;e JAARGANG. No- 1568 §z$toid6oh&(Soufimu De politie noodig. We zeiden dezer dagen aan 't adres der socialisten: een partij, welke zichzelf niet meester kan blijven, moet niet trachten over anderen meester te spelen. Hoe weinig de S. D. A. P. zichzelf baas jj, bleek gisteravond weder te Rotterdam. De heeren Troelstra en Spiekman zouden daar nog eens komen spreken over de oorlögsleening, maar nauwelijks stond eerstgenoemde voor den katheder, of mid den uit de stampvolle zaal werd geroepen: Voorzitter mag ik wat vragen? De voorzitter schudde van neen, maar de vrager-, die Bouwman, voorzitter van den Syndicalistische Havenarbeiders bleek Ie zijn, gaf geen kamp. Hij bleef naar den Voorzitter schreeuwen. Deze, die slechts over een zwdkke stem kan beschikken, be timmerde bij wijze van antwoord de tafel met zijn hamer. De herrie werd verhoogd doordien de vrager wel eenigen aanhang scheen te hebben, hoewel de sissende en applaudiseerende S. D. A. P.'ers verre in de meerderheid bleken. Dat optreden van dien Bouwman was natuurlijk hoogst verkeerd, want er moet orde wezen, zelfs in een socialistische vergadering. Had men er, desnoods met vereende krachten, de herriemakers uitge smeten, de vergadering was in haar recht geweest. Maar waar bleef dan ,,het vrije woord", nietwaar. En zoo bleef men in tweestrijd tusschen theorie en practijk herriemaken, tot een paar agenten in uni form de zaal binnen rukten. Bouwman was inmiddels naar het podium gekomen, ken nelijk om zijn vraag min of meer harsfc- tochtelijk daar neer te leggen, zegt een ooggetuige in 't Hbld. De Voorzitter wenkte evenwel majes tueus met de hand, en daarop snelden sbirren zonder uniformen toe, die met Imn gehelmde collega's Bouwman bij den kraag namen om hem de zaal uit te leiden. Deze scheen niet van zins dit goedsschiks toe te laten. Daarop werd hij iets hard handiger aangegrepen en de geheele zaak rolde in broederlijke eensgezindheid van de breede trappen van het podium. Men was spoedig weer op de been en Bouwman ging, vast gegrepen door de vertegenwoordigers van het nationaal ge zag, begeleid door de Internationale, dat het auditorium in zijn verbouwereerdheid was gaan zingen. Er kon nu worden begonnen. Wat zegt men nu van een partij, die voorgeeft de heele maatschappij te zullen kunnen verbeteren, maar zelve in moei lijke tijdsomstandigheden den vrede in eigen kring niet eens weet te bewaren. Want let wel: Bouwman en de zijnen wa ren geenszins „kapitalisten" of „boerzwas" doch roode broeders zij het van een eenigs- zins anderen naam. Al die heeren en dames stoelden op denzelfden wortel de onte vredenheid, maar zij vermochten niet een ernstige zaak te bespreken zonder een her- h.iling der rumoerige oncenighcii, welke een Haagsche meeting pas te aanschouwen gaf, en zonderdat de dienaren van het „burgerlijk" gezag tusschenbeide traden. Men scheldt op dat gezag, maakt ver dacht, ondermijndt het, maar als 't er op aan komt, kan men er niet buiten, geen eens in 't eigen huishouden. En. toch blijft die „S. D. A. P." een hooge borst opzetten. Zelfkennis is een moeilijk iets. Weekpraatje. De Leening. Belgen in dienst. Herziening der Tariefwet. Leening of Kapitaalbelasting is nog 1 altijd een onderwerp van "discussie in de bladen, zoowel in hoofdartikelen als in gezonden stukken. Zij die tegen kapitaal belasting zijn zeggen dat een greep naar het kapitaal een enorme vermindering van ons nationaal vermogen beteekent. Het is goed gezien, zeggen