15
BUITENLAND.
De Oorlog.
6e JAARGANG.
No. 1576
Ste £eidóoke(Bou/taTit
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post ff.65 per kwartaaL
Afzonderlijke nummers 2V8 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
DINSDAG
DECEMBER.
I9I4.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
Ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
V Was er maar geen tijd!
Vreemde klacht, doch men zal aan
stonds de juistheid beamen.
Op uitnoodiging der Regeering hebben
vertegenwoordigers der pers de vlushte
lingen-verblijven in het Zuiden van ons
land bezocht om het publiek een onpar
tijdig denkbeeld te kunnen geven van het
geen door particulieren en autoriteiten
voor de Belgische uitwijkelingen werd en
wordt gedaan.
Daarbij trad veel goeds aan den dag,
maar natuurlijk ook een en ande_r dat
nog onvolkomen was. 't Is waarlijk geen
kleinigheid, duizenden onderdak te bren
gen, terwijl ook de gewone bezigheden
haar tijd blijven eischen. En dan moet het
dankbaar getuigd: op meerdere plaatsen,
de kleinere niet het minst, is reuzenwerk
verricht.
Pijnlijk doet echter aan deze vergelij
king, gemaakt door den verslaggever van
het H b 1 d.:
„Wij Jiebben ons verbaasd en geërgerd,
dat zooals in Roosendaal, waar de Regee
ring dertig cent per dag betaalt voor iede-
ren vluchteling, de dagelijksche kost on
eetbaar is; dat in Baarle-Nassau en an
dere plaatsen, waar eveneens per dag
dertig cents per vluchteling wordt be
schikbaar gesteld, het middagmaal sma
kelijk wordt bereid."
Wat drommel, dat is toch wel het ge
makkelijkste goed te koken als je de in
grediënten er voor hebt. Moge dat in Roo
sendaal thans veranderd zijnl
Getroffen werden we bij de lezing der
verslagen eenerzijds door de klacht over
kleerengebrek, speciaal ondergoed, ander
zijds over de ledigheid der vluchtelingen,
welke des duivels oorkussen is. Zou 't een
met het ander niet kunnen verbeterd wor
den door den vrouwen goed te geven,
waaruit zij onder behoorlijke contróle
kunnen maken wat noodig is, matras
sen en gordijnen daarbij inbegrepen. Er
zullen dan misschien handen te kort ko
men voor de reiniging der verblijfplaat
sen. Dit zouden dan echter de mannen
maar moeten overnemen, desnoods ge
dwongen. Arbeid adelt en.... leidt af van
verkeerde dingen.
Het groote struikelblok is de huisves
ting. Toen 't nog mooi weer was, kon men
heel wat menschen bergen in loodsen en
pakhuizen en fabrieken, maar nu moeten
die menschen verwarmd worden, terwijl
ook het samenleven meer en meer zijn
eigenaardige eischen en bezwaren doet
gevoelen. Men doet overal wat men kan:
timmert schotten, plaatst kachels, verdub
belt de soms ijle wanden, weert tocht,
enz., doch er blijft nog veel te doen hier
en daar.
Er wordt aan gewerkt, zoodat 't wel
goed zal worden. En nu herhalen we was
er maar geen tijd! Overviel de vrede ons
maar. Helaas echterl Maar juist hierom
moge 't spoedig in alle verblijfplaatsen
zoo wezen, dat menschwaardjg op den
vrede kan gewacht worden.
Meerdere krachtsontwikkeling aan de
Aisne, in de Argonnen en den Elzas.
De nieuwe Duitsche gouveneur-generaal
in België, opvolger van Von der Goltz,
die naar Turkije is vertrokken. Een
Britsche onderzeeër heeft een Turksch
slagschip vernield. De Oostenrijkers
erkennen hun nederlaag in Servië.
Zij berichten in West-Galicie 9000 Russen
krijgsgevangen te hebben gemaakt.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
De Verbondenen schijnen werkelijk op
eenig succes te mogen bogen.
In een Fransch communiqué van gisteren
wordt gezegd: Een hevig bombardement
in de omgeving van de Aisne werd door
ons beantwoord met den vijand in wan
orde op zijn loopgraven terug te werpen.
