Tweede Blad. Uit Stad en Omgeving. 6e JAARGANG. No. 1577 3te £cicbokc (Bou/tant Woensdag 16 December 1914 Uit de Pers. Engeland en de H. Stoel. Het Centrum schrijft: Het is een leit van groote beteekenis dat Engeland voortaan uoor een gezant bij den H. Stoel zal worden vertegenwoor digd. De diplomatieke betrekkingen tusschen den Paus en het Hof van bi. James be paalden zich ook in de dagen, dat de wereldlijke macht bestond, tot gelegen heidsmaatregelen van doorgaans slechts half-officieelen aard. Er was sinds lang, geen gezant van En geland bij het Vaticaan, nog een vertegen- diger van den H. Stoel bij den Britschen souverein. Dat de Britsche regeering en hare or ganen echter niet blind waren voor de groote waarde eener goede verstandhou ding met de Curie, bleek herhaaldelijk. En nu reeds tientallen van jaren gele den schreef de Times, dat men met het Vaticaan moest onderhandelen, alsof het een leger van 100.000 man te zijner be schikking had, een legersterkte, welke in die dagen heel wat meer beteekende dan nu. De scherpzinnige en practische Britten zagen zeer goed in, dat de Paus een voorname plaats bekleedt onder de sou- vereinen en dat het voor elk land van veel belang is, met Hem op goeden voet te verkeeren. Reeds onder de regeering van Leo XIII scheen het, of dit tot het accrediteeren van een vaste vertegenwoordiging zóu leiden maar de anti-Roomsche, d.0 no popery- geest, die bij een groot deel der Engelschen nog altijd voortleeft, legde blijkbaar strui kelblokken in den weg. Alleen werd, indien wij ons goed herin- nern, tijdelijk een diplomatieken agent te Rome gevestigd. Voor Benedictus XV zal het een groote voldoening zijn, dat thans slechts wei nige maanden na zijn troonbestijging Engeland een gezant bij den H. Stoel ac crediteert. Juist in dezen tijd van wapengeweld krijgt die gebeurtenis een hooger aanzien. De Paus heeft geen leger tot ziin dienct- -ij.- wuiui met gesteund door bajonetten; Hij is de geestelijke en zede lijke grootmacht te midden van zooveel materieel geweld. Maar van te hooger beteekenis is het daarom, dat het in meerderheid niet ka tholieke Engeland de behoefte gevoelt en het nut erkent, zich bij Hem te doen ver tegenwoordigen'door een permanent ge zantschap. Welk een les is hierin gelegen voor Frankrijk, dat eenige jaren geleden de diplomatieke relaties met den" H. Stoel op roekelooze wijze verbrak, om van het even eens „katholieke Portugal maar te zwij gen! Engeland is buitendien niet het eenige land, dat in meerderheid protestant, toch officieele betrekkingen met het Vaticaan onderhoudt. Men denke slechts aan Pruisen, dat sinds vele jaren reeds Engeland is voor gegaan. Zou het ook voor Nederland niet hoog tijd worden, de fout te herstellen, die in 1871 werd begaan, toen men, op grond, dat de Paus geen wereldlijk gebied meer bezat den gezantschapspost bij den H. Stoel ophief? Nederland was een der eersten, die de ze ..vergissing" beginnen. Moet het een der Iaatsten zijn, om haar ongedaan te maken? WARMOND. Apologetische cursus. De tweede con ferentie van den Apologetischen cursus door Professor Seysener, voor „Katho liek Leven" gehouden, had tot onderwerp het bewijs voor den goddelijken oorsprong van het Christendom, ontleend aan de christelijke geloofs-, zeden- en genade leer, gelijk deze in de Kath. Kerk wordt gevonden. Vooraf werd bemerkt, dat het christen dom met zijn ondoorgrondelijke geheimen van den aanvang af zijn weg heeft gevon den onder de beschaafde volkeren, en door het onpartijdig oordeel van ongeloovige geleerden is erkend als de godsdienst bij uitnemendheid. Bij een algemeen overzicht dan ook der christelijke godsdiensCTeer valt ons aan stonds op, dat wij te doen hebben met een volledig uitgewerkt godsdienstig stelsel dat de groote vraagstukken van godsdien- stigen aard helder en klaar uiteenzet, en aan de rechtmatige en spontane verlan gens der menschen op religieus gebied bevrediging schenkt. Een en ander wordt duidelijk