WOENSDAG
18
NOVEMBER.
I9I4.
BUITENLAND.
De Oorlog.
BINNENLAND.
Nederland en de Oorlog.
69 JAARGANG.
No. 1553
e SiidlMm (Bou/ta/nt
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. - Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
igenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2Va cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels f0.75, elke regel moer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Grooto letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel moer 10 cent.
1 Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Vorkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Onbewaarbare geheimen.
De „geheime" nota in zake de oorlogs-
leening, welke „op verzoek aan eenige in
vloedrijke Kamerleden" door de regecring
slechts onder 't zegel der stilzwijgendheid
aan de Staten-Generaal zou worden over
gelegd, is thans toch publiek gemaakt, zoo-
dat we er nu alles van weten.
Het had trouwens niet geholpen, want
reeds spoedig na de „geheime" indiening
stond de hoofdzaak al in de kranten en
daarop zouden de bijzonderheden wel zijn
gevolgd.
Hoe kan 't ook anders. Een geheim, dat
drie personen weten, is al geen geheim
meer;\vat dan te zeggen van een geheim,
bekend is aan bijna 200 personen: mi
nisters, staatsraden en kamerleden om
niet te spreken van de vele ingewijde amb
tenaren, die echter wel zwijgen zullen.
Zoo'n „geheim" lekt natuurlijk uit, zoo
niet ge' el, dan toch bij stukjes en beetjes,
laatste geval de dader al heel on
naspeurlijk op 't kerkhof ligt.
En nu komt er in 't gegeven geval nog
bij, dat eigenlijk niet best valt te doorgron
den, waarom die nota geheim moest blij
ven. Ze betreft een beslist binnenlandsche
aangelegenheid, terwijl het ons crediet
niet zal schokken, dat we in de huidige
omstandigheden buitengewone maatrege
len moeten nemen. We zouden zoo zeggen:-
hoe openlijker we daarmede voor den dag
komen, hoe beter, want dan kan "ieder
zien hoe gezond onze financieelè toestand
is.
De „invloedrijke kamerleden", wier mee
ning niet eens door den minister van Fi
nanciën werd gedeeld, zullen nog van die
oude regentendenkbeelden zijn uitgegaan:
als wij 't maar weten is 't genoeg; het
profanum vulgus heeft daar niets mede
te maken.
Dergelijke tijden zijn echter voorbij
vooral wanneer het geldzaken betreft,
waarbij we allen naar vermogen zijn be
trokken. En in 't algemeen is het maar het
best, de publieke zaak publiek te behande
len, dan komt ze 't best en zonder achter
docht in 't reine.
V Geen stilte. i
Voorzoover wij konden nagaan, is geen
der bladen het eens met de „Standaard",
dat de Volksvertegenwoordiging het lee-
ningsplan der regeering nu maar zonder
slag of stoot moet goedkeuren. Het is waar,
dat de strijdlustige klank die het „Volk"
laat hooren. („Er zal moeten worden ge
streden. Laat ieder zich gereed houden."
schettert het blad) natuurlijk weer in dis
harmonie is met de overige persstemmen.
Maar ook is het waar, dat geen der bla
den beschroomd is voor critiek op het ont-
,werp.
Zoo zegt het „Vaderland", dat de vraag,
of de Staten-Generaal zich zullen hebben
te onthouden van critiek over de wijze
van dekking van rente en aflossing der
aangevraagde gelden, beslist ontkennend
moet worden beantwoord. En dat niet al
leen, zoo gaat het blad voort, om het recht
van contróle, we zouden haast zeggen den
plicht van contróle van het parlement,
maar omdat het hier gaat. om een zaak
van het allerhoogste gewicht, de geestelijke
en stoffelijke welvaart van de Nederland-
sche natie.
Wij spraken gisteren als onze meening
uit, dat in het ontwerp niets is te bespeu
ren van een proportioneele, een evenre
dige verdeeling der lasten over bezittende
en niet-bezittende klasse. Het „Huisgezin"
merkt hetzelfde op en zegt: „Het (ontwerp)
lijkt mooi van gelijkheid, maar het is lee-
lijk van ongelijkheid." Volkomen juist,
ons inziens. Moge de Volksvertegenwoor
diging daarin verandering weten te bren
gen.
Nederlagen van de Russen.