zij, de gansche bevolking te betrekken in hetgeen onder de huidige omstandigheden uitgegeven moet worden voor de instandhouding van ons volksbestaan. Ook de onvermogenden, met name de arbeiders. Het lijdt geen twijfel, dat juist dat deel der bevolking het zwaarst zou lijden indien wij, onze neutraliteit niet kunnende handhaven, in den oorlog betrokken werden. Men ziet het aan het ongelukkige België. Het is te begrijpen dat de meeningen ver schillen, maar het is onbegrijpelijk, dat men dergelijke argumenten aanhaalt. Ze ker, door en in den oorlog zal de arbei der, do minvermogende, in het gedrang komen. Maar zijn de normale omstan digheden teruggekeerd, gaat het normale leven van den arbeider zijn gang. Dit i9 niet het geval bij de kapitaalkrachtigen. Is er werkelijk oorlog, dan moeten zij be talen, meer dan hun lief is. Is de oorlog afgeloopen, dan kan menig kapitaal krachtige wel eens kapitaalloos geworden zijn. De kapitaalkrachtigen hebben dus het meeste belang, dat de oorlog afge wend blijve. Ondertusschen is er overleg gepleegd tusschen de commissie van rapporteurs uit de Tweede Kamer over het leenings- ontwerp en den minister van Financiën. In dit blad is het compromis uitvoerig weergegeven. Binnen twee jaren zal nu moeten beslist worden of een voorstel tot definitieve regeling der dekking zal wor den gedaan. Met deze bepaling bestaat er dus kans om binnen enkele jaren van den last der leening af te komen, volkomen zekerheid is er echter niet, misschien zou den de verkiezingen tegen 1917 een handje' mede kunnen helpen. Aan de 5 rente schijnt de regeering te willen vasthouden. Men kan gerust zeggen, dat de oppositie hiertegen vrij algemeen is. Het is te ho pen dat, indien de leening er door komt, die oppositie zich zal laten gelden. 4 is voldoende, gezien het drukkende voor de belastingbetalers, het nadeelige voor geheel ons economisch en financieel le ven. Gelukkig wil men de opcenten op het geslacht laten vallen. Ook wil men die terugnemen op de invoerrechten. Waar om? Het buitenland mag toch ook wel iets medebetalen. Ook de opcenten op de successierechten zullen vervallen. Er zul len meer-opcenten op vermogens- en be drijfsbelastingen geheven worden. Moet de bedrijfsbelasting nu nog hooger opge voerd worden? Wat zullen menschen in Leiden, b.v. met een loon of salaris of inkomen van twaalf tot en met 25 gulden niet te betalen hebben? In normale om standigheden was de druk in Leiden al ontzettend, laat staan in abnormale. Waar moet-het heen? Voor nog geen 24 gulden in de week betaalt men in Leiden voor diverse belastingen reeds vijf en ze ventig gulden, voor nog geen veertien, twintig gulden. Hoe zullen de biljetten /an die aangeslagenen er het volgend jaar uitzien, wanneer rijk en gemeente de touwtjes zoo strak zullen aanhalen als ONZE SINTERKLAAS. Wat een huismoeder in de weken voor Sint Nicolaas heeft uit te staan, zal voor het gemoed van den man wel voor altijd verborgen blijven. Ik schrijf hier zeker uit het hart van al mijn medegezellinnen in het lijden, wanneer ik beweer, dat er alle manhaftigheid van een Hollandsche vrouw toe behoort, om die rumoerige we ken door te worstelen, zoijder dat de ge zondheid ernstig benadeeld wordt. Reeds het dagelijksch beraadslagen met „manlief" maakt zenuwachtig. Op de eerste plaats dient men aan de weet te komen, wat h ij gaarne van Sinterklaas zou willen hebben, want op zoo'n. dag wil men hem toch wel een genoegen doen.... hij is het soms wel niet