Wij zijn in Argonne met succes verder ge
komen en hebben in den Elzas aanmerke
lijke vorderingen gemaakt.
Na wat de vorige dagen is vermeld ge
worden, kan aan deze sobere mededeeling,
dunkt ons, wel vertrouwen worden ge
schonken.
Aan de „Tijd" wordt uit Slui3 gemeld:
De Duitschers hebben hun gewonden,
die te Brugge verpleegd werden, in aller
haast per auto en extra-treinen dieper in
België vervoerd. De Brugsche bevolking,
die den veroveraar met tegenzin binnen
haar muren ziet heerschen, beschouwde
dit zelfs als een voorteeken, en meja
praatte van een fabelachtige zegepraal
der verbondenen en een spoedigen Duit-
schen aftocht. Doch in waarheid hebben
de Duitschers de plaats ontruimd voor de
andere gewonden, die alle oogenblikken
van het front komen.
Ook Kortrijk, waar zooveel Duitschers
verpleegd werden en waar reeds lange
rijen Duitsche kruisen op het kerkhof ver
rijzen, raakte door het plotse wegvoeren
der Duitsche gewonden geheel in de war,
te meer, daar er sinds de laatste dagen
talrijke versterkingen, kanonnen, mi-
trailleui's, lange treinen met munitie enz.
doortrekken. Belangrijke troepenconcen
traties hadden er plaats rond Crerue, op
een uur afstand van Kortrijk, welke stad
haar optimiste stemming behoudt, omdat
er sinds enkele dagen Engelsche patrouil
les gezien zijn in den omtrek van Roese-
laere en rond de bosschen van Heule, 't
eerste station boven Kortrijk op de spoor-
linie BruggeKortrijk,
Te Kortrijk, evenals te Brugge en elders,
beginnen eenige artikelen, zout o. m., te
ontbreken. Duurt de bezetting der Duit
schers nog lang, dan zou de bevolking
ernstig kunnen verontrust worden, daar
zij zooveel willekeurige requisites doen en
het vooral op het vee en de levensmidde
len gemunt hebben.
In het Bisschoppelijk College van Kort
rijk heerscht een bijzondere drukte. Daar
zijn de Duitsche veldbakkerijen opgesla
gen, hetgeen niet aan een zoo spoedige
ontzetting der stad doet denken. Voor
eenige dagen heeft de overheid van het ge
sticht pogingen ingespannen om de klassen
te herbeginnen, doch de tegenwoordigheid
van de soldaten maakte dit totaal onmoge
lijk. Er werd een verzoek gericht aan do
plaatselijke kommandanten, om die moei
lijkheden uit den weg te ruimen, doch men
liep een weigering op. Zoo blijven de
leeraren en studenten in gedwongen sta
king.
De opvolger van Von jjer
Goltz.
Tegenover een berichtgever van den
Hamburger Correspondent liet zich vol
gens de Korr. Norden de nieuwe gouver
neur-generaal van België, Von Bissing,,
düs uit
Vele menschen meenen, dat men den
nieuwen gouverneur-generaal en nieuw
stelsel in België zal komen. Dit is een
dwaling. Mijn voorganger heeft alles zoo
practisch en doelmatig ingericht, dat ik
voorloopig slechts in zijn koers kan door
sturen. Natuurlijk moet ik daarbij oppas
sen alle klippen te vermijden.
De Belgen zullen zien, dat ik een bovenal
rechtvaardig vijand ben en ik hoop, dat de
Belgen dit spoedig zullen erkennen en mij
zullen vertrouwen.
De rust en orde wil ik haadhuven in dit
land, dat tot basis der operaties van de
Duitsche troepen is geworden Het Duit
sche leger mee', weten lat in zijn rug orde
heer&'.ht, opdat het steeds den blik slechts
voorwaarts heeft te richten.
Dit hoop ik met zachtheid te bereiken,
doch wanneer dit niet zou gelukken, zal
ik met harde vuist ingrijpen.
