OORLOGS-VARIA. Brandstichting? De rechtbank te Haarlem heeft gisteren de behandeling voortgezet tegen A. K., kastelein te Haarlemmermeer, beschuldigd van moedwillige brandstichting. De officier handhaafde zijn eisch, zes jaar gevangenisstraf en mr. Monnik con cludeerde tot ontslag van rechtsvervolging subsidiair oplegging van een mindere straf. Uit vroeger dagen. HET BRASEMERMEER. Men schrijft ons uit W o u b r u g g e: Volgens beloften zouden wij iets vertel len van het Brasemermeer. Dikwijls wordt de vraag gesteld: Hoe komt de stad Leiden aan het recht om on der eene andere gemeente en op zulk een grooten afstand, als het Brasemermeer van Leiden gelegen is, het vischwater te ver pachten en geld te eischen van degenen, die daar willen baggeren. Het antwoord kan kort zijn: Leiden is eigenares van het Brasemermeer. Maar nu komt een twèede vraag: Hoe is Leiden eigenares geworden? En dat ant woord kan niet zoo kort zijn, daar wij te rug moeten tot in de grijze oudheid. De burchtgraaf van Leiden was eigenaar of heer van den Rijn en van de oostwaarts uitwaterende stroomen, als de Mare, de Zijl en de Does. Dit Burchtgraafschap was een erfelijk recht van het geslacht der Wassenaars. Toen de Rijn te Katwijk door het ver zanden der duinen gestopt werd (1), ging het water door genoemde stroomen of zij- spranten en veroorzaakte onder Warmond, Alkemade, Leijmuiden, Aalsmeer, Wou- brugge en Rijnsaterwoude allerlei wate ringen, plassen en meren. Al die wateren waren of werden het eigendom van den burchtgraaf, thans zou den wij zeggen: Rijnlands boezem. llit de oudste oorkonde van Rijnland, anno 1310, blijkt dat recht reeds, daar de burchtgraaf aan heemraden het vischrecht gaf. Hier zij even opgemerkt dat dit visch recht uitgeoefend werd voor de zeven slui zen der Wendeldijck, waarvan in de verdragen van 1226 en 1297 sprake is. De heemraden verlangden het vischrecht, om dat er voor die sluizen gevischt werd en daardoor het water niet behoorlijk kon wegstroomen. Dank zij de opsporingen van Prof. Fruin zijn wij te weten gekomen waar die dijk in de 13e eeuw lag. Hij strekte zich uit ten noorden van Alkemade Leimuiden en Aalsmeer. Het burchtgraafschap van Leiden was zeer machtig, zelfs de magistraat der stad stond daar onder, eerst in het jaar 1434 werd die magistraat een zelfstandig be stuur. |i In 1653 kwam het Burchtgraafschap met zijn rechten aan den magistraat van Lei den en ging dus ook het Brasemermeer aan dat bestuur over. De stad Leiden kan dan ook geen ander, bewijs van haar vroonvisscherij geven, dan het aloude bezit van den Rijn. De oudste begiftigingsbrief van dat recfit is van Hertog Philips, van het jaar 1443, of zooals in de archiefstukken staat ,.van de jaere 1433 af zo gelyk daervan geen af- sonderlycken aenteekeninghen ghehouden sijn." Tot het jaar 1581 had Leiden wel de vroonvisscherij, doch niet in eigendom, maar in erfpacht. In dat jaar toch ont stond eenige moeite tusschen de stad Lei den en den rentmeester van Noord-Holland, wegens de waarde van 75 schilden erf pacht. ,,In die jaere is op 't werk der vroonen (visscherij) meer attentie ghevallen en de secretaris Jan van Hout gecommiteert omme het selve te ondersoeken ende van ziin bevindingh een verbael op te stellen." Het