevat het volgehde artikel:
Het is thans, naar het ons voorkomt,
boven alles, zaak den „kleinen man" voor
de leening te interesseeren, en te zbrgen
dat hij op het postkantoor of bij den naas
ten ontvanger inschrijft zooveel hij kan.
Van zijné medewerking zal het succes
der groote uitgifte in hooge mate afhan
gen. De groote en zelfs de kleine kapita
list, zullen wel van zelf komen. De veilig
heid der obligatie, haar hooge rente, haar
gemakkelijke beleenbaarheid, zullen hun
vaderlandsliefde supplementeeren. Maar
de kleine man, of het vrouwtje met wat
spaarcenten, zal lichtelijk in den waan
komen dat zijn of haar f 100 of f 200 bij
die f 275,000,000 geen rol spelen.
Die waan moet hem of haar worden
uitgepraat; en wij doen een beroep op
elk lezer, en op elk redakteur, vooral
van de honderden kleine couranten aan
dit nummer, met dit stukje gemerkt, zal
worden toegezonden, om het „kleine" pu
bliek te beduiden welke groote rol het bij
deze nationale zaak kan spelen. Stel dat
er in ons land een half millioen lieden zijn
die de hand kunnen leggen op 100 300
gulden, dan is het mogelijk zooveel kleine
inschrijvingen te krijgen dat niet alleen
het succes der leening verzekerd is, maar
ook, hetgeen evenzeer telt, dat zij van
meet af aan uitnemend geklasseerd zal
zijn, d. w. z. in solide handen komt in
plaats van bij speculanten. Met het oog
hierop is het van het hoogste belang die
kleine menschen voor de goede zaak te
winnen; en daardoor wordt een dubbel
goede daad verricht, aangezien tevens
wordt belet dat die menschen hun goed
geld versnoepen aan Lotisico of Tijdgeest
polissen, en dergelijke dwaasheden.
De aangewezen weg om deze vele klein
tjes tot inteekenen te bewegen schijnt ons
te zijn hen attent te maken op de solidi
teit, op de hooge rente, op het feit dat de
Nederlandsche Bank ten allen tijde geld
op de obligatiën leent, en op de omstan
digheid dat zij steeds door verkoop te
gelde zullen kunnen worden gemaakt.
Verder moet hun de beteekenis der lee
ning van een vaderlandlievend stapdpunt
worden verklaard. Men moet hun uiteen
zetten dat de Staat, om zijn neutraliteit te
kunnen handhaven en eventueel om zijn
onafhankelijkheid te kunnen verdedigen,
geld in kas moet hebben; voorts dat han
del, landbouw en verkeer beter zullen
worden wanneer de Nederlandsche Bank
het geld dat zij aan den Staat heeft moe
ten 1 oenen terugkrijgt en opnieuw ter be
schikking kan stellen van den boer en den
koopman, en dat dit gunstig moet terug
werken op het bedrijf van iedereen. Bij
vermijding van ingewikkelde bijzaken zul
len deze eenvoudige waarheden niet na
laten het gewenschte gevolg te hebben. En
daar zulk gevolg een eerste landsbelang
is hopen wij dat ieder lezer onder de
„kleine luyden" in.zijn kring ijverig pro-
paganda zal makan.voor .de Groote Lee
ning.
Pauselijk initiatief.
Ontroerend en troostend voor het katho
lieke hart is het te zien, hoe in dezen
droeven tijd de algemeene Vader der Chris
tenheid niet ophoudt pogingen aaji te wen
den, om het lijden van den oorlog zooveel
mogelijk te verzachten, zegt het „Cen
trum".
De eerste Encycliek des Pausen was een
oproep, een smeekbeê om den vrede.
Toen kwam Benedictus' voorstel, om
althans gedurende de Kerstdagen de wa
penen te laten rusten.
En nu heeft Zijne Heiligheid telegram
men gewisseld met den Duitschen Keizer
om «en uitwisseling van verder voor den
dienst ongeschikte krijgsgevangenen te
verkrijgen.
Wij kunnen slechts hopen, dat dit denk
beeld des Pausen niet alleen bij den Keizer,
maar ook bij de andere oorlogvoerende
Staatshoofden en regeeringen een gunstig
onthaal zal vinden.
