Tweede Blad.
Uit Stad en Omgeving.
6e JAARGANG.
No. 1577
3te £cicbokc (Bou/tant
Woensdag 16 December 1914
Uit de Pers.
Engeland en de H. Stoel.
Het Centrum schrijft:
Het is een leit van groote beteekenis dat
Engeland voortaan uoor een gezant bij
den H. Stoel zal worden vertegenwoor
digd.
De diplomatieke betrekkingen tusschen
den Paus en het Hof van bi. James be
paalden zich ook in de dagen, dat de
wereldlijke macht bestond, tot gelegen
heidsmaatregelen van doorgaans slechts
half-officieelen aard.
Er was sinds lang, geen gezant van En
geland bij het Vaticaan, nog een vertegen-
diger van den H. Stoel bij den Britschen
souverein.
Dat de Britsche regeering en hare or
ganen echter niet blind waren voor de
groote waarde eener goede verstandhou
ding met de Curie, bleek herhaaldelijk.
En nu reeds tientallen van jaren gele
den schreef de Times, dat men met het
Vaticaan moest onderhandelen, alsof het
een leger van 100.000 man te zijner be
schikking had, een legersterkte, welke
in die dagen heel wat meer beteekende
dan nu.
De scherpzinnige en practische Britten
zagen zeer goed in, dat de Paus een
voorname plaats bekleedt onder de sou-
vereinen en dat het voor elk land van
veel belang is, met Hem op goeden voet te
verkeeren.
Reeds onder de regeering van Leo XIII
scheen het, of dit tot het accrediteeren van
een vaste vertegenwoordiging zóu leiden
maar de anti-Roomsche, d.0 no popery-
geest, die bij een groot deel der Engelschen
nog altijd voortleeft, legde blijkbaar strui
kelblokken in den weg.
Alleen werd, indien wij ons goed herin-
nern, tijdelijk een diplomatieken agent
te Rome gevestigd.
Voor Benedictus XV zal het een groote
voldoening zijn, dat thans slechts wei
nige maanden na zijn troonbestijging
Engeland een gezant bij den H. Stoel ac
crediteert.
Juist in dezen tijd van wapengeweld
krijgt die gebeurtenis een hooger aanzien.
De Paus heeft geen leger tot ziin dienct-
-ij.- wuiui met gesteund door
bajonetten; Hij is de geestelijke en zede
lijke grootmacht te midden van zooveel
materieel geweld.
Maar van te hooger beteekenis is het
daarom, dat het in meerderheid niet ka
tholieke Engeland de behoefte gevoelt en
het nut erkent, zich bij Hem te doen ver
tegenwoordigen'door een permanent ge
zantschap.
Welk een les is hierin gelegen voor
Frankrijk, dat eenige jaren geleden de
diplomatieke relaties met den" H. Stoel op
roekelooze wijze verbrak, om van het even
eens „katholieke Portugal maar te zwij
gen!
Engeland is buitendien niet het eenige
land, dat in meerderheid protestant, toch
officieele betrekkingen met het Vaticaan
onderhoudt.
Men denke slechts aan Pruisen, dat
sinds vele jaren reeds Engeland is voor
gegaan.
Zou het ook voor Nederland niet hoog
tijd worden, de fout te herstellen, die in
1871 werd begaan, toen men, op grond,
dat de Paus geen wereldlijk gebied meer
bezat den gezantschapspost bij den H.
Stoel ophief?
Nederland was een der eersten, die de
ze ..vergissing" beginnen.
Moet het een der Iaatsten zijn, om haar
ongedaan te maken?
WARMOND.
Apologetische cursus. De tweede con
ferentie van den Apologetischen cursus
door Professor Seysener, voor „Katho
liek Leven" gehouden, had tot onderwerp
het bewijs voor den goddelijken oorsprong
van het Christendom, ontleend aan de
christelijke geloofs-, zeden- en genade
leer, gelijk deze in de Kath. Kerk wordt
gevonden.