gemaakt door meer in bijzon derheden de geloofs- en zedenleer te ever- zien. De geloofsleer bestaat uit een aantal dogma's of geloofwaardigheden, welke, ieder op zich verheven en verheffend, on derling zijn verbonden tot één logisch geheel en met elkander vormen een won dere harmonie. Achtereenvolgens worden de verschil lende dogma's besproken, en hun weder- keerig verband aangetoond. De verlossing van het menschdom door Christus, het middelpunt der christelijke belijdenis, houdt verband eenerzijds met het dogma der II. Drie-vuldigheid, de Menschwoi'ding van Gods Zoon en de voorrechten der H. Maagd (Maagdelijk Moederschap en vrijdom van erfschuld), van den anderen kant hangt het samen met de leer over de bovennatuurlijke ver heffing van den mensch en de erfzonde, welke tevens een redelijke verklaring be vat van tal van levens-raadselen. Uit het dogma der verlossing vloeit verder voort de leer over de genade, ons door Chris tus verdiend en vastgelegd in het cffer der H. Mis en de Zeven Sacramenten^ als ook over het Kindschap Gods, hier door de genade, hiernamaals door de zalige aanschouwing van God. Zoo vormt onze geloofsleef werkelijk één geheel, waar van het één het andere vooronderstelt en aanvult, wcigciis ivumc ae ciirisicnjKe De- lijdenis in strijd met natuurlijke waarhe den. Integendeel is zij den mensch dien stig, om de wereld in wording en ver loop, het leven met zijn lotgevallen, doel en bestemming beter te begrijpen. De Zedenleer van het Christendom is volgens het woord van Christus zeiven gebaseerd op de wet der liefde. Bemin God bovenal, en uw naas'te gelijk u zeiven, dat is de grondwet der christelijke moraal. De liefde in haar drievoudige verhouding tot God, den evennaaste en zich-zelf, brengt den mensch een reeks van plich ten. die hem onder zedelijk opzicht naar alle zijden vervolmaken en in staat zijn de menschelijke samenleving te vormen tot een paradijs van geluk en vrede. Be halve de strikte geboden, die verplicht zijn voor ieder, gaf Christus 4e Evangeli sche raden van vrijwillige gehoorzaam heid. kuischheid en armoede, welke den mensch kunnen brengen tot bovenaard- sche volmaaktheid als die van St. Aloy- sius en zoovele anderen. De hooge eischen evenwel der christe lijke moraal zouden doen afschrikken, zoo het Christendom niet in staat was den mensch te steunen door de bovennatuur lijke hulp der genade. De genadeleer handelt over de midde len, die den mensch ten dienste staan om de genade, ons door Christus ver diend. te verkrijgen. Zij zijn het gebed, het H. Misoffer en de Sacramenten. In 't bijzonder wordt er op gewezen, hoe de sacramenten zich geheel aanpassen bij 's menschen natuur, omdat de onzichtbare genade hier aan een uitwendig teeken ia verbonden en zij bovendien berekend zijn op de verschillende levensbehoeften van den mensch. Vooral geldt dit van de biecht met haar zondenbelijdenis, waar van de individueele en sociale beteekenis door velen, o.a. door Luther, erkend is. Uit één en ander wordt de gevolgtrek king gemaakt, dat het christendom met zijn dogma's, verplichtingen en instellin gen geheel en al overstemt met 's men schen ziel, als twee stukken van één ge heel. Zonder ernstig gevaar voor dwaling mogen wij dus aannemen, dat de men schelijke ziel en het Christendom één en denzelfden oorsprong hebben n.m.l. God, die de ziel schiep en het CL.istendom openbaarde. In het tweede deel der voordracht werd eerstens aangegeven, hoe het christen dom zich aanpast bij den mensch in iede- ren staat en stand, op iederen leeftijd en trap van ontwikkeling, en niet is gebon den aan een bepaald volk, noch aan een bepaald tijdperk van beschaving. Vervol gens werd de beteekenis geschetst van het Christendom voor het leven hier op aarde. Eerstens bevordert het christendom het individueel geluk, omdat het den mensch leert zijn booze driften beteugelen en zoo bijdraagt tot matigheid en reinheid van zeden, en andere deugden, welke hem voor veel