4 De Oorlog. 6e JAARGANG. No. 1590 BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2Va cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent MAANDAG JANUARI. 1915. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke rogel moer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f 1.50, elko regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 rogels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Een herderlijk schrijven van Kardinaal Mercier. Z.Em. Kardinaal Mercier, Aartsbisschop van Mechelen, heeft tot zijn Dioecesanen een Herderlijk schrijven gericht, waaraan wij in dit nummer een gedeelte ontleenen, ons voorbehoudend er dezer dagen ook andere passages uit over te nemen. Het is niet onmogelijk, dat juist de door ons vermelde passage bij den lezer eenige moeilijkheid verwekt of althans niet heel helder wordt begrepen. En toch liggen in deze woorden van het Bisschoppelijk schrij ven, dat tot in zijn fijnste vezelen is door trokken van liefde en wijsheid, klaar uit gedrukt de Katholieke beginselen omtrent liet recht op een of andere zaak en be treffende het gezag in den Staat. Nooit geeft alleen het feit, dat iemand iets in bezit heeft genomen, hem daarop ook het recht. Als iemand zich b.v. heeft meester gemaakt van een huis, heeft hij door dat feit alleen nog gc-en recht op dat huis. Aan deze christe lijke opvatting van het recht, zoo troos tend voor het Belgische volk, dat zich on rechtmatig overmeesterd meent, herinnert de Kardinaal door er op te wijzen, dat het niet verplicht is aan het Duitsche bestuur, alleen omdat het f e i t.e 1 ij k meester is geworden over het land, gehoorzaamheid te bewijzen. De gehoorzaamheid is een te heilige zaak, dan dat zij zou kunnen wor den gevorderd alleen tengevolge van een overwinning der wapenen zonder meer. Na den oorlóg moet worden uit gemaakt, wie over België zal heerschen, wie het recht heeft op de gehoorzaamheid van net Belgische volk. 't Is opmerkelijk, dat de Kardinaal zegt, dat het Belgische volk niet „in h e t i n- n i g e van z ij n gemoed" ge hoorzaamheid verschuldigd is aan het Duitsche bestuur. Letten wij daarbij echter op het volgende even eens door de Christelijke Staatsleer er kende beginsel. Voor den goeden gang van zaken in een gemeenschap, in een staat, is noodig een algemeene leiding. Welnu, de Belgis"che overheid, aan wie nog niet rechtens die algemeene leiding is ontnomen, staat haar toch wat betreft het nemen van verschillende maatregelen, noodig voor het algemeen belang, stilzwij gend af aan het" Duitsche bestuur, zooals het ter wille van dat algemeen belang ver plicht is te doen. Naar die maatregelen nu, welke, zooals van zelf spreekt, van admi nistratieven aard zullen zijn, moet het Bel gische volk zich schikken een zekere uitwendige^jrehoorzaamheid betuigen. Verder wijst de Kardinaal er echter op, dat stipt moeten worden nagekomen de met den vijand overeengekomen voorwaar den bij het overgeven van steden. Hier toch is geen sprake van een louter machts- f e i t, maar van een onderling gesloten contract, waaruit zoo wel rechten als plichten voortvloeien. Men ziet nu, hoe in het Herderlijk schrijven de christelijke beginselen ten grondslag liggen. BUITENLAND. De zorg van Z. H. den Paus voor de ernstig gewonde krijgsgevangenen. Z. E. Kardinaal Mercier verklaart in een schrijven aan zijn diocesanen o. m. hoe de rechtstoestand in België is. Het Fransch communiqué meldt enkele vorderingen van de bondgenooten maar over het algemeene een vermindering in de kracht der operaties tengevolge van het ongunstige weer en de bodemge steldheid. Het Oostenrijksch commn- niqué meldt o. a. dat een hoogte ten Z. van Gorlitse, waarom lang was gestreden, door