Het rad van avontuur heeft zich voor de
Russen weer eens omgewenteld en ditmaal
liggen zij onder.
Bij Soidau, dat even ten zuiden van Nei-
denburg ligt, waar Hindenburg voor eeni-
gen tijd zijn groote overwinning op de Rils-
sen behaalde, rukte Hindenburg thans op
nieuw tegen de Russen op, en na een hard
nekkig gevecht weiden deze over den
Weichsel teruggeslagen tot Plozk toe. Door
dezen gedwongen terugtocht in zuidelijke
richting werden de Russen van hun terug-
tochtsweg op Warschau afgesneden. Ook in
nog meer zuidelijk gelegen gebied, bij Wloz-
lawsk, werden de Russen teruggeslagen tot
voorbij Kutno. In het geheel verloren de
Russen, volgens de Duitsche mededeelin
gen, 28,000 man een krijgsgevangenen, be
nevens 80 mitrailleurs en een groot aantal
kanonnen.
Deze tegenslag zal vooral in Engeland
diepen indruk maken. De „Times" vernam
reeds, dat de Russen opnieuw Oost-Pruisen
binnendrongen, en dat de bewoners van,
Silezië en van Oost-Pruisen in wilde vlucht
hunne woonplaatsen verlieten om naar Ber
lijn te gaan. De Duitsche bladen spreken
dergelijke verhalen tegen, en wijzen er op,
dat men vertrouwen kan en moet hebben in
den opperbevelhebber van de Duitsche troe
pen in het Oosten, generaal Hindenburg,
die wel zal weten te beletten, dat de Rus
sische troepen nog eens het Duitsche grond
gebied binnenrukken.
In Berlijn heerscht groote jubel over de
overwinningen op de Russen.
In een telegram worden ze als volgt be
schreven
Drie overwinningen over de Russen, de
een al grooter dan de andere, worden door
den gpneralen staf gemeld. Meer dan 30,000
gevangenen zijn er gemaakt en over de 100
machinegeweren veroverd. In Oost- en in
West-Pruisen zijn de invallen der Russen
afgeweerd en bij Mloclawec is nu de beslis
sing gevallen tegenover een geheel Russisch
legerkorps.
Het „Berliner Tageblatt" schrijft over
deze belangrijke zege: „Over den afweer
aan de Oost- en West-Pruisische grenzen
mogen we ons verheugen, maar over de
ernstige nederlaag der Russen, die naar
Thorn marcheerden mogen we jubelen. Be
scheiden meldt het Hindenburgsche hoofd
kwartier dat de decisie gevallen is maar
wat voor een beslissing is het niet gewor
den Eerst vielen onze troepen de vijande
lijke voorhoede bij Mloclawec aan en op 14
November werd des vijands eerste armee
korps teruggeslagen en daarop moet de
overwinnaar van Tanneriberg machtig heb
ben toegeslagen. Ew heel Russisch leger
dat hij maar eventjes 5KK.M. over Kutno
terugwerpt en op de vroolijke jacht maakt
hij 23,000 gevangenen, meer dan een half
Russisch legerkorps. De verliezen der Rus
sen aan geschut en machinegeweren doen
denken aan de eerste overwinningen in
Oost-Pruisen",
De Duitschers in Frankrijk
en België.
Regen en sneeuwval bemoeilijken de
operaties op het Westelijk oorlogstooneel.
Overal heerschen zulke ongunstige weers
gesteldheden, dat ae aauvallen niet kun
nen worden vooitgezet.
Op enkele punten poogden de troepen,
onder begunstiging van den mist, de vij
andelijke linies te naderen, en somtijds
konden zij zich ingraven op een zeer kor
ten afstand van de draadversperringen,
die voor de loopgraven van den vijand
werden aangelegd. Maar voor den alge-
meenen toestand heeft dit weinig te be-
teekenen.
Ook de pogingen der Duitschers, om in
Vlaanderen, tusschen Dixmuiden en Bix-
schoote onder bescherming van den mist
en den sneeuwval, over het Yser-kanaal
te trekken, zijn mislukt, ten minste vol
gens de Fransche berichten, die zelfs mel
den, dat daarbij een geheel Duitsch regi
ment in de pan werd gehakt.
De Duitsche berichten melden echter,
dat de Duitsche troepen in Vlaanderen wat
vooruitgingen.