geestelijke en stoffelijke ellende bewaren. De arbeid is voor den christen een door God gewilde boete voor zonde schuld, terwijl het lijden in al zijn vor men een zuiveringsproces is voor het le ven hiernamaals. Heel het aardsche be staan is in het licht der christelijke open baring een tijd van beproeving, waarin alles slechts betrekkelijke waarde heeft. Uit deze overtuiging wordt een blijmoe dige tevredenheid geboren, de voornaam ste bron van tijdelijk geluk. Vervolgens vindt ook het huisgezin in de christelijke opvatting van het huwelijk den grondslag van bestendig huiselijk geluk. De vrouw is door het Christendom geplaatst naast den man als zijns gelijke, terwijl het huwelijk, verheven tot Sacra ment. voor den christen geldt als een na volging van de heilige liefde tusschen Christus en Zijn Kerk. Dezelfde éénheid en trouw, dezelfde aanhankelijkheid en offervaardigheid zullen tusschen man en vrouw gevonden worden. Het huwelijk ls voor den christen de door God gewilde, door Chr. geheiligde instelling tot voort planting van het menschdom, zoodat de vruchtbaarkai/i.wordt aanvaard als een zegen des hemels. Daarom zuiil-u -qp ouders de verheven taak der opvoeding gaarne en goed vervullen, en de kinderen hen eerbiedigen, gedachtig aan het gebod: „Eert vader en moeder". Ten slotte brengt ook het Christendom in de maatschappelijke samenleving orde, rechtvaardigheid en liefde, de onmisbare voorwaarden voor socialen welstand. Het christendom toch erkent den staat als een goddelijke instelling, en het gezag in den staat als in laatste instantie van God gege ven; het vraagt de algeheele erkenning van het recht op eigendom, het recht op leven, het recht op eer en goeden naam. Bovendien kenmerkt zich het christen dom door het beginsel der liefde, in prac- tijk gebracht door armenzorg en zieken verpleging, verzorging van krankzinnigen en vertroosting van gevangenen, hulp aan weezen en ouden van dagen, en door tal van andere charitatieve werken. Ge noeg, om te doen zien de vruchtbaarheid van het Christendom ook voor het maat schappelijk welzijn. De conclusie uit het besprokene was deze. Zedelijkerwijze is het onmogelijk, dat ooit menschelijk vernuft in staat zou zijn zulk een godsdienstig stelsel op te zetten met bovengenoemde eigenschappen. Daarentegen is het zeer aannemelijk, dat God, Die het menschelijk hart kent in zijn diepste gronden, Die weet iederen tijd en eiken volksaard, Die als Voorzienige. Va der rekening houdt met persoonlijke en maatschappelijke behoeften, dat God zulk een godsdienst openbaarde, waarin geest en hart, geleerd en ongeletterd, rijk en arm, individu en gemeenschap volle be vrediging vinden. Zoo mogen we dus be sluiten, dat het volle Christendom, gelijk het alleen wordt gevonden in de Kath. Kerk, is de door God geopenbaarde gods dienst. Leger en Vloot. Reserve-personeel. Bij kon. besluit zijn verschillende wijzi gingen gebracht om de bestaande regeling betreffende het reserve-personeel der land macht. Hierbij is voorbehouden om personen die daartoe geschikt worden geacht, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden, tijdolijk b benoemen tot reserve-officier ijl een vast te stellen rang, blijvende deze reserve officieren ter beschikking, zoolang zulks noodig wordt geoordeeld. Doof een reserve-officier, als hiervoren bedoeld, worden niet genoten de jaarlijk sche toelagen, voor verschillende catego rieën van reserve officieren, vastgesteld bij dit besluit. De vaandrig kan worden benoemd tot reserve-tweede luitenant. Deze geniet geen jaarlijksche toelage en is gehouden, om gedurende den tijd, dat de lichting, waartoe hij gerokend wordt, te behooren, militieplichtig is, in werke- lijken dienst te komen en wel om het an dere jaar gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende weken, of indien hij zulks verlangt, jaarlijks voor ten hoogste drie achtereenvolgende weken, naar rege len door den Minister van Oorlog vast te stellen. Hij is voorts