de Oostenrijksche troepen werd genomen. De Duiischers in Frankrijk en België. Het Duitsche hoofdkwartier meldt d.d. 3 Januari: Gisterenmiddag verschenen voor Westende eenige vijandelijke scheden, be geleid door torpedobooten. Er werd evenwel niet gevuurd. Op geheel het westelijk front had een artillerie-gevecht plaats. Een aan val van vijandelijke infanterie had alleen plaats ten noordwesten van St. Menehould, doch werd onder zeer zware verliezen voor de Franschen afgeslagen. Een Fransch communiqué deelt mede Ten noorden van de Leie heeft de vijand Zonnebeke zeer hevig gebombardeerd. Tus- schen de Leie en de Oise gingen wij 500 me ter vooruit. Bij la Boiselle, tusschen de Oise en de Maas heeft onze zware artillerie ver scheidene versterkingen op het plateau van Touvent verwoest. Bij Perthes-les-Hurles zijn wij 300 meter gevorderd. Bij Beau- Séjour hadden infanterie-gevechten plaats en brachten wij den vijand zware verliezen toe. Bij de hoogten aan de Maas wonnen wij een weinig terrein, evenals in het bosch van Le Bouchet, ten Noordoosten van Troyon,in het bosch van Le Pêtre, ten Noordwesten van Pont-a-Mousson, in de Vogezen bij Cel- las-sur-Plains. Op de hoogvlakte van den Elzas bombardeerden wij een trein bij het station van Altkirch en verstoorden den spoorweg tusschen Darspach en Dierspach, ten Zuidwesten van Altkirch. De weinige vorderingen van ons offensief zijn te wijten aan de onophoudelijke regen buien, waardoor de grond drassig wordt en overal onze operaties bijna onmogelijk wor den gemaakt. Aan de „Msbd." wordt het volgende be richt De burgemeester der gemeente Cappellen deelt het volgende schrijven aan zijne inge zetenen mede. Cappellen, 26 Dec. 1914. Bij dezen verbied ik alle hoegenaamde bij eenkomsten of vergaderingen, hetzij zij een geestelijk doel hebben of andere. Deze ver gaderingen zullen nochtans toegestaan wor den indien er mij afzonderlijk aanvraag van gedaan wordt ten minste 8 dagen op voor hand. Ik verzoek u hiervan kennis te geven aan de Cappelsche bevolking en hun tevens te verwittigen, dat de overtreders streng zullen gestraft worden. Terzelfdertljd beveel ik u aan mij voor 29 dezer een lijst over te ma ken, inhoudende 30 inwoners, waarvan 10 van den geestelijken staat en overheidsbe ambten, 10 kooplieden of handeldrijvenden en 10 ambachtsmannen of werklieden. w.g. Majoor SCHULZ. Deze order is het gevolg van een poging van een drietal jongelui om een locomotief onder stoom te brengen en deze als „wilde trein" in de richting Antwerpen los te la ten. Juist, toen alles klaar was, werden ze door een Duitsche wacht gegrepen en naar Ant werpen vervoerd. Tot de gijzelaars behooren o. a. de Zeer- eerw. heer pastoor v. d. Hout te Cappellen, de heer Geeland, burgemeester van Cappel len en de Zeex-eerw. heer Somers, pastoor te Putte (gemeente Cappellen). In den nacht van 1 Januari hebben 8 van de gijzelaars voor het eerst dienst gedaan. Die dienst bestaat in de bewaking van het station te Cappellen. Om de 2 uur mogen zij elkaar aflossen; de wacht moet buiten het station op en neer wandelen, de één 20 passen rechts, de andere 20 passen links. De Duitsche overheid moest inzien, dat het zeer vex-nederend is voor, en veel op plagerij gelijkt van de Belgis.-he geestelij ken, die toch wei-kelijk niet verantwoorde lijk moesten gesteld worden voor de daden van eenige kwajongens. Elk der gijzelaars moet vooi'loopig zes nachten wachtdienst doen.' Een schrijven van Z. Em. Kardinaal Mercier. Ofschoon de Kardinaal-aartsbisschop van Mechelen steeds in correcte h'u Ung heeft gestaan, zoowel jegens ^ouv.