10 BUITENLAND. De Oorlog. BINNENLAND. 6o JAARGANG. No. t572 Ste £eicbcke0oti/taii^ BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooroltbotallng, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent por week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post fl.65 per kwartaaL Afzonderlijke nummers 21 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent DONDERDAG DECEMBER. I9I4. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regele fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratie bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groots letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. V Een oorzaak van den oor log. Weet u waar die schuilt? In.... het protectionisme. Dit zegt ten minste dr. Bos in de bro chure, welke uiting geeft aan zijn „vrij zinnige gedachten in een moeilijken tijd." De heer Bos klaagt: „EngelancT gaat voort in vredestijd vrij en zonder eenige voorkeur aan eigen of kolonialen ondernemer te schenken, de producten van Duitschland op zijn markt toe te laten. De Duitsche agenten en han delsreizigers laten niet na in Groot-Brit- tanje en de Britsche koloniën al het moge lijke te doen om den Engelschen fabri kant, die bovendien door de groote gevol gen in een vroeger tijdperk wellicht zich niet snel genoeg heeft gericht naar de eischen van een nieuwen tijd, te verdrin gen. Maar zoodra de Engelsche fabrikant zelf zoekt naar uitbreiding van zijn debiet op het vasteland, dan stuit hij tegen den muur van Duitsche invoerrechten. Zijn1 oude clientèle verliep en zoodra zich weer weer een nieuwe vestigde, kwam eem nieuwe tariefsherziening, welke ze weer wegvaagde." Alles goed en wel, maar waarom voert Engeland dan niet liever een tariefoorlog met Duitschland, dan een met bommeri en granaten, vliegmachines en mijnen. Zoo'n vreedzame krijg ware héél wat ver kieslijker, terwijl het ons bovendien ver standiger lijkt het vrijhandelstelsel op te geven, als het voor dé eigen industrie zoo nadeelig blijkt. In je eentje te blijven vrij- handelen is vechten tegen de bierka, ter- niet te voorzien valt, dat Duitschland er na den oorlog zijn beschermend stelsel aan geven zal. 't Heeft er zich blijkbaar te wei bij bevonden. Er hapert intusschen wel wat aan de re deneering van dr. Bos, want waarom zou anders de huidige oorlog zoo'n war winkel zijn tusschen beschermende en on- beschermende Staten? Aan het protectio nisme de schuld te geven is wat al te een voudig. V Stoken. Het Volk is weer aan den gang. Over het vluchtelingenkamp te Nun- speet had het een opzienbarend verhaal, waarvan de conclusie zou kunnen wezen, dat daar op de Veluwe de wetten van menschelijkheid en hygiëne soms met de voeten werden getreden. Blijkens een relaas in 't ,,Hbld.", den kelijk opgesteld door een pleegzuster, die het kamp bezocht, zijn echter die Volk praatjes deels onwaar speciaal wat de misslagen tegen de menschelijkheid be treft deels schromelijk overdreven, 't Volmaakte is natuurlijk nog niet bo- reikt, maar er wordt zooveel mogelijk naar verbetering gestreefd. En meer kan waarlijk niet verlangd worden. Van stoken moet intusschen het socia lisme leven, vooral nu de wereldbrand *t zoo ondermijnde* Drie Duitsche kruisers in den grond geboord. Beschieting van de Belgische kust. Noch van het Westelijk, noch van het Oostelijk oorlogsterrein eenig nieuws. Drie Duitsche kruisers gezonken. De Duitsche vlcot heeft een aanzienlijk verlies geleden door de vernieling van twee der beste kruisers en een kleinere in het Zuidelijk gedeelte van den Atlantischen Oceaan, bij de Falklands-eilanden, ten W. van de Zuidpunt van Zuid-Amerika. Uit Londen wordt officieel gemeld Het Britsche eskader onder bevel van den vice-admiraal Frederick Sturdee ont waarde op 8 December 's morgens te 7.30 uur bij de Falkland-eilanden de Duitsche kruisers „Scharnhorst", „Gneisenail" en „Leipzig". In den loop van den strijd, die daarop plaats had, zijn de „Scharnhorst", die de vlag van admiraal Graff von Spee voer, de „Gneisenau" en de „Leipzig" ge zonken. De „Dresden" en de „Nurnberg", die tijdens het gevecht