gehouden, om gedurende den tijd, dat de lichting, waartoe hij ge rekend wordt te behooren, landweerplich- tig is, in werkelijken dienst te komen, telkenmale wanneer de dienstplichtigen, die een rang bekleeden, van de landweer- afdeeiing, waarbij hij is ingedeeld, onder de wapenen moeten komen, en bovendien binnen dertig dagen bij een der korpsen van het wapen waartoe hij behoort, dienst te doen, om een practischen herhalings cursus te doorloopen. Voor benoeming tot reserve-tweede lui tenant ingevolge Art. 16, vierde lid, der Landweerwet, kunnen in aanmerking worden gebracht dienstplichtige onderof ficieren der Landweer die een degelijke vakkennis, veel ijver, een goed gedrag on voldoende beschaving bezitten. De reserve-officier is o.a, gehouden om: in het jaar der benoeming of het daar op volgende jaar tusschen 1 Mei en 1 Oc tober zes weken bij een der korpsen van het wapen, waartoe hij behoort, onder de wapenen te komen; gedurende zijn diensttijd bij de land weer tweemaal deel te nemen aan eene kaderoefening van ten hoogste zes dagen, indien hij daartoe mocht worden opgeroe pen; telkenmale wanneer dienstplichtigen, die een rang bekleeden, van de landweer- afdeeling, waarbij hij is ingedeeld, onder de wapenen moeten komen, in werkelijken dienst te komen; binnen dertig dagen vóór het tijdstip der opkomst van bedoelde dienstplichti gen, gedurende veertien achtereenvolgen de dagen bij een der korpsen van het wa pen, waartoe hij behoort, dienst te doen, om een practischen herhalingscursus te doorloopen. Van dienstplichtige onderofficieren, die in aanmerking wenschen te komen voor eene benoeming tot reserve-officier, zal ln den regel worden gevorderd, dat zij heb ben voldaan aan het examen voor ser geant-majoor-instructeur of voor vaan drig. Ad8pirant korporaals en onderofficieren. Bij Kon. besluit is het instituut der ad- spiranten-korporaals en der adspiranten- onderofficieren opgeheven. SPORT. IJsclub te Sa9senheim. Maandagavond vergaderde de Sassen- heimsche IJsclub in de zaal van ,Het Bruine Paard". Voorzitter: de heer J. Vis ser Vlasveld. Aanwezig 65 leden. De notulen werden na voorlezing on veranderd goedgekeurd. Uit het verslag van don penningmeester bleek, dat de Inkomsten hadden bedragen f 428.51,5; de uitgaven f 407.56. Saldo f 20.95,5 en op de Raffaisenbank is ge plaatst f 484.66. Alzoo te zamen f 505.61,5. Op voorstel van den heer D. Fortuin, werden de aftredende bestuursleden, del heeren O. van Eek, P. Vos Mz., H. Bader en Ph. Bakker, bij acclamatie herbe noemd. Genoemde heeren namen hun her benoeming aan. De voorzitter vroeg hoe de IJsclub zal handelen indien bijv. in de maand Fe bruari gebleken is, dat er op geen ijs meer gerekend kan worden. Hij vroeg het oordeel van de leden, hoe zij er over dach ten. dan een gedeelte der kas beschikbaar te stellen, hetzij voor bedeeling of voor werkverschaffing. Nadat verschillende le den over het wenschelijke van een bedce- ling of werkverschaffing hun meening ge zegd hadden werd besloten, indien er geen ijs kwam, in de maand Februari te vergaderen en als dan een besluit te ne men. Goedgekeurd werd, dat indien er veel sneeuw kwam, dit in het dorp op kosten van de IJsclub te laten opruimen. Hierna had een verloting plaats van| een 12-tal kistjes sigaren, waarvan de ge lukkige winnaars waren de heeren P. de Haas, G. C. Kornmann, H. Frijlink, H. den Haan, J. v. d. Meer, J. Homan, F„ v. Hoekelen. J. A. Charbon, A. Berg, Peereboom, H. J. v. d. Berk en H. J. Overvoerde. RECHTZAKEN. Schending ran do onzljdighoid. De 33-jarige J. G. W. T., geboren te Breinen, directeur der gasfabriek te Oude-Tonge en wonende aldaar, heeft gisteren voor de recht bank te Rotterdam terechtgestaan ter zake van het misdrijf bedoeld hij art. 100 lste lid van het Wetboek van Strafrecht, llekl. was gedetineerd in het huis van bewaring alhier. Verdediger was mr. J. W. de Kanter, van 's-Gravenhage Vnn 4e zijde van het O.M. waren vijf ge tuigen