-generaal'v. d. Goltz, als jegens den huidigen gouver neur-generaal Von Bissing, bleef hij steeds protesteeren tegen alle z. i. onrechtvaar dige handelingen der bezetters van het Bel gisch gebied. Eerst later zal bekend worden, hoe menigmaal het den Kerkvoogd gelukte om door even tactvol als energiek opti-eden groote voordeelen voor de Belgische bevol king te bedingen. Thans heeft de Kardinaal aan zijn dioce sanen een rondschrijven gericht, waarin hij met kracht opkomt voor den troüw aan de wettige ovei'heid. M „Neem wel in acht, dat ik u niet vraag, een enkele uwer verwachtingen prijs te geven. Integendeel, ik houd het voor mijn plicht te bepalen, wat u in geweten te doen staat tegenover de macht, die ons land over viel en het tijdelijk grootendeels bezet. Deze macht is geen wettig gezag; bijgevolg zijt gij haar in het innige van uw gemoed noch achting, noch verkleefdheid, noch ge hoorzaamheid verschuldigd. Het eenige wettige gezag in België is dat, wat aan onzen Koning, zijne Regeering en aan de vertegenwoordigers der natie toebe hoort. Na te hebben uiteengezet, dat de Belgische koning en de wettige ï-egeering recht hebben op de liefde der Belgische harten, erkent de Kardinaal, dat deze overheden stil en zwij gend de maatregelen toelaten, welke door de bezetting des lands worden genomen ten bate van het algemeen en welke aan die toelating rechtswaarde ontleenen. Door soldaten bezette pi-ovincies zijn door die bezetting alleen geen veroverde pi-ovin- cies; even weinig als Galicië een Russische provincie is geworden, is België een Duit sche provincie geworden, uitsluitend door de Duitsche bezetting. Nochtans is het bezette gedeelte des lands in een toestand, dien het oprecht moet on dergaan. De steden, die zich aan den vij and overgaven, moeten de voorwaarden der overgave eerbiedigen. Van het begin der krijgsbedrijven af heb ben de burgei'lijke overheden des lands er bij de burgers op aangedrongen, dat dezen zich van elke vijandelijke daad jegens het vijandelijk leger zouden onthouden. Deze aanbevelingen blijven van kracht. Het Bel gische leger uitsluitelijk heeft, te zamen met de dappere troepen der Vei-bondenen, de eer en het recht, om het land te verde digen en alleen daarvan mag het Belgische volk de bevrijding des lands verwachten. Men meldt uit Putte aan de ,-,Msbd." Naar onze meening zal er van de zijde der Duitschers heftig geageerd worden tegen het energieke schrijven van kax-dinaal Mer cier. Reeds zouden de Duitschers op verschil lende pastories huiszoeking hebben gedaan om den brief in bèslag te nemen. Paus Benedictus XV en Keizer Wilhelm. Uit het Duitsche hoofdkwartier wordt dd. 2 Januari gemeld: Gisteren heeft tusschen den Paus en den keizer de volgende telegrammenwisseling plaats gehad Aan Z. M. Wilhelm II, keizer van Duitschlanu. Vertrouwend op de gevoelens van Christelijke naastenliefde, welke'Uwe' Majesteit bezielen, verzoeken Wij Uw Ma jesteit dit onheilvolle jaar te eindigen, en liet «nieuwe te beginnen met een daad van keizerlijke grootmoedigheid, doordat Uwe Majesteit Ons voorstel aanneemt, dat tus schen de oorlogvoei-ende staten een uitwis seling zal plaats vinden van krijgsgevange nen, welke voor de toekomst als ongeschikt voor den krijgsdienst moeten beschouwd worden. PAUS BENEDICTUS XV. Aan Z. If den Paus te Rome. Terwijl ik Uw Heiligheid voor Haar tele gram bedank, is het mij een behoefte des harten te verzekeren, dat het voorstel van Uw Heiligheid, om het lot van de voor den verderen krijgsdienst ongeschikte krijgsge vangenen te verzachten, mijn volle sympa thie geniet. De gevoelens van Christelijke naastenliefde, welke dit vooi-stel ingegeven hebben, komen geheel met mijn eigen over tuiging en wenschen ovei-een. WILHELM. De Russen. Het Duitsch Hoofdkwartier meldt: In Oost-Pruisen en in nooi'^elijk Polen is geen