slot was, dat Leiden om de mogelijke pieitkosten te ontgaan en omdat die erf pacht met andere domeinen ten verkoop werden aangeboden, met goedkeuring van Prins Willem I en de staten kocht voor 2886 gulden en 16 stuivers. Dat het Brasemermeer tot die koop be hoorde blijkt ten 1ste uit een oude kaart van 1595 2de uit een verhurings-voorwaar- de van 1539, 1544 en 1572; 3e uit gedrukte aanplnkhilMten van 1618 en 1625. alsook 4e. uit de algemeene vroonkeuren van 1594 en 1722. In de koopacte staat dat niet alleen „het vischrecht" doch ook „de r u ij g t e daerin wesende" (lus ook de grond of de bagger aan Leiden in eigendom toe komt, Leiden gaf tot 1629 zelf de consenten tot baggeren, doch de keur van Rijnland van dat jaar verbood dit, het waterschap eigende zich met het oog op zijn dijken en kaden dat recht toe, Leiden ontvangt tot op heden alleen de pacht. Den 19den Maart 1596 werden door Lei den limietpalen geplaatst, aanduidende de grens der vroonwateren. Aan het Brase mermeer staan ook twee van die palen, de gekruiste sleutels, het wapen van Leiden, herinnerd aan den apostel Petrus, ontbre ken natuurlijk ook op deze palen niet. Dat het opsporen van déze historie niet te vergeefs is geweest bleek ons het vorige jaar, toen wij tot de ontdekking kwamen dat ongeveer 3 H.A. zeer gunstig gelegen vroon of vischwater nu 30 achtereenvol gende jaren onverpacht is gebleven en ver moedelijk wel tot de stad Leiden zal be- hooren. (1) De pogingen van de Hoogheemraden van Rijnland in 1571 en 1629 om de duinen te Katwijk weder voor den Rijn te openen mislukten. Eerst in 1807 kwam daar de uit watering in zee tot stand. De verdediging van het Suez-kanaal. Een medewerker van de „Köln. Ztg.".' die als oorlogscorrespondent aan boord der Britsche vloot de gebeurtenissen aan het Suez-Kanaal in 1882 heeft bijgewoond, schrijft in dat blad over de mogelijkheid van de Turken om een geslaagden aanval op het Suez-Kanaal te doen: Niets, schrijft hij, zou gemakkelijker zijn dan het Kanaal voor korteren of lan- geren tijd te versperren. Geen spoorlijn is zóó kwetsbaar als juist dit Kanaal. Een paar dynamietpatronen, een bom, door een vlieger neergeworpen, zou soms al kunnen maken, dat het losse zand van de hoogê duinen aan den oever ging verschuiven, terwijl een paar schuiten met baksteenen geladen en die men liet zinken, de ver sperring zou voltooien. De Engelschen zouden tegen zoo iets vrijwel machteloos staan. Maar hoe moeilijk zou het zijn voor een staat, die de zee niet beheerscht, om het geheele kanaal van 160 K.M. met mondin gen en al onder zijn contróle te brengen. De Engelschen zullen zich tot het uiter ste inspannen om den belangrijken water weg te behouden. Terwijl de Turken hun versterkingen van Jaffa of Damascus uit, of met de Mekka-spoorweg door waterarme woestenijen moeten voeren, hebben dè Britten het gröote vdordeel, dat zij over den langs den rachter-oever van hét Kfinaal loopenden .spoorweg van Port-Said naar Suez en van Ismalia naar Kaïro kunnen beschikken, zoo'dat zij van drie punten uii soldaten naar bedreigde ppnten kunnen dlrigeeren. Minder gemakkelijk zon het gaan oor logsschepen voorde verdediging te bezigen. Wel zou men oorlogsschepen in de sta tions waar de schepen elkaar passeeren