Vooraf werd bemerkt, dat het christen
dom met zijn ondoorgrondelijke geheimen
van den aanvang af zijn weg heeft gevon
den onder de beschaafde volkeren, en door
het onpartijdig oordeel van ongeloovige
geleerden is erkend als de godsdienst bij
uitnemendheid.
Bij een algemeen overzicht dan ook der
christelijke godsdiensCTeer valt ons aan
stonds op, dat wij te doen hebben met een
volledig uitgewerkt godsdienstig stelsel
dat de groote vraagstukken van godsdien-
stigen aard helder en klaar uiteenzet, en
aan de rechtmatige en spontane verlan
gens der menschen op religieus gebied
bevrediging schenkt. Een en ander wordt
duidelijk gemaakt door meer in bijzon
derheden de geloofs- en zedenleer te ever-
zien.
De geloofsleer bestaat uit een aantal
dogma's of geloofwaardigheden, welke,
ieder op zich verheven en verheffend, on
derling zijn verbonden tot één logisch
geheel en met elkander vormen een won
dere harmonie.
Achtereenvolgens worden de verschil
lende dogma's besproken, en hun weder-
keerig verband aangetoond.
De verlossing van het menschdom door
Christus, het middelpunt der christelijke
belijdenis, houdt verband eenerzijds met
het dogma der II. Drie-vuldigheid, de
Menschwoi'ding van Gods Zoon en de
voorrechten der H. Maagd (Maagdelijk
Moederschap en vrijdom van erfschuld),
van den anderen kant hangt het samen
met de leer over de bovennatuurlijke ver
heffing van den mensch en de erfzonde,
welke tevens een redelijke verklaring be
vat van tal van levens-raadselen. Uit het
dogma der verlossing vloeit verder voort
de leer over de genade, ons door Chris
tus verdiend en vastgelegd in het cffer
der H. Mis en de Zeven Sacramenten^ als
ook over het Kindschap Gods, hier door
de genade, hiernamaals door de zalige
aanschouwing van God. Zoo vormt onze
geloofsleef werkelijk één geheel, waar
van het één het andere vooronderstelt en
aanvult, wcigciis ivumc ae ciirisicnjKe De-
lijdenis in strijd met natuurlijke waarhe
den. Integendeel is zij den mensch dien
stig, om de wereld in wording en ver
loop, het leven met zijn lotgevallen, doel
en bestemming beter te begrijpen.
De Zedenleer van het Christendom is
volgens het woord van Christus zeiven
gebaseerd op de wet der liefde. Bemin God
bovenal, en uw naas'te gelijk u zeiven, dat
is de grondwet der christelijke moraal.
De liefde in haar drievoudige verhouding
tot God, den evennaaste en zich-zelf,
brengt den mensch een reeks van plich
ten. die hem onder zedelijk opzicht naar
alle zijden vervolmaken en in staat zijn
de menschelijke samenleving te vormen
tot een paradijs van geluk en vrede. Be
halve de strikte geboden, die verplicht
zijn voor ieder, gaf Christus 4e Evangeli
sche raden van vrijwillige gehoorzaam
heid. kuischheid en armoede, welke den
mensch kunnen brengen tot bovenaard-
sche volmaaktheid als die van St. Aloy-
sius en zoovele anderen.
De hooge eischen evenwel der christe
lijke moraal zouden doen afschrikken, zoo
het Christendom niet in staat was den
mensch te steunen door de bovennatuur
lijke hulp der genade.
De genadeleer handelt over de midde
len, die den mensch ten dienste staan
om de genade, ons door Christus ver
diend. te verkrijgen. Zij zijn het gebed,
het H. Misoffer en de Sacramenten. In 't
bijzonder wordt er op gewezen, hoe de
sacramenten zich geheel aanpassen bij
's menschen natuur, omdat de onzichtbare
genade hier aan een uitwendig teeken
ia verbonden en zij bovendien berekend
zijn op de verschillende levensbehoeften
van den mensch. Vooral geldt dit van de
biecht met haar zondenbelijdenis, waar
van de individueele en sociale beteekenis
door velen, o.a. door Luther, erkend is.