Het lot van duizenden en duizenden zal
daardoor worden verzacht en tallooze
aders, cchtgenooten, zonen zullen aan hun
land en hunne gezinnen worden terugge
geven.
Het initiatief des Pausen legt een nieuw
en treffend getuigenis af van zijn aposto
lisch hart.
Hoog staat reeds de figuur van Benedic
tus, ook in het aanzien van hen, die
niet tot de Kerk behooren.
En dien buitenstaanders moet het even
zeer weldadig aandoen, dat te midden van
zooveel ruw geweld, telkenmale een zede
lijke macht naar voren treedt, om de we
reld te herinneren aan de zegeningen van
vrede en verzoening.
Er is helaas, nog geen uitkomst te zien
in den woedenden strijd.
De krachten wegen tegen elkaar op.
Zou het den Vrede-vorst te Rome zijn
voorbehouden de volkeren' terug te voeren
van den met lijken bezaaiden weg, waarop
alleen het redelooze wapen beslist?....
De vergoedingen aan Militairen.
„Het Kath. Volk" schrijft:
„Er zal verbetering komen in de rege
ling der vergoedingen aan gezinnen van
miliciens en landweerplichtigen.
Het bedrag van f 1bepaald bij art. 84
der Militiewet, wordt gebracht op f 1.53,
het maximum, dat tot dusver alleen aan
gezinnen van landweerplichtigen kon wor
den toegekend.
Dit is een verbetering van belang. Zij
maakt een einde aan de scheeve verhou
ding, dat het soms talrijker gezin van den
milicien minder vergoeding ontvangt dan
dat van den landweex-man.
Toch valt er nog meer te verbetex en.
Zooals ons gebleken is wordt niet overal
eenzelfde maatstaf gevolgd bij de bereke
ning van hetgeen voor het levensonder
houd van den dienstplichtige, moet wor
den afgetrokken van de Maximum-vergoe
ding.
In sommige gemeenten heeft men hier
voor zelfs f 3.50 tot f 4 genomen, waar de
verdiensten van den dienstplichtige als
eenige kostwinner slechts 9 h 10 gulden
bedroegen. Bestaat het gezin nu uit 6 of
7 personen, dan blijft dus voor de overige
6 niet eens 2/3 over.
Men voelt hoe onbillijk deze berekening
is.
Geen wonder dat er vele klachten wor
den gehoord over die vergoedingen.
Gezinnen van 6 a 7 personen moeten nu
rondkomen met 70 h 80 cent per dag.
Daarbij lijden zij natuurlijk gebrek.
Vooral in dezen tijd, nu alle levensmid
delen zoo in prijs gestegen zijn en andere
gezinsleden of familieleden, die in gewone
tijden zouden kunnen bijspi-ingen, meestal
lijden onder werkloosheid.
De Minister van Oorlog moge spoedig
een algemeene regeling ti*effen, die meer
bevx-edigt. De aftrek, hierboven bedoeld,
zou geheel kunnen vervallen, zoodat aan
gezinnen, wier eenige kostwinner in mili-
taii'en dienst is, als regel f 1.50 wordt uit
betaald, zoo dit bedrag, zevenmaal geno
men, het gewone weekloon niet te boven
gaat.
Van iedei'een wox-den tegenwoordig of-
fei*s gevraagd en ook de gezinnen van on
ze landverdedigers moeten die brengen,
maar men zorge toch, dat het noodzake
lijke levensonderhoud kan woiden bekos
tigd.
Dit is in meer den één opzicht van natio
naal belang; want het kan niet goed wer
ken op het moreel van onze soldaten, wan
neer z. gepijnigd worden door de gedach
ten, dat hun gezinnen gebrek moeten lij
den."
Wij voegen hieraan toe, schrijft „Patri
monium", dat er nog een verbetering komt.
De Minister van Oorlog nam de vox-ige
week over een amendement-Ter Laan, me
de aanbevolen door den lieer Duymaer van
Twist, waarbij de maximum vergoeding
voor de oudste landweerlichting, die feite
lijk zou moeten ovei'gaan naar den land
storm, werd bepaald op f 2.
Als de burgemeesters nu maar in den
geest van deze wijzigingen handelen.