kunnen stationeeren, maar zij zouden kans loopen in een muizenval te geraken, terwijl zij, tengevolge van de hoogte der duinen aan den oever weinig nut van hun kanonnen zouden kunnen trekken. Een andere vraag is ook of het Britsche leger, dat in Egypte allesbehalve sterk is <n minder betrouwbare elementen schijnt te bevatten, wel in staat zou zijn het ka- raai langs zijn zoo uitgestrekte lijn te dekken. Mocht het den Turken werkelijk gelukken het Suezkanaal te forceeren, dan zou, zelfs al bleven de beide mondingen onder be scherming van Britsche oorlogsschepen in Engelsche handen, de verdere verovering van Egypte voor het Turksche leger veel geringere moeilijkheden opleveren. Het gebeurde te Leuven. In de „Tijd publiceert pator fr. Hyac M. Parijs, superior der pater Dominocanen te Leuven het volgend schrijven: In de vreemde en Belgische pers zijn, met betrekking tot hetgeen te Leuven op 25, 26 en 27 Augustus 1.1. voorviel, bevve- ringen verspreid, die de verklaringen van sommige Leuvensche Dominikanen geheel verkeerd hebben voorgesteld. De Domini kanen van Leuven bleven allen louter toe schouwers van bedoelde gebeurtenissen; jk alleen onder hen speelde daarin een werkelijke ro). Daarom acht ik het raijn plicht, bijzonder na mijne voor den Duit- schen onderzoeksrechter onder eede afge legde getuigenissen, de pers nopens de door haar begane en het publiek omtrent de over Dominikanen opgedischte dwalin gen in te lichten, om voor goed een einde te maken aan het gansch valsche daglicht, waarin men mijne ordebroeders heeft voor-- gesteld. In een nummer der „Kölnische Volks- zeitung" van einde Augustus is een arti kel verschenen, die door een Dominikaner- pater van Keulen werd opgesteld na eert gesprek, dat hij met Dominikanen van Leuven over het aldaar gebeurde gehouden had. Is dit artikel verschenen, zooals het aan de redactie is overhandigd, of gewij zigd, vooraleer gedrukt te worden? Daar over kunnen de belanghebbenden niet oor- deelen, daar het artikel aan hunne goed keuring niet onderworpen werd. Wat er ook van zij, dit artikel geeft het werke lijke gesprek, zooals dit gevoerd werd, geenszins weer, en legt in den mond der Leuvensche Dominikanen hetgeen slechts werd aangehaald als zijnde Duitsche be-' weringen, 't Is zóó gesteld, dat men in be doeld artikel lezen kan als van Dominika nen van Leuven uitgaande, dat de St. Pie terskerk wérd verwoest, omdat daar wa pens werden gevonden. De Paters hadden dit echter niet gezegd, maar wel, dat de Duitschers beweerden, in de St.Pieterskerk wapens gevonden te hebben. Op gelijke wijze doet dit artikel bedoelde Dominika nen meermalen vertellen, dat de burgers van Leuven uit de huizen op de Duitschers schoten, terwijl de paters in waarheid sléchts verhaalden, dat de Duitschers dit staande hielden. Dit interview, in dien men het gesprek met dien Duitschen Dominikaan aldus noemen mag, werd dus geheel verdraaid weerge geven, waartegen dan ook de kloosterlin gen, die met den Dominicaan van Keulen hadden gesprokén, bij hem onmiddellijk protest indienden. Noch een onzer kloosterlingen, die lijde lijk te Keulen verbleven, noch eenig ander Dominikaan van het klooster van Leuven, heeft aan een redacteur of afgevaardigde van welk dagblad het ook