waard, maar aangezien men nu toch eenmaal getrouwd is, hè....? „Over een maand is het Sint Nicolaas," hegon ik heel voorzichtig eens poolshoog te nemen in de tweede week van Novem ber. „Alwéér?" vroeg mijn man, terwijl hij zich hield, alsof hij bijster verrast was. „Maar vóór den eersten heb ik geen Sin terklaas-geld, tot zoo lang moet je wach ten. Trouwens, al dat cadeautjes geven is een gedwongen fraaiigheid, zoo'n ou- derwetsch gebruik. Omdat vader en groot vader zoo deden, moeten wij hen naSpen. Aan dat eeuwige geven en weer terug geven moet toch een einde gemaakt wor den dus begin er maar mee!" „Waarmee?" vroeg ik een beetje bits. „Met het geven," antwoordde hij Prompt. „En met het ontvangen? Als je nu eens eeu geschenk ontving?" vroeg ik nieuws gierig. „Cadeautjes worden door mij van 's morgens acht tot 's avonds acht aan genomen," zei hij doodbedaard. „Wel zoo," schertste ik. „En wat is nu ie hartewensch?" vroeg ik heel onvoor zichtig verder, ofschoon ik ontwaarde, dat hij spotachtig zijn mondhoeken ver trok. „Wat moet Sint Nicolaas jou bren gen?" ..Een heel verstandige vrouw," meen de hij met dat ondeugend gezicht, dat ik al lang ken. Deze door niets gerechtvaardigde boos heid krenkte mij diep. Als er één vrouw op deze wereld verstandig is, ben ik bet. dat zullen allen moeten erkennen, die deze! ontboezeming zwart op wit lezen. Aangezien ik mij derhalve verzekord hield van de instemming der verste krin gen, besloot ik op de hatelijke toespeling niet verder acht te slaan, daarentegen op den eersten, of uiterlijk op den tweeden December een aanval over het geheele front, dus met kinderen en dienstboden, te beproeven. Het behoefde zoo ver niet te komen. Op den eersten December haal de mijn man zijn portefeuille te voor schijn. „Hier", zei hij, en legde eenige papieren knipsels op de tafel. „Daar heb ie 150 gulden coupons van de Nationale Wer kelijke Schuld, van Theiss-sporen, Oos- tenrijksche zilveren metallieken en een paar Russen." „Aha!" had ik bijna uitgeroepen, maar met een geweldige zelfbeheersching on derdrukte ik nog bij tijds dezen ontijdi- gen zucht van verlichting. Ik pakte haas- ti gde reepjes bij elkaar, want dat men ze overal te gelde kon maken, wist ik reeds lang. „Dankje," antwoordde ik opgeruimd, „dat is genoeg!..." en eer ik nog wist wat ik deed, was ik opgesprongen en had hem een zoen gegeven, die klapte. „Laat mij toch met rust!" riep hij; zich houdende of hij boos was. „Je eeuwige aanhalerijen passen niet meer. Met 150 gulden zijn zij zeker te duur betaald." Ik wist daarentegen maar al te goed, dat de manier, waarop ik hem bedankt had, hem zeer goed bevallen was, en ging zij kunnen. Het is plicht aan menschen met dergelijke inkomens te denken. Het is beslist noodzakelijk, dat er nog eens over leg plaats heeft tusschen de commissie van rapporteurs en den minister. Mocht het ontwerp Dinsdag a.s. werkelijk in openbare behandeling komen, dan is het te hopen, dat de Kamer óf het wetsvoor stel verwerpe óf zoodanig verandert, dat de kleine en kleinere inkomens niet te zwaar getroffen worden. Er is in eenige bladen en terecht over geklaagd, dat vooral in de groote steden, door firma's Belgen in dienst ge nomen zijn, nu ja, omdat zij goedkooper waren dan de eigen krachten. De Belgen eenmaal in ons land, wilden ook graag een paar centen verdienen. Zij begrepen wel, dat zij niet hetzelfde konden eischen als de eigen menschen en stelden zich dus tevreden met hetgeen gegeven werd. Eenige firma's nu namen de Belgen in dienst omdat zij goedkoopere krachten waren. Dit nu moest niet ge beuren. Jaren, jarenlang hebben de or ganisaties gevochten om het salaris, het loon op een zeker peil te brengen, om een maximum arbeidstijd te verkrijgen. Het geen na vele jaren vechten verkregen is, wordt in eens ongedaan gemaakt, om dat door buitengewone omstandigheden een groote menigte vreemdelingen ons land binnen is komen vallen. Van derge lijke omstandigheden moest men geen voordeel willen trekken.