©c £&idóoh& (Boivïmxt NIEUWJAARSWEIISCHEII. Tweede Blad. Zaterdag 19 December I9I4 NIEUWJAARSWENSCHEN Rechtzaken. In 's levens maalstroom. 6e JAARGANG. IM0. 1580 Evenals vorige jaren stellen wij in het no. dat op 31 December 1914 zal verschijnen, voor belangstellen den de gelegenheid open om op GOEDKOOPE en DOELTREFFENDE wijze de gebruikelijke bij advertentie in „De Leidsche Cou rant" aan Familie, Vrienden en be gunstigers aan te bieden, voor den prijs van 10.25, grootte als onder staand vakje, dubbele grootte, dubbele prijs van 10.50. Zij, die van deze goedkoope gelegenheid willen gebruik maken, moeten hunne Advertentlën met het bedrag, daar deze uitsluitend bij vooruitbetaling geplaatst worden, vóór Woensdag 30 December, des^ namiddags 4 uur inzenden. Nieuwjaarswenschen na dien tijd ingezonden, worden behandeld als GEWONE Advertentlën tegen den prijs van 1 tot 5 regels voor 10.35, iedere regel meer 15 cent. De Administratie. BINNENLAND. Provinciale Staten. De commissiën, benoemd tot het rap porteeren omtrent de door Ged.' Staten ingediende voorstellen, concludeeren tot aanvaarding der voorstellen betreffende: subsidievermindering vereeniging tot be strijding der tuberculose te Leiden (één lid wenschte het tot dusver genoten sub sidie met het oog op de tijdsomstandig heden alsnog voor een jaar te behoude*); subsidie voor de verbetering van den Geerweg onder Ter Aar en Leimuiden. Aan de memorie van antwoord op het verslag omtrent het afdeelingsonderzoek is het volgende ontleend: Aanleggen van schippers in de Ringvaart onder de gem. Hillegom en L i s s e. Ged. Staten herhalen, dat verbetering van den bestaanden toestand ter hand zal moeten genomen worden door de be langhebbenden zoo noodig in samenwer king met de betrokken gemeenten. Inrichting van den Prov. Waterstaat. Ged. Staten houden zich overtuigd, dat een uitbreiding van het vaste personeel met twee ingenieurs, een hoofdopzichter en twee adjunctopzichters, gelijk in de bedoeling ligt, in afzienbare toekomst ze ker nimmer tot een overmatige bezetting zal voeren en achten 't tegen het belang der commissie om in die behoefte aan per soneel bij voortduring te vormen met tij delijke werkrachten. Beschikking over uitstekende krachten, maakt noodig hun een niet slechts goed bezoldigde, maar ook vaste betrekking met uit zicht op pensioen te verschaffen. Al is ge paste zuinigheid deze tijden ook voor de provincie, nog meer dan anders plicht toch is er reden om te verwachten, dat het budget van Zuid-Holland, steunende op de opcenten op grond- en gemeentebe lasting, niet in ernstige mate den druk der tijdsomstandigheden zal gevoelen. Ook Ged. Staten achten het wel gewenscht al het tijdelijk personeel vast aan te stel len. Het voornemen is een 3-tal tijdelijke ambtenaren in vasten dienst te doen over gaan. Ontheffing van het verbod tot het ver richten van werk voor particulieren aan het onder den hoofding. werkzame per soneel, zal slechts bij uitzondering en om bijzondere redenen worden verleend. Naast de voorgenomen aanstelling van een twee-tal civiel-ingenieurs met den ti tel van ingenieur is vooralsnog van in dienstneming van een adjunct-ingenieur geen sprake. Bij voorkomende vacature in het vaste ingenieurs-personeel daarin te voorzien door benoeming van een jong civiel-ingenieur, met den titel van ad junct-ingenieur. De „Maandrozen" en „Sobriëtas". In het tijdschrift De Maandrozen schrijft de om zijn groote theologische kennis en ascetische verdiensten hoogge schatte redacteur de zeereerw. pater F. A. L. Smit S. J. het volgende: Wie, als vereerder van 't Goddelijk Hart, de belangen van Christus' Rijk op aarde voorstaat, moet noodzakelijkerwijze zeer welgezind zijn voor