verandering. In Polen ten Westen van de Weichsel gelukte het aan onze troe pen, na een harden strijd van vele dagen, het bijzonder versterkte steunpunt \an de Russische hoofdstelling Boryznow te nemen. Daarbij werden duizend man krijgsgevangen gemaakt en zes machine- gewei-en veroverd. De Russen trachtten door drie nachtelijke aanvallen Boryznow te heroveren. Hun aanvallen werden ech ter met groote verliezen aan hun zijde af geslagen. Ook ten Oosten van de Rawa maakte ons offensief langzaam vorderin gen. De in Russische bladen meermalen gemelde Russische voordeelen bij Inow- lodz, zijn totaal verzonnen. Al hun aan vallen in die streek zijn met hevige ver liezen aan Russischen kant afgeslagen en gistei-en niet meer herhaald. Overigens is de toestand ten Oosten van de Pilica on veranderd. Officieel wordt uit Weenen gemeld: Da herhaalde pogingen van den vijand om ons front ten westen en ten noordwesten van Gorlitse te dooxbreken mislukten on der zware verliezen voor de Russen. Ge durende deze gevechten, welke den gehee- len dag duurden, werd een hoogte ten zuiden van Gorlitse waarom zeer gestreden is, door onze troepen bij een stormaan val genomen. Een vijandelijk bataillon werd vernietigd, een stafofficier, vier su balterne officiei-en en 850 man werden ge vangen genomen en twee machinegeweren buit gemaakt. Ook een vliegtuig van den vijand werd neergeschoten. Aan het ovei-ig front valt niets van belang te vermelden. De Russische generale staf deelt mede: Aan de Bsura en de .Rawka gaan wij door met de Duitsche aanvallen, ondanks het hevig geschutvuur van Tien vijand, af te slaan. Aan den weg van Viloszzowa en Kielce, bij het dorp Lopuszowa hebben Duitsche troepen den 31stcn December na een hardnekkig gevecht zich meester gè- maakt van onze loopgraven, doch een la tere tegenaanval dwong den vijand, alle .tv .- rué loopgiaven te ontruimen. Gedu rende dezen strijd namen wij vele honder den gevangenen en negen mitrailleuses werden veroverd. In westelijk Galicië woedt de strijd bij Gorlitse voort. Bij de hoogte van Rijck hebben wij de Oostenrijkste stelling genomen en maaklen wij bijna duizend krijgsgevangenen. De terugtocht der Oostenrijkers in de Bukowina onder den druk van onze troepen neeni? het ka rakter aan van een groote oveihaaste vlucht. Turken en Russen. liet groote Turksche hoofdkwartier deelt het volgende mede: Het leger in den Kau- kasus zet zijn zegevierenden opmarsch voort. Een deel van ons leger, dat tot Sa- rikomysch voortrukte, heeft na een ver bitterden strijd een besliste overwinning behaald. Sedert 25 Dec. hebben onze troe pen meer dan 2000 Russen gevangen ge vangen genomen, en 8 kanonnen, 13 ma chine-geweren, een groote hoeveelheid wa pens en munitie, benevens oorlogsmate riaal en levensmiddelen buit gemaakt. Onze troepen hebben zich tusschen Sari- kamysch en Kars van 2 militaire treinen en hun bagage meester gemaakt; zij ver- De wraak eens operazangers. Een jonge, talentvolle tenor debuteerde aan het zomertheater te M. Drie avonden achtex-een trad hij op onder daverende toe juichingen van het publiek, doch helaas, de gestrenge heer criticus van het M.er dagblad, brak onmeedoogend den staf over hem. Men had den zanger, die zich Alberti liet noemen den raad gegeven, den ge- vreesden joux-nalist, die een echte smul paap was bij zich ten eten te vragen, maar onze held wenschte door zulke middelen^ zijn doel niet te bereiken. Het gevolg van dat alles was, dat de directeur van het theater den tenor bedankte. Wat de critiek dus in dit geval het M.er dagblad zei, gaf bij hem den doorslag. Mismoedig keerde de jonge man naar zijn hotel terug, waar hij xlê laatste da gen vertoefd had. Hij ging in een hoek van de gelagkamer