ontvluchtten, wor den achterna gezet. Twee kolenschepen zijn veroverd. De Britsche verliezen zijn zeer weinig talrijk. Er zijn talrijke overblij- venden van de „Leipzig" en de „Gneise nau" opgepikt. De groote kruisers Scharnhorst en Gnei senau hadden een waterverpL van 11,600 ton, de bemanning bestond voor elk schip uit 765 koppen, terwijl beide schepen in 1906 van stapel geloopen waren. De bewa pening bestond uit 8 stukken van 21/40, 6 stukken van 15740, 18 van 8/35, 4 mTachïne- geweren en 4 torpedolanceerbuizen. De kleine kruiser „Leipzig" dateert van 1905, had een waterverplaatsing van 3250 ton, met een bewapening van 10 stukken van 5/40, 4 machinegeweren en 2 torpedo lanceerbuizen. De bemanning bestond uit 286 koppen. De Duitschers in Frankrijk en België. Uit het Westen niets dan berichten als: „Wij hebben in het Argonnenwoud terrein gewonnen", van Duitsche, en: „Wij zijn aan de Maas en in het Argonnenwoud goed vooruitgegaan", van Fransche zijde. De aanvoer van 56,000 man via Antwer pen, waarvan een bericht in het „Hbl. van Antw." gewaagd, beteekent op troepenmas sa's, als die in dezen oorlog ageeren, niet genoeg om er den doorslag van te verwach ten. De oplossing aan het Westelijk front is dus naar alle waarschijnlijkheid nog niet te wachten. Een telegram uit Sluis dd. 8 December meldt: Gisteren heeft een heftige beschie ting plaats gehad van de Belgische kust door de vloot der bondgenooten. Daar de kruisers eenige kilometers van de kust verwijderd waren, teekenden de rompen zich slechts vaag af tegen den horizon. Al leen de vuurstralen bij de losbrandingen duidden de ligplaats der schepen aan. Het moorddadige vuur scheen gericht op de vooruitgeschoven linies en had blijkbaar ten doel een voorwaartsche beweging van de Duitschers in de richting Nieuwpoort te beletten; want, niettegenstaande sommigen melding maken van gevechten ten zuidoos ten van Nieuwpoort en vooral bij Oost- Duinkerken, kunnen wij die berichten slechts aanvaarden onder het grootste voorbehoud. Gedurende de beschieting kon men te Cadzand tegen drie uur een flotilje van drie torpedoboot jagers een verkenningstocht zien doen naar Zeebrugge. De schepen ver dwenen achter de pier. Geen enkel kanon schot werd op die hoogte gelost Aan een brief, die de „Daily Telegraph" van het front ontving, ontleenen wij enke le beschrijvingen: Toen onze batterij positie nam in een boomgaard schrijft een officier was het eerste dat de commandant ontdekte, toen hij de nieuwe stelling bij het heldere maanlicht inspecteerde, een rijtje van vijf versche graven, waarop eenvoudige hou ten kruisjes stonden. Het opschrift duidde aan, dat hier vijf Fransche artilleristen lagen, 22, 24, 25, 21 en 26 jaar oud, alle „mort pour la patrie". Tot voor enkele dagen was hier een Fransche batterij in stelling geweest. „Zoo, zoo" riep de commandant, „dat is een pleizierig welkom." Een voor een kwamen de mannen na derbij om de graven te zien, hunne petten in de hand; sommige knielden neer, en prevelden een kort gebed voor hunne wa penbroeders van gisteren. Het was een treurig en fantastisch gezicht, die don kere gestalten, in het maanlicht geknield om de grafheuveltjes. Maar spoedig was er werk genoeg; de loopgraven moesten gemaakt worden. De dooden waren spoedig vergeten. Tot 10 uur gisteravond bi*. Men de Duit schers ons met hun 21-ers bezig; zij vuur den 15-maal op het dorp en op de kerk, waardoor een vijftig burgers getroffen werden. Wij konden den vlam van het Duitsche geschut duidelijk zien; de slag kwam pas 32 35 seconden later tot ons. Dan, een seconde of twee later, kwam het gerucht van het gierende projectiel. Het is wanneer zulk een 21 c.M. projectiel na dert alsof een spoortrein door de lucht nadert, om dan remmende en knarsende dichterbij te komen. Wij berekenden dat het Duitsche ge schut op een afstand van 10 of 12 K.M. van ons af stond. De nieuwe zware vliegtuigvernielers van Krupp zijn te Westende, nabij Lom- baertzijde opgesteld; een Belgische vlie ger, luitenant. Jacquet, werd er onlangs bijna het slachtoffer van* Hij vloog een 800 a 900 meter hoog, toen wij