4
De Oorlog.
6e JAARGANG.
No. 1590
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2Va cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
MAANDAG
JANUARI.
1915.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke rogel moer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f 1.50, elko regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 rogels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Een herderlijk schrijven
van Kardinaal Mercier.
Z.Em. Kardinaal Mercier, Aartsbisschop
van Mechelen, heeft tot zijn Dioecesanen
een Herderlijk schrijven gericht, waaraan
wij in dit nummer een gedeelte ontleenen,
ons voorbehoudend er dezer dagen ook
andere passages uit over te nemen.
Het is niet onmogelijk, dat juist de door
ons vermelde passage bij den lezer eenige
moeilijkheid verwekt of althans niet heel
helder wordt begrepen. En toch liggen in
deze woorden van het Bisschoppelijk schrij
ven, dat tot in zijn fijnste vezelen is door
trokken van liefde en wijsheid, klaar uit
gedrukt de Katholieke beginselen omtrent
liet recht op een of andere zaak en be
treffende het gezag in den Staat.
Nooit geeft alleen het feit,
dat iemand iets in bezit heeft genomen,
hem daarop ook het recht. Als iemand
zich b.v. heeft meester gemaakt van een
huis, heeft hij door dat feit alleen nog
gc-en recht op dat huis. Aan deze christe
lijke opvatting van het recht, zoo troos
tend voor het Belgische volk, dat zich on
rechtmatig overmeesterd meent, herinnert
de Kardinaal door er op te wijzen, dat het
niet verplicht is aan het Duitsche bestuur,
alleen omdat het f e i t.e 1 ij k meester is
geworden over het land, gehoorzaamheid
te bewijzen. De gehoorzaamheid is een te
heilige zaak, dan dat zij zou kunnen wor
den gevorderd alleen tengevolge van
een overwinning der wapenen zonder
meer. Na den oorlóg moet worden uit
gemaakt, wie over België zal heerschen,
wie het recht heeft op de gehoorzaamheid
van net Belgische volk.
't Is opmerkelijk, dat de Kardinaal zegt,
dat het Belgische volk niet „in h e t i n-
n i g e van z ij n gemoed" ge
hoorzaamheid verschuldigd is aan
het Duitsche bestuur. Letten wij
daarbij echter op het volgende even
eens door de Christelijke Staatsleer er
kende beginsel. Voor den goeden gang
van zaken in een gemeenschap, in een
staat, is noodig een algemeene leiding.
Welnu, de Belgis"che overheid, aan wie
nog niet rechtens die algemeene leiding is
ontnomen, staat haar toch wat betreft het
nemen van verschillende maatregelen,
noodig voor het algemeen belang, stilzwij
gend af aan het" Duitsche bestuur, zooals
het ter wille van dat algemeen belang ver
plicht is te doen. Naar die maatregelen nu,
welke, zooals van zelf spreekt, van admi
nistratieven aard zullen zijn, moet het Bel
gische volk zich schikken een zekere
uitwendige^jrehoorzaamheid betuigen.
Verder wijst de Kardinaal er echter op,
dat stipt moeten worden nagekomen de
met den vijand overeengekomen voorwaar
den bij het overgeven van steden. Hier
toch is geen sprake van een louter machts-
f e i t, maar van een onderling gesloten
contract, waaruit zoo wel rechten als
plichten voortvloeien.
Men ziet nu, hoe in het Herderlijk
schrijven de christelijke beginselen ten
grondslag liggen.
BUITENLAND.
De zorg van Z. H. den Paus voor de
ernstig gewonde krijgsgevangenen.
Z. E. Kardinaal Mercier verklaart in
een schrijven aan zijn diocesanen o. m.
hoe de rechtstoestand in België is.
Het Fransch communiqué meldt enkele
vorderingen van de bondgenooten maar
over het algemeene een vermindering in
de kracht der operaties tengevolge van
het ongunstige weer en de bodemge
steldheid. Het Oostenrijksch commn-
niqué meldt o. a. dat een hoogte ten Z.
van Gorlitse, waarom lang was gestreden,
door de Oostenrijksche troepen werd
genomen.
De Duiischers in Frankrijk
en België.
Het Duitsche hoofdkwartier meldt d.d. 3
Januari: Gisterenmiddag verschenen voor
Westende eenige vijandelijke scheden, be
geleid door torpedobooten. Er werd evenwel
niet gevuurd. Op geheel het westelijk front
had een artillerie-gevecht plaats. Een aan
val van vijandelijke infanterie had alleen
plaats ten noordwesten van St. Menehould,
doch werd onder zeer zware verliezen voor
de Franschen afgeslagen.
