©c £&idóoh& (Boivïmxt
NIEUWJAARSWEIISCHEII.
Tweede Blad.
Zaterdag 19 December I9I4
NIEUWJAARSWENSCHEN
Rechtzaken.
In 's levens maalstroom.
6e JAARGANG. IM0. 1580
Evenals vorige jaren stellen wij
in het no. dat op 31 December 1914
zal verschijnen, voor belangstellen
den de gelegenheid open om op
GOEDKOOPE en DOELTREFFENDE
wijze de gebruikelijke
bij advertentie in „De Leidsche Cou
rant" aan Familie, Vrienden en be
gunstigers aan te bieden, voor den
prijs van 10.25, grootte als onder
staand vakje,
dubbele grootte, dubbele prijs van
10.50.
Zij, die van deze goedkoope
gelegenheid willen gebruik maken,
moeten hunne Advertentlën met het
bedrag, daar deze uitsluitend bij
vooruitbetaling geplaatst worden,
vóór Woensdag 30 December, des^
namiddags 4 uur inzenden.
Nieuwjaarswenschen na dien tijd
ingezonden, worden behandeld als
GEWONE Advertentlën tegen den
prijs van 1 tot 5 regels voor 10.35,
iedere regel meer 15 cent.
De Administratie.
BINNENLAND.
Provinciale Staten.
De commissiën, benoemd tot het rap
porteeren omtrent de door Ged.' Staten
ingediende voorstellen, concludeeren tot
aanvaarding der voorstellen betreffende:
subsidievermindering vereeniging tot be
strijding der tuberculose te Leiden (één
lid wenschte het tot dusver genoten sub
sidie met het oog op de tijdsomstandig
heden alsnog voor een jaar te behoude*);
subsidie voor de verbetering van den
Geerweg onder Ter Aar en Leimuiden.
Aan de memorie van antwoord op het
verslag omtrent het afdeelingsonderzoek
is het volgende ontleend:
Aanleggen van schippers
in de Ringvaart onder
de gem. Hillegom en
L i s s e.
Ged. Staten herhalen, dat verbetering
van den bestaanden toestand ter hand
zal moeten genomen worden door de be
langhebbenden zoo noodig in samenwer
king met de betrokken gemeenten.
Inrichting van den Prov.
Waterstaat.
Ged. Staten houden zich overtuigd, dat
een uitbreiding van het vaste personeel
met twee ingenieurs, een hoofdopzichter
en twee adjunctopzichters, gelijk in de
bedoeling ligt, in afzienbare toekomst ze
ker nimmer tot een overmatige bezetting
zal voeren en achten 't tegen het belang
der commissie om in die behoefte aan per
soneel bij voortduring te vormen met tij
delijke werkrachten. Beschikking over
uitstekende krachten, maakt noodig hun
een niet slechts goed bezoldigde, maar
ook vaste betrekking met uit
zicht op pensioen te verschaffen. Al is ge
paste zuinigheid deze tijden ook voor
de provincie, nog meer dan anders plicht
toch is er reden om te verwachten, dat
het budget van Zuid-Holland, steunende
op de opcenten op grond- en gemeentebe
lasting, niet in ernstige mate den druk
der tijdsomstandigheden zal gevoelen.
Ook Ged. Staten achten het wel gewenscht
al het tijdelijk personeel vast aan te stel
len. Het voornemen is een 3-tal tijdelijke
ambtenaren in vasten dienst te doen over
gaan.
Ontheffing van het verbod tot het ver
richten van werk voor particulieren aan
het onder den hoofding. werkzame per
soneel, zal slechts bij uitzondering en om
bijzondere redenen worden verleend.
Naast de voorgenomen aanstelling van
een twee-tal civiel-ingenieurs met den ti
tel van ingenieur is vooralsnog van in
dienstneming van een adjunct-ingenieur
geen sprake. Bij voorkomende vacature
in het vaste ingenieurs-personeel daarin
te voorzien door benoeming van een jong
civiel-ingenieur, met den titel van ad
junct-ingenieur.
De „Maandrozen" en „Sobriëtas".
In het tijdschrift De Maandrozen
schrijft de om zijn groote theologische
kennis en ascetische verdiensten hoogge
schatte redacteur de zeereerw. pater F.