zitten, en dacht na over hetgeen hij in de laatste dagen on dervonden had. In het eerst lette hij niet op de beide personen, die zich daar bevon den, en in een staatkundige redetwist wa- ïcu gewikkeld. De een was een snibberige kleermaker, klein van postuur maar met een grootcn mond. De ander was de loge menthouder, een groote man met vierkante schouders, iemand die wat kort van stof cn altijd gelijk wilde hebben. Beiden be handelden diepzinnige politieke kwesties. De snijder zeide telkens met heftige stem: „Wraak is zoet", en de waard hei-haalde onophoudelijk: „Het is zooals ik je zeg". Al heftiger en heftiger werd het debat, de argumenten wei-den krachtiger, tot einde lijk de man van de naald het woord „ezel" naar het hool'd van zijn tegenstander slin gerde. Deze gi-eep een rietje, dat onder het buffet stond en vloog daarmee gewa pend op den kleermaker toe, die de wijk naar de deur nam. Voor hij de straat bei*eik- te, daalde het rietje met kracht eenige ma len op zijn rug en deze ï-ottingolie scheen hem niet te smaken, want hij schreeuwde ei'bai'melijk. Alvorens heen te gaan, balde hij de vuist en riep nogmaals: „Wraak is zoet." Alberti de zanger, had het tooneeltje lij delijk aangezien en des snijders uitroep deed hem onwillekeurig weer aan deft journalist denken. „Ge hebt gelijk kleer maker", zeide hij zacht in zich zelf, „wraak is zoet". Daarna stond hij op en sprak tot den waard die weer rustig achter het buffet stond en het rietje opge borgen had: „Ik moet de stad in, als iemand naar mij Vraagt, dan ben ik niet tehuis." Hij ging echter niet de straat op, maar door een zijdeur naar zijn logeerkamer. Daar trok hij fluks andere kleeren aan, zette een grooten flaphoed op" en met een blonden baard en zwarte pruik maakte hij zich totaal onkenbaar. Weinige minuten later stond hij voor den logementhouder. „Is de heer Alberti ook te huis?" „Neen", luidde het barsche antwoord. „Hé hij zou op mij wachten. Heeft hij dat niet gedaan?" „Ik zeg nogmaals neen." „Maar dat kan ik toch niet denken. Is hij soms ook op zijn kamer?" „Neen, zeg ik u voor het laatst. Hij is uitgegaan." „Gij vergist u toch." De waard werd geweldig boos. „Wat drommel mijnheer", raasde hij, „ik vergis mij nooit, ik zeg „Toch hebt ge ditmaal ge'en gelijk, beste vriend. De zanger Alberti is wel tehuis: hij .staat voor u ha, ha, ha, De tenor ont deed zich van zijn baard; pruik en hoed en stond daar- in levenden lijve voor de oogen van den verbluften hotelhouder. Deze voeg. de hem toe: „Grappenmaker, die ge zijt, om zoo oude lieden voor den gek te houden." „Nu, 't is maar een scherts geweest. Ge ziet, dat ge u toch wel eens vergissen kunt." De eerste pi'oef, de voorbereiding voor de wraakneming, was Alberti voortreffelijk gelukt. De waard ging weer in zijn hoekje zitten en bromde in zijn baard. Een kwartiertje later ging hij een uiltje knappen, om spoe dig daarna te ontwaken. De deur ging open en een agent met sabel op zij, een jas met vergulde knoopen en een bundel acten onder den arm, trad de gelagkamer bin nen. „Hoe jammer, de vogel is juist gevlogen." „Doe maar geen vergeefsche poging om den schelm te verbergen", antwoordde de dienaar van het recht op strengen toon. „Ik weet zeker, dat die befaamde zanger op dit oogenblik zich in uw huis ophoudt. Als ge het tegendeel wilt volhouden, moet ik u, krachtens mijn ambt..." Dat was den stoeren* waard toch te véél. „Waarde vriend", schreeuwde hij met een gezicht, dat rood werd van boosheid, „gij vermeet u in mijn eigen huis om den wille van een ellendeling 'k hoop hem nooit meer te zien." De wooi-den bleven hem in de keel ste ken en ontzet zag hij den agent aan, die muts, neus en baard en snor afdeed en in een oogwenk