^ Daarenboven, waar werk te vergeven valt, dienen eigen menschen toch den voorkeur te hebben. En waar het bedrijf nu werkelijk door de tegenwoordige crisis lijdt, daar kunnen dan ook tijdelijk andere bepalingen ge maakt worden. Zooals de lezers van dit blad weten, heeft minister Treub aan den heer Slote- maker opgedragen een herziening der Tariefwet voor te bereiden. Slotemaker is een bekende naam zullen velen gezegd hebben. Had die mijnheer van minister Kolkman ook geen opdracht het tarief te herzien? Juist. De heer Slotemaker heeft die tariefherziening gemaakt en het recht- sche ministerie zou die herziening aan de orde stellen, toen de linkerzijde moord en brand riep, het land was in gevaar, brood, klompen, weet ik al wat niet wat, zouden duurder worden, als dat snoode rechtsche ministerie aan het bewind bleef. En nu, ja de tijden veranderen. De lin kerzijde zal wel zeggen, dat Treub geen protectie wenscht, maar alleen een tech nische en fiscale herziening. Een doekje voor het bloeden. De heer Slotemaker heeft voor minister Kolkman een matige protectionistische verhooging uitgewerkt, terwijl zijn ontwerp voor minister Treub er louter een van prijsverhoogenden aard zal zijn. Fiscale invoerrechten zijn heel mooi voor die produkten, die het eigen land moeilijk of in het geheel niet leve ren kan. De vrijhandelaren mogen zich in slaap laten sussen met de verzekering van minister Treub, de toekomst zal lee- ren. mocht de herziening tot stand ko men. dat fiscale tarieven juist het meest handelbelemmerend werken. Zullen de vrijzinnigen, wanneer minis ter Treub met deze herziening komt, nu ook van de daken verkondigen, dat het land in gevaar is, zal het anti-tarief wet- comité weer de groote trom gaan roeren? Wie lacht daarl PEDROSER onmiddellijk tot het wezen der zaak over. „Dus: Jij onze Willem, Mina.... het kleintje.... dat zal wel gaan; aan ex tra-verrassingen hecht jij toch geen waarde." „Neen, je geeft mij de gebruikelijke overhemden met de gewone hoeveelheid boorden en manchetten. Willem krijgt een nieuwe lei, griffels, wat boeken, veel spe culatie en taai-taai, een doos tinnen sol daten, maar geen "fluit, trompet of trom mel. Jou schenk ik de gebruikelijke vijf mooie opgepoetste gouden tientjes, en voor Liesje.... ja, voor haar moet ik iets ex tra's bedenken, voor haar heb ik een bij zondere verrassing in petto." „Zooo! een verrassing?" vroeg ik op langgerekten toon. „Dat was ik ook van plan en je mama komt ook altijd met een verrassing op de proppen. En dan peet oom Richard en tante Leentje.... die zul len Liesje ook niet vergeten." „En al deden zij het, ik heb mij nu een maal zoo iets in het hoofd gezet, en daar blijft het bij. Ik koop voor de kleine iets extra's, iets, wat zij al lang had moeten hebben. En opdat net ook voor jou een verrassing zal zijn, zult ge het eerst op. Sinterklaas-avond zien. Ik laat je overi gens, wat Lise betreft, vrij spel, je moogt gerust ook een surprise bedenken." Liesje is nu twee en een half jaar. *t Is een dotje van een kind om te stelen.... 