A. L. Smit S. J. het volgende:
Wie, als vereerder van 't Goddelijk Hart,
de belangen van Christus' Rijk op aarde
voorstaat, moet noodzakelijkerwijze zeer
welgezind zijn voor den „katholieken in
ternationalen bond tegen 't alcoholisme",
en dus voor onze Nederlandsche „Sobrië
tas", die van dezen bond een voortreffe
lijke afdeeling is.
De verderfelijke drankzucht, die min
der juist een „zonde" zou genoemd wor
den, nauwkeuriger een „kwaal" en „on
deugd" heet, moet met krachtige, samen
werkende middelen van velerlei aard on
der onze geloofsgenooten bestreden wor
den; opdat onze Katholieke Kerk strale in
den glans van echt-christelijke matigheid.
Tot bereiking van dit doel in onze
maatschappij is het allernuttigst, men
mag wel zeggen noodzakelijk, dat een zeer
aanzienlijke menigte uit eigen vrije keuze
voorgoed vérzake aan 't gebruik van ster
ken drank en zich, wat bier of wijn be
treft, aan strenge matigheid blnde.
Eveneens is 't uitermate wenschelijk, dat
een aanzienlijk getal Katholieken, hetzij
om zichzelven beter te beveiligen of om op
zwakken gunstiger invloed te oefenen, vrij
willig en voorgoed afzien van eiken alco-
holischen genotsdrank; voor niet weinigen
is dit zelfs noodzakelijk, om hen van de
zonde der dronkenschap af te houden en
van de ondeugd der drankzucht te gene
zen.
Dewijl nu menschen, zoolang ze alleen
staan, veelal spoedig bezwijken voor ver
keerden aandrang van binnen of van bui
ten, in aaneensluiting daarentegen van
gelijkgezinden steun en sterkte vinden;
daarom zijn bonden van christelijke ma
tigheid, wier leden zich vrijwillig tot een
min of meer gestrenge onthouding verbin
den, een maatschappelijke behoefte, waar
in katholieken ijver voorzien moet.
En wanneer nu van zulk een bond vele
leden zich niet alleen den sterken drank
ontzeggen, maar zichzelf ook geheelont
houding voorschrijven, dan valt dit al
lerminst te bestrijden of te betreuren, wel
hoogelijk te waardeeren en te prijzen, als
een voor onzen maatschappelijken toe
stand wei-gekozen werk van christelijke
versterking en naastenliefde.
Voor zoodanige geheelonthouding met
zwaarwichtige overtuigingsredenen pro
paganda te maken, is dan ook een zeer lof
felijk streven. Wel behoeft, ook in den
nood onzer dagen, niet ieder plichtmin-
nende Christen zich te spenen voor elke
alcoholische genieting, welke de vaderlijke
Voorzienigheid aan 't menschdom be
zorgd heeft en overdrijving zou *t wezen,
kwalijk met den christelijken geest stroo-
kende, alle alcoholgenot uit het mensch
dom willen verbannen. Zelfs om als held
haftig belijder der christelijke volmaakt
heid gecanoniseerd te worden, is geheel
onthouding geen onmisbaar vereischte.
Immers niet "ieder, of juister niemand is
geroepen alle oefeningen van elke deugd
gelijkelijk te omhelzen; want dit gaat nu
eenmaal buiten of boven de menschelijke
begrensdheid. Menigmaal zullen dus om
standigheden van persoon en omgeving en
werkkring redelijkerwijze den doorslag ge
ven bij de beantwoording der vragen: Zal
ik mij bij een onthoudersbond aansluiten
of niet? Zal ik daarin mij de strengere
of mindere strenge eischen stellen?
De meeste dezer gedachten hebben we
reeds vroeger een weinig breeder ontwik
keld. Thans, nu uit het pauselijk Rome de
„katholieke internationale bond tegen het
alcoholisme" eene zoo sterke goedkeuring
en aanmoediging ontvangen heeft, kunnen
zij wellicht eenigen dienst doen, om be
reidvaardiger, gretiger zelfs, den vollen
inhoud van 's Pausen lessen in geest en
hart te doen opnemen. Allen immers, als
eenvoudig oprechte Katholieken, willen
wij ons, in dit punt gelijk in alle andere,
geheel toevertrouwen en overgeven aan de
leiding van den Heiligen Stoel, zonder
aan de woorden van Christus' Stedehouder
te wringen en te tornen en ze haast zin
ledig te maken.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Bekrachtiging werd gevorderd van de ver-
stekvonnis8en gewezen tegen:
J. S. en D. G., losse werklieden te Leid e n
veroordeeld tot een maand gevangenisstraf,
wegens diefstal van paling onder Warmond.