Uit één en ander wordt de gevolgtrek
king gemaakt, dat het christendom met
zijn dogma's, verplichtingen en instellin
gen geheel en al overstemt met 's men
schen ziel, als twee stukken van één ge
heel. Zonder ernstig gevaar voor dwaling
mogen wij dus aannemen, dat de men
schelijke ziel en het Christendom één en
denzelfden oorsprong hebben n.m.l. God,
die de ziel schiep en het CL.istendom
openbaarde.
In het tweede deel der voordracht werd
eerstens aangegeven, hoe het christen
dom zich aanpast bij den mensch in iede-
ren staat en stand, op iederen leeftijd en
trap van ontwikkeling, en niet is gebon
den aan een bepaald volk, noch aan een
bepaald tijdperk van beschaving. Vervol
gens werd de beteekenis geschetst van
het Christendom voor het leven hier op
aarde.
Eerstens bevordert het christendom het
individueel geluk, omdat het den mensch
leert zijn booze driften beteugelen en zoo
bijdraagt tot matigheid en reinheid van
zeden, en andere deugden, welke hem
voor veel geestelijke en stoffelijke ellende
bewaren. De arbeid is voor den christen
een door God gewilde boete voor zonde
schuld, terwijl het lijden in al zijn vor
men een zuiveringsproces is voor het le
ven hiernamaals. Heel het aardsche be
staan is in het licht der christelijke open
baring een tijd van beproeving, waarin
alles slechts betrekkelijke waarde heeft.
Uit deze overtuiging wordt een blijmoe
dige tevredenheid geboren, de voornaam
ste bron van tijdelijk geluk.
Vervolgens vindt ook het huisgezin in
de christelijke opvatting van het huwelijk
den grondslag van bestendig huiselijk
geluk. De vrouw is door het Christendom
geplaatst naast den man als zijns gelijke,
terwijl het huwelijk, verheven tot Sacra
ment. voor den christen geldt als een na
volging van de heilige liefde tusschen
Christus en Zijn Kerk. Dezelfde éénheid
en trouw, dezelfde aanhankelijkheid en
offervaardigheid zullen tusschen man en
vrouw gevonden worden. Het huwelijk ls
voor den christen de door God gewilde,
door Chr. geheiligde instelling tot voort
planting van het menschdom, zoodat de
vruchtbaarkai/i.wordt aanvaard als een
zegen des hemels. Daarom zuiil-u -qp
ouders de verheven taak der opvoeding
gaarne en goed vervullen, en de kinderen
hen eerbiedigen, gedachtig aan het gebod:
„Eert vader en moeder".
Ten slotte brengt ook het Christendom
in de maatschappelijke samenleving orde,
rechtvaardigheid en liefde, de onmisbare
voorwaarden voor socialen welstand. Het
christendom toch erkent den staat als een
goddelijke instelling, en het gezag in den
staat als in laatste instantie van God gege
ven; het vraagt de algeheele erkenning
van het recht op eigendom, het recht op
leven, het recht op eer en goeden naam.
Bovendien kenmerkt zich het christen
dom door het beginsel der liefde, in prac-
tijk gebracht door armenzorg en zieken
verpleging, verzorging van krankzinnigen
en vertroosting van gevangenen, hulp
aan weezen en ouden van dagen, en door
tal van andere charitatieve werken. Ge
noeg, om te doen zien de vruchtbaarheid
van het Christendom ook voor het maat
schappelijk welzijn.
De conclusie uit het besprokene was
deze. Zedelijkerwijze is het onmogelijk,
dat ooit menschelijk vernuft in staat zou
zijn zulk een godsdienstig stelsel op te
zetten met bovengenoemde eigenschappen.
Daarentegen is het zeer aannemelijk, dat
God, Die het menschelijk hart kent in zijn
diepste gronden, Die weet iederen tijd en
eiken volksaard, Die als Voorzienige. Va
der rekening houdt met persoonlijke en
maatschappelijke behoeften, dat God zulk
een godsdienst openbaarde, waarin geest
en hart, geleerd en ongeletterd, rijk en
arm, individu en gemeenschap volle be
vrediging vinden. Zoo mogen we dus be
sluiten, dat het volle Christendom, gelijk
het alleen wordt gevonden in de Kath.