hem plotseling omringd zagen door tallooze wolkjes.... de machine richt te den neus omhoog, en steeg, steeg al door hooger, tot hij buiten het bereik der granaten was. Als er een vliegmachine te zien is, dan kijkt iedereen direct wat er gebeuren gaat en de mannen zitten er achterheen als henden achter het haas. Verschillende Oorlogs berichten. Van het Oostelijk oorlogsterrein. Geen nieuws te vermeldenl De ongesteldheid van Keizer Wilhelm. De Keizer heeft ook gisteren het bed niet kunnen verlaten; echter heeft de Keizer het rapport van den chef van den generalen staf van het veldleger over den oorlogs toestand in ontvangst genomen. Ter dood veroordeeld. Ahlers, vroeger consul van Duitschland te Sunderland, als Engelschman genaturaliseerd, heeft be schuldigd van verraad terecht gestaan, wijl hij Duitschers geholpen heeft Engeland te verlaten, ten einde zich bij het Duitsche le ger te voegen. Ahlers werd schuldig bevon den en ter dood veroordeeld. Een Zuster gedecoreerddoor de Fransche regeering. De president der Fransche Republiek heeft aan Zuster Julie, overste van het hospitaal te Gerbervillers medegedeeld, dat spoedig een besluit naar de groote kanselarij zou worden gezonden, waarbij haar het kruis van het Legioen van Eer wordt toegekend. Zuster Julie was reeds eervol vermeld op de dagorder van het leger, toen door haar tegenwoordigheid van geest en vastberadenheid het hospitaal werd gered, waarin zij werkzaam was. Ondermijnde Belgische steden? Maurice Maeterlinck heeft volgens de „Temps" in een lezing, te Milaan ver klaart: „Het is zeker, dat Antwerpen, Gent, Brugge en Brussel onherroepelijk veroordeeld zijn. De bekende Groote Markt, het stadhuis en de kathedraal van Brussel zijn ondermijnd ik weet dit en herhaal, dat ik dit weet uit volkomen be trouwbare particuliere bron, waartegen gteen ontkennen zou baten. „Eén vonk zal voldoende zijn om van een deb schitterendste plaatsen van Europa een riiïne te maken zooals Ype- ren, Mechelen en Leuven reeds zijn." Duitsche zenuwen. Duitsche bladen publiceeren den tekst van een toespraak, door keizer Wilhelm op 3 December ge houden tot een deputatie van de te Woyrsch aan het Oostelijke front opge stelde troepen. De keizer heeft daarin voorspeld, dat de Duitschers en Oosten rijkers een langen vrede zullen bevech- tenj „want onze zenuwen zijn sterke^ dan die van onze vijanden". Suikergebrek in Engeland. De Denen zullen vermoedelijk niet voorzien in het gebrek van suiker, dat er in Engeland komt, nu het Westen van België om den oorlog het voorloopig niet kan verbou wen, De Deensche suikerijfabrieken zijn niet op grooten uitvoer ingericht, en al kon dit verholpen worden, men eischt in Engeland verzending in blik, en blik is nu moeilijk te verkrijgen. De Denen zien er dus van af. Nederland en de Oorlog. Voor onze Lanclweer in het Zuiden. Van verschillende ziide en dit is te prijzen wordt er geijverd, om het harde lot onzer landweermannen aan de gren zen zooveel mogelijk te verzachten. Inderdaad, een zware taak mag het heeten, bij weer en wind, vorst en regen, bij dag en nacht aan de grenzen te staan ter bewaking van het dierbaar Vaderland. Gezellig aan den huizelijken haard geze ten, is het bezwaarlijk zich hiervan een juist denkbeeld te scheppen. Hoe da lange winteravonden, vooral daar buiten, als het om vier uur donkert, door te brengen? Waar afleiding, eene gezellige verpoo- zing gezocht op de posten der eenzame landwegen en in de sombere wachtlokalen der vèr-afgelegen dorpen en gehuchtenl Hoe vooral den geesel der geest en lichaam doodende ledigheid en verveling bestredenT Ja, zwaar is de taak onzer landweer mannen, zwaar ook het offer, van hen ge vraagd: vrouw en kinderen, vader en moeder, huis en erf hebben zij moeten verlaten, om onze neutraliteit te verdedi gen en de verschrikkingen van den oorlog van ons af te wenden. Ongetwijfeld hebben zij recht op onze dankbaarheid en waardeering. Van deze erkentelijkheid werd reeds blijk gegeven door daadwerkelijken steun. Verschillende giften mocht ondergetee- kende ontvangen, waarvoor hierbij harte lijk zij dank