Een Fransch communiqué deelt mede
Ten noorden van de Leie heeft de vijand
Zonnebeke zeer hevig gebombardeerd. Tus-
schen de Leie en de Oise gingen wij 500 me
ter vooruit. Bij la Boiselle, tusschen de Oise
en de Maas heeft onze zware artillerie ver
scheidene versterkingen op het plateau van
Touvent verwoest. Bij Perthes-les-Hurles
zijn wij 300 meter gevorderd. Bij Beau-
Séjour hadden infanterie-gevechten plaats
en brachten wij den vijand zware verliezen
toe.
Bij de hoogten aan de Maas wonnen wij
een weinig terrein, evenals in het bosch van
Le Bouchet, ten Noordoosten van Troyon,in
het bosch van Le Pêtre, ten Noordwesten
van Pont-a-Mousson, in de Vogezen bij Cel-
las-sur-Plains. Op de hoogvlakte van den
Elzas bombardeerden wij een trein bij het
station van Altkirch en verstoorden den
spoorweg tusschen Darspach en Dierspach,
ten Zuidwesten van Altkirch.
De weinige vorderingen van ons offensief
zijn te wijten aan de onophoudelijke regen
buien, waardoor de grond drassig wordt en
overal onze operaties bijna onmogelijk wor
den gemaakt.
Aan de „Msbd." wordt het volgende be
richt
De burgemeester der gemeente Cappellen
deelt het volgende schrijven aan zijne inge
zetenen mede. Cappellen, 26 Dec. 1914.
Bij dezen verbied ik alle hoegenaamde bij
eenkomsten of vergaderingen, hetzij zij een
geestelijk doel hebben of andere. Deze ver
gaderingen zullen nochtans toegestaan wor
den indien er mij afzonderlijk aanvraag van
gedaan wordt ten minste 8 dagen op voor
hand.
Ik verzoek u hiervan kennis te geven aan
de Cappelsche bevolking en hun tevens te
verwittigen, dat de overtreders streng zullen
gestraft worden. Terzelfdertljd beveel ik u
aan mij voor 29 dezer een lijst over te ma
ken, inhoudende 30 inwoners, waarvan 10
van den geestelijken staat en overheidsbe
ambten, 10 kooplieden of handeldrijvenden
en 10 ambachtsmannen of werklieden.
w.g. Majoor SCHULZ.
Deze order is het gevolg van een poging
van een drietal jongelui om een locomotief
onder stoom te brengen en deze als „wilde
trein" in de richting Antwerpen los te la
ten.
Juist, toen alles klaar was, werden ze door
een Duitsche wacht gegrepen en naar Ant
werpen vervoerd.
Tot de gijzelaars behooren o. a. de Zeer-
eerw. heer pastoor v. d. Hout te Cappellen,
de heer Geeland, burgemeester van Cappel
len en de Zeex-eerw. heer Somers, pastoor te
Putte (gemeente Cappellen).
In den nacht van 1 Januari hebben 8 van
de gijzelaars voor het eerst dienst gedaan.
Die dienst bestaat in de bewaking van het
station te Cappellen. Om de 2 uur mogen
zij elkaar aflossen; de wacht moet buiten
het station op en neer wandelen, de één 20
passen rechts, de andere 20 passen links.
De Duitsche overheid moest inzien, dat
het zeer vex-nederend is voor, en veel op
plagerij gelijkt van de Belgis.-he geestelij
ken, die toch wei-kelijk niet verantwoorde
lijk moesten gesteld worden voor de daden
van eenige kwajongens. Elk der gijzelaars
moet vooi'loopig zes nachten wachtdienst
doen.'
Een schrijven van Z. Em.
Kardinaal Mercier.
Ofschoon de Kardinaal-aartsbisschop van
Mechelen steeds in correcte h'u Ung heeft
gestaan, zoowel jegens ^ouv.-generaal'v.
d. Goltz, als jegens den huidigen gouver
neur-generaal Von Bissing, bleef hij steeds
protesteeren tegen alle z. i. onrechtvaar
dige handelingen der bezetters van het Bel
gisch gebied. Eerst later zal bekend worden,
hoe menigmaal het den Kerkvoogd gelukte
om door even tactvol als energiek opti-eden
groote voordeelen voor de Belgische bevol
king te bedingen.