Kerk, is de door God geopenbaarde gods
dienst.
Leger en Vloot.
Reserve-personeel.
Bij kon. besluit zijn verschillende wijzi
gingen gebracht om de bestaande regeling
betreffende het reserve-personeel der land
macht.
Hierbij is voorbehouden om personen
die daartoe geschikt worden geacht, in
tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere
buitengewone omstandigheden, tijdolijk b
benoemen tot reserve-officier ijl een vast
te stellen rang, blijvende deze reserve
officieren ter beschikking, zoolang zulks
noodig wordt geoordeeld.
Doof een reserve-officier, als hiervoren
bedoeld, worden niet genoten de jaarlijk
sche toelagen, voor verschillende catego
rieën van reserve officieren, vastgesteld
bij dit besluit.
De vaandrig kan worden benoemd tot
reserve-tweede luitenant.
Deze geniet geen jaarlijksche toelage en
is gehouden, om gedurende den tijd, dat
de lichting, waartoe hij gerokend wordt,
te behooren, militieplichtig is, in werke-
lijken dienst te komen en wel om het an
dere jaar gedurende ten hoogste drie
achtereenvolgende weken, of indien hij
zulks verlangt, jaarlijks voor ten hoogste
drie achtereenvolgende weken, naar rege
len door den Minister van Oorlog vast te
stellen.
Hij is voorts gehouden, om gedurende
den tijd, dat de lichting, waartoe hij ge
rekend wordt te behooren, landweerplich-
tig is, in werkelijken dienst te komen,
telkenmale wanneer de dienstplichtigen,
die een rang bekleeden, van de landweer-
afdeeiing, waarbij hij is ingedeeld, onder
de wapenen moeten komen, en bovendien
binnen dertig dagen bij een der korpsen
van het wapen waartoe hij behoort, dienst
te doen, om een practischen herhalings
cursus te doorloopen.
Voor benoeming tot reserve-tweede lui
tenant ingevolge Art. 16, vierde lid, der
Landweerwet, kunnen in aanmerking
worden gebracht dienstplichtige onderof
ficieren der Landweer die een degelijke
vakkennis, veel ijver, een goed gedrag on
voldoende beschaving bezitten.
De reserve-officier is o.a, gehouden om:
in het jaar der benoeming of het daar
op volgende jaar tusschen 1 Mei en 1 Oc
tober zes weken bij een der korpsen van
het wapen, waartoe hij behoort, onder de
wapenen te komen;
gedurende zijn diensttijd bij de land
weer tweemaal deel te nemen aan eene
kaderoefening van ten hoogste zes dagen,
indien hij daartoe mocht worden opgeroe
pen;
telkenmale wanneer dienstplichtigen,
die een rang bekleeden, van de landweer-
afdeeling, waarbij hij is ingedeeld, onder
de wapenen moeten komen, in werkelijken
dienst te komen;
binnen dertig dagen vóór het tijdstip
der opkomst van bedoelde dienstplichti
gen, gedurende veertien achtereenvolgen
de dagen bij een der korpsen van het wa
pen, waartoe hij behoort, dienst te doen,
om een practischen herhalingscursus te
doorloopen.
Van dienstplichtige onderofficieren, die
in aanmerking wenschen te komen voor
eene benoeming tot reserve-officier, zal ln
den regel worden gevorderd, dat zij heb
ben voldaan aan het examen voor ser
geant-majoor-instructeur of voor vaan
drig.
Ad8pirant korporaals en onderofficieren.
Bij Kon. besluit is het instituut der ad-
spiranten-korporaals en der adspiranten-
onderofficieren opgeheven.
SPORT.
IJsclub te Sa9senheim.
Maandagavond vergaderde de Sassen-
heimsche IJsclub in de zaal van ,Het
Bruine Paard". Voorzitter: de heer J. Vis
ser Vlasveld. Aanwezig 65 leden.
