15 BUITENLAND. De Oorlog. 6e JAARGANG. No. 1576 Ste £eidóoke(Bou/taTit BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post ff.65 per kwartaaL Afzonderlijke nummers 2V8 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent DINSDAG DECEMBER. I9I4. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent Ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. V Was er maar geen tijd! Vreemde klacht, doch men zal aan stonds de juistheid beamen. Op uitnoodiging der Regeering hebben vertegenwoordigers der pers de vlushte lingen-verblijven in het Zuiden van ons land bezocht om het publiek een onpar tijdig denkbeeld te kunnen geven van het geen door particulieren en autoriteiten voor de Belgische uitwijkelingen werd en wordt gedaan. Daarbij trad veel goeds aan den dag, maar natuurlijk ook een en ande_r dat nog onvolkomen was. 't Is waarlijk geen kleinigheid, duizenden onderdak te bren gen, terwijl ook de gewone bezigheden haar tijd blijven eischen. En dan moet het dankbaar getuigd: op meerdere plaatsen, de kleinere niet het minst, is reuzenwerk verricht. Pijnlijk doet echter aan deze vergelij king, gemaakt door den verslaggever van het H b 1 d.: „Wij Jiebben ons verbaasd en geërgerd, dat zooals in Roosendaal, waar de Regee ring dertig cent per dag betaalt voor iede- ren vluchteling, de dagelijksche kost on eetbaar is; dat in Baarle-Nassau en an dere plaatsen, waar eveneens per dag dertig cents per vluchteling wordt be schikbaar gesteld, het middagmaal sma kelijk wordt bereid." Wat drommel, dat is toch wel het ge makkelijkste goed te koken als je de in grediënten er voor hebt. Moge dat in Roo sendaal thans veranderd zijnl Getroffen werden we bij de lezing der verslagen eenerzijds door de klacht over kleerengebrek, speciaal ondergoed, ander zijds over de ledigheid der vluchtelingen, welke des duivels oorkussen is. Zou 't een met het ander niet kunnen verbeterd wor den door den vrouwen goed te geven, waaruit zij onder behoorlijke contróle kunnen maken wat noodig is, matras sen en gordijnen daarbij inbegrepen. Er zullen dan misschien handen te kort ko men voor de reiniging der verblijfplaat sen. Dit zouden dan echter de mannen maar moeten overnemen, desnoods ge dwongen. Arbeid adelt en.... leidt af van verkeerde dingen. Het groote struikelblok is de huisves ting. Toen 't nog mooi weer was, kon men heel wat menschen bergen in loodsen en pakhuizen en fabrieken, maar nu moeten die menschen verwarmd worden, terwijl ook het samenleven meer en meer zijn eigenaardige eischen en bezwaren doet gevoelen. Men doet overal wat men kan: timmert schotten, plaatst kachels, verdub belt de soms ijle wanden, weert tocht, enz., doch er blijft nog veel te doen hier en daar. Er wordt aan gewerkt, zoodat 't wel goed zal worden. En nu herhalen we was er maar geen tijd! Overviel de vrede ons maar. Helaas echterl Maar juist hierom moge 't spoedig in alle verblijfplaatsen zoo wezen, dat menschwaardjg op den vrede kan gewacht worden. Meerdere krachtsontwikkeling aan de Aisne, in de Argonnen en den Elzas. De nieuwe Duitsche gouveneur-generaal in België, opvolger van Von der Goltz, die naar Turkije is vertrokken. Een Britsche onderzeeër heeft een Turksch slagschip vernield. De Oostenrijkers erkennen hun nederlaag in Servië. Zij berichten in West-Galicie 9000 Russen krijgsgevangen te hebben gemaakt. De Duitschers in Frankrijk en België. De Verbondenen schijnen werkelijk op eenig succes te mogen bogen. In een Fransch communiqué van gisteren wordt gezegd: Een hevig bombardement in de omgeving van de Aisne werd door ons beantwoord met den vijand in wan orde op zijn loopgraven terug te werpen. Wij zijn in Argonne met succes verder ge komen en hebben in den Elzas aanmerke lijke vorderingen gemaakt. Na wat de vorige dagen is vermeld ge worden, kan aan deze sobere mededeeling, dunkt ons, wel vertrouwen worden ge schonken. Aan de „Tijd" wordt uit Slui3 gemeld: De Duitschers hebben hun gewonden, die te Brugge verpleegd werden, in aller haast per auto en extra-treinen dieper in België vervoerd. De Brugsche bevolking, die den veroveraar met tegenzin binnen haar muren ziet heerschen, beschouwde dit zelfs als een voorteeken, en meja praatte van een fabelachtige zegepraal der verbondenen en een spoedigen Duit- schen aftocht. Doch in waarheid hebben de Duitschers de plaats ontruimd voor de andere gewonden, die alle oogenblikken van het front komen. Ook Kortrijk, waar zooveel Duitschers verpleegd werden en waar reeds lange rijen Duitsche kruisen op het kerkhof ver rijzen, raakte door het plotse wegvoeren der Duitsche gewonden geheel in de war, te meer, daar er sinds de laatste dagen talrijke versterkingen, kanonnen, mi- trailleui's, lange treinen met munitie enz. doortrekken. Belangrijke troepenconcen traties hadden er plaats rond Crerue, op een uur afstand van Kortrijk, welke stad haar optimiste stemming behoudt, omdat er sinds enkele dagen Engelsche patrouil les gezien zijn in den omtrek van Roese- laere en rond de bosschen van Heule, 't eerste station boven Kortrijk op de spoor- linie BruggeKortrijk, Te Kortrijk, evenals te Brugge en elders, beginnen eenige artikelen, zout o. m., te ontbreken. Duurt de bezetting der Duit schers nog lang, dan zou de bevolking ernstig kunnen verontrust worden, daar zij zooveel willekeurige requisites doen en het vooral op het vee en de levensmidde len gemunt hebben. In het Bisschoppelijk College van Kort rijk heerscht een bijzondere drukte. Daar zijn de Duitsche veldbakkerijen opgesla gen, hetgeen niet aan een zoo spoedige ontzetting der stad doet denken. Voor eenige dagen heeft de overheid van het ge sticht pogingen ingespannen om de klassen te herbeginnen, doch de tegenwoordigheid van de soldaten maakte dit totaal onmoge lijk. Er werd een verzoek gericht aan do plaatselijke kommandanten, om die moei lijkheden uit den weg te ruimen, doch men liep een weigering op. Zoo blijven de leeraren en studenten in gedwongen sta king. De opvolger van Von jjer Goltz. Tegenover een berichtgever van den Hamburger Correspondent liet zich vol gens de Korr. Norden de nieuwe gouver neur-generaal van België, Von Bissing,, düs uit Vele menschen meenen, dat men den nieuwen gouverneur-generaal en nieuw stelsel in België zal komen. Dit is een dwaling. Mijn voorganger heeft alles zoo practisch en doelmatig ingericht, dat ik voorloopig slechts in zijn koers kan door sturen. Natuurlijk moet ik daarbij oppas sen alle klippen te vermijden. De Belgen zullen zien, dat ik een bovenal rechtvaardig vijand ben en ik hoop, dat de Belgen dit spoedig zullen erkennen en mij zullen vertrouwen. De rust en orde wil ik haadhuven in dit land, dat tot basis der operaties van de Duitsche troepen is geworden Het Duit sche leger mee', weten lat in zijn rug orde heer&'.ht, opdat het steeds den blik slechts voorwaarts heeft te richten. Dit hoop ik met zachtheid te bereiken, doch wanneer dit niet zou gelukken, zal ik met harde vuist ingrijpen. Ik heb voor den algemeenen economi- schen toestand steeds