moge wezen, (buiten het aangehaalde gesprek heeft nie mand ons geïnterviewd) verklaard, dat de burgers op de Jïuitsche soldaten geschoten hebben. Overigens, niemand onder >ie Leu vensche Dominikanen heeft dit gezien en kan noch mag ih geweten daarvan getui gen. Ik heb persoohlijk voor den Duitschen onderzoeksrechter onder eedfe verklaard, geen burger gezien te hebben, die op een Duitscher schoot; noch eenig ander stellig bevéijs van zulk een feit te hebben. lAl de JDominikanen van Leuven, die op de onge lukkige dagen van den 25sten en 26sten Augustus, op stra)f*r kwamen, yerkeeyen in hetzelfde geval, 't isAe neggen, hebben geen burger zien schieten. Ik wensch volstrekt, dat de geruchten, die de Dominikanen van Leuven, hebben doen doorgaan als getuigenis, afleggende, dat de burgers zouden geschoten hebben, voorgoed een einde nemen. Hierom druk ik op voorhand mijn dank uit aan al de redacteurs van -dagbladen, die deze ver klaringen getrouw, in welke taal ook, zul len opnemen. Ik verzoek inzonderheid aan de „Köln. Volksz." en aan „De Maasbode" van Rotterdam, deze-"verklaringen te wil len overnemen, om hunne lezers, die zij onvrijwillig, ik veronderstel het ten minste, jn dwaling hebben geleid, van de waarheid op de hoogte te brengen. Het naderend Kerstfeest te Berlijn. Een geheel nieuw bedrijf te Berlijn be staat uit het vervaardigen der duizenden groote en kleine dingen, die den „veldgrij- zen" nuttig of noodig zijn. Reeds kort na den oorlog begon dit, het was of de in dustrie, het oor tegen den grond gedrukt lag te luisteren naar de wenschen, die daar ginds op den verren bodem geuit worden. Nauwelijks had het in Noord-Frankrijk eens flink geregend of men zag overal de waterdichte vesten, uit zijde, uit gutta percha, uit parapluiestof... thans uit bont werk. Toen volgde uitvinding op uitvin ding om thee, cacao, koffie en allerlei ver- verschingen in praktiseren klontjesvorm te brengen en zoo voor verzendingen en dragen in den ransel geschikt te maken. Fantastische namen ontstonden, die de waar aanprezen; en met de marmelade in tubes en den cognac in vasten vorm scheen het ideaal bereikt te zijn. Op elke uiting van soldaten in veldpostbrieven of cou ranten volgde met onfeilbare zekerheid als reactie eene nieuwe uitvinding. En wie thans in winkels en warenhuizen de groote voor de troepen gedekte bonte kersttafels bezichtigt, waarover een tot den koepel van het gebouw reikende kerst boom het zachte en toch heldere licht van electrische kaarsen spreidt, voelt bewonde ring voor de vindingrijkheid en den prak- tischen geest, die al deze kleinigheden ken merken. Zeer in trek zijn de „warmte-bommen", welke de eigenschap hebben, op een tijd dat zij in werking treden een weldadige warmte te verspreiden welke voor de ver kleumde soldatenhanden op het slagveld een verkwikking zal zijn. Ko6tbare tabak. Een medewerker te Berlijn schrijft: De oorlogscorrespondent van de „Berli ner Börsen Courier" op het westelijk oor logsterrein vertelt: In een ver vooruitgeschoven loopgraaf in het Argonnewoud was al veertien dagen lang de tabak heel schaarsch geworden en ten slotte was er niets meer te rooken. Wie een sigarenpeukje vond achtte zich den koning te rijk als hij dit 's nachts op een eenzamen post