De notulen werden na voorlezing on
veranderd goedgekeurd.
Uit het verslag van don penningmeester
bleek, dat de Inkomsten hadden bedragen
f 428.51,5; de uitgaven f 407.56. Saldo
f 20.95,5 en op de Raffaisenbank is ge
plaatst f 484.66. Alzoo te zamen f 505.61,5.
Op voorstel van den heer D. Fortuin,
werden de aftredende bestuursleden, del
heeren O. van Eek, P. Vos Mz., H. Bader
en Ph. Bakker, bij acclamatie herbe
noemd. Genoemde heeren namen hun her
benoeming aan.
De voorzitter vroeg hoe de IJsclub zal
handelen indien bijv. in de maand Fe
bruari gebleken is, dat er op geen ijs
meer gerekend kan worden. Hij vroeg het
oordeel van de leden, hoe zij er over dach
ten. dan een gedeelte der kas beschikbaar
te stellen, hetzij voor bedeeling of voor
werkverschaffing. Nadat verschillende le
den over het wenschelijke van een bedce-
ling of werkverschaffing hun meening ge
zegd hadden werd besloten, indien er
geen ijs kwam, in de maand Februari te
vergaderen en als dan een besluit te ne
men.
Goedgekeurd werd, dat indien er veel
sneeuw kwam, dit in het dorp op kosten
van de IJsclub te laten opruimen.
Hierna had een verloting plaats van|
een 12-tal kistjes sigaren, waarvan de ge
lukkige winnaars waren de heeren P.
de Haas, G. C. Kornmann, H. Frijlink, H.
den Haan, J. v. d. Meer, J. Homan, F„
v. Hoekelen. J. A. Charbon, A. Berg,
Peereboom, H. J. v. d. Berk en H. J.
Overvoerde.
RECHTZAKEN.
Schending ran do onzljdighoid.
De 33-jarige J. G. W. T., geboren te Breinen,
directeur der gasfabriek te Oude-Tonge en
wonende aldaar, heeft gisteren voor de recht
bank te Rotterdam terechtgestaan ter zake
van het misdrijf bedoeld hij art. 100 lste lid
van het Wetboek van Strafrecht, llekl. was
gedetineerd in het huis van bewaring alhier.
Verdediger was mr. J. W. de Kanter, van
's-Gravenhage
Vnn 4e zijde van het O.M. waren vijf ge
tuigen gedagvaard, van wie er vier waren
verschenen. Deze waren de heer C. Gneist,
consul van het Duitsche rijk; A. Ncelc, -
meente-veldwachter to Goedereede, K. van
Heest en A. Kaashoek, rosp. visschcr en loge
menthouder te Goedercedc.
Van de zijde der verdediging was J. Gcrbor
als getuige décharge gedagvaard.
Nadat bokl. de gebruikelijke vragen naar
naam beroep, leeftijd, geboorte-en woonplaats
had beantwoord, zeido het O. M.. dat er rede
nen waren om deze zaak met gosloten deuren
te behandelen. Op grond van art. 20dei >,h-
lerlijke organisatie vroeg het O. M. behande
ling in gesloten zitting.
l)e rechtbank begaf zich in de raadkamer
en gelastte vervolgens, dat de zaak met ge
sloten deuren zou worden behandeld.
Generaal-majoor Onnen woonde do behan
deling van de zaak bij.
Het „Pamflet."
Naar men verneemt is mr. van R., uit Rotter
dam, die zich in voorloopigo hechtenis bevindt,
als verdacht van het verspreiden van p: .et-
ten, waardoor de onzijdigheid van den slaat
in gevaar kon worden gebracht (art. 100 Straf
wetboek), door do Haagschc Rechtbank naar
de openbare terechtzitting verwezen.
Mishandeling.
De rechtbank te Assen veroordeelde EiO*
Drent te Norg, wegens mishandeling den dooil
ten gevolge hebbende, tot 2 jaar en G maan
den gevangenisstraf. De eisch van het O. M.
was 4 jaar.
llooger Beroep.