bijzondere belang stelling gekoesterd. Daarom hoop ik ook hand aan hand met het burgerlijk bestuur veel voor den economischen toestand te kunnen tot stand brengen. Toen de Keizer mij tot gouverneur-gene raal benoemde beval hij mij nadrukkelijk alles te doen om de zwakken in België te helpen en op te richten. Oostenrijk en Servië. De Oostenrijkers erkennen in Servië slaag te hebben gekregen. Een officieel communiqué luidt „Het van de Drina in Zuidoostelijke richting voortgezette offensief, is ten Zuid oosten van Valjevo op een sterken over- machtigen vijand gestuit. 't Offensief is niet alleen moeten opgege ven worden, doch dientengevolge hebben ook verder reikende teruggaande bewegin gen plaats gehad van onze troepen, die se dert vele weken in hardnekkige en schit terende maar aan verliezen rijke gevechten gewikkeld waren. Hietegenover staat de inneming van Belgrado. De hieruit voort vloeiende algeheele toestand zal nieuwe operatieve besluiten en maatregelen ten gevolge hebben, die tot het verdringen van den vijand dienen moeten." Hier volgen eenige historische herinne ringen uit den laatsten tijd. De actie, het verweer, volgens velen: het gestook van Servië tegen de Oostenrijkers, de Donau-monarchie en het Habsburg6che Huis de aanleidende oorzaak geweest tot het uitbarsten van den om economische en politieke redenen reeds lang voorzienen oorlog, die thans Europa zoo vreeselijk teistert. De pan-Servische beweging, waarin offi cieels personen in Servië een leiding ge vende rol vervulden, breidde zich ver bui ten de grenzen van het kleine Koninkrijk uit, bracht de hoofden der daar wonende Serviërs op hol, en leidde ten slotte tot de misdaad, die de onmiddellijke aanleiding was tot de oorlosgverklaring van Oosten rijk aan Servië, n.l. den moord op Groot hertog Ferdinand en zijn gemalin, te Sera- jewo, de hoofdstad van Bosnië, in welke Oostenrijksche provincie het Servische ele ment overheerschend is. Dit sedert 1526 aan Turkije behoorende gewest werd in 1878 door Oostenrijk bezet. In datzelfde jaar werd de onafhankelijk heid van Servië, óók oorspronkelijk een Turksche provincie, later een vorsten-lom onder suzereiniteit van den Sultan, dcor het Berlijner Congres erkend, en in 1882 werd dit kleine Donauland tot den rang van Koninkrijk verheven. \an dat oogenblik af, rijpte in de harten van alle Serviërs het pan-Servische ideaal, dat het denkbeeld omvatte eener vereeni- ging van alle door Serven bewoonde lan den, Bosnië, Herzegowina, \oviba/.ar de daaraan Zuidwaarts grenzende toenmalige Turksche provinciën, ook declen van Bul garije, en zelfs Montenegro en Albanië tot één groot en machtig Servenrijk, dat op den Balkan het overwicht in handen zou hebben. Een Turksch slagschip vergaan. De Engelsche Admiraliteit meldt, dat gis teren de Britsche onderzeeër B 11 de Dar- danellen binnenvoer en ondanks de hevige strooming onder vijf rijen mijnen door dook, en het Turksche pantserschip „Mes- socdié", dat het mijnenveld bewaakte, tor- pilleerde. De vijandelijke artillerie schoot op den onderzeeër maar deze keerde niette min ongehavend terug, na herhaaldelijk te zijn ondergedoken en na ten slotte negen uur aan een stuk onder water te zijn ge bleven. De laatste maal dat van den on derzeeër do „Messoedié" werd waargeno men, was het schip van achteren zinkende.