gezegd. Edoch, daar er zooveel honderden aan onze Zuidelijke grenzen staan, zal er niet licht kunnen gokondigd worden: 't i3 ge noeg! Neen, alle steun, onder welken vorm ook, is steeds welkom. Ik noem slechts geld, goede lectuur, tabak, sigaren, siga retten: verschillende spelen enz. enz., al les wordt in dank aanvaard door den Aalmoezenier der Militairen in het Zuiden, E. BIEIVMANS, Kapelaan, Brusselschestraat 50, MAASTRICHT. Personeel S.S. en de mobilisatie. De directie der Staatsspoor heeft goed gevonden, dat het jngehuwde personeel in vasten dienst en zij, die voor een op neming in vasten dienst in aanmerking komen, een gedeelte van hun bezoldi ging blijven genieten gedurende den tijd, dat zij wegens de mobilisatie onder de wapenen zijn. Deze toelage bedraagt 20 pCt. van hun bezoldiging en zal met de soldij als mili tair ten hoogste gelijk mogen zijn aan hun loon bij de maatschappij en kan zoo noo* dig dus worden verminderd. Deze nieuwe bepaling heeft terugwer kende kracht tot het begin van de mobi lisatie. Het gehuwde personeel, dat zich in mili tairen dienst bevindt, blijft het drievierde gedeelte van de bezoldiging genieten. Ech ter zal van 1 Dec. af de toelage met hun soldij ten hoogste hun bezoldiging bij de Mij. gelijk mogen zijn en kan de toelage tot dit bedrag verminderd worden. M ij n e n, Op de volgende vragen van den heer O. van Nispen tot Sevenaer betreffende aan de Nederlandsche kust aangespoelde mijnen: Kan de minister medcdeelen hoeveel mijnen FEUILLETON. In 's levens maalstroom. (Het auteursrecht van dezo vertaling Is voorbehouden). 43) Montfort wachtte in eerbiedige houding het stoffelijk overschot af- Hoe hevig zijn toorn ook was, aan haar, die zijn doch ter tot moeder verstrekte was hij ten minste verschuldigd haar lijkplechtigheid niet door daden van geweld of heftige woorden te verstoren. Hij schikte zich langs den muur, liet den stoet passeeren en schaarde er zich toen achter, Bij den ingang van den tuin zag hij den dokter, bleek van vermoeienis en aan doening; hij had zijn oude vriendin tot haar laatste rustplaats willen volgen. De blik, dien Simon Montfort op hem wierp, was niet minder toornig dan die waarme de hij de overigen aanzag, maar bij de eerste woorden, welk hij de grijsaard hoor de uitspreken, maakte zich een weldadige kalmte zich van hem meester. Is zij niet teruggekomen? vroeg de oude dokter aan mijnheer Permeny op 't oogenblik toen de stoet zich in beweging stelde. De jonge man schudde ontkennend het hoofd. Gij hebt een slechte daad op uw ver antwoording geladen, voegde de genees heer er aan toe. Simon voegde zich oogenblikkelïjk bij hem. Kent gij mijn dochter? vroeg hij, den dokter bij den arm grijpend. Marcelle? Jal zij is mijn dochter. Waar is zij? Helaas, antwoordde de goede man, ik weet er niets van. Maar wij zullen haar wel terugvinden. Kom, vergezel haar naar de laatste rustplaats haar, die zij zoozeer heeft bemind, en die haar, ware het haar vergund geweest, voor alle kom mer zou hebben gevrijwaard.... Kom, mijnheer, doe wat Marcelle zou gedaan hebben, indien zij hier was. Simon liet zich gedwee medevoeren en 't waren zijn oogen die de eenige tranen stortten, welke in dat uur, de tombe van juffrouw Hermine besproeiden. De trein zette Marcelle tegen vijf uur in den morgen af aan het station te Pha- lempin. De hemel was nog grauw maar de da geraad gloorde toch reeds. Een overdekte wagen verving den trein en onderhield de gemeenschap met de omliggende plaat sen. Marcelle nam er in plaats en een uur la ter nam de brave conducteur, een stil zwijgende man, die steeds zijn tanden op elkaar geklemd hield uit vrees zijn pijp te verliezen, haar onder de armen op en zette haar neer op een met jonge boomen beplant pleintje, midden in een ontwa kend dorp gelegen. Saint Marois? vroeg het jonge meisje. De conducteur knikte bevestigend, nam weer op zijn bankje plaats en voort ging de wagen, om op andere min of meer ver wijderde plaatsen andere reizigers, even Stilzwijgend als hij, af te zetten. Sinds zij Parijs verliet, had Marcelle nog met niemand gesproken. De coupé, waar