den „katholieken in ternationalen bond tegen 't alcoholisme", en dus voor onze Nederlandsche „Sobrië tas", die van dezen bond een voortreffe lijke afdeeling is. De verderfelijke drankzucht, die min der juist een „zonde" zou genoemd wor den, nauwkeuriger een „kwaal" en „on deugd" heet, moet met krachtige, samen werkende middelen van velerlei aard on der onze geloofsgenooten bestreden wor den; opdat onze Katholieke Kerk strale in den glans van echt-christelijke matigheid. Tot bereiking van dit doel in onze maatschappij is het allernuttigst, men mag wel zeggen noodzakelijk, dat een zeer aanzienlijke menigte uit eigen vrije keuze voorgoed vérzake aan 't gebruik van ster ken drank en zich, wat bier of wijn be treft, aan strenge matigheid blnde. Eveneens is 't uitermate wenschelijk, dat een aanzienlijk getal Katholieken, hetzij om zichzelven beter te beveiligen of om op zwakken gunstiger invloed te oefenen, vrij willig en voorgoed afzien van eiken alco- holischen genotsdrank; voor niet weinigen is dit zelfs noodzakelijk, om hen van de zonde der dronkenschap af te houden en van de ondeugd der drankzucht te gene zen. Dewijl nu menschen, zoolang ze alleen staan, veelal spoedig bezwijken voor ver keerden aandrang van binnen of van bui ten, in aaneensluiting daarentegen van gelijkgezinden steun en sterkte vinden; daarom zijn bonden van christelijke ma tigheid, wier leden zich vrijwillig tot een min of meer gestrenge onthouding verbin den, een maatschappelijke behoefte, waar in katholieken ijver voorzien moet. En wanneer nu van zulk een bond vele leden zich niet alleen den sterken drank ontzeggen, maar zichzelf ook geheelont houding voorschrijven, dan valt dit al lerminst te bestrijden of te betreuren, wel hoogelijk te waardeeren en te prijzen, als een voor onzen maatschappelijken toe stand wei-gekozen werk van christelijke versterking en naastenliefde. Voor zoodanige geheelonthouding met zwaarwichtige overtuigingsredenen pro paganda te maken, is dan ook een zeer lof felijk streven. Wel behoeft, ook in den nood onzer dagen, niet ieder plichtmin- nende Christen zich te spenen voor elke alcoholische genieting, welke de vaderlijke Voorzienigheid aan 't menschdom be zorgd heeft en overdrijving zou *t wezen, kwalijk met den christelijken geest stroo- kende, alle alcoholgenot uit het mensch dom willen verbannen. Zelfs om als held haftig belijder der christelijke volmaakt heid gecanoniseerd te worden, is geheel onthouding geen onmisbaar vereischte. Immers niet "ieder, of juister niemand is geroepen alle oefeningen van elke deugd gelijkelijk te omhelzen; want dit gaat nu eenmaal buiten of boven de menschelijke begrensdheid. Menigmaal zullen dus om standigheden van persoon en omgeving en werkkring redelijkerwijze den doorslag ge ven bij de beantwoording der vragen: Zal ik mij bij een onthoudersbond aansluiten of niet? Zal ik daarin mij de strengere of mindere strenge eischen stellen? De meeste dezer gedachten hebben we reeds vroeger een weinig breeder ontwik keld. Thans, nu uit het pauselijk Rome de „katholieke internationale bond tegen het alcoholisme" eene zoo sterke goedkeuring en aanmoediging ontvangen heeft, kunnen zij wellicht eenigen dienst doen, om be reidvaardiger, gretiger zelfs, den vollen inhoud van 's Pausen lessen in geest en hart te doen opnemen. Allen immers, als eenvoudig oprechte Katholieken, willen wij ons, in dit punt gelijk in alle andere, geheel toevertrouwen en overgeven aan de leiding van den Heiligen Stoel, zonder aan de woorden van Christus' Stedehouder te wringen en te tornen en ze haast zin ledig te maken. HAAGSCHE RECHTBANK. Bekrachtiging werd gevorderd van de ver- stekvonnis8en gewezen tegen: J. S. en D. G., losse