gedagvaard, van wie er vier waren verschenen. Deze waren de heer C. Gneist, consul van het Duitsche rijk; A. Ncelc, - meente-veldwachter to Goedereede, K. van Heest en A. Kaashoek, rosp. visschcr en loge menthouder te Goedercedc. Van de zijde der verdediging was J. Gcrbor als getuige décharge gedagvaard. Nadat bokl. de gebruikelijke vragen naar naam beroep, leeftijd, geboorte-en woonplaats had beantwoord, zeido het O. M.. dat er rede nen waren om deze zaak met gosloten deuren te behandelen. Op grond van art. 20dei >,h- lerlijke organisatie vroeg het O. M. behande ling in gesloten zitting. l)e rechtbank begaf zich in de raadkamer en gelastte vervolgens, dat de zaak met ge sloten deuren zou worden behandeld. Generaal-majoor Onnen woonde do behan deling van de zaak bij. Het „Pamflet." Naar men verneemt is mr. van R., uit Rotter dam, die zich in voorloopigo hechtenis bevindt, als verdacht van het verspreiden van p: .et- ten, waardoor de onzijdigheid van den slaat in gevaar kon worden gebracht (art. 100 Straf wetboek), door do Haagschc Rechtbank naar de openbare terechtzitting verwezen. Mishandeling. De rechtbank te Assen veroordeelde EiO* Drent te Norg, wegens mishandeling den dooil ten gevolge hebbende, tot 2 jaar en G maan den gevangenisstraf. De eisch van het O. M. was 4 jaar. llooger Beroep. De officier van Justitie te Utrecht heeft hooger beroep aangeteekend logen het vrij sprekende vonnis der Utrechtschc rechtbank in de zaak tegen de uitgevers van het Anicrs- foortsch Dagblad, beschuldigd van verspreiding van een stuk, welks inhoud belecdigcnd zou zijn voor den Duitsehen Keizer. OP ZICHT. Ik ben Liane, dochter van jonkheer .Willem Carré en van zijn gemalin Amalia. Vader is lang dood. Hij was een lieve goe de man, maar een slecht financier. In den tijd dat hij leefde, was ons huis het punt van samenkomst van menschen uit de groote wereld. Mama wist ze altoos al lerinnemendst te ontvangen, en ook Va der was een voortreffelijk gastheer. Maar toen kwam vader's sterfdag. Men bracht hem van de jacht thuis, met een groot, bloedend gat in het hoofd. Hij was reeds dood, en ik herinner me nog hoe ik radeloos was bij de gedachte dat moeder, straks thuis komende, hem zóó zou vin den. De schok greep haar vreeselijk aan. Zij werd hevig ongesteld, en geldelijke zorgen kwelden haar bovendien op haar ziekbed. Vader had geen „begrip van geld" gehad. Veel leveranciers hadden nog van hem te vorderen en het eind was dat we ons mooi buitenhuis vaarwel moesten zeggen, en ons in ons provinciestadje hebben moe ten terugtrekken waar ik thans vijf jaar lang (ik ben nu 18) mijn best doe om er in oude kostuums mooi uit te zien, terwijl moeder vergeefsche moeite doet de houding aan te nemen van iemand die met het leven afgerekend heeft. Inder daad: dat lukt haar niet. Ze wil er oud uitzien, maar haar kapsel en haar figuur doen haar altoos nog erg allerliefst zijn, en elk kostuum letterlijk flatteert haar. Dank zij onze vrienden zijn we in staat één dienstbode te houden, een goede ziel die ook in onze rijke dagen reed3 bij ons was. Nu heb ik veel van anderen verteld, en kom ik tot me zelve. Ik ben een meisje dat avonturen hebben moet. Ik zie er ook net als een avonturierster uit. De menschen zien er mij echt voor aan, en dat vind ik heel pleizierig. 't Is trouwens altóós aarv dig voor een vrouw, als ze veel aangeke ken wordt. Ik heb net.'t zelfde gouden haar als moeder, en blauwe oogen, een combina tie die den menschen wel schijnt te beval len. Daarbij komt dat ik takt genoeg heb om, als men naar mij kijkt, en vóóral als men ten tweede male naar mij kijkt mij absoluut niet gevleid te toonen. Maar.... voor vandaag heb ik nu verder niets meer te vertellen. Wij spreken maar weinig menschen, en vandaar dat er ook maar weinig te verhalen is. Tenzij ik nu werkelijk eens een avontuur zal beleven! Het avontuur is sneller gekomen dan ik gedacht had. Het gebeurde gister. Ik was naar de Hoogstraat gegaan, bij