Ik heb voor den algemeenen economi-
schen toestand steeds bijzondere belang
stelling gekoesterd. Daarom hoop ik ook
hand aan hand met het burgerlijk bestuur
veel voor den economischen toestand te
kunnen tot stand brengen.
Toen de Keizer mij tot gouverneur-gene
raal benoemde beval hij mij nadrukkelijk
alles te doen om de zwakken in België te
helpen en op te richten.
Oostenrijk en Servië.
De Oostenrijkers erkennen in Servië
slaag te hebben gekregen. Een officieel
communiqué luidt
„Het van de Drina in Zuidoostelijke
richting voortgezette offensief, is ten Zuid
oosten van Valjevo op een sterken over-
machtigen vijand gestuit.
't Offensief is niet alleen moeten opgege
ven worden, doch dientengevolge hebben
ook verder reikende teruggaande bewegin
gen plaats gehad van onze troepen, die se
dert vele weken in hardnekkige en schit
terende maar aan verliezen rijke gevechten
gewikkeld waren. Hietegenover staat de
inneming van Belgrado. De hieruit voort
vloeiende algeheele toestand zal nieuwe
operatieve besluiten en maatregelen ten
gevolge hebben, die tot het verdringen van
den vijand dienen moeten."
Hier volgen eenige historische herinne
ringen uit den laatsten tijd.
De actie, het verweer, volgens velen: het
gestook van Servië tegen de Oostenrijkers,
de Donau-monarchie en het Habsburg6che
Huis de aanleidende oorzaak geweest tot
het uitbarsten van den om economische en
politieke redenen reeds lang voorzienen
oorlog, die thans Europa zoo vreeselijk
teistert.
De pan-Servische beweging, waarin offi
cieels personen in Servië een leiding ge
vende rol vervulden, breidde zich ver bui
ten de grenzen van het kleine Koninkrijk
uit, bracht de hoofden der daar wonende
Serviërs op hol, en leidde ten slotte tot de
misdaad, die de onmiddellijke aanleiding
was tot de oorlosgverklaring van Oosten
rijk aan Servië, n.l. den moord op Groot
hertog Ferdinand en zijn gemalin, te Sera-
jewo, de hoofdstad van Bosnië, in welke
Oostenrijksche provincie het Servische ele
ment overheerschend is.
Dit sedert 1526 aan Turkije behoorende
gewest werd in 1878 door Oostenrijk bezet.
In datzelfde jaar werd de onafhankelijk
heid van Servië, óók oorspronkelijk een
Turksche provincie, later een vorsten-lom
onder suzereiniteit van den Sultan, dcor
het Berlijner Congres erkend, en in 1882
werd dit kleine Donauland tot den rang
van Koninkrijk verheven.
\an dat oogenblik af, rijpte in de harten
van alle Serviërs het pan-Servische ideaal,
dat het denkbeeld omvatte eener vereeni-
ging van alle door Serven bewoonde lan
den, Bosnië, Herzegowina, \oviba/.ar de
daaraan Zuidwaarts grenzende toenmalige
Turksche provinciën, ook declen van Bul
garije, en zelfs Montenegro en Albanië tot
één groot en machtig Servenrijk, dat op
den Balkan het overwicht in handen zou
hebben.
Een Turksch slagschip
vergaan.
De Engelsche Admiraliteit meldt, dat gis
teren de Britsche onderzeeër B 11 de Dar-
danellen binnenvoer en ondanks de hevige
strooming onder vijf rijen mijnen door
dook, en het Turksche pantserschip „Mes-
socdié", dat het mijnenveld bewaakte, tor-
pilleerde. De vijandelijke artillerie schoot
op den onderzeeër maar deze keerde niette
min ongehavend terug, na herhaaldelijk te
zijn ondergedoken en na ten slotte negen
uur aan een stuk onder water te zijn ge
bleven. De laatste maal dat van den on
derzeeër do „Messoedié" werd waargeno
men, was het schip van achteren zinkende.^
De „Messoedié" is een pantserschip van
9250 "Ion, met een snelheid van 17 knoo-
pen en een bemanning van 900 koppen.