uit zijn tabakspijp kon oprooken. Ten slotte waren er ook geen peukjes meer te vinden. Toen de nood van de rookers zoo hoog gestegen was, verscheen in de loopgraven een officier van gezondheid, die uit het etappengebied kwam en een goed gevul- den sigarenkoker meegenomen had. Die was natuurlijk al lang leeg geplunderd, toen de medicijnman in de voorste loop graven aankwam. Hij had nog slechts een enkele sigaar over, die hij zelf had willen behouden, maar door den heerschenden nood bewogen, deed hij1 ook daarvan af stand. Nu was er echter een moeilijkheid: vier dappere luitenants hadden tegelijkertijd gesolliciteerd naar de onbetaalbare heer lijkheid en het geluk zou thans beslissen. De sigaar werd plechtig óp een bord mid den op tafel neergelegd en door een skat- spel zou üitgémaakt worden, hoeveel trek ken iedere candidaat mocht doen. Tóen het spel op zijn éind liep, werd een der gelukkigen, die vijf trekken gewonnen had, plotseling opgeroepen om dienst te doen; bij deii waarnemingspost voor het ge schut. Met een weemoedigeh blik op de si gaar, nam hij hfscheid, vast overtuigd, dat de anderen hem slechts de asch zouden "overlaten. Toen hij' echter eenigen tijd in boozen luim1 over de onrechtvaardigheid van het lot op zijn post" had doorgebracht, ver scheen met de brandende sigaar in de hand, een ördoirnans, dié op militaire tyyj. ze rapporteerde: „Luitenant, ofu asje blieft de vijf trekken wilt. doen, die u nog te goed hebt." Toen 'zijn vijf blauwe rookwolkjes om hoog gedreven in het nachtelijke Argonne woud, vijf in ongekende zaligheid uitge blazen rookwolkjes. Slechts een hartstoch telijk rooker kan beseffen wat zij waard zijn geweest. Burgerlijke Stand. AARLANDERVEEN. Geboren: d. van van Dam en Hei koop; d. van Dijkman en v. d. Linden; d. van Verkerk en Hoogeveen. Overleden: Margje van Zwieten, oud 56 j. geh. met G. v. d. Neut. ALPHEN. Geboren: d. van de Heij en Mesman; d. van Zoeteraeijer en Tak; z. van Rorkott en Guldemond; z. van van Schaik en Kleijn; z. van van Leeuwen en Beens; z. van v. d. Neut en Munnik; z. van van Loeuwen en Brussen; z. van de Korte en Boot; d. van Bakker en Buurman; z. van van der Horst en Bekenbroek. Getrouwd: J. van Leeuwen met M. H. Schellingefhout. BOSKOOP, Geboren: Pieter Hermanus, z. van G. L. de Bruin en M. A. Geers. Lijsbeth, d. van A. M. Wontink en L. Groenevvegen* j Klaas, z. van H. Stellaart en N. \an (re- roeren. Cornells Tlieodorus, z. van Th. Steenkamer en G. van der Meer. Paulus Johannes, z. van F. G. de Wilde en M. II., van Toornenburgh. Overleden: H. van Eijk, 72 jr. M, J. de Jong, 1 jr. LISSE. Geboren: Petrus Adrianus, zoon van J. van der Vlugt en A. J. C. van Eeden, Johannes Adrianus, zoon van A- G. Beijk en J. H. van Ruiten, Bertha Theodora Ma ria, dochter van W. van Diemen en D. Bielefeld. Petrus Johannes, zoon van D. de Klerk en E. M. Aartman. Adrianus Petrus, zoon van A. P. van Kesteren en A. Noor- dermeer. Hendrik Jan, zoon van J. Vane- veld en van C. Oucshoorn. Franciscus Johannes, zoon van H. C. Heemskerk en II. C. Lommerse. Adrianus, zoon van H. Raaphorst en J. Tulen. Johannes Petrus, zoon van J. P. Bemelman en H. van der Weijden. Petrus Gregorius, zoon van H. G. van der Voort en A. Blank. Ondertrouwd: A. van Dreunen