't is mijn alles. Maar met een verrassing voor haar zag het er naar uit. Zij heeft eigenlijk reeds alles, wat heur hartje be geerde: poppen, bouwdoos, keuken, on- verscheurbare prentenboeken, chocolade, suikergoed.... er was haast- geen gaatje meer te vinden. Ik durfde er niet toe overgaan een rinkelbel voor haar te koo- pen, want mijn man zou zeker uit zijn vel gesprongen zijn, als het spektakel be gonnen was. Zoo prakkezeerde ik en tobde en brak er mijn hoofd over en moest toch den last van den dag zonder morren verder dra- Uit de Pers. De Leening. Strijd over de leening staat waarschijn lijk voor de deur. De verstoring der eendracht is, meent de heer Van Wijnbergen in de „Maasbo de", in ieder geval niet' aan de rechterzijde te wijten. „Wij meenen te mogen constateeren, dat de rechterzijde èn binnen èn buiten de Ka mer, dat speciaal ook de rechtsche pers deze maanden alles heeft gedaan, wat van haar kon worden verwacht om te bevorde ren, dat in deze droevige tijdsomstandighe den de binnenlandsche rust mocht worden bewaard. Duidelijk was die taak voor haar heel wat zwaarder dan voor de linkerzijde; zij toch is thans in oppositie, en nog pas ruim een jaar geleden werd zij op de bekende wijze bestreden bij de verkiezingen in 1913. Toch heeft men begrepen, dat thans het landsbelang eischte den binnenland3chen politieken strijd te mijden. Het zoo juist verschenen Voorloopig Ver slag op Hoofdstuk I der Staatsbegrooting toont dan ook overduidelijk aan, dat men zich thans van critiek vrijwel onthouden wil. Waar in de laatste maanden verkiezin gen moesten plaats hebben, konden die schier overal met enkele candidaat3telling afloopen, ook zelfs dan, wanneer aan de rechterzijde niet datgene werd geschonken, waarop zij aanspraak maken kan. Al be merkte men zeer goed, dat hier en daar de huidige omstandigheden werden dienst baar gemaakt aan het voeren van linksche politiek, al gaven sommige comité's die op heden alle een min of meer officieel ka rakter dragen in hun samenstelling en in hun optreden allerminst blijken \an welwillende gezindheid jegens rechts men kwam er niet in het openbaar tegen op, ter wille van de eendracht die men niet verstoren wilde." Zelfs al bleek de afwezigheid van, cri tiek het denkbeeld te verbreiden, dat we met dit linksche ministerie een buiten kans hadden, want dat de rechterzijde liet er niet zóó zou afbrengen, zelfs dèn nog zweeg de openbare critiek van rechts. Stel daar nu tegenover de houding der linkerzijde, vooral die van de Vrijzinnig- Democraten en de Socialisten. De schrij ver keurt het niet af, dat men zich over de leening-quaestie uit, maar: „Maar onze grief is, dat men de finan- cieele vraag van dit oogenblik maakt tot een zaak van partijpolitiek, ze werpt onder de groote menigte, en ze zóó maakt willens en wetens tot een middel tot volksopwinding en volksagitatie. En zulks geschiedt op een oogenblik, waarop juist de eendracht in den lande op politiek terrein zoude moeten bewaard, en waarop men toch voortdurend ziet, dat door anderen angstvallig alles vermeden wordt, wat tot partijstrijd aanleiding zou kunnen geven. Tegen die houding der linkerzijde spe ciaal tegen die der vrijzinnig- en sociaal democraten kan niet genoeg worden opgekomen." Nog meer deernis. De volgende driestar, waarvan de grond toon, zooals onzen lezers bekend, volko men met onze meening strookt, nemen