Opruiing van Militairen.
Woensdag werd voor het gerechtshof te
's Gravenhage behandeld het hooger beroep
ingesteld, door het O. M. bij de rechtbank te
Middelburg en door den bekl. zelf, tegen het
vonnis van de Middelburgsche rechtbank,
waarbij de 21-jarige letterzetter H. D. M. W.,
wonende aldaar, werd veroordeeld tot 6 maan
den gevangenisstraf met aftrek der preventieve
hechtenis voor den tijd van 1 maand, wegens
het op 5 September verspreiden en doen ver
spreiden door een 6-jarig kind van opruiiende
geschriften onder de militairen te Middelburg.
In de strooibiljetten werden de militairen aan
gezet tot dienstweigercn en tot verzet tegen
hun meerderen.
De advocaat-generaal mr. Mazel vorderde
bevestiging van het vonnis.
De verdediger van bekl. mr. Adriaanse
pleitte vrijspraak, op grond van het ontbreken
van het wettig en overtuigend bewijs.
De uitspraak werd bepaald op 30 December
aanstaande.
Schonding van de onzjjdighold.
De directeur der gasfabriek te Oude-Tonge
heeft Dinsdag voor de rechtbank te Rotterdam
terechtgestaan ter zake van het misdrijf be
doeld bij art. 100 1ste lid van het Wetboek
van Strafrecht het in gevaar brengen van
.'s lands onzijdigheid, waarop een maximum
straf van 6 jaar is gesteld. Bekl. was gedetineerd
in het huis van bewaring te Rotterdam.
Het O.M. vroeg gelijk wij reeds meldden
behandeling in gesloten zitting waartoe de
rechtbank besloot.
Het O. M. eischte 2 maanden gevangenis
straf.
Ambtenaar tegen ambtenaar.
Een ambtenaar in 's Rijks dienst, be
last met het opsporen van strafbare over
tredingen, komt op 5 November van het
Hobbemaplein te 's-Gravenhage en meent
een goede vangst te kunnen doen. Daar
toe moet hij echter de stoomtramrails "al
daar oversteken. Juist is een trein aange
komen, die, na eenig oponthoud, vertrekt.
De aldaar dienstdoende politieagent
waarschuwt den ambtenaar, dat hij de
rails niet meer mag oversteken.
Verontwaardigd kijkt ambtenaar op den
politieman neer en zegt „ik heb niets met
je te maken, wou jij mij bevelen. Volgen
dan eenige grootere onhebbelijkheden.
Ik ben onbezoldigd-rijksveldwachter,
zegt de ambtenaar en heb dus jou te be
velen. Hij steekt dan nog juist bijtijds de
rails over.
De agent, Tich beleedigd achtend en over
tuigd zijn plicht te hebben gedaan, houdt
daarna den ambtenaar aan en vraagt zijn
naam. Ook hierin bleef deze, volgens het
verbaal, weigerachtig. Het gevolg was ar
restatie en daarna een kleine worsteling
met al den aankleve van dien in het poli
tiebureau in de v. d. Vennestraat.
Voor den Haagschen kantonrechter hield
de ambtenaar pertinent vol, zich behoor
lijk te hebben gelegitimeerd; als hij zich
op deze wijze aan een agent wilde storen,
dan zou hij handelen in strijd met zijn eed,
hij was in de rechtmatige uitoefening van
zijn eed.
Mr. Boudewijnse bracht den ambtenaar
onder het oog, dat zijn optreden onbehoor
lijk was geweest en hij in de eerste plaats
aan de bevelen van de politie had te vol
doen.
De Ambtenaar van het O. M. scheen de
zelfde meening toegedaan en vorderde f 10
boete of 2 dagen hechtenis wegens over
treding van art. 42 der Algemeene Politie
verordening.
Slachtoffers.
Voor den Haagschen kantonrechter wa
ren gedagvaard een groot aantal fietsen
de menschen, allen „slachtoffers", zooals
een hunner beweerde van de „KAApels-
brug, een ding dat geen brug is, maar
thans dienst doet als „muizenval", want,
en daarover waren allen 't eens, als men
daar volgens voorschrift rijdt, en dus
rechts houdt, is het bord, waarop de ver
bodsbepaling voorkomt, niet te zien, daar
het aan de rechterzijde van de straat
staat.