en B. van Rijn. G. J. Russcher en L. Kooi man. Overleden: Johannes Theodorus van Dijk, oud 4 maanden. Johanna Adriana La- gerweij. oud 1 maand. Maria Agnes Roe- lina van Hemert, oud 6 maanden. OUDSHOORN. Geboren: d. van C. B. Bogaar en Vonk. Gehuwd: A. L. Stallaert 25 jaar en C. Elias 23 jaar. RIJNSBURG. Geboren: Teunnsi, (1. van C Brussee en C. J. v. Egmond. Cornelis, z. van W. v. Egmond en L. Karei. Maria, d. van D. Lindthout en A. Noort. Elsje, d. van C. Glasbergen en A. Bououwman. Als lèvenl. geboren aangeg.ee» kind van het m. gesl. van B. Bouwman J. M. Weij. Marktberichten. PURMEREND, 1 Dec Kans. Aangevoerd 94 stapels, f36—41.50 de 50 K.G. Boter. Aangevoerd 1139 K.G., 11.45 1.6a per K.G. Vee. 563 runderen vet vee, fO./b0.90 per K.ö,37 paarden44 vette kalveren, f 0.95115 per K.G.; 237 nuchtere id., f12—25 per stuk; 619 vette varkens, f0.600.66 per K.G.; 0 magere id. f00—00 per stuk; 241 biggen, f49 per stuk; 2042 schapen en lamineren. SNEEK 1 Dec. Boter. Aangevoerd V^-VsPrijs le keur f 541/2- Bij de vereeniging le keur t'541/2, Fabrieksaanvóeren 7/6 en 0/0 v. f 5S. Noteering van de commissie der vereeniging voor boter en .kaashandelaren in Frieslandle soort f62. Vee. Aangevoerd 188 koeien (16 vette), 79 kalveren, 120 schapen, 1518 lammeren, 413 varkens en biggen.! Prijzen van vet vee per KG. Varkens 25-^30 ets., voor. export 23—24 cis. Handel in Mellc- en kalf koeien* prijshou dend;, vette koeien gewild, varkens vlug, biggeii matig. Overigens behoorlijk. KATWIJK AAN DEN RIJN, 4 Dec. Veiling Tuinbouw ver. K. en->0. Manden ronde aard appelen f0.— a fO Eigenheimers ldei p. HL. f0.a 0.— en dito zandfO.a f0.Peen, f 2.30 a 0.Uien per baal f 3.60 a f 3.70, Bloem kool I f 5.50 a f 8.50 dito II f.1— a f2.50 roode kool f3 a4.25savoije kool f 3 a 4.50 WASSENAAR, 1 Dec. Radijs 00 a 00 c., seldery f 0. peen f 0.16 a 0.—p. ben, kroten p. b. 0 a00c., Spinazie a c., zuring 0 a 00c., kropsla f 0.— a f 0.—, andijvie f 0.75afl.00, bloemkool f0.— a f 0.—groene savoyekool f 1.25 a 2.75, gele savoyekool f4.a 0. spruitkool f 0.24 a 0.30, roode kool f 4.50 a 6.—. boerenkool f0.80 al.— p. 100,princesseboonen f 0.per ben, Tomaten f 0.a 0.peren f 0.a 0.55, per ben, eieren per 100 f 10.a 11. kippen per stuk f0.— a 0.—konijnen per stuk f 0.40 a 0.60. Druiven f 0. STOMPWIJK. 1 Dec. Eieren. Heden werden ter eicrenv'eiling aangevoerd 280 kip peneieren, die verkocht werden a f 12.45 f 12.70 de 100 stuks, benevens 16 eenden eieren, die f8.70—f0.— opbrachten per hou derd. verheerlijkt. Van Brederi tót De Genestet, De predikanten van later zijn zachter in hun oordeel geweest. Ds. J. P. Hase- broek, een zeer zachtzinnig man, heeft, als Jonathan, zelfs het Sinterklaasfeest ver heerlijkt: „Ik heb andere feesten gevierd"; schreef hij „ik heb aangezeten in de zalen, door vendelpuacht, lichtkransen en bloemfestoenen opgeluisterd: ik heb mijn tong met kostbare lekkernijen en nog kost baarder wijnen gestreeld; maar het genoe gen van mijn klatergouden Decemberdag heb ik nergens weergevonden." N. v. d. D. Van een Gemeenteraadslid. Manjan was je stamgast. Reeds vijf en twintig jaren deed hij driemaal per dag een wandeling naar hetzèlfdt;' café óp de' markt van een kleinsteedse^ plaatsje. Zich zelf bewust stapte hijger