we over uit het „Huisgezin". Van wie reeds demagogen gescholden! een heffing-in-eens tot delging der oor logslasten beter achten dan een abonne ment op de opcentenplaag gedurende vijf tien jaar, heeft niemand gewild dat de gen: vroeg opstaan, de meid koffie laten zetten, de courant lezen, visites maken, het middagmaal bestellen, de kinderen netjes en zindelijk houden, fatsoenlijk voor den dag komen, naam en stand op houden, bezoek op de koffie ontvangen, 's avonds soms naar concert of schouw burg gaan.... en dan durft men nog zeg gen, dat wij, vrouwen, enkel uit „zenu wen" bestaan. Zoo verliepen weken.... er wilde mij maar niets te binnen schieten, wat bij mij betrekkelijk zelden voorkomt. In die omstandigheden besloot ik, alles aan het toeval over te laten, waarvan mijn man altijd beweert, dat het hem nooit verle gen liet. En warempel, het toeval kweet zich handig van zijn taak; het bracht mij in de Breëstraat, liet mij voor een win kelraam stilstaan en richtte mijn oogen op een snoeperige uitstalling van pop penwagens; „Eurekal" riep ik even verheugd uit als de Grieken, toen zij in een hunner veldslagen de Blauwe Zee ontdekten.... „Nu heb ik het gevonden: een poppen wagen! Natuurlijk, daar had het lieve kind nog behoefte aan." Daar ik weet, dat mijn besluiten dik wijls binnen een kwartier in hun tegen overgestelde veranderen, hield ik oprui ming in mijn portemonnaie. Ik scharrel de al het aardsche slijk bij elkaar en be taalde voor een grooten poppenwagen twaalf en een halven gulden. Dat zou m ij n verrassing zijn. De volgende dagen besteedde ik, om de lieve kleine een weinig op mijn verrassing voor te bereiden. Ik vertelde haar van Sint Nicolaas, van Piet zijn knecht, wat de heilige man zooal meebrengt voor zoete kinderen, suikergoed, marsepein, specu laas, een pop en.....' een poppenwage». Het kind luisterde met schitterooogjes naar mij. en babbelde gedurende een uur of wat van niets anders dan van haar „poppenwagen", dien het nog niet had. 275 millioen binnen acht dagen werden neergeteld. Noch minder was iemand zoo simpel te meenen,dat bij de vermogendon de kas ten vol bankpapier en gemunt geld liggen en men de millioenen maar voor 't grij pen heeft. Maar van den anderen kant kan men ihet den besten wil van do wereld de bo- teekenis niet hoog aanslaan van een ont hulling als de volgende, door een onzer dagbladen gedaan: „Men vrage maar eens, wat er gebeurt, als bij een nalatenschap geen baar geld aanwezig js en de ontvanger niettemin ora het Staatsaandeel vraagt. Dan moeten da erven beginnen met bij te passen of op de nalatenschap geld te leencn! Er zijn dan ook rijke lieden, die in volle waarheid kun nen zeggen, dat ze geen cent in kas heb ben; zij zijn naar het uiterlijk groote win keliers en voor de wereld rijke handelaars, die wel verdienen maar geen gulden hun eigendom kunnen noemen." Wat wil men hiermee betoogon? Dat in het eerste geval geen successie recht behoorde te worden geheven, en dat in het tweede geval de rijke lieden, „die geen gulden hun eigendom kunnen noe men", met de uiterste verschooning dienen te worden bejegend? Wij hebben zeker deernis met hen, maar toch nog iets meer met de oppassende huis vaders met veel kinderen, die, naar hun 8tand, twintig, dertig, zelfs veertig gulden in de week te verteren hebben en er met veel passen en meten, met schrandorheid en zuinigheid komen kunnen. Voor deze menschen beteekent een op- centen-abonnement gedurende vijftien jaar een ernstige verzwaring van druk, welke tot nog meer bezuiniging op en onthou ding van hetgeen noodig is nopen zal Daarom, wie clementie pleit voor de rijke menschen, die geen gulden hun eigen dom kunnen noemen, wij doen het liever voor den kleinen burgerstand, thans, o.a. door allerlei prijsstijging, todh reeds ge noeg bezocht. 