Thans heeft de Kardinaal aan zijn dioce
sanen een rondschrijven gericht, waarin hij
met kracht opkomt voor den troüw aan de
wettige ovei'heid. M
„Neem wel in acht, dat ik u niet vraag,
een enkele uwer verwachtingen prijs te
geven. Integendeel, ik houd het voor mijn
plicht te bepalen, wat u in geweten te doen
staat tegenover de macht, die ons land over
viel en het tijdelijk grootendeels bezet.
Deze macht is geen wettig gezag; bijgevolg
zijt gij haar in het innige van uw gemoed
noch achting, noch verkleefdheid, noch ge
hoorzaamheid verschuldigd.
Het eenige wettige gezag in België is dat,
wat aan onzen Koning, zijne Regeering en
aan de vertegenwoordigers der natie toebe
hoort.
Na te hebben uiteengezet, dat de Belgische
koning en de wettige ï-egeering recht hebben
op de liefde der Belgische harten, erkent de
Kardinaal, dat deze overheden stil en zwij
gend de maatregelen toelaten, welke door de
bezetting des lands worden genomen ten
bate van het algemeen en welke aan die
toelating rechtswaarde ontleenen.
Door soldaten bezette pi-ovincies zijn door
die bezetting alleen geen veroverde pi-ovin-
cies; even weinig als Galicië een Russische
provincie is geworden, is België een Duit
sche provincie geworden, uitsluitend door
de Duitsche bezetting.
Nochtans is het bezette gedeelte des lands
in een toestand, dien het oprecht moet on
dergaan. De steden, die zich aan den vij
and overgaven, moeten de voorwaarden der
overgave eerbiedigen.
Van het begin der krijgsbedrijven af heb
ben de burgei'lijke overheden des lands er
bij de burgers op aangedrongen, dat dezen
zich van elke vijandelijke daad jegens het
vijandelijk leger zouden onthouden. Deze
aanbevelingen blijven van kracht. Het Bel
gische leger uitsluitelijk heeft, te zamen
met de dappere troepen der Vei-bondenen,
de eer en het recht, om het land te verde
digen en alleen daarvan mag het Belgische
volk de bevrijding des lands verwachten.
Men meldt uit Putte aan de ,-,Msbd."
Naar onze meening zal er van de zijde
der Duitschers heftig geageerd worden tegen
het energieke schrijven van kax-dinaal Mer
cier.
Reeds zouden de Duitschers op verschil
lende pastories huiszoeking hebben gedaan
om den brief in bèslag te nemen.
Paus Benedictus XV en
Keizer Wilhelm.
Uit het Duitsche hoofdkwartier wordt dd.
2 Januari gemeld:
Gisteren heeft tusschen den Paus en den
keizer de volgende telegrammenwisseling
plaats gehad
Aan Z. M. Wilhelm II, keizer van
Duitschlanu. Vertrouwend op de gevoelens
van Christelijke naastenliefde, welke'Uwe'
Majesteit bezielen, verzoeken Wij Uw Ma
jesteit dit onheilvolle jaar te eindigen, en
liet «nieuwe te beginnen met een daad van
keizerlijke grootmoedigheid, doordat Uwe
Majesteit Ons voorstel aanneemt, dat tus
schen de oorlogvoei-ende staten een uitwis
seling zal plaats vinden van krijgsgevange
nen, welke voor de toekomst als ongeschikt
voor den krijgsdienst moeten beschouwd
worden.
PAUS BENEDICTUS XV.
Aan Z. If den Paus te Rome.
Terwijl ik Uw Heiligheid voor Haar tele
gram bedank, is het mij een behoefte des
harten te verzekeren, dat het voorstel van
Uw Heiligheid, om het lot van de voor den
verderen krijgsdienst ongeschikte krijgsge
vangenen te verzachten, mijn volle sympa
thie geniet. De gevoelens van Christelijke
naastenliefde, welke dit vooi-stel ingegeven
hebben, komen geheel met mijn eigen over
tuiging en wenschen ovei-een.
WILHELM.
De Russen.