Het schip was bewapend met 2 kanonnen
van 24 c.M., 12 van 15 c.M., 14 van 7.6
c.M., 10 van 5.7 en 2 van 4.7 c.M. In 1903
was hot schip, dat in 1874 van stapel liep,
op een werf te Genua gemoderniseerd.
De Russen.
Het Russisch hoofdkwartier meldt dd. 13
Dcc. Op alle fronten heeft geen enkel ge
vecht van beteekenis plaats gehad. In de
richting van Mlava zijn wij voortgegaan
met de Duitsche troepen terug te werpen,
die zich op den terugtocht bevinden. Op
den linker Weichseloever heeft geen enkele
verandering plaats gegrepen. In de om
streken van de Duekla-hoogten zijn de
Oostenrijksche colonnes langs de hellingen
ten Noorden der Karpathen afgedaald.
Uit Weenen wordt officieel gemeld
De vervolging der Russen in West-Galicië
werd voortgezet, waarbij wij in kleinere
en grootere gevechten allerwege in Zuide
lijke richting terrein wonnen. Doekla is
wederom in ons bezit. Onze over de Kar
pathen voortgerukte colonnes hebben gis
teren en eergisteren 9000 krijgsgevangenen
gemaakt en 10 mitrailleurs veroverd. De
toestand aan het front van Fajbrot tot ten
Oosten van Krakau en in Zuid-Polen on
veranderd. Ten Noorden van Löwicz zijn
onze bondgenooten tegen de Beneden-Bzoo-
ra voortgedrongen.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Slechte wegen. Uit Boulogne wordt
aan de „Times" geseind, dat een der
grootste hindernissen tegen een snellen
opmarsch van de bondgenooten de slechte
toestand van de wegen in België en
Noord-Frankrijk is. Weken geleden heeft
een heel leger van Fransche soldaten, dis
tot de knieën in de modder stonden, ge
tracht herstel aan te brengen, maar met
weinig resultaat. Nu is besloten de wegen
geheel nieuw aan te leggen. In Engeland
zijn duizenden schoppen, houweelen,
kruiwagens besteld. Men is voornemens
de wegen te bedekken met balken, soort
gelijk als de dwarsliggers van de spoor
wegen.
Pokken. Wegens het voorkomen van
pokken heeft de burgemeester van Wee
nen een proclamatie gericht tot de bevol
king, waarin hij haar aanspoort zich te
laten inenten. Er zijn vaccinatieparken
ingericht, waar de burgers zich koste
loos kunnen laten inenten.
Cholera? Naar wordt gemeld, zou
den in het militaire gevangenkamp te
Wezel gevallen van cholera zijn voorge
komen.
Kerstgeschenken. Uit Engeland wordt
gemeld, dat de taak van het uitpakken
en sorteeren der Kerstgeschenken, door
de Jason uit de Vereenigde Staten over
gebracht, thans voltooid is. De weduwen
van soldaten, die aan het front gesneuveld
zijn, moeten zich nu in verbinding stellen
met de betreffende gemeentebesturen of
steuncomité's, om haar adres op te geven
en inlichtingen te verstrekken omtrent
het aantal kinderen, hun leeftijd en kun
ne. Men gelooft dat de hoeveelheid der
geschenken, die ter beschikking zijn, veel
grooter zal blijken dan hetgeen voor da
wcezen noodig is, en het is daarom raad
zaam, dat de namen van kinderen, wier
vaders aan het front zijn, eveneens wor
den opgegeven.
Tipperary. „Tipperary", het lijf
deuntje der Britsche soldaten, is het pro
duct van Jack Judge, een bekenden vo-
riété-zariger, en Harry Williams, zoowel
wat de woorden als de muziek betreft.
Maar eerstgenoemde was, volgens do
Musical Times, de voornaamste uuteur
en componist. In het begin had het Jiedjs
geen succes. Nu zijn er millioenen exem
plaren van verkocht.
Mahomedaansche officieren in België.
De „Vossische Zeitung" ontleent aan een
veldpostbrief van een Duitsch officier do
mededeeling dat bij Rijssel Mohamedaan-
sche Indiërs in de gelederen der Duitschers
meevechten ingevolge den oproep van den
Sultan. Hoeveel het er zijn, staat er niet bij.