De militaire medewerker van het Zwit-
sersche blad „Bund" hecht groote beteeke-
nis aan de gevechten, die thans tusschen
Yperen en Armentières worden geleverd.
De va] van Yperen en «Armentières, zegt
hij, zou beslissend zijn voor den uitslag
van den oorlog bij Yperen en bij Rijssel.
De tegenstand der geallieerden is echter
nog ongebroken, en het resultaat van den
slag daardoor nog zeer onzeker.
De levensmiddelen in België.
De levensmiddelenquaestie in België, al
dus wordt uit Brussel aan de „Tijd" ge
meld, is op even tactvolle als humane wij
ze opgelost. Door de Amerikaansche am
bassade zal er voor genoegzamen aankoop
worden gezorgd en ook voor de bezorging
in België. Het Kaiserlich General Gouver
nement te Brussel heeft alle waarborgen
gegeven, dat niets daarvan aan het Duit
sche leger zal worden afgestaan. Z. Em.
kardinaal Mercier heeft met de Engelsche
Regeering maatregelen getroffen om vrijen
doorgang te verkrijgen voor die transpor
ten door de Noordzee via Holland.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Pater Vine. Sombroek. Men herinnert
zich, hoe „De Tijd" onlangs het bericht
bracht, dat een Nederlander, de vroegere
gardiaan der Paters Conventueelen in het
klooster te Urmond, zou gefusilleerd zijn.
Later is dit bericht tegengesproken. Thans
kan ik u,. aldus een corr. van de „Tijd", uit
de meest stellige bron berichten, dat een
priester van het bisdom Haarlem zich naar
Leuven heeft begeven om de zaak te onder
zoeken, en tot de bevinding kwam, dat het
bericht van „De Tijd" volkomen juist was.
Pater Vine. Sombroek is gefusilleerd op
27 Augustus j.l. en begraven op het kerk
hof te Beucken. Zijn lijk werd opgegraven
den 8sten of 9en November j.l., en den 9en
November is de lijkdienst gehouden in de
kerk te Buecken.
Bij een overval der Duitschers is de
kloosterling krijgsgevangen gemaakt en 3
dagen in Campenhout gehouden. Hij had
een verwonding aan het oog. Hoe deze ont
staan is, bleef onbekend. Na drie dagen is
hij naar den dokter gegaan in Tildonck.
Deze verwees hem naar een specialiteit. De
Pater keerde toen terug naar Buecken en is
daar met tien anderen gefusilleerd. De be
schuldiging was, dat uit de kerk te Buecken
zou geschoten zijn. De lijken der elf gefu-
silleerden werden in twee kuilen begraven.
Den 8sten November zijn ze opgegraven in
het bijzijn van getuigen. Het lijk van den
pater was niet meer herkenbaar, doch op
hem werden zijn rozenkrans en het koord
bevonden. De bewoners van Buecken ge
tuigden eveneens, dat het lijk dat van den
hun welbekenden pater Sombroek was.
Een Engelsch schip vergaan. De „Ber-
lingske Tidende" verifeemt uit Drontheim,
dat het Engelsche stoomschip „Weimar"
van Archangelik naar Leith, bij Saerehol-
men aan den grond raakte. Aan boord van
dat schip bevonden zich 28 Engelsche ma
rineofficieren en matrozen, die met ijsbre-
kers van Canada kwamen. Zij zijn te Dron-
them geïnterneerd
Zeeslag in de Oostzee verwacht. Uit
Berlijn wordt gemeld, dat volgens Zweed-
sche berichten de Russische vloot Helsing-
fors veriaten heeft en koers zette naar het
zuidwesten; zij zou voornemens zijn de
Dnitsctie vloot op te zóeken en haar slag
te leveren.
Schrijven van Z.Em. Kardinaal Mercier.
Door Z.Em. Kardinaal Mercier is aan
de geestelijkheid van het aartsbisdom het
volgend schrijven verzonden
„Wij hebben besloten dat het Groot Se
minarie, de leergangen van wijsbegeerte in
het Klein Seminarie van Mechelen, het
Klein Seminarie van Hoogstraeten, alsook
de externaten onzer aartsbisschoppelijke
Colleges en Instituten zullen heropend wor
den.