Ook moet het Departement duidelijke
voorschriften geven, die met den geest der
wettelijke bepalingen harmonieeren.
Si vis pacern, para bellum.
De oud-minister Mr. v. Houten schrijft
in zijn jongsten Staatkundigen Brief on
der meer.
„Deze oorlog is het afdoende bewijs, dat
oorlogstoebereidselen geen waarborg zijn
voor den vrede. Niets is onjuister gebleken
dan de veelgeprezen regel: Si vis pacem,
para bellum (Zoo gij den vrede wilt, be-
reid u tot den krijg). Wie don vrede wil,
moet den vrede ook zoeken cn voorbex-eiden
en als zij een zekere graad van weerbaar
heid steeds noodig, een mate van oorlogs
toerusting als thans lpidt blijkbaar onver
mijdelijk tot oorlog. Zelfs is liet reeds een
oorlogsgevaar, dat talrijke voorname ak-
teurs op dit gebied hun leven niet doelloos
willen slijten met repetition, maar ook
wel eens exmst willen maken cn een voor
stelling willen geven en x-oom behalen. Als
men voorts ten volle tot oorlog toegerust
is en het volkerenrecht geen breidel gc-eft
aan het gebruik der wapenen, terwijl elke
dag vertraging aan de tegenpartij een
voorsprong kan geven, zijn ultima op ter
mijnen van weinige uren en plotselinge
overschrijding van grenzen hot natuurlijke
gevolg."
Wij hebben bij herhaling reeds hetzelfde
betoogd aldus het Centrum. De be
faamde leer, waar-mee zoo vaak cn druk
geschermd wend, is op een droevig fiasco
uilgeloopen.
Wij zijn het grootandeels met liet blad
eens, doch niet geheel en al. De leer, dat
de bewapening aller staten alle voor den
oorlog zou vrijwaren is zeer zeker op een
fiasco uitgeloopen. Maar toch biedt en
blijft, zoolang er niet eexr algeheele oni-
wapeningtot stand is gekomen, do \ooi>
bei-eiding tot den oorlog, de bewapening,de
meeste zekerheid of liever de minste on
zekerheid betreffende het behoud van den
vrede. Zou er geen veel grooter gevaar
voor het schenden onzer neutralitext be
staan, als wij geen weermacht hadden?
Land en Tuinbouw.
Verbod van uitvoer van Vee.
De Nederlandsche veehouderij heeft in
de laatste tientaljn van jaren een groote
uitbx-eiding verkregen; de gelegenheid oni
de producten van dit bedrijf levende die
ren. vleesch, spek cn zuivelproducten met
winst naar het buitenland af te zetten
heeft aan deze uitbi-eiding den gi*ooten
stoot gegeven en is oorzaak geweest dat
meer nog dan ooit te voren de welvaart
van het veehouderijbedrijf afhankelijk is
van den gercgelden ongestoorden uitvoer.
Die uitvoer is voor dat bedrijf een levens
kwestie en waar mogelijk heeft zooals be
kend de Regeering dan ook te allen tijde
getracht de belemmeringen voor een ge-
regelden uitvoer uit den weg tc ruimen en
het afzetgebied van die producten tc ver-
grooten.
Voer zooveel betxeft vee en vleesch werd
in de laatste 5 jaren uitgevoerd:
kalfsvl.
109042' 16.823.
000
15.775.
000
14.919.
000
18.30.4
000
18.293.
jluxj lo.zio
1912 77.086
stuks
scha
pen.
KG. I stuks
scha-1 var
pen vl.l kens.
115791 20800
000
89811 11500
000
7O33I214000
(IOO I
9549)343300
000
08381 36400
kens-
vl.
33029
(MX)
27142
000
34605
000
28277
000
47213
Waar omstandigheden van allerlei aard
x-eeds in normale tijden aanleiding geven,
dat de cijfers die den uitvoer aangeven,
FEUILLETON.
De Saksische Maagd.
Verhaal uit de eerste dagen van
het Duitsche rijk.
I.
De aankomst van den priester.
Aan den zuidelijken oever der Schfei,
tegenover het stadje Sleeswijk, verheft
zich eene hoogte, Oldenburg geheeten.