Het Duitsch Hoofdkwartier meldt: In
Oost-Pruisen en in nooi'^elijk Polen is
geen verandering. In Polen ten Westen
van de Weichsel gelukte het aan onze troe
pen, na een harden strijd van vele dagen,
het bijzonder versterkte steunpunt \an
de Russische hoofdstelling Boryznow te
nemen. Daarbij werden duizend man
krijgsgevangen gemaakt en zes machine-
gewei-en veroverd. De Russen trachtten
door drie nachtelijke aanvallen Boryznow
te heroveren. Hun aanvallen werden ech
ter met groote verliezen aan hun zijde af
geslagen. Ook ten Oosten van de Rawa
maakte ons offensief langzaam vorderin
gen. De in Russische bladen meermalen
gemelde Russische voordeelen bij Inow-
lodz, zijn totaal verzonnen. Al hun aan
vallen in die streek zijn met hevige ver
liezen aan Russischen kant afgeslagen en
gistei-en niet meer herhaald. Overigens is
de toestand ten Oosten van de Pilica on
veranderd.
Officieel wordt uit Weenen gemeld: Da
herhaalde pogingen van den vijand om
ons front ten westen en ten noordwesten
van Gorlitse te dooxbreken mislukten on
der zware verliezen voor de Russen. Ge
durende deze gevechten, welke den gehee-
len dag duurden, werd een hoogte ten
zuiden van Gorlitse waarom zeer gestreden
is, door onze troepen bij een stormaan
val genomen. Een vijandelijk bataillon
werd vernietigd, een stafofficier, vier su
balterne officiei-en en 850 man werden ge
vangen genomen en twee machinegeweren
buit gemaakt. Ook een vliegtuig van den
vijand werd neergeschoten.
Aan het ovei-ig front valt niets van belang
te vermelden.
De Russische generale staf deelt mede:
Aan de Bsura en de .Rawka gaan wij door
met de Duitsche aanvallen, ondanks het
hevig geschutvuur van Tien vijand, af te
slaan. Aan den weg van Viloszzowa en
Kielce, bij het dorp Lopuszowa hebben
Duitsche troepen den 31stcn December na
een hardnekkig gevecht zich meester gè-
maakt van onze loopgraven, doch een la
tere tegenaanval dwong den vijand, alle
.tv .- rué loopgiaven te ontruimen. Gedu
rende dezen strijd namen wij vele honder
den gevangenen en negen mitrailleuses
werden veroverd. In westelijk Galicië woedt
de strijd bij Gorlitse voort. Bij de hoogte
van Rijck hebben wij de Oostenrijkste
stelling genomen en maaklen wij bijna
duizend krijgsgevangenen. De terugtocht
der Oostenrijkers in de Bukowina onder
den druk van onze troepen neeni? het ka
rakter aan van een groote oveihaaste
vlucht.
Turken en Russen.
liet groote Turksche hoofdkwartier deelt
het volgende mede: Het leger in den Kau-
kasus zet zijn zegevierenden opmarsch
voort. Een deel van ons leger, dat tot Sa-
rikomysch voortrukte, heeft na een ver
bitterden strijd een besliste overwinning
behaald. Sedert 25 Dec. hebben onze troe
pen meer dan 2000 Russen gevangen ge
vangen genomen, en 8 kanonnen, 13 ma
chine-geweren, een groote hoeveelheid wa
pens en munitie, benevens oorlogsmate
riaal en levensmiddelen buit gemaakt.
Onze troepen hebben zich tusschen Sari-
kamysch en Kars van 2 militaire treinen
en hun bagage meester gemaakt; zij ver-
De wraak eens operazangers.
Een jonge, talentvolle tenor debuteerde
aan het zomertheater te M. Drie avonden
achtex-een trad hij op onder daverende toe
juichingen van het publiek, doch helaas,
de gestrenge heer criticus van het M.er
dagblad, brak onmeedoogend den staf over
hem. Men had den zanger, die zich Alberti
liet noemen den raad gegeven, den ge-
vreesden joux-nalist, die een echte smul
paap was bij zich ten eten te vragen, maar
onze held wenschte door zulke middelen^
zijn doel niet te bereiken. Het gevolg van
dat alles was, dat de directeur van het
theater den tenor bedankte. Wat de critiek
dus in dit geval het M.er dagblad zei,
gaf bij hem den doorslag.