^ De „Messoedié" is een pantserschip van 9250 "Ion, met een snelheid van 17 knoo- pen en een bemanning van 900 koppen. Het schip was bewapend met 2 kanonnen van 24 c.M., 12 van 15 c.M., 14 van 7.6 c.M., 10 van 5.7 en 2 van 4.7 c.M. In 1903 was hot schip, dat in 1874 van stapel liep, op een werf te Genua gemoderniseerd. De Russen. Het Russisch hoofdkwartier meldt dd. 13 Dcc. Op alle fronten heeft geen enkel ge vecht van beteekenis plaats gehad. In de richting van Mlava zijn wij voortgegaan met de Duitsche troepen terug te werpen, die zich op den terugtocht bevinden. Op den linker Weichseloever heeft geen enkele verandering plaats gegrepen. In de om streken van de Duekla-hoogten zijn de Oostenrijksche colonnes langs de hellingen ten Noorden der Karpathen afgedaald. Uit Weenen wordt officieel gemeld De vervolging der Russen in West-Galicië werd voortgezet, waarbij wij in kleinere en grootere gevechten allerwege in Zuide lijke richting terrein wonnen. Doekla is wederom in ons bezit. Onze over de Kar pathen voortgerukte colonnes hebben gis teren en eergisteren 9000 krijgsgevangenen gemaakt en 10 mitrailleurs veroverd. De toestand aan het front van Fajbrot tot ten Oosten van Krakau en in Zuid-Polen on veranderd. Ten Noorden van Löwicz zijn onze bondgenooten tegen de Beneden-Bzoo- ra voortgedrongen. Verschillende Oorlogs berichten. Slechte wegen. Uit Boulogne wordt aan de „Times" geseind, dat een der grootste hindernissen tegen een snellen opmarsch van de bondgenooten de slechte toestand van de wegen in België en Noord-Frankrijk is. Weken geleden heeft een heel leger van Fransche soldaten, dis tot de knieën in de modder stonden, ge tracht herstel aan te brengen, maar met weinig resultaat. Nu is besloten de wegen geheel nieuw aan te leggen. In Engeland zijn duizenden schoppen, houweelen, kruiwagens besteld. Men is voornemens de wegen te bedekken met balken, soort gelijk als de dwarsliggers van de spoor wegen. Pokken. Wegens het voorkomen van pokken heeft de burgemeester van Wee nen een proclamatie gericht tot de bevol king, waarin hij haar aanspoort zich te laten inenten. Er zijn vaccinatieparken ingericht, waar de burgers zich koste loos kunnen laten inenten. Cholera? Naar wordt gemeld, zou den in het militaire gevangenkamp te Wezel gevallen van cholera zijn voorge komen. Kerstgeschenken. Uit Engeland wordt gemeld, dat de taak van het uitpakken en sorteeren der Kerstgeschenken, door de Jason uit de Vereenigde Staten over gebracht, thans voltooid is. De weduwen van soldaten, die aan het front gesneuveld zijn, moeten zich nu in verbinding stellen met de betreffende gemeentebesturen of steuncomité's, om haar adres op te geven en inlichtingen te verstrekken omtrent het aantal kinderen, hun leeftijd en kun ne. Men gelooft dat de hoeveelheid der geschenken, die ter beschikking zijn, veel grooter zal blijken dan hetgeen voor da wcezen noodig is, en het is daarom raad zaam, dat de namen van kinderen, wier vaders aan het front zijn, eveneens wor den opgegeven. Tipperary. „Tipperary", het lijf deuntje der Britsche soldaten, is het pro duct van Jack Judge, een bekenden vo- riété-zariger, en Harry Williams, zoowel wat de woorden als de muziek betreft. Maar eerstgenoemde was, volgens do Musical Times, de voornaamste uuteur en componist. In het begin had het Jiedjs geen succes. Nu zijn er millioenen exem plaren van verkocht. Mahomedaansche officieren in België. De „Vossische Zeitung" ontleent aan een veldpostbrief van een Duitsch officier do mededeeling dat bij Rijssel Mohamedaan- sche Indiërs in de gelederen der Duitschers meevechten ingevolge den oproep van den Sultan. Hoeveel het er zijn, staat er niet