werklieden te Leid e n veroordeeld tot een maand gevangenisstraf, wegens diefstal van paling onder Warmond. Opruiing van Militairen. Woensdag werd voor het gerechtshof te 's Gravenhage behandeld het hooger beroep ingesteld, door het O. M. bij de rechtbank te Middelburg en door den bekl. zelf, tegen het vonnis van de Middelburgsche rechtbank, waarbij de 21-jarige letterzetter H. D. M. W., wonende aldaar, werd veroordeeld tot 6 maan den gevangenisstraf met aftrek der preventieve hechtenis voor den tijd van 1 maand, wegens het op 5 September verspreiden en doen ver spreiden door een 6-jarig kind van opruiiende geschriften onder de militairen te Middelburg. In de strooibiljetten werden de militairen aan gezet tot dienstweigercn en tot verzet tegen hun meerderen. De advocaat-generaal mr. Mazel vorderde bevestiging van het vonnis. De verdediger van bekl. mr. Adriaanse pleitte vrijspraak, op grond van het ontbreken van het wettig en overtuigend bewijs. De uitspraak werd bepaald op 30 December aanstaande. Schonding van de onzjjdighold. De directeur der gasfabriek te Oude-Tonge heeft Dinsdag voor de rechtbank te Rotterdam terechtgestaan ter zake van het misdrijf be doeld bij art. 100 1ste lid van het Wetboek van Strafrecht het in gevaar brengen van .'s lands onzijdigheid, waarop een maximum straf van 6 jaar is gesteld. Bekl. was gedetineerd in het huis van bewaring te Rotterdam. Het O.M. vroeg gelijk wij reeds meldden behandeling in gesloten zitting waartoe de rechtbank besloot. Het O. M. eischte 2 maanden gevangenis straf. Ambtenaar tegen ambtenaar. Een ambtenaar in 's Rijks dienst, be last met het opsporen van strafbare over tredingen, komt op 5 November van het Hobbemaplein te 's-Gravenhage en meent een goede vangst te kunnen doen. Daar toe moet hij echter de stoomtramrails "al daar oversteken. Juist is een trein aange komen, die, na eenig oponthoud, vertrekt. De aldaar dienstdoende politieagent waarschuwt den ambtenaar, dat hij de rails niet meer mag oversteken. Verontwaardigd kijkt ambtenaar op den politieman neer en zegt „ik heb niets met je te maken, wou jij mij bevelen. Volgen dan eenige grootere onhebbelijkheden. Ik ben onbezoldigd-rijksveldwachter, zegt de ambtenaar en heb dus jou te be velen. Hij steekt dan nog juist bijtijds de rails over. De agent, Tich beleedigd achtend en over tuigd zijn plicht te hebben gedaan, houdt daarna den ambtenaar aan en vraagt zijn naam. Ook hierin bleef deze, volgens het verbaal, weigerachtig. Het gevolg was ar restatie en daarna een kleine worsteling met al den aankleve van dien in het poli tiebureau in de v. d. Vennestraat. Voor den Haagschen kantonrechter hield de ambtenaar pertinent vol, zich behoor lijk te hebben gelegitimeerd; als hij zich op deze wijze aan een agent wilde storen, dan zou hij handelen in strijd met zijn eed, hij was in de rechtmatige uitoefening van zijn eed. Mr. Boudewijnse bracht den ambtenaar onder het oog, dat zijn optreden onbehoor lijk was geweest en hij in de eerste plaats aan de bevelen van de politie had te vol doen. De Ambtenaar van het O. M. scheen de zelfde meening toegedaan en vorderde f 10 boete of 2 dagen hechtenis wegens over treding van art. 42 der Algemeene Politie verordening. Slachtoffers. Voor den Haagschen kantonrechter wa ren gedagvaard een groot aantal fietsen de menschen, allen „slachtoffers", zooals een hunner beweerde van de „KAApels- brug, een ding dat geen brug is, maar thans dienst doet als „muizenval", want, en daarover waren allen 't eens, als men daar volgens voorschrift rijdt, en dus rechts houdt, is het bord, waarop de ver bodsbepaling voorkomt, niet te zien, daar het aan de rechterzijde van de straat staat. Wil men dus dat bord