Mismoedig keerde de jonge man naar
zijn hotel terug, waar hij xlê laatste da
gen vertoefd had. Hij ging in een hoek
van de gelagkamer zitten, en dacht na
over hetgeen hij in de laatste dagen on
dervonden had. In het eerst lette hij niet
op de beide personen, die zich daar bevon
den, en in een staatkundige redetwist wa-
ïcu gewikkeld. De een was een snibberige
kleermaker, klein van postuur maar met
een grootcn mond. De ander was de loge
menthouder, een groote man met vierkante
schouders, iemand die wat kort van stof
cn altijd gelijk wilde hebben. Beiden be
handelden diepzinnige politieke kwesties.
De snijder zeide telkens met heftige stem:
„Wraak is zoet", en de waard hei-haalde
onophoudelijk: „Het is zooals ik je zeg".
Al heftiger en heftiger werd het debat, de
argumenten wei-den krachtiger, tot einde
lijk de man van de naald het woord „ezel"
naar het hool'd van zijn tegenstander slin
gerde. Deze gi-eep een rietje, dat onder
het buffet stond en vloog daarmee gewa
pend op den kleermaker toe, die de wijk
naar de deur nam. Voor hij de straat bei*eik-
te, daalde het rietje met kracht eenige ma
len op zijn rug en deze ï-ottingolie scheen
hem niet te smaken, want hij schreeuwde
ei'bai'melijk. Alvorens heen te gaan, balde
hij de vuist en riep nogmaals: „Wraak is
zoet."
Alberti de zanger, had het tooneeltje lij
delijk aangezien en des snijders uitroep
deed hem onwillekeurig weer aan deft
journalist denken. „Ge hebt gelijk kleer
maker", zeide hij zacht in zich zelf,
„wraak is zoet". Daarna stond hij op
en sprak tot den waard die weer rustig
achter het buffet stond en het rietje opge
borgen had: „Ik moet de stad in, als
iemand naar mij Vraagt, dan ben ik niet
tehuis."
Hij ging echter niet de straat op, maar
door een zijdeur naar zijn logeerkamer.
Daar trok hij fluks andere kleeren aan,
zette een grooten flaphoed op" en met een
blonden baard en zwarte pruik maakte hij
zich totaal onkenbaar. Weinige minuten
later stond hij voor den logementhouder.
„Is de heer Alberti ook te huis?"
„Neen", luidde het barsche antwoord.
„Hé hij zou op mij wachten. Heeft hij
dat niet gedaan?"
„Ik zeg nogmaals neen."
„Maar dat kan ik toch niet denken. Is
hij soms ook op zijn kamer?"
„Neen, zeg ik u voor het laatst. Hij is
uitgegaan."
„Gij vergist u toch."
De waard werd geweldig boos. „Wat
drommel mijnheer", raasde hij, „ik vergis
mij nooit, ik zeg
„Toch hebt ge ditmaal ge'en gelijk, beste
vriend. De zanger Alberti is wel tehuis: hij
.staat voor u ha, ha, ha, De tenor ont
deed zich van zijn baard; pruik en hoed en
stond daar- in levenden lijve voor de oogen
van den verbluften hotelhouder. Deze voeg.
de hem toe:
„Grappenmaker, die ge zijt, om zoo
oude lieden voor den gek te houden."
„Nu, 't is maar een scherts geweest. Ge
ziet, dat ge u toch wel eens vergissen kunt."
De eerste pi'oef, de voorbereiding voor
de wraakneming, was Alberti voortreffelijk
gelukt.
De waard ging weer in zijn hoekje zitten
en bromde in zijn baard. Een kwartiertje
later ging hij een uiltje knappen, om spoe
dig daarna te ontwaken. De deur ging
open en een agent met sabel op zij, een jas
met vergulde knoopen en een bundel acten
onder den arm, trad de gelagkamer bin
nen.
„Hoe jammer, de vogel is juist gevlogen."
„Doe maar geen vergeefsche poging om
den schelm te verbergen", antwoordde de
dienaar van het recht op strengen toon.
„Ik weet zeker, dat die befaamde zanger
op dit oogenblik zich in uw huis ophoudt.
Als ge het tegendeel wilt volhouden, moet
ik u, krachtens mijn ambt..."
Dat was den stoeren* waard toch te véél.
„Waarde vriend", schreeuwde hij met een
gezicht, dat rood werd van boosheid, „gij
vermeet u in mijn eigen huis om den
wille van een ellendeling 'k hoop hem
nooit meer te zien."
De wooi-den bleven hem in de keel ste
ken en ontzet zag hij den agent aan, die
muts, neus en baard en snor afdeed en in
een oogwenk verandei'de in den schelm-
schen zanger.