bij. FEUILLETON. In 's levens maalstroom. (Het auteursrecht van deze vertaling is voorbehouden)* 47) Gij zoudt haar wel zoeken, nietwaar Bravo? zeide Jules. En als zij dan niemand meer heeft op de wereld, welnu, dan kan zij hier nog wel een onderdak vinden. Gij wilt immers wel, Robert? Ach, zuchtte deze, ik zou de laatste zijn om neen te zeggen. Den volgenden ochtend ging Jules naar het lyceum terug en begaf Robert zich naar den ouden dokter om hem ophelde ringen te vragen in de hem nog altijd duistere zaak. Marcelle is weg, zeide de uitstekende man, maar haar vader is teruggevonden. De vader van Marcelle! Heeft Mar celle een vader? Robert wa3 in de hoogste mate ver baasd.... En ook een zekere droefheid maakte zich van haar meester. Als Mar celle een vader had, behoefde zij ook zijn toewijding niet. De Breaults zouden dan niet de eenige vrienden worden van het kind en bij haar niet de plaats innemen van juffrouw Hermine, zooals hij het zich gedroomd had; er zou"slechts een gewone alledaagsche betrekking tusschen hen be staan. De lessen, in de kleine eetzaal ge geven, de stille uren van studie, dat alles Zou niet meer dan het gewone doen we zen; 't zou gewoon deel uitmaken van Marcelle's opvoeding; haar onderwijzer zou haar onderwijzer wezen, en meer niet..... Robert gevoelde, dat men hem een deel van zichzelven ontnam, door Mar celle terug te geven aan een bestaande familie. Nu eerst bemerkte hij, waarin hij had gehoopt, dat zij altijd het aange nomen kind zou blijven van degenen, die haar zoo beminden. 't Schijnt wel, of Ket je tegenvalt, zei de de dokter, die hem door zijn bril aan zag. Ik? zeide Robert. Ik ben er integen deel zeer gelukkig om. Wat is het voor een man, die vader? Een onvriendelijk heer, maar ik ge loof goed van inborst. Hij had die erfge namen wel het huis uit willen jagen... De dokter vertelde Robert het tooneel vóór de begrafenis. Hij had geen ongelijk, merkte de jonge man op. Maar nu Marcelle, wat kan er van haar geworden zijn? Zij zal wel terugkeeren bij vrouw Galin, en Rose zal ook wel niet altijd onvindbaar blijven. Ik heb er al aan gedacht, de va der de noodige opsporingen te laten doen, maar hij schijnt me daar weinig geschikt toe. IK ben altijd bang, dat die man zal opspringen als buskruit. Ik zal er mij mede belasten, zeide Robert levendig. Geen direct belang bij de zaak hebbend, kan ik geduldiger we zen.... Wat mijn toewijding betreft, u kent de vriendschap, die ik Marcelle toe draag en de zorg, die ik genomen heb, om haar fyelder verstand te ontwikkelen. Ja, ja, onderbrak hem de dokter. Hoewel het, met het oog op uw jaren, wel een wat zonderlinge opdracht is, er- trouw ik het ja toch wel toe. Wees echter voorzichtig, mijn vriend, zeer voorzichtig. Handel niet te vlug. Robert had wel lust, den goeden man te zeggen, dat zijn raad al tijd genoeg had laten verloopen, maar hij zweeg, uit vrees hem te bedroeven en vertrok, na eerst het adres van vrouw Galin gevraagd te hebben. Den volgenden morgen ging Marcelle tegen een uur of acht naar beneden om melk voor het ontbijt te halen; een vroo- lijke voorjaarszen vergulde met haar schuine stralen den boomen van het park Montholon; de struiken waren er heel wat gegroeid, sinds zij met Louise Tarrot speelde. Het hek van het park was open; de wachter 't was dezelfde niet meer wandelde met een gewichtig gezicht door de lanen, een onderzoekenden blik in het rond werpend; hij werd gevolgd door een paar knechts, die de paden schoonhielden. Marcelle had grooten lust om den stads tuin eens binnen te treden. Voorheen was dat haar dagelijksche pelgrimstocht. Aan getrokken door dien zin voor het geheim zinnige, welke alle kinderen eigen is, had zij het als haar plicht beschouwd, dage lijks de bank te gaan bezoeken, waarop haar moeder gestorven was. 