goed zien en goed kunnen lezen, wat op dat bord staat., dan moet men links houden en, „dan zit je er ook in", zei een ander. Of meneer niet zoo goed zou willen zijn om dat bord te verplaatsen? vroegen er eenigen. Dank je wel, zei mr. Boudewijnse, dan moet je bij den Burgemeester zijn. Mooi zoo, zeiden ze en gingen heen. De Burgemeester kan dus op een druk bezoek rekenen. De stroom „slachtoffers", liep ten slotte zoo erg, dat "t als van een leien dakje ging- Deurwaarder riep namen af en overtre ders antwoordden kortelijks „Kapelsbrug of „muizenval". De kantonrechter .wist dan genoeg. Een hunner was zoo overtuigd, als muis gefungeerd te hebben, dat hij nog een klein kansje waagde om weer uit den val te komen. Met veel gewicht concludeerde hij voor zich ontslag van rechtsvervolging o.m. op grond, dat in zijn dagvaarding stond, dat hij geboren was te Kollum, 't welk moest zijn Lollum. Kollum of Lollum, doet niets ter zake, zei de ambt van het O. M. Jhr. mr. Lun sing Wichers f 1.boete of 1 dag hechte nis. En zoo luidde de eisch voor allen. mm Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Begrootlng8-hors d'oeuvre. Vergadering van Don derdag. Gistermiddag werd de behandeling van de begrooting van Buitenlandsche Zaken voortgezet. De heer Nolens (R.-K.) sluit zich aan bij de hulde aan 's Ministers beleid ge bracht. mede namens al zijn politieke vrienden. Deze Minister geniet het vertrouwen van de geheelo Volksvertegenwoordiging, van het geheele Nederlandsche volk; toch heeft 8pr. eenigszins betreurd, dat som mige raededeelingen niet vroeger gedaan zijn; er was zekere ongerustheid, dat de Regeering niet krachtig genoeg optrad. De Regeering heeft haar voorzichtig' heid in het doen van mededeelingen wel wat ver gedreven; nu blijkt echter, dat onze Regeering steeds krachtig is opge treden voor de belangen van het land. Steeds werden, waar noodig, protesten uitgebracht en rechten voorbehouden. Daardoor is in menig geval recht op schadevergoeding verkregen, of een rem aangelegd aan onrechtmatige daden. De Regeering moest echter niet te licht oor- deelen over de nadeelen van geruchten en mededeelingen in de buitenlandsche pers over onze neutraliteit; vele Nedci> landers in het buitenland hebben daar door nadeel geleden. Do Regeering moet daarom dergelijke geruchten ten' spoe digste doen weerspreken, ter plaatse waar zij zijn ontstaan. Tegenover andere sprekers stolt de heer Nolens in het licht, dat zoolang het Vol kenrecht erkent een noodtoestand een toestand, waarin alle geschreven wetten wijken tractaten de neutraliteit van een land niet kunnen beveiligen en ook alle andere tractaten niet veel waarde hebben. Spr. zal gaarne alle pogingen toejuichen en steunen, om tot een vrede te komen, die niet de kiem van een niéu wen oorlog in zich bevat. Van beteekenis is intusschen de benoeming van een En- gelschen diplomatieken vertegenwoordi ger bij den Paus; daarop wees de „Se coio" in een artikel, geciteerd in het Och tendblad van het Handelsblad van 16 De cember. Brengt nu ook het belang- van ons l&nd niet mee, op een voor 40 jaar genomen beslissing terug te komen, vroeg de heer Nolens. Moge de regeering dozo vraag eens bevestigend beantwoorden.