hé^n kltijd op dezelfde uren om 6, 8 en 9 uur. Ge- meenteaangelegenheaen en muziek vtfaren zijn geliefkoosd onderwerp. Hij was een tegenstander van den burgemeester, gaf af op de raadsleden, die hij ma1 rionetten noemde, hij njoest maar eens lid van den raad zijn, hij zou zich niet laten nemen, zou den burgemeester wel op zijn plaats zetten. De andere stamgasten moedigden hem aan, hitsten hem op, drongen er op aan, dat hij zich candidaat zou stellen, ma^r Manjan gaf ten antwoord: „het was* zijn tijd nog niet." En innerlijk vol/laan over dit antwoord bromde hij een aria uil, „De Faust" of schepte op over dl 9<|e eymphonie van Beethoven, U. v Zoo was het jaren gegaan; Manjan wa^ 46 geworden. In het plaatsje gebeurde iets gewich tigs. Een lid had bedankt voor den raad, wie zou zijn opvolger worden! Ziedaar een vraag, die vele gemoederen beroerde. In de stamkroeg kon men niet uitgerede- nce'd ran n. Er moe t nu toch eens iemand naar den raad, die zijn mond open durfde doen. Manjan werd gepolsd Manjan nam het aan zijn tijd was daar Alle stamgasten teekenden de lijst en„de verkiezingstocht kon beginnen. Heel gewichtig trok hij er op uit, groette iedereen en kwam bij menschen in wier huis hii anders geen voet zou gezet heb ben. Aller bélangen zou hij behartigen; zie je er ontbrak een man in den raad, die den burgemeester dé waarheid durfde zoggen. Hij was van ander hout gesneden, "zou niet bang zijn. De burgemeester liet de menschen maar belasting betalen, hij zou 'jzorgen, dat het uit was. Van 6—9 was hij voor een ieder te spreken in de stam kroeg over zaken de gemeente betreffend. Er verscheen een advertentie in het plaat selijk nieuwsblad, waarin Manjan met aandrang om de stem van de kiezers vroeg „hij zou allen het beloofde land binnen voeren." t De dag van de stemming was daar. Man nen met aanplakborden stonden bij het steiphjireau; groote aanplakborden met „Kiest Manjan, den man uit 't volk, voor 't volk." Manjan zelf trippelde onder de kjezers en fyeval zich in den gunst aan. Manjaij kwam in herstemming! ïn (Je 9tamkroeg werd gefuifd, 't aspi- r^ijt-i'la^lid deed n<?g veel gewichtiger. 'Mapjém ford gekoaei)! In een rijtuig met twee paaiden weru Lij naar de gelagkamer gereden, waar hij moest plaats hemen op een zetel onder groen en bloemen bedolven. Er werden hoogdravende speechen afgestoken, Man jan speechte terug, trakteerde den ga i- scben avond en balkte aria's. In de eerste de beste zitting werd hij ge- instalJe.erd, door den burgemeester. Jan man gaf uitdrukkelijk te kennen, dat hij aller belang zou behartigen. Manjan zweeg in de 2e en 3e zitting. In de 4de zitting zeide hij: „ja, mijnheer de voorzitter". Men werd ongerust in de stamkroeg. Er was gelukkig een zaakje aan de hand. Er werd gemompeld in het stadje, dat men zijn gewicht aan kolen niet aan de gas fabriek kreeg. In de stamkroeg werd uitge maakt, dat Manjan dit zaakje in de eerste de beste zitting op moest knappen, want anders zouden maatregelen genomen wor den. Manjan zag er tegen op, maar hij moest wilde hij zijn prestige niet verliezen. Wé ken en weken dacht hij er over "na wat' hij zeggen zou. Er was wederom raadszitting. Janman interpelleerde: „De menschen kregen hun gewicht niet aan de fabriek". De voorzit