De officier van Justitie te Utrecht heeft
hooger beroep aangeteekend logen het vrij
sprekende vonnis der Utrechtschc rechtbank
in de zaak tegen de uitgevers van het Anicrs-
foortsch Dagblad, beschuldigd van verspreiding
van een stuk, welks inhoud belecdigcnd zou
zijn voor den Duitsehen Keizer.
OP ZICHT.
Ik ben Liane, dochter van jonkheer
.Willem Carré en van zijn gemalin Amalia.
Vader is lang dood. Hij was een lieve goe
de man, maar een slecht financier. In
den tijd dat hij leefde, was ons huis het
punt van samenkomst van menschen uit
de groote wereld. Mama wist ze altoos al
lerinnemendst te ontvangen, en ook Va
der was een voortreffelijk gastheer.
Maar toen kwam vader's sterfdag. Men
bracht hem van de jacht thuis, met een
groot, bloedend gat in het hoofd. Hij was
reeds dood, en ik herinner me nog hoe ik
radeloos was bij de gedachte dat moeder,
straks thuis komende, hem zóó zou vin
den.
De schok greep haar vreeselijk aan. Zij
werd hevig ongesteld, en geldelijke zorgen
kwelden haar bovendien op haar ziekbed.
Vader had geen „begrip van geld" gehad.
Veel leveranciers hadden nog van hem te
vorderen en het eind was dat we ons
mooi buitenhuis vaarwel moesten zeggen,
en ons in ons provinciestadje hebben moe
ten terugtrekken waar ik thans vijf jaar
lang (ik ben nu 18) mijn best doe
om er in oude kostuums mooi uit te zien,
terwijl moeder vergeefsche moeite doet de
houding aan te nemen van iemand die
met het leven afgerekend heeft. Inder
daad: dat lukt haar niet. Ze wil er oud
uitzien, maar haar kapsel en haar figuur
doen haar altoos nog erg allerliefst zijn,
en elk kostuum letterlijk flatteert haar.
Dank zij onze vrienden zijn we in staat
één dienstbode te houden, een goede ziel
die ook in onze rijke dagen reed3 bij ons
was.
Nu heb ik veel van anderen verteld, en
kom ik tot me zelve. Ik ben een meisje dat
avonturen hebben moet. Ik zie er ook net
als een avonturierster uit. De menschen
zien er mij echt voor aan, en dat vind ik
heel pleizierig. 't Is trouwens altóós aarv
dig voor een vrouw, als ze veel aangeke
ken wordt.
Ik heb net.'t zelfde gouden haar als
moeder, en blauwe oogen, een combina
tie die den menschen wel schijnt te beval
len. Daarbij komt dat ik takt genoeg heb
om, als men naar mij kijkt, en vóóral als
men ten tweede male naar mij kijkt mij
absoluut niet gevleid te toonen.
Maar.... voor vandaag heb ik nu verder
niets meer te vertellen. Wij spreken maar
weinig menschen, en vandaar dat er ook
maar weinig te verhalen is. Tenzij ik nu
werkelijk eens een avontuur zal beleven!
Het avontuur is sneller gekomen dan ik
gedacht had. Het gebeurde gister. Ik was
naar de Hoogstraat gegaan, bij ieder win
kelraam stilstaande, en nagaande, wat ik
zeker koopen zou, Ms ik maar geld genoeg
had. De wetenschap dat ik *t niet had
maakte me korzelig, en het zien van vier
bejaarde „jonge" meisjes, die uit een
schitterende auto stapten, deed me werke
lijk één oogenblik ziedend worden. Zij wa
ren eigenlijk hinderlijk mooi gekleed
Maar elk der vier bedierf door haar uiter
lijk het mooie van haar kostuum.
Ik ging de Hoogstraat af, en zag tot
mijn genoegen in een spiegelkast van een
groot magazijn, dat mijn hoed, hoewel
dan niet zoo mooi als die der vier bejaar
den, mij toch bizonder goed stond.