verandei'de in den schelm- schen zanger. „Wel drommels", bromde de opnieuw ge fopte hotelhouder en hij zocht naar zijn rietje. Doch Alberti was bij de deur, eer de slag op hem neer kwam. „Zie zoo, dat is uitstekend gelukt", zei hij in zijn vuistje lachend, terwijl hij naar zijn kamer ging, waar hij zijn beste pakje aantrok en zich daarna op weg begaf naar den journalist. Toen hij dezen thuis trof, zeide hij tot hem met gehuichelde vrien delijkheid „Waarde heer, gij hebt met mij gespeeld als de kat met de muis, doch ik heb liever dat ik in het openbaar aangevallen wordt, dan door zekere middelen loftuitingen te verwerven. Veel heb ik uit uwe artikelen geleerd. En daarom zou ik u wel willen verzoeken, deel te nemen aan den maaltijd dien ik enkele vrienden voor mijn vertrek wenschte aan te bieden." „Wel zeker, mijn jonge vriend, wil ik dat gaarne doen. Had ik u maar vroege** van die zijde leeren kennen." „Zeer verplicht, mijnheer. Ik logeer in het „Grand Hotel", wees zoo goed daar precies om 2 ure te zijn en den waard naar den zanger Alberti te vragen. De man is een beetje ruw, doch eigenlijk een best mensch; hij zal u wel den weg wijzen." Een fijne glimlach speelde om Aberti's lippen, toen hij vertrok. Oogenblikkelijk keerde hij naar zijn logement betaalde zijn rekening, pakte zijn koffer en zond dien naar het station. „Ge moet echter niet denken, dat ik voor goed vertrek", riep hij den logementhouder toe, die zich niet verwaardigde een enkel woord te zeggen. Ik heb al den tijd en hoop u spoedig nog eens te zien. Nu ga ik naar den overkant, in het „Gouden Hert", waar eenige mijner collega's mij een afscheids maal aangeboden hebben. Als er iemand naar mij vraagt...." „Dan zal ik hem zeggen, waar gij zijt", zeide de waard zeer vriendelijk, maar in zich zeiven bromde hij „Ik wenschte, dat hij dat grapje nog eens uithaalde. Ik zou hem tracteeren." Aan de overzijde, in het „Gouden Hert", zaten dien middag eenige zangers en too- neelspelers om de ronde tafel. „Welkom", riepen zij allen, toen Alberti binnentrad. „Mijne heeren", sprak deze, „ik zal u tot afscheid een schouwspel laten zien, dat nog niemand uwer gezien heeft. Maar ik verzoek u, dat ge u als een dankbaar publiek gedraagt, en dat ge bij het slot flink in de handen klapt. Ziet, daar komt de held van het stuk." Allen keken nieuwsgierig naar buiten en zagen nu den journalist van het M.-er dag blad, den gevreesden criticus, de deur van het „Grand Hotel" binnengaan. Duidelijk kon men van uit het „Gouden Hert" zien, lioe de man zich naar het buffet begaf, waar de bi-ave hotelhouder hem met arg wanende blikken gadesloeg. De vriend van een maaltijd scheen den waard iets te vra gen, en tot verbazing der toeschouwers, doch niet van Alberti, werd hij door de ijzeren vuist van den hotelhouder gegrepen. Met de andere hand zocht deze naar het rietje, en toen hij het gevonden had, daalde het met bliksemsnelheid op den rug van den erbarmelijk schreeuwenden muziek- verslaggever neer. In een oogwenk stond hij op straat, waar hij beenen maakte. Men kan zich voorstellen, hoe de vrien den in het „Gouden Hert" lachten en ju belden, toen de door allen gehate man er zoo van langs kreeg. Zij klapten in de handen, dat het een lust was, en toen de criticus voorbij het raam rende, hoorde hij Alberti roepen „Wraak is zoet." Nadat de zanger zijn kunstbroeders kor- telijk verteld had, hoe de vork aan den steel zat, maakte hij eveneens, dat hij weg kwam. De verslaggever, die al spoedig te weten kwam, welke kool de tenor hem ge stoofd had, durfde geen aanklacht tegen den waard in te dienen. Hij zou de lachers niet op zijn zijde gehad hebben. ,JLirnb. K."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1