* De Mi nister, de heer Loudon, die heel kort was In zijn beantwoorden, liet deze kwes tie ook onaangeroerd. Er ontstond nog even een incident tus- schon de heeren De Savornin Loh- man (Chr. H.), den Voorzitter en den Minister, de heer Loudon, daar de twee laatste meenden, dat do heer De Savornin Lohman de neutraliteit in ge vaar bracht door te spreken over Engo- lands houding ten opzichte van de kleine mogendheden en den inval van Duitsch- land in België. De begrooting werd zonder hoofd, stem ming aangenomen. In de avondvergadering was do begroo- tins van Binnenlandscho Zaken aan do orde. Bij Art 87bis (3,000,000 voor hulp aan de Belgische vluchtelingen), laten do sociaal-democraten, de heeren H u g e n« holtz en Schraper, een woord van critiek hooren over het te laat beginnen van de regeering met do organisatie, de kleeding van de vluchtelingen, de classi ficatie. de werkeloosheid e. a. In een hel der betoog zette de Minister, de heer C o r t v. d. Linden uiteen, dat de rc- geering alles heeft gedaan en doet, wat zij doen kan. Met de sprekers is hij van meening, dat classificatie noodig is; de FEUILLETON. (Het auteursrecht van deze vertaling Is voorbehouden), 51) De toon, waarop dat gezégd werd, was .hard. het woord kort, de blik gestreng. Marcelle boog het hoofd en steunde met de kin op haar gevouweij handen, die op den schouder haars vaders rustten. Ik zou ze zoo graag eens spreken, zeide zij bedeesd; ik heb in zoo langen tijd Jules niet gezien, en omdat het nu morgen toch Zondag is, zou jk aan mijn heer Robert wel wat willen vragen over mijn lessen; in mijn geschiedenisboek ia iets, dat ik niet begrijp. Gij studeert dus alleen? vroeg Simon verwonderd. Ik moet wel, vader.... Ik weet nog lang niet alles, wat ik weten moet... en als ik mijn examen ga doen.... Examens? zeide Moritfort plotseling. Waarom wilt ge examens doen? - Maar, vader, om later, als ik groot hen. door de wereld te komen. Montfort dacht na en zijn overpeinzin gen waren niet van de aangenaamste soort. Marcelle sprak van examens; klaar- hlijkelijk^had zij haar toekomst geregeld °f had men die voor haar geregeld, zon der zich om hem te bekommeren, alsof hij nooit zou terugkeeren. Dat ware goed ge weest, indien vast had gestaan, dat hij niet zou terugkomen. Maar nu was hij terug en nu kwam hij herhaaldelijk in botsing met plannen, die men zonder zijn medeweten beraamd had, plannen, waar in hij zeifs geen plaats bekleedde. Dft had hij misschien verdiend, maar 't was toch allesbehalve pleizierig Hij nam plotseling een besluit, dat hij al geruimen tijd beraamd had. Gij zult geen examens doen, zeide hij op bevelenden toon; ge behoeft uw eigen brood niet te verdienen. Ik ben je vader en je blijft bij mij. Ik zal je naar een kostschool doen, als dat noodig is, om je opvoeding te voltooien, maar slechts voor een jaar. Ge zijt bij mij en behoef je over de toekomst niet meer te bekommeren. Marcelle luisterde. Zij nam zachtkens haar hanÏÏen van haar vaders schouder; het scheen haar wreed toe, haar de moge lijkheid te benemen later op haar zelve te kunnen staan; zij had altijd naar dat doel gestreefd en men leerTlnaar niet zoo in een uur zich een nieuwen toekomst voor stellen. Bovendien, zij hield van den ar beid en het woord kostschool was haar een afschrik. Maar ik zou toch wel graag de heeren Breault eens bezoeken, papa, als u dat wildet toestaan. Later, mompelde Simon. Ik heb nu te werken, gij stoort mij. Laat mij met rust. Goeden avond, vader, zeide het kind gehoorzaam, haar voorhoofd naar haar vader overbuigend. Hij drukte er een kus op en zij begaf zich zachtkens naar haar kamer. Simon slaakte een zucht, half van ver lichting, half uit wrevel en begon weer aan zijn registers. Sinds acht dagen had hij een plaats in een fabriek; was daar door zijn financieele toestand al verbe terd, de meeste tijd had hij nu voor zich zeiven noodig. Als Montfort béter het verledene van Rose gekend had, zou hij allesbehalve op zijn gemak zijn geweest over het onge wone gedruisch, dat zij met haar potten en pannen op de aanrecht maakte. Pose was altijd heel bedaard bij het vervullen van haar plichten, maar iedereen weet, hoe een keukenmeid haar overkropt ge moed