ter stelde \por een commissie van onder zoek te benoemen, waarvan de interpel- lant voorzitter werd. Janman schreeuwde zich 's avonds schor aan de biertafel. Hij zou nu eens. laten zien, wie hij was. Zon der den burgemeester te Jennen, deed hij met.de leden der commissie onverwacht een inval in de gasfabriek. In de zesde zitting slingerde de voorzit ter zijn oliksems tegen den insluiper» Manjan riep „mijnheer de voorzitter", maar de voorzitter huiderde „waag het nog eens en ik laat je met den sterken arm tuiten zetten." Manjan zweeg. Hii kwam cien avond laat in den stamkroeg, werd bespot en er tusschen genomen. In de volgende zittingen zat hij heel stil, stemde voor alle uitgaven en subsidies de belasting werd nog hooger. Aan de biertafel schepte hij op, dat hij niet voor de volkstribune sprak; hij liet zich hooren in de geheime vergaderingen en in de com missies. Manjan werd verliefd. En wel op een meisje van 22 lentes, een meisje met een prachtstem en muzikaai ontwikkeld. Op een soiree was hij in haar gezelschap gekomen en sinds dien tijd was hij aan 't mijmeren geraakt. Wat was zijn leven tot nu toe geweest! Altijd al leen, nooit had hij zijn gemoed eens kun nen luchten over zijn groot geluk raadslid te zijn. Met niemand kon hij eens terdege over de muziek praten. En nu liep hij daar ineens tegen een meisje aan, een ontwikkeld meisje, een meisje 'dat op concerten op trad, dat heerlijk piano speelde. Het werd hem wee in 't hart. Zou hij dat meisje kunnen krijgen. Hij was 46, zij 22. Maar wat gaf dat. was een knap man voor zijn leeftijd-, het jeugdig bloed bruischte door zijn aderen, hij had gezag nu hij lid van den raad was. Hij moest dat meisje hebben, zou kalm maar vastberaden op zijn doel afgaan. Hij deed al het mogelijke om haar te ontmoeten. Was hij zoo geluk kig, dan vroeg hij of hij haar mocht bege leiden, hij sprak sfoo dolgraag over mu ziek. De jongere generatie begon Manjan s aspiraties te doorgronden en zette Anna aan hem er tusschen te nemen. Manjan stoorde zich niet aan die baardeloozc kna pen, aan die melkmuilen zooals hij zeide, zij waren maar fatjes, praesteeiden hoe genaamd niets en ging zijn gang. Op een avond na een uitvoering was Manjan wederom aan de zijde van Anna. Hij bewonderde haar muzikaal talent, was in verrukking over haar stem,.stortte zijn gemoed uit, dat hij zoo alleen was, dat hij zoo'n mooi huis had, waar plaats was voor twee. Toen stokte het in zijn keel, zenuw achtig en bedremmeld bleef hij staan, maar op eens verzapieldehij al zijn moedof hij morgen niet eens met vader mocht komen spreken Manjan dronk een flinke Munch ener ea trok er gerokt op uit. Vader zeide, dat hij toch moest begrij pt n, dat een bevallig, hoogst ontwikkeld meisje van 22 jaren Maar mijnheer, ben ik dan geen man van gewicht, ben ik geen lid van den raad, bruischt er geen jeugdig bloed in mijn aderen, weet er een zooveel van mu ziek af als ik! Zij moest het maar zelf weten, zulk een partij deed zij nooit mee*. In de stamkroeg vroeg dc jonge genera tie s' avonds aan Manjan waarom hij zoo stil was, of het soms af was. Af was, het was nooit aan geweest, hij mocht dat meisje graag om de muziek, meer r.ict.... PEDROSRR.,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 2