„In al deze Gestichten zullen de studen
ten binnenkomen op Dinsdag 17 November.
„Wij verzoeken de Eerwaarde Heeren
Pastoors en Onder-Pastoors de belangheb
bende familiën aanstonds te verwittigen
en dezen brief zooveel mogelijk bekend te
maken."
Oorlogsschattingen. Te Kopenhagen is
uit Berlijn bericht ontvangen, dat de Rus
sen aan de steden in Oost-Pruisen oorlogs
schattingen opleggen, ten naaste bij be
antwoordende aan die welke Belgische
steden met een overeenkomstig aantal in
woners hebben moeten opbrengen.
Postduiven. Het Engelsche persbureau
maakt bekend, dat er bij de Engelsche
strijdmacht voor zeker doel postduiven
gebruikt zullen worden, en verzoekt de
menschen in Engeland derhalve niet op
postduiven te schieten of ze te vangen.
Krakau in brand? De „Morning Post"
verneemt uit Rome Te Venetië is de tij
ding ontvangen, dat een deel van Krakau
in brand staat. De stad is aan de noord
zijde omsingeld en de val wordt ieder
oogenblik verwacht.
Engelsche oorlogsleening. De „Daily
News" verneemt, dat de regeering voorne
mens is een oorlogsleening uit te' schrijven
van 500 millioen pond sterling, die in twee
gelijke gedeelten zal worden uitgegeven.
Oostenrijksche oorlogsleening. Giste
ren, den eersten dag voor de inschrijving
op de oorlogsleening, was de toevloed zoo
wel in Weenen als in de hoofdsteden der
provincies zeer groot. Behalve de inschrij
ving voor reuzenbedragen, teekenden ook
verscheiden honderdduizenden gemiddelde
en kleine spaarders in.
De opstand in Zuid-Afrika.
Uit het Tbabanchu-district wordt gemeld,
dat generaal De Wet zijn invloed op zijn
volgelingen verliest. Hij is ontmoedigd en
lijdt aan een lichte wond aan het hoofd.
Verscheiden leden van zijn commando zijn
zonder wapens. Allen hebben gebrek aan
munitie. Het schijnt zeker te zijn, dat do
poging om een Republiek in Oranje-Vrij
staat te stichten, nu verijdeld is. Dagelijks
geven kleine afdeelingen der opstandelin
gen zich over.
Koninklijk bezoek.
Men meldt aan de „Msbd." d.d. gisteren:
Morgen, Woensdag, wordt het kamp bij
Loosduinen voorgoed verlaten. Eenige sol
daten zijn aangewezen om de tenten af to
breken. Alvorens dit echter geschiedde,
heeft II. M. de Koningin nog eens de plaats
bezocht, die zij in de laatste maanden
meermalen met een Lezoek vereerde.
Hedenmorgen kwart over tienen arri
veerden te Brielle H. M. de Koningin en
Z. K. H. Prins Hendrik en gevolg met vier
auto's, ter bezichtiging van de vesting
Brielle.
Bede om hulp.
Het Provinciaal Vluchtelingencomité in
Zeeland verzoekt dringend hulp voor de
duizenden vluchtelingen welke nog in de
Provincie vertoeven en daar den winter
zullen moeten doorbrengen, dewijl zij in
hun land geen verdienste hebben, of beroofd
zijn van huis en haard, in den vorm van
levensmiddelen van allerlei aard, van klee
deren (in 't bijzonder onderkleederen zoo
voor mannen als voor vrouwen en kinde
ren) en dekens. Ook bedden en matrassen
voor ouden van dagen en zieken zijn hoogst
noodig.
Al deze goederen moeten gezonden wor
den aan het adres van mr. P. Dieleman,
Station Vlissingen, alwaar het magazijn
van het Comité is gevestigd en van waaruit
over de Provincie wordt gedistribueerd.
De Engelsche philantropie houdt zich
prachtig door belangrijke toezendingen van
levensmiddelen en kleederen.
FEUILLETON.
In 's levens maalstroom.
(Het auteursrecht van deze vertaling is
voorbehouden).