Wil men dus dat bord goed zien en
goed kunnen lezen, wat op dat bord staat.,
dan moet men links houden en, „dan zit
je er ook in", zei een ander.
Of meneer niet zoo goed zou willen zijn
om dat bord te verplaatsen? vroegen er
eenigen.
Dank je wel, zei mr. Boudewijnse, dan
moet je bij den Burgemeester zijn.
Mooi zoo, zeiden ze en gingen heen.
De Burgemeester kan dus op een druk
bezoek rekenen.
De stroom „slachtoffers", liep ten slotte
zoo erg, dat "t als van een leien dakje
ging-
Deurwaarder riep namen af en overtre
ders antwoordden kortelijks „Kapelsbrug
of „muizenval". De kantonrechter .wist
dan genoeg.
Een hunner was zoo overtuigd, als
muis gefungeerd te hebben, dat hij nog
een klein kansje waagde om weer uit
den val te komen.
Met veel gewicht concludeerde hij voor
zich ontslag van rechtsvervolging o.m. op
grond, dat in zijn dagvaarding stond, dat
hij geboren was te Kollum, 't welk moest
zijn Lollum.
Kollum of Lollum, doet niets ter zake,
zei de ambt van het O. M. Jhr. mr. Lun
sing Wichers f 1.boete of 1 dag hechte
nis. En zoo luidde de eisch voor allen.
mm
Staten-Generaal.
TWEEDE KAMER.
Begrootlng8-hors d'oeuvre.
Vergadering van Don
derdag.
Gistermiddag werd de behandeling van
de begrooting van Buitenlandsche Zaken
voortgezet.
De heer Nolens (R.-K.) sluit zich aan
bij de hulde aan 's Ministers beleid ge
bracht. mede namens al zijn politieke
vrienden.
Deze Minister geniet het vertrouwen
van de geheelo Volksvertegenwoordiging,
van het geheele Nederlandsche volk; toch
heeft 8pr. eenigszins betreurd, dat som
mige raededeelingen niet vroeger gedaan
zijn; er was zekere ongerustheid, dat de
Regeering niet krachtig genoeg optrad.
De Regeering heeft haar voorzichtig'
heid in het doen van mededeelingen wel
wat ver gedreven; nu blijkt echter, dat
onze Regeering steeds krachtig is opge
treden voor de belangen van het land.
Steeds werden, waar noodig, protesten
uitgebracht en rechten voorbehouden.
Daardoor is in menig geval recht op
schadevergoeding verkregen, of een rem
aangelegd aan onrechtmatige daden. De
Regeering moest echter niet te licht oor-
deelen over de nadeelen van geruchten
en mededeelingen in de buitenlandsche
pers over onze neutraliteit; vele Nedci>
landers in het buitenland hebben daar
door nadeel geleden. Do Regeering moet
daarom dergelijke geruchten ten' spoe
digste doen weerspreken, ter plaatse waar
zij zijn ontstaan.
Tegenover andere sprekers stolt de heer
Nolens in het licht, dat zoolang het Vol
kenrecht erkent een noodtoestand een
toestand, waarin alle geschreven wetten
wijken tractaten de neutraliteit van
een land niet kunnen beveiligen en ook
alle andere tractaten niet veel waarde
hebben. Spr. zal gaarne alle pogingen
toejuichen en steunen, om tot een vrede
te komen, die niet de kiem van een niéu
wen oorlog in zich bevat. Van beteekenis
is intusschen de benoeming van een En-
gelschen diplomatieken vertegenwoordi
ger bij den Paus; daarop wees de „Se
coio" in een artikel, geciteerd in het Och
tendblad van het Handelsblad van 16 De
cember.
Brengt nu ook het belang- van ons l&nd
niet mee, op een voor 40 jaar genomen
beslissing terug te komen, vroeg de heer
Nolens. Moge de regeering dozo vraag
eens bevestigend beantwoorden.* De Mi
nister, de heer Loudon, die heel kort
was In zijn beantwoorden, liet deze kwes
tie ook onaangeroerd.
Er ontstond nog even een incident tus-
schon de heeren De Savornin Loh-
man (Chr. H.), den Voorzitter en
den Minister, de heer Loudon, daar de
twee laatste meenden, dat do heer De
Savornin Lohman de neutraliteit in ge
vaar bracht door te spreken over Engo-
lands houding ten opzichte van de kleine
mogendheden en den inval van Duitsch-
land in België.
De begrooting werd zonder hoofd, stem
ming aangenomen.