ieder win kelraam stilstaande, en nagaande, wat ik zeker koopen zou, Ms ik maar geld genoeg had. De wetenschap dat ik *t niet had maakte me korzelig, en het zien van vier bejaarde „jonge" meisjes, die uit een schitterende auto stapten, deed me werke lijk één oogenblik ziedend worden. Zij wa ren eigenlijk hinderlijk mooi gekleed Maar elk der vier bedierf door haar uiter lijk het mooie van haar kostuum. Ik ging de Hoogstraat af, en zag tot mijn genoegen in een spiegelkast van een groot magazijn, dat mijn hoed, hoewel dan niet zoo mooi als die der vier bejaar den, mij toch bizonder goed stond. Ik wandelde op naar het Groote Park, een uitnemende plaats voor een avontuur cn ik zette mij op een bank. En ik begon al een mooi avontuur te fantaseeren, toen plotseling een hond mijn aandacht trok. Het diertje vleide zich tegen mij aan, en sprong ten slotte naast mij op de bank. We keuvelden samen, en juist op 't moment dat we de bank wilden ver laten, ging een jong man er op zitten iemand met een mooi en gedistingeerd uiterlijk, en met de fraaiste soort schoe nen, die een man kan dragen. Zij waren niet nieuw, en niet oud, maar net tus- schcnbeide in; precies zooals een gentle man ze behóórt te dragen. Toen hij op de bank zat, kwamen de eenden in den vijver naderbij gezwom men, als waren 't goede bekenden van hem, en het hondje naast mij maakte zich daar zóó verontwaardigd over, dat het plotse ling bet water in vloog, en de dieren na- zwom... Daarna keerde 't weer terug, en schudde zich tusschen ons in op de bank, met zóó veel energie het water van het lijf, dat wij beiden, de jongeman en ik, kletsnat werden gespat. Plotseling begon de jonge man teen een gesprek. 't Spijt me vreeselijk dat Pip u nat heeft gespat, sprak hij. Zijn stem klonk zacht en diep, deed aan als fluweel. De eenden hebben de schuld, veront schuldigde ik. Maar die voelen natuurlijk 't ver wijt niet vulde hij aan. Die zijn altijd nat. Hij deelde mee dat hij me meermalen hier bij den vijver gezien had en dat ik dan altijd alleen geweest was. En ik ant woordde natuurlijk dat ik altijd alleen) was, om dat ik dat wenschte te zijn... Hij zei dat jammer te vinden en daarop lach ten we 9amen. Toen ik opstond om naar huis te gaan, vroeg hij of ik niet eens in het Park met hem wilde gaan theedrinken. Onze ken nismaking was toch zeker niet minder so- liede dan wanneer wij b.v. bij gemeen schappelijke kennissen aan elkaar waren voorgesteld... Ik vond dat óók, en zijn stem klonk zóó innemend, dat ik niet durf de weigeren. Ik zei dus „Gaarne" en gaf hem de hand tot afscheid. Hij drukte die ferm, en.... ik voelde me werkelijk of Ik hem al jaren kende. Den volgenden dag gebruikten we sa men de thee, en gaven Pip ons ver- bindingsteeken kaakje® en ton slotte stond ik er op dat ik de halve rekening zou betalen. „Dat moest nu zoo maar eens onder vrienden." Het gebeurde ook; ik tramde naar huis en nu ben ik weer op mijn kamer en voor de eerste maal van mijn leven voel ik me alléén. Ik ben juist weer terug van de thee en de eenden en Pip voeren. Ik vertel er mama niets van. Ze zou 't vermoedelijk minder geschikt vinden. Ik ben wéér terug. Ik had mijn brood voor de eendjes vergeten en de meester van Pip het zijne, en zoo hebben de arme dieren 't dan zonder iets, behalve onze bewondering, moeten stellen. Wat is het leven nu vreemd! Deed ik wel goed met mijn zoeken naar avontu ren Voor de eerste maal in vijf jaren heeft nama zich bereid verklaard me naar een bal te laten gaan. 't Gaf me een gevoel alsof de wereld op haar grondvesten schudde. We 7ijn op 't bal bij de barones van Ascot gevraagd, die een nicht van mama is; en we hebben onze garde-robe eens nagekeken, maar... niets hoor, niets!! 't Is toch onaangenaam zoo arm te zijn. En zoo zullen we dan niet eens kunnen gaan, tenzij nicht, behalve haar rijtuig, ook een paar "Costumes zendt. Het vervelendste feitelijk is dat dc men-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1