zij een plaats had bekomen, was gedurende dien nacht aan de vele sta tions herhaaldelijk door andere reizigers ingenomen, maar niemand had iets ge zegd tot dat groote stilzwijgende meisje, dat trouwens zelf weinig lust tot spreken had. Ilaar hart was te vol, cm zich in zinledige gesprekken te kunnen uiten, Op dat groote plein, waar zij geheel alleen stond te midden van huizen, waar uit nieuwsgierige vrouwen en kinderen kwamen, gevoelde zij zich nog bedrukter; zij had haast spijt, gekomen te zijn. Wat zou zij nu gaan doen? Als Rose eens niet tevreden was? Zij had daar niet aan gedacht, toen zij Parijs verliet... Maar vrouw Galin zou het wel goed vinden, daar was zij zeker van. Bij haar was de redding. Zonder zich er rekenschap van te ge ven schoot haar opeens de gedachte te binnen, dat haar goudstukken haar over al een welkom middel tot het verkrijgen van hulp zouden zijn. Zij zou tot nie- mands last komen, voor 't oogenblik ten minste.... Wie later leefde, dan zorgde. Moedig trad zij een klein koffiehuis binnen. Juffrouw Rose Picard? vroeg zij, al haar best doende om zich ferm te hou den. Die ken ik niet, antwoordde de her bergierster koel. Dat viel Marcelle tegen. Zij had zich voorgesteld Rose in haar dorp dadelijk te zullen vinden. Zij besloot intusschen vol te houden, verwonderd over haar eigen voortvarendheid* Een juffrouw, die voor vijf dagen van Parijs is gekomen, met nog een an dere juffrouw; zij had een zuster die ge storven _is en drie kleine kinderen heeft nagelaten..... O, die lui, zeide de herbergierster minachtend. Neem de straat rechts, en als ge die uit bent links; heel op 't eind, bij de laatste huizen, zal men je dan wel wijzen, waar je zijn moet. 't Was weinig aanmoedigend. Het jonge meisje volgde intusschen de gegeven in lichtingen trouw op? En wie zag zij daar, bij het omslaan van een hoek, plotseling aankomen, met het mandje, dat zij zoo goed kende, in de hand? 't Was Rose; zij liep met neergeslagen oogen, en dacht zeker aan juffrouw Her mine, want zij dacht nooit aan iets an ders. Rose, goede Rose, riep het meisje uit, wier hart door allerlei gewaarwordingen werd overstelpt. Rosel Haar naam hoorend, sloeg de oude dienstbode de oogen op en ving in haar armen Marcelle op, die hard was gaan Ioopen om te eer bij haar te zijn. Rose stond verplet; al Tiaar zenuwen trilden. Zij had haar mand laten vallen en kon maar niet begrijpen, hoe Marcelle hier kwam. Zijt gij het werkelijk? zeide zij ein delijk, terwijl Marcelle, hevig snikkende, zich aan haar zak, aan haar armen, aan haar kleederen, aan alles wat zij maar met hare handen grijpen kon, vasthield. Ik ben het! Ach, Rose, juffrouw Her mine is dood. De beenen van de arme dienstbode ver loren de kracht haar te dragen en zij viel tegen het hek, dat den weg begrensde. Dood? herhaalde zij met starende oogen en verbleekte lippen. Ja! En nu had ik niemand meer en heeft men mij verjaagd.... Wie? De erfgenamenl Wie, zegt ge? Ik ken ze niet.... ze Is dood, onza vriendin. Wat zal er van ons nu worden? Rose stond verslagen. Welnu, zeide zij eindelijk, met een krachtige poging om zich zelve te beheer- schen, ik had altijd wel gedacht, dat het zoo gaan zou en zij sterven zou als ik er niet was... Wie heeft haar opgepast? Ik, zeide het kind heèl eenvoudig. Gij? Arme kleine. Rose verzonk in nadenken en stelde zich waarschijnlijk voor hoe die oppas sing wel zou gegaan zijn. Kom, sprak zij eindelijk. Vertel mij alles thuis maar eens. De menschen be« hoeven ons ook niet te zien weenen. Welk een arm hui9, waar Marcelle bin nentrad. Zij had zich nooit kunnen voor stellen, dat men zich in zulk een nauwe ruimte behelpen kon. Drie kinderen, blond en aardig als engeltjes van een schilderij^ sprongen er rond. Hun kleedcren waren armoedig, maar droegen er de sporen van, dat de beide vrouwen reeds vlijtig aan den arbeid waren geweest, om ze te verstellen. En ook het heele huisje ge tuigde er van, dat zij nog niet anders ge daan hadden dan wasschen, borstelen en reinigen van alle kasten. (Wordt vervolgd.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1