Ik wandelde op naar het Groote Park,
een uitnemende plaats voor een avontuur
cn ik zette mij op een bank. En ik begon
al een mooi avontuur te fantaseeren,
toen plotseling een hond mijn aandacht
trok. Het diertje vleide zich tegen mij
aan, en sprong ten slotte naast mij op
de bank. We keuvelden samen, en juist
op 't moment dat we de bank wilden ver
laten, ging een jong man er op zitten
iemand met een mooi en gedistingeerd
uiterlijk, en met de fraaiste soort schoe
nen, die een man kan dragen. Zij waren
niet nieuw, en niet oud, maar net tus-
schcnbeide in; precies zooals een gentle
man ze behóórt te dragen.
Toen hij op de bank zat, kwamen de
eenden in den vijver naderbij gezwom
men, als waren 't goede bekenden van hem,
en het hondje naast mij maakte zich daar
zóó verontwaardigd over, dat het plotse
ling bet water in vloog, en de dieren na-
zwom... Daarna keerde 't weer terug, en
schudde zich tusschen ons in op de bank,
met zóó veel energie het water van het
lijf, dat wij beiden, de jongeman en ik,
kletsnat werden gespat.
Plotseling begon de jonge man teen een
gesprek.
't Spijt me vreeselijk dat Pip u nat
heeft gespat, sprak hij.
Zijn stem klonk zacht en diep, deed
aan als fluweel.
De eenden hebben de schuld, veront
schuldigde ik.
Maar die voelen natuurlijk 't ver
wijt niet vulde hij aan. Die zijn altijd
nat.
Hij deelde mee dat hij me meermalen
hier bij den vijver gezien had en dat ik
dan altijd alleen geweest was. En ik ant
woordde natuurlijk dat ik altijd alleen)
was, om dat ik dat wenschte te zijn... Hij
zei dat jammer te vinden en daarop lach
ten we 9amen.
Toen ik opstond om naar huis te gaan,
vroeg hij of ik niet eens in het Park met
hem wilde gaan theedrinken. Onze ken
nismaking was toch zeker niet minder so-
liede dan wanneer wij b.v. bij gemeen
schappelijke kennissen aan elkaar waren
voorgesteld... Ik vond dat óók, en zijn
stem klonk zóó innemend, dat ik niet durf
de weigeren. Ik zei dus „Gaarne" en gaf
hem de hand tot afscheid. Hij drukte die
ferm, en.... ik voelde me werkelijk of Ik
hem al jaren kende.
Den volgenden dag gebruikten we sa
men de thee, en gaven Pip ons ver-
bindingsteeken kaakje® en ton slotte
stond ik er op dat ik de halve rekening
zou betalen. „Dat moest nu zoo maar eens
onder vrienden."
Het gebeurde ook; ik tramde naar huis
en nu ben ik weer op mijn kamer en voor
de eerste maal van mijn leven voel ik me
alléén.
Ik ben juist weer terug van de thee en
de eenden en Pip voeren. Ik vertel er
mama niets van. Ze zou 't vermoedelijk
minder geschikt vinden.
Ik ben wéér terug. Ik had mijn brood
voor de eendjes vergeten en de meester
van Pip het zijne, en zoo hebben de arme
dieren 't dan zonder iets, behalve onze
bewondering, moeten stellen.
Wat is het leven nu vreemd! Deed ik
wel goed met mijn zoeken naar avontu
ren
Voor de eerste maal in vijf jaren heeft
nama zich bereid verklaard me naar een
bal te laten gaan. 't Gaf me een gevoel
alsof de wereld op haar grondvesten
schudde.
We 7ijn op 't bal bij de barones van
Ascot gevraagd, die een nicht van mama
is; en we hebben onze garde-robe eens
nagekeken, maar... niets hoor, niets!!
't Is toch onaangenaam zoo arm te zijn.
En zoo zullen we dan niet eens kunnen
gaan, tenzij nicht, behalve haar rijtuig,
ook een paar "Costumes zendt.
Het vervelendste feitelijk is dat dc men-