08 Tariefwet op komst. Het is „De Zeeuw" dio de medcdeeling bespreekt, dat de heer Slotemaker, direc teur der belastingen te Breda, van de re geering de opdracht heeft ontvangen, om een ontwerp gereed te maken tot verhoo ging van het Tarief van invoerrechten. „Lezer, zoo zegt „De Zeeuw" Lezer, zoo gij niet gelooft, wat hierboven staat, wrijf dan uwe oogen nog eens uit, en lees het dan nog eens. Ge zult zien dat het cr staat: De Minister van Financiën wil een ontwerp indienen tot verhooging van het Tarief van invoerrechten.... „Hier stond, de spreker stil", zegt het spreekwoord. En de lezer die het nog eens overleest, be gint te erkennen, dat het er staat; maar zoo waagt hij op te merken is het som wijlen een uitgeknipt bericht uit een oude krant van het jaar 1910, toen Minister Harte en Minister Kolkman, die protectio- nisten, een dergelijk ontwerp aankondig den? Doch wij antwoorden: neen lezer 't bericht is kersversch geknipt uit een dag blad van 29 November, hetwelk het ontving van een Haagsch correspondentiebureau, en dat correspondentiebureau ontving naar alle waarschijnlijkheid deze mcdedeeling uit officieele bron. Denk u nu eens goed in wat dit zeggen wileen Tariefwet van.... minister Treub. Wie zou dat mogelijk geacht hebben in den jare 1913, toen de vrijzinnigen van alle ga ding, zoo enservatief als democraat, zoo unionist als socialist tegen het ontwerp- Toen mijn man 's middags thee kwam drinken, schertste hij met de kleine cn vroeg „Wel, Liesje, wat moet Sinterklaas voor je brengen?" „Een poetewagen", flapte Liesje er uit. Dit was heel natuurlijk, war.t haar ge dachten had ik immers met ernst en ijver op dat voorwerp gevestigd. „Bravo!" lachte mijn man, „je wenscK zal wel vervuld worden, want zoo ver ik je lieve mama ken...." en hij wierp mij een zonderlingen blik toe. Zou hij mij voor het winkelraam gezien hebben? Dat was onmogelijk; om dezen tijd zat hij op zijn kantoor, en een ge- da chtenle ze r... neen, zóó snugger is hij niet Het groote kinder- zoowel als bet groote-kinderenfeest was aangebroken. Wij hadden gegeten, en 't had ons lekker gesmaakt: mijn man vond niets aan te merken, er was geen graatje in het ver keerde keelgat der kinderen gekomen, die echter, in afwachting van de dingen, die komen zouden, weinig eetlust verrieden. Sint Nicolaas en zijn knecht de r an en zoon van onze schoonmaakster had den hun jaarlijksch bezoek afgelegd, de gewone vermaningen uitgedeeld, laten bidden en den catechismus overhoord, welk examen met bevende stem werd af gelegd, en de wenschen der kleinen ver nomen. Met vorstelijke vrijgevigheid want het is goed riemen snijden van een andermans leer had de eerbiedwaar dige kindervriend de vervulling der uit bundige kinderlijke begeerten neloofd, en gezegd, dat hij zijn geschenken nog dien zelfden avond in de achterkamer zr,« neerzetten, waarna hij met duizmi ze- genwenschen der kleinen en een klinken de belooning van mijn man, die den Bis schop en zijn knecht uitgeleide dcet!^ vertrok. „Je moet tot zeven uur wachten, eer je naar de achterkamer gaat", vorklaardU mijn man.,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1