Dicht daarbij, tusschen deze hoogte en de
ï-ivier, ligt aan den zoom van een boschje.
een overoud kerkje, uit groote blokken
steen opgetrokken. Dat is het kerkje van
Haddeby, de plaats, waai-toe het eertijds
behoorde, is lang van de aarde "verdwe
nen. Uit verafgelegen plaatsen slechts
komen eiken Zondag de parochianen, om
in dit afgelegen godshuis de H. Mis te
hooren.
In 't geheele land is het kerkje beroemd
om hare oudheid en den naam zijns bouw
meesters, Ansgar, den apostel van 't noor
den, die het evangelie van Gods Woord
onder de heidenen heeft vei-kondigd, en,
zegt men, dit kerkje gebouwd heeft, als
eerste in deze streek.
Koning II ar aid van Denemax-ken was
door zijne vijanden van troon en heer
schappij beroofd geworden. Hij wendde
zich in 814 tot den Duitschen keizex-, Bode
wijk den Vromen, en verzocht hem om
steun en hulp, teneinde zijn vei-loren ge
bied te hei-winnen. De keizer beloofde hem
ook- zijne hulp onder voorwaarde, dat hij
in zijn land het Chi-istendom zou invoeren
en uitbreiden. Koning Ilarald nam 's kei
zers voorwaarden aan. In den zomer van
het jaar 826 werd hij met zijne gemalin,
zijnen zoon, zijn broeder Erik en een tal
rijk gevolg met groote plechtigheid in de
St. Albans-kerk te Mainz gedoopt. Nu
kwam keizer Lodewijk ook zijn gegeven
belofte na. Gevolgd door een keizei-lijk le
ger trok de koning zijn gebied weer bin
nen. Zijne vijanden moesten voor de over
macht vluchten. Haralds tocht door Hol-
stein en Sleeswijk geleek meer op een
triomftocht van een met roem ovei-laden
overwinnaar, dan op den terugkeer van
een verdreven en gevluchten koning. In
zijn gevolg bevond zich ook de monnik
Ansgar, die voor dien in 't klooster Neu-
-Corvey, bij Padei-born, als leeraar gear
beid, daar de heilige priesterwijding had
ontvangen en thans vol geloofsijver en
moed besloten had in Denemarken het
evangelie des vredes te prediken.
Ook de hoofden van den Saksischen
stam, die in en om Haddeby woonden,
waren samengekomen om den terugko
menden koning groete en huldiging te
brengen. Gehuld in dierenhuiden, het
haar in lange lokken op de schouders gol
vend, het zwaard in de rechter en het
schild in de linkerhand, kwamen zij met
ontbloot hoofd in een lange rij den nade-
ï-enden koning uit de stad tegemoet. Meis
jes in lange gewaden droegen hunne af
godsbeelden voor zich uit. Daarop volgde
de grijze hoofdman Ethelrik, die door zijne
hooge gestalte ver boven zijn stamgenoo-
ten uitstak. Zijne vijftienjarige dochter
Hilda schreed aan zijne zijde. Het goud
blonde haar golfde haar op de schouders:
zij droeg schild en zwaard haax-s vaders,
terwijl haar vurige blik terneergeslagen
was. Slechts nu en dan verhief haar oog
zich schuchter naar haar toornigzienden
vader. Vlug sloeg zij het weer neder; met
geen enkele trek veiTied zij, hoe haar
trots zich vex*zette tegen de ootmoedige on
derwerping, welke haar vader en de ge
zamenlijke hoofden der Saksers gedwon
gen waren te toonen.
Koning Harald, in prachtige wapenrus
ting gekleed, kwam op een forsch paard
naderbij gereden. De hoofdmannen brach
ten hem hulde naar de zeden des lands,
vroegen hem om vergiffenis voor hun vroe-
geren afval, en beloofden hem gehoor
zaamheid en tx-ouw. Dc koning nam den
eed aan en beloofde als christenvorst hun
te willen vei-geven en het volk een goeder-
tiei'en heex-scher te zijn. Daarop wenkte hij
Ansg.ar, die in priesterlijk gewaad en met
een kruisbeeld in de hand naderbij trad
en sprak tot de verzarhelde hoofdmannen
„Saksers! Hier ziet gij een priester van
den God, dien ik thans dien en tot wien
ik ook u wil voeren. Ik heb dezen priester
toegestaan in mijn land te komen, om hier
zijn geloof te leeren cn te verspreiden.