FEUILLETON.
In 's levens maalstroom.
(Het auteursrecht van deze vertaling is
voorbehouden)*
47)
Gij zoudt haar wel zoeken, nietwaar
Bravo? zeide Jules. En als zij dan niemand
meer heeft op de wereld, welnu, dan kan
zij hier nog wel een onderdak vinden. Gij
wilt immers wel, Robert?
Ach, zuchtte deze, ik zou de laatste
zijn om neen te zeggen.
Den volgenden ochtend ging Jules naar
het lyceum terug en begaf Robert zich
naar den ouden dokter om hem ophelde
ringen te vragen in de hem nog altijd
duistere zaak.
Marcelle is weg, zeide de uitstekende
man, maar haar vader is teruggevonden.
De vader van Marcelle! Heeft Mar
celle een vader?
Robert wa3 in de hoogste mate ver
baasd.... En ook een zekere droefheid
maakte zich van haar meester. Als Mar
celle een vader had, behoefde zij ook zijn
toewijding niet. De Breaults zouden dan
niet de eenige vrienden worden van het
kind en bij haar niet de plaats innemen
van juffrouw Hermine, zooals hij het zich
gedroomd had; er zou"slechts een gewone
alledaagsche betrekking tusschen hen be
staan. De lessen, in de kleine eetzaal ge
geven, de stille uren van studie, dat alles
Zou niet meer dan het gewone doen we
zen; 't zou gewoon deel uitmaken van
Marcelle's opvoeding; haar onderwijzer
zou haar onderwijzer wezen, en meer
niet..... Robert gevoelde, dat men hem een
deel van zichzelven ontnam, door Mar
celle terug te geven aan een bestaande
familie. Nu eerst bemerkte hij, waarin
hij had gehoopt, dat zij altijd het aange
nomen kind zou blijven van degenen, die
haar zoo beminden.
't Schijnt wel, of Ket je tegenvalt, zei
de de dokter, die hem door zijn bril aan
zag.
Ik? zeide Robert. Ik ben er integen
deel zeer gelukkig om. Wat is het voor
een man, die vader?
Een onvriendelijk heer, maar ik ge
loof goed van inborst. Hij had die erfge
namen wel het huis uit willen jagen...
De dokter vertelde Robert het tooneel
vóór de begrafenis.
Hij had geen ongelijk, merkte de
jonge man op. Maar nu Marcelle, wat
kan er van haar geworden zijn?
Zij zal wel terugkeeren bij vrouw Galin,
en Rose zal ook wel niet altijd onvindbaar
blijven. Ik heb er al aan gedacht, de va
der de noodige opsporingen te laten doen,
maar hij schijnt me daar weinig geschikt
toe. IK ben altijd bang, dat die man zal
opspringen als buskruit.
Ik zal er mij mede belasten, zeide
Robert levendig. Geen direct belang bij
de zaak hebbend, kan ik geduldiger we
zen.... Wat mijn toewijding betreft, u
kent de vriendschap, die ik Marcelle toe
draag en de zorg, die ik genomen heb, om
haar fyelder verstand te ontwikkelen.
Ja, ja, onderbrak hem de dokter.
Hoewel het, met het oog op uw jaren, wel
een wat zonderlinge opdracht is, er-
trouw ik het ja toch wel toe. Wees echter
voorzichtig, mijn vriend, zeer voorzichtig.
Handel niet te vlug.
Robert had wel lust, den goeden man te
zeggen, dat zijn raad al tijd genoeg had
laten verloopen, maar hij zweeg, uit
vrees hem te bedroeven en vertrok, na
eerst het adres van vrouw Galin gevraagd
te hebben.
Den volgenden morgen ging Marcelle
tegen een uur of acht naar beneden om
melk voor het ontbijt te halen; een vroo-
lijke voorjaarszen vergulde met haar
schuine stralen den boomen van het park
Montholon; de struiken waren er
heel wat gegroeid, sinds zij met Louise
Tarrot speelde.
Het hek van het park was open; de
wachter 't was dezelfde niet meer
wandelde met een gewichtig gezicht door
de lanen, een onderzoekenden blik in het
rond werpend; hij werd gevolgd door een
paar knechts, die de paden schoonhielden.