In de avondvergadering was do begroo-
tins van Binnenlandscho Zaken aan do
orde. Bij Art 87bis (3,000,000 voor hulp
aan de Belgische vluchtelingen), laten do
sociaal-democraten, de heeren H u g e n«
holtz en Schraper, een woord van
critiek hooren over het te laat beginnen
van de regeering met do organisatie, de
kleeding van de vluchtelingen, de classi
ficatie. de werkeloosheid e. a. In een hel
der betoog zette de Minister, de heer
C o r t v. d. Linden uiteen, dat de rc-
geering alles heeft gedaan en doet, wat
zij doen kan. Met de sprekers is hij van
meening, dat classificatie noodig is; de
FEUILLETON.
(Het auteursrecht van deze vertaling Is
voorbehouden),
51)
De toon, waarop dat gezégd werd, was
.hard. het woord kort, de blik gestreng.
Marcelle boog het hoofd en steunde met
de kin op haar gevouweij handen, die op
den schouder haars vaders rustten.
Ik zou ze zoo graag eens spreken,
zeide zij bedeesd; ik heb in zoo langen
tijd Jules niet gezien, en omdat het nu
morgen toch Zondag is, zou jk aan mijn
heer Robert wel wat willen vragen over
mijn lessen; in mijn geschiedenisboek ia
iets, dat ik niet begrijp.
Gij studeert dus alleen? vroeg Simon
verwonderd.
Ik moet wel, vader.... Ik weet nog
lang niet alles, wat ik weten moet... en
als ik mijn examen ga doen....
Examens? zeide Moritfort plotseling.
Waarom wilt ge examens doen?
- Maar, vader, om later, als ik groot
hen. door de wereld te komen.
Montfort dacht na en zijn overpeinzin
gen waren niet van de aangenaamste
soort. Marcelle sprak van examens; klaar-
hlijkelijk^had zij haar toekomst geregeld
°f had men die voor haar geregeld, zon
der zich om hem te bekommeren, alsof hij
nooit zou terugkeeren. Dat ware goed ge
weest, indien vast had gestaan, dat hij
niet zou terugkomen. Maar nu was hij
terug en nu kwam hij herhaaldelijk in
botsing met plannen, die men zonder zijn
medeweten beraamd had, plannen, waar
in hij zeifs geen plaats bekleedde. Dft had
hij misschien verdiend, maar 't was toch
allesbehalve pleizierig
Hij nam plotseling een besluit, dat hij
al geruimen tijd beraamd had.
Gij zult geen examens doen, zeide hij
op bevelenden toon; ge behoeft uw eigen
brood niet te verdienen. Ik ben je vader
en je blijft bij mij. Ik zal je naar een
kostschool doen, als dat noodig is, om je
opvoeding te voltooien, maar slechts voor
een jaar. Ge zijt bij mij en behoef je over
de toekomst niet meer te bekommeren.
Marcelle luisterde. Zij nam zachtkens
haar hanÏÏen van haar vaders schouder;
het scheen haar wreed toe, haar de moge
lijkheid te benemen later op haar zelve te
kunnen staan; zij had altijd naar dat doel
gestreefd en men leerTlnaar niet zoo in
een uur zich een nieuwen toekomst voor
stellen. Bovendien, zij hield van den ar
beid en het woord kostschool was haar
een afschrik.
Maar ik zou toch wel graag de heeren
Breault eens bezoeken, papa, als u dat
wildet toestaan.
Later, mompelde Simon. Ik heb nu
te werken, gij stoort mij. Laat mij met
rust.
Goeden avond, vader, zeide het kind
gehoorzaam, haar voorhoofd naar haar
vader overbuigend.
Hij drukte er een kus op en zij begaf
zich zachtkens naar haar kamer.
Simon slaakte een zucht, half van ver
lichting, half uit wrevel en begon weer
aan zijn registers. Sinds acht dagen had
hij een plaats in een fabriek; was daar
door zijn financieele toestand al verbe
terd, de meeste tijd had hij nu voor zich
zeiven noodig.
Als Montfort béter het verledene van
Rose gekend had, zou hij allesbehalve op
zijn gemak zijn geweest over het onge
wone gedruisch, dat zij met haar potten
en pannen op de aanrecht maakte. Pose
was altijd heel bedaard bij het vervullen
van haar plichten, maar iedereen weet,
hoe een keukenmeid haar overkropt ge
moed lucht kan geven door hardhandig
heid met het keukengerei. Dien avond
maakten de braadpannen een leven als
een oordeel.