't Was mis schien wel niet meer dezelfde bank, maar ze stond toch nog altijd cp dezelfde plaats, met de leuning naar denzelfden boom gekeerd. Aan de een of andere bood schap ontstal zij dan eenige minuten om er naar te gaan zien en al was het maar vanaf den hoek der laan een blik te wer pen op de plaats, waar het drama van haar bestaan een aanvang had genomen en zij als wees was achtergebleven. Sinds haar terugkeer bij juffrouw Galin had zij verzuimd haar pieuze tochten te hervatten. Op dezen morgen het hek voor bijkomend, vond zij zich zelve al zeer na latig en bedacht zij, dat de droefheid, waarmede zij juffrouw Hermine herdacht, haar toch de herinnering aan haar ware moeder niet mocht doen vergeten. Deze bezat geen graf, waar de dochter een bezoek zou kunnen brengen; zij trad het park binnen, met haar melkkannetje in de hand en richtte zich naar de geliefde plek. Zij had zich nog nooit op da bank dur ven nederzetten; het zou haar een ontwij ding zijn geweest. Herhaaldelijk had zij er vrouwen op zien zitten breien of ha ken en kinderen er zandheuveltjes op zien maken, maar voor deze allen was de bank gelijk aan de anderen. Als zij vertrokken waren en zij had er een minuutje tijd voor, wischte Marcelle meF~een punt van haar voorschoot het zand van de bank, wischte de krijtkrabbels, door straatjon gens er op gezet uit, en vertrok dan met een gevoel van eerbied, zooals men ge voelt bij het betreden van hooge kathe dralen. Op dezen morgen was alles zindelijk en net, juist alsof het park dien ochtend voor het eerst geopend was. De met het oog op de lente opnieuw beschilderde ban ken blonken iri de zon als metaal. De be dauwde bladeren van boomen en struiken schitterden als met diamanten. Het pas gestrooide zand kraakte onder den voet en was door zijn goudkleur een lust voor de oogen. Ondanks haar zelve aangegrepen door den indruk, welke de lente op ieder, zelfs op den meest onverschillige maakt, trad Marcelle het park binnen, doordrongen van een vreemdo nieuwsgierigheid en ontroering. Zou die bank, reeds zoovele jaren stom, eens spreken. Zou zij er in haar verboel- ding ooit de bruine japon, de mantel met de soepele plooien, de eenvoudige stroo- hoed, alle kleedingstukken van haar moe der, die zoo onuitwischbaar in haar kin derlijk geheugen waren gegrift, op terug zien? Terwijl zij het kronkelende" pad volgde, dat haar noodzaakte in de kleine ruimte, die haar van de bank scheidde, vele voet etappen te zetten, scheen het haar toe, als of zij bij het omdraaien van den laatsten hoek de dierbare beeltenis, zoo trouw in haar eerbiedige herinnering bewaard* zou terugzien. Op den welbekenden hoek hief zij ds oogen op en stond zij verwonderd stiL Op dat vroege morgenuur was haar bank reeds bezet door een wandelaar. Zij nam dezen met eenige hardnekkigheid op en herkende den droeven, neerslachtigen man, die daar uitrustte, dengene, dien zij op zekeren avond op de place de la Concorde had gezien. De voetstappen van het kind hoorend, zag ook Montforl op en herkende haar eveneens. Hun zonderlinge ontmoeting bij de fon* tein was wel van dien aard, om misschien uit het geheugen te gaan. (Wordt vervolgd-1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1