Marcelle had grooten lust om den stads
tuin eens binnen te treden. Voorheen was
dat haar dagelijksche pelgrimstocht. Aan
getrokken door dien zin voor het geheim
zinnige, welke alle kinderen eigen is, had
zij het als haar plicht beschouwd, dage
lijks de bank te gaan bezoeken, waarop
haar moeder gestorven was. 't Was mis
schien wel niet meer dezelfde bank, maar
ze stond toch nog altijd cp dezelfde
plaats, met de leuning naar denzelfden
boom gekeerd. Aan de een of andere bood
schap ontstal zij dan eenige minuten om
er naar te gaan zien en al was het maar
vanaf den hoek der laan een blik te wer
pen op de plaats, waar het drama van
haar bestaan een aanvang had genomen
en zij als wees was achtergebleven.
Sinds haar terugkeer bij juffrouw Galin
had zij verzuimd haar pieuze tochten te
hervatten. Op dezen morgen het hek voor
bijkomend, vond zij zich zelve al zeer na
latig en bedacht zij, dat de droefheid,
waarmede zij juffrouw Hermine herdacht,
haar toch de herinnering aan haar ware
moeder niet mocht doen vergeten. Deze
bezat geen graf, waar de dochter een
bezoek zou kunnen brengen; zij trad het
park binnen, met haar melkkannetje in
de hand en richtte zich naar de geliefde
plek.
Zij had zich nog nooit op da bank dur
ven nederzetten; het zou haar een ontwij
ding zijn geweest. Herhaaldelijk had zij
er vrouwen op zien zitten breien of ha
ken en kinderen er zandheuveltjes op zien
maken, maar voor deze allen was de bank
gelijk aan de anderen. Als zij vertrokken
waren en zij had er een minuutje tijd
voor, wischte Marcelle meF~een punt van
haar voorschoot het zand van de bank,
wischte de krijtkrabbels, door straatjon
gens er op gezet uit, en vertrok dan met
een gevoel van eerbied, zooals men ge
voelt bij het betreden van hooge kathe
dralen.
Op dezen morgen was alles zindelijk en
net, juist alsof het park dien ochtend voor
het eerst geopend was. De met het oog
op de lente opnieuw beschilderde ban
ken blonken iri de zon als metaal. De be
dauwde bladeren van boomen en struiken
schitterden als met diamanten. Het pas
gestrooide zand kraakte onder den voet
en was door zijn goudkleur een lust voor
de oogen.
Ondanks haar zelve aangegrepen door
den indruk, welke de lente op ieder, zelfs
op den meest onverschillige maakt, trad
Marcelle het park binnen, doordrongen
van een vreemdo nieuwsgierigheid en
ontroering.
Zou die bank, reeds zoovele jaren stom,
eens spreken. Zou zij er in haar verboel-
ding ooit de bruine japon, de mantel met
de soepele plooien, de eenvoudige stroo-
hoed, alle kleedingstukken van haar moe
der, die zoo onuitwischbaar in haar kin
derlijk geheugen waren gegrift, op terug
zien?
Terwijl zij het kronkelende" pad volgde,
dat haar noodzaakte in de kleine ruimte,
die haar van de bank scheidde, vele voet
etappen te zetten, scheen het haar toe, als
of zij bij het omdraaien van den laatsten
hoek de dierbare beeltenis, zoo trouw in
haar eerbiedige herinnering bewaard*
zou terugzien.
Op den welbekenden hoek hief zij ds
oogen op en stond zij verwonderd stiL
Op dat vroege morgenuur was haar
bank reeds bezet door een wandelaar. Zij
nam dezen met eenige hardnekkigheid op
en herkende den droeven, neerslachtigen
man, die daar uitrustte, dengene, dien zij
op zekeren avond op de place de la
Concorde had gezien. De voetstappen
van het kind hoorend, zag ook Montforl
op en herkende haar eveneens.
Hun zonderlinge ontmoeting bij de fon*
tein was wel van dien aard, om misschien
uit het geheugen te gaan.
(Wordt vervolgd-1