Simon sloeg er geen acht op; hij was
niet op de hoogte met de Fransche ge
bruiken.
Plotseling werd de deur der kamer,
waar hij werkte, geopend en weder ge
sloten. HTj sloeg de oogen op en bemerkte
Rose, die hem, daar hij gezeten was, over-
heersclite door haar hooge gestalte; tegen
de deurpost geleund, zag zij hem uitvor-
schend aan.
Wat verlangt gij? vroeg hij, zijn pen
een oogenblik met rust latend.
De orders van. mijnheer voor het
middagmaal van morgen.
Montfort verfoeide het, voorschriften
daaromtrent te geven; gewoon in een res
taurant te eten wat men hem voorzette,
was het hem een straf; zich de namen der
gerechten en hun bereiding te herinneren.
Ik ben geen keukenmeid, zeide hij
barsch, 't Is uw zaak en niet de mijne.
Laat mij met rust voortaan; doe maar
wat je wilt.
Hij begon weder te werken, hopend
daarmede van de zaak af te zijn.
Zeer goed, mijnheer, zeide Rose met
haar gewone kalmte. Maar wat heeft
mijnheer nu besloten voor morgen? Zal
jongejuffrouw MarcelftT naar de Breault's
gaan?
Ditmaal legde Montfort zijn penhouder
neder en keerde zich geheel om.
Doe mij het genoegen, zeide hij, je
niet te bemoeien met zaken, die mij aan
gaan. Als ik orders heb te geven, zal ik
dat wel doen, hoor. Morgen blijft mijn
dochter thuis en mij gezelschap houden.
Zeer goed, mijnheer, antwoordde
Rose, terwijl geen spier van haar gelaat
vertrok; mijnheer is hier heer en meester,
wel te verstaan. Maar mijnheer moet zich
nu niet voorstellen te weten, wat voor de
jonge juffrouw het best is. De jongejuf
frouw heeft het toch al niet heel gezellig
in deze leelijke woning
Montfort zag haar dreigend aan.
Want de woning i s leelijk; dat kan
mijnheer niet ontkennen; dat heeft hij
zelf gezegd, toen hi^^iaar huurde. En de
jongejuffrouw is de frissche lucht ge
woon; de lucht te Parsy is veel beter dan
in de rue Bleue, dat weet iedereen.
Ik denk dat de jongejuffrouw ziek zal
worden als zij niet eenige ontspanning
neemt.
Ge kunt met haar gaan wandelen in
de Jardindes Plantes, mompelde
Simon, zich weer over zijn registers bui
gend.
't Is niet de Jardin des Plan
tes, waaraan de jongejuffrouw behoefte
heeft, ging Rose onverstoorbaar voort. Zij
heeft haar beste vriendin verloren en is
nog zeer bedroefd, hoewel zij het mijnheer
niet toont. Het kind zou wat gaarne eens
spreken over juffrouw Hermine met per
sonen, die haar gekend hebben; boven
dien heeft mijnheer Robert haar les ge
geven, en hij was wat een goede meester,
die geen geld voor zijn lessen vroeg en
dus meer dan gewone achting verdient.
Maar dat alles behoef ik mijnheer niet te
vertellen; dat weet hij beter dan ik. Mijn
heer heeft een goede opvoeding genoten
en ik ben maar een dienstbare vrouw, dio
van niets weet.
Zij zweeg en bleef onbewegelijk staan,
in de verte starend, zooals haar gewoonte
was. Zij zag ongetwijfeld in den geest do
woning der Breaults, waar Robert treu
rige dagen beleefde in gezelschap van zijn
zieken vader.
Simon leunde achterover in zijn stoel en
keek haar eens flink aan.
Zoudt ge nu denken, zeide hij, dat ik
hier in huis een andere meester zou dul
den dan mij zeiven. Ga naar je keuken en
ik zou je raden er niet uit te komen dezen
avond.
Zeer goed, mijnheer, antwoordde de
onverzettelijke vrouw; ik ken veel te goed
mijn plicht om niet te gehoorzamen. AM
mijnheer echter denkt een goede vader te
zijn, vergist hij zich leelijk.
Zij verdween met een verwonderlijke
vlupheid en toen Simon, die niet talmdo
met zijn antwoord, weder opzag en den
mond opende, zag hij niets meer dan de
deur.:
(Wordt vervolgd.);