Haddeby heeft hij zich als woon geko
zen. Ik vorder van u, dat gij hem als mijn
vriend in uwe stad opneemt, hem eert en
acht en in geenen deele zijn werk hindert.
Ethelrik, gij, het hoofd van den dapperen
stam der Saksers, zijt aanspiakelijk voor
't geringste nadeel, de kleinste krenking,
dezen priester, waar ook, aangedaan. Wee
u, indien ook maar één haar op zijn fiöofd
wordt gekrenkt! Ethelrik, tr'eed nader en
buig u voor 't beeld van zijnen en mijnen
God, dat hij in de hand heeft!"
Bij deze woorden des konings liep een
dof gemor door de rijen der Saksers. Ethel
rik deed een stap achterwaarts en keek om
zich heen. Een enkele blik echter op de
scharen, die den koning omgaven, over
tuigde hem, dat elk verzet dwaasheid zou
geweest zijn. Hij trad dan ook in gebogen
houding op den priester toe, die. hem- met
zachte blikken en in zegenende houding
het beeld van den Gekruiste vooïtxïeld.
Plotseling echter viel eene hand op den
schouder van den ouden hoofdman en
hield hem terug; Hilda, zijn dochter, trad
vol toorn en fonkelende oogen voor hem.
„Vader", riep zij met luider stem, „gij
wilt uw hoofd buigen voor de vreemde en
valsche goden? Gij wilt de goden onzer
vaderen trouweloos verlaten? Zoo gij dat
doet, werp ik u zwaard en schild voor de
voeten. Gij.zijt niet meer waard dit wapen
te voeren en ik kan uwe dochter niet meer
zijn!"
De grijze hoofdman schrok en bleef
staan. Luide bijvalskreten weerklonken in
de rijen der Saksers. Koning Ilarald trok
zijn zwaard en riep in heftigen toorn
„Kniel, of ik doorboor u op de plaats!"
Ethelrik bleef stijf en hoogmoedig staan.
Reeds wilde de Koning zijne bedreiging
vervullen, toen -Ansgar, de priester van
Jezus Christus, hem met afwerend gebaar
in den weg trad en uitriep ,,'t Is genoeg,
machtige vorst! Acht den trots cn den
moed van uw volk hoogt Ik ben niet geko
men om krijg en bloedvergieten te bren
gen, doch om 't Woord van vrede en liefde
te verkondigen. Christus overwint niet
door de scherpte van het zwaard, maar
door de macht van Zijne waarheid en lief
de. Steek uw zwaard op! zoo roep ik ook
u, mijn vorst, toe. Wij moeten hoogachten
en waardeexen, dat het volk der Saksers
het geloof hunner vaderen trouw blijven
en zich niet buigen wil voor den God, dien
zij niet kennen."
Daarop wendde Ansgar zich tot de
hoofdlieden en sprak „(.iaat in vrede! De
macht dezer wereld zal u niet, voor het
kruis doen buigen of onderwerpen. Neemt
mij slechts als vriend op en vergunt mij
uwe harten te veroveren door de macht
van het woord!"
De rede van den vromen priester had een
diepen indruk op aller harten gemaakt
Koning Harald stak zijn zwaard op, keer
de zijn paard om en reed door rijn gevolg
begeleid door de poort der Stad Haddeby.
Ansgar volgde hem langzaam.
In de stad liet de koning de hoofdman
nen plechtig beloven, den vreemden pries
ter in zijn doen en laten niet te hinderen;
Ethelrik beloofde 't in zijnen naam en in
die der overigen. Daarna trok de koning
verder om ook het noordelijk gewest te
onderwerpen. Ansgar echter bleef te Had
deby en predikte het evangelie; weldra
had hij een kleine gemeente om zich ver
zameld.
IL
Bekeering van 's Konings dochter.
Hilda, de dochter van den hoof»:'nan
der Saksers, had door hare koene woor
den, den grijzen vader teruggehouden va>-
onderwerping aan den vreemden God- zij
was het ook, die na dien dag haar vader
versterkte in de vijandschap tegen het
nieuwe geloof.
(Wordt vcxwolgd.)