„Wel drommels", bromde de opnieuw ge
fopte hotelhouder en hij zocht naar zijn
rietje. Doch Alberti was bij de deur, eer
de slag op hem neer kwam.
„Zie zoo, dat is uitstekend gelukt", zei
hij in zijn vuistje lachend, terwijl hij naar
zijn kamer ging, waar hij zijn beste pakje
aantrok en zich daarna op weg begaf naar
den journalist. Toen hij dezen thuis trof,
zeide hij tot hem met gehuichelde vrien
delijkheid
„Waarde heer, gij hebt met mij gespeeld
als de kat met de muis, doch ik heb liever
dat ik in het openbaar aangevallen wordt,
dan door zekere middelen loftuitingen te
verwerven. Veel heb ik uit uwe artikelen
geleerd. En daarom zou ik u wel willen
verzoeken, deel te nemen aan den maaltijd
dien ik enkele vrienden voor mijn vertrek
wenschte aan te bieden."
„Wel zeker, mijn jonge vriend, wil ik
dat gaarne doen. Had ik u maar vroege**
van die zijde leeren kennen."
„Zeer verplicht, mijnheer. Ik logeer in
het „Grand Hotel", wees zoo goed daar
precies om 2 ure te zijn en den waard naar
den zanger Alberti te vragen. De man is
een beetje ruw, doch eigenlijk een best
mensch; hij zal u wel den weg wijzen."
Een fijne glimlach speelde om Aberti's
lippen, toen hij vertrok. Oogenblikkelijk
keerde hij naar zijn logement betaalde zijn
rekening, pakte zijn koffer en zond dien
naar het station.
„Ge moet echter niet denken, dat ik voor
goed vertrek", riep hij den logementhouder
toe, die zich niet verwaardigde een enkel
woord te zeggen. Ik heb al den tijd en hoop
u spoedig nog eens te zien. Nu ga ik naar
den overkant, in het „Gouden Hert", waar
eenige mijner collega's mij een afscheids
maal aangeboden hebben. Als er iemand
naar mij vraagt...."
„Dan zal ik hem zeggen, waar gij zijt",
zeide de waard zeer vriendelijk, maar in
zich zeiven bromde hij „Ik wenschte, dat
hij dat grapje nog eens uithaalde. Ik zou
hem tracteeren."
Aan de overzijde, in het „Gouden Hert",
zaten dien middag eenige zangers en too-
neelspelers om de ronde tafel. „Welkom",
riepen zij allen, toen Alberti binnentrad.
„Mijne heeren", sprak deze, „ik zal u
tot afscheid een schouwspel laten zien, dat
nog niemand uwer gezien heeft. Maar ik
verzoek u, dat ge u als een dankbaar publiek
gedraagt, en dat ge bij het slot flink in de
handen klapt. Ziet, daar komt de held van
het stuk."
Allen keken nieuwsgierig naar buiten en
zagen nu den journalist van het M.-er dag
blad, den gevreesden criticus, de deur van
het „Grand Hotel" binnengaan. Duidelijk
kon men van uit het „Gouden Hert" zien,
lioe de man zich naar het buffet begaf,
waar de bi-ave hotelhouder hem met arg
wanende blikken gadesloeg. De vriend van
een maaltijd scheen den waard iets te vra
gen, en tot verbazing der toeschouwers,
doch niet van Alberti, werd hij door de
ijzeren vuist van den hotelhouder gegrepen.
Met de andere hand zocht deze naar het
rietje, en toen hij het gevonden had, daalde
het met bliksemsnelheid op den rug van
den erbarmelijk schreeuwenden muziek-
verslaggever neer. In een oogwenk stond
hij op straat, waar hij beenen maakte.
Men kan zich voorstellen, hoe de vrien
den in het „Gouden Hert" lachten en ju
belden, toen de door allen gehate man er
zoo van langs kreeg. Zij klapten in de
handen, dat het een lust was, en toen de
criticus voorbij het raam rende, hoorde hij
Alberti roepen „Wraak is zoet."
Nadat de zanger zijn kunstbroeders kor-
telijk verteld had, hoe de vork aan den
steel zat, maakte hij eveneens, dat hij weg
kwam. De verslaggever, die al spoedig te
weten kwam, welke kool de tenor hem ge
stoofd had, durfde geen aanklacht tegen
den waard in te dienen. Hij zou de lachers
niet op zijn zijde gehad hebben.
,JLirnb. K."