lucht kan geven door hardhandig heid met het keukengerei. Dien avond maakten de braadpannen een leven als een oordeel. Simon sloeg er geen acht op; hij was niet op de hoogte met de Fransche ge bruiken. Plotseling werd de deur der kamer, waar hij werkte, geopend en weder ge sloten. HTj sloeg de oogen op en bemerkte Rose, die hem, daar hij gezeten was, over- heersclite door haar hooge gestalte; tegen de deurpost geleund, zag zij hem uitvor- schend aan. Wat verlangt gij? vroeg hij, zijn pen een oogenblik met rust latend. De orders van. mijnheer voor het middagmaal van morgen. Montfort verfoeide het, voorschriften daaromtrent te geven; gewoon in een res taurant te eten wat men hem voorzette, was het hem een straf; zich de namen der gerechten en hun bereiding te herinneren. Ik ben geen keukenmeid, zeide hij barsch, 't Is uw zaak en niet de mijne. Laat mij met rust voortaan; doe maar wat je wilt. Hij begon weder te werken, hopend daarmede van de zaak af te zijn. Zeer goed, mijnheer, zeide Rose met haar gewone kalmte. Maar wat heeft mijnheer nu besloten voor morgen? Zal jongejuffrouw MarcelftT naar de Breault's gaan? Ditmaal legde Montfort zijn penhouder neder en keerde zich geheel om. Doe mij het genoegen, zeide hij, je niet te bemoeien met zaken, die mij aan gaan. Als ik orders heb te geven, zal ik dat wel doen, hoor. Morgen blijft mijn dochter thuis en mij gezelschap houden. Zeer goed, mijnheer, antwoordde Rose, terwijl geen spier van haar gelaat vertrok; mijnheer is hier heer en meester, wel te verstaan. Maar mijnheer moet zich nu niet voorstellen te weten, wat voor de jonge juffrouw het best is. De jongejuf frouw heeft het toch al niet heel gezellig in deze leelijke woning Montfort zag haar dreigend aan. Want de woning i s leelijk; dat kan mijnheer niet ontkennen; dat heeft hij zelf gezegd, toen hi^^iaar huurde. En de jongejuffrouw is de frissche lucht ge woon; de lucht te Parsy is veel beter dan in de rue Bleue, dat weet iedereen. Ik denk dat de jongejuffrouw ziek zal worden als zij niet eenige ontspanning neemt. Ge kunt met haar gaan wandelen in de Jardindes Plantes, mompelde Simon, zich weer over zijn registers bui gend. 't Is niet de Jardin des Plan tes, waaraan de jongejuffrouw behoefte heeft, ging Rose onverstoorbaar voort. Zij heeft haar beste vriendin verloren en is nog zeer bedroefd, hoewel zij het mijnheer niet toont. Het kind zou wat gaarne eens spreken over juffrouw Hermine met per sonen, die haar gekend hebben; boven dien heeft mijnheer Robert haar les ge geven, en hij was wat een goede meester, die geen geld voor zijn lessen vroeg en dus meer dan gewone achting verdient. Maar dat alles behoef ik mijnheer niet te vertellen; dat weet hij beter dan ik. Mijn heer heeft een goede opvoeding genoten en ik ben maar een dienstbare vrouw, dio van niets weet. Zij zweeg en bleef onbewegelijk staan, in de verte starend, zooals haar gewoonte was. Zij zag ongetwijfeld in den geest do woning der Breaults, waar Robert treu rige dagen beleefde in gezelschap van zijn zieken vader. Simon leunde achterover in zijn stoel en keek haar eens flink aan. Zoudt ge nu denken, zeide hij, dat ik hier in huis een andere meester zou dul den dan mij zeiven. Ga naar je keuken en ik zou je raden er niet uit te komen dezen avond. Zeer goed, mijnheer, antwoordde de onverzettelijke vrouw; ik ken veel te goed mijn plicht om niet te gehoorzamen. AM mijnheer echter denkt een goede vader te zijn, vergist hij zich leelijk. Zij verdween met een verwonderlijke vlupheid en toen Simon, die niet talmdo met zijn antwoord, weder opzag en den mond opende, zag hij niets meer dan de deur.: (Wordt vervolgd.);

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1