S)
Voor het kind, dat nog nooit van de
voorvallen der geschiedenis heeft hooren
spreken, is de eerste les in de historie een
bekoring, die steeds naar 't hernieuwen
der lessen doet verlangen. De tooversprook-
jes zijn niets aantrekkelijker dan de roem
van Egypte; de meest authentieke ridder
histories niet heldhaftiger dan het verhaal
van de verdedigers der Thermopylen of dat
van 't handjevol Grieken, dat Troje ging
bevechten. Als 't kind geen genoegen heeft
van 't leeren, dan komt 't, wijl men het de
studie voorstelt als iets vervelends als
een plicht, niet als een ontspanning. Dit
sluit natuurlijk geen ernst uit; het kind
moet inzien, dat een nuttig doel met de
studie wordt beoogd.
Marcelle had het betrekkelijk voorrecht,
Dog niets te weten. Bovendien schenen
haar de lessen van juffrouw Hermine toch
feeds heerlijk. Behalve de rekenkunde,
Waarvoor zij weinig lust gevoelde, legde
z'j zich op alles met ijver toe. Zij zou het,
zonder er lust toe te gevoelen, toch reeds
gedaan hebben uit liefde en erkentelijk
heid jegens haar goede vrienden, maar zij
behoefde deze gevoelens niet op te wekken;
de arbeid zelf was haar eep genoegen en
2|j beschouwde die als een belooning.
Juffrouw Hermine schepte er ook beha
gen in. Nog nooit hadden haar romans
haar zooveel genoegen verschaft. Daar
Marcelle aanvankelijk nog niet goed kon
lezen vertelde zij haar de lessen, maar
daarvoor moest zij zelf eerst goed weten,
waarover ze handelden. De vragen van het
leergierige kind noopten haar daar wel
toe.
Waarom? Hoe? Wat had hij gedaan?
Wat deed hij daarna?
De handboeken der geschiedenis zeggen
u dat alles maar zoo niet. Grootere boe
ken moeten geraadpleegd en waar deze
niet voldoen, nog uitgebreider werken.
De juffrouw van de leesbibliotheek bezat
niet, wat juffrouw Hermine noodig had.
Behalve haar romans bezat zij slechts wel
oude, maar weinig leerrijke werken.
Op zekeren dag werd per handwagen
een heel pak boeken, atlassen en diction-
nairs aan de villa gebracht. In de logeer
kamer thans Marcelle s vertrek wer
den glazen kasten gemaakt, op welker
planken taT van leerboeken een plaatsje
verkregen, 't Was het eenige middel, dat
juffrouw Hermine wist, om zich op de
hoogte te kunnen stellen.
De winter was alleraangenaamst voor
de beide vriendinnen. De kachel in da#
eetzaal verwarmde dit vertrek heerlijk en
de groote lamp verspreidde er over alles
een helder licht. In de -belendende keuken
hoorde men Rose haar braadpannen zui
veren, terwijl Marcelle naar de verhalen
van juffrouw Hermine luisterde en daar
na aardrijkskundige lessen volgde en
vele andere dingen leerde, waarvan zij
nog niet het minste begrip had gehad.
Plotseling werd het gerucht der pannen,
die geschuurd werden, vervangen door
het geluid van het schuieren der marmeren
steenen van een vloer en een geur van
zeepsop drong door de goed gesloten deu
ren binnen.
Laten wij ons haasten, juffrouwl Toe,
vertel mij nog wat, zeide Marcelle dan
smeekend.
Maar 't pleit was beslist. Te midden
van de meest belangrijke uitlegging open
de Ro^e de deur, die zij met zorg achter
zich sloot en met de armen in de zijde
sprak zij met vaste stem:
Kom, Marcelle, 't is tijd om te gaan
slapen.
Dadelijk, Rose, zeide juffrouw Her
mine, die zelf zich niet gaarne wilde haas
ten of haar verhaal bekorten.
Rose wachtte, steeds bij de deur staan
de, en leerling en onderwijzeres aanziende.
Juffrouw Hermine, die een onderzoeken
den blik op zich voelde rusten, raakte in
de war en eindigde met gemoedelijk tot
Rose te zeggen
Ga maar heen, Rose. Ik zal Marcelle
wel zelf naar bed brengen.
En Rosa antwoordde dan altijd beslist,
maar eerbiedig:
Mejuffrouw weet wel, dat zulks niet
kan. Als ik Marcelle bij mejuffrouw liet,
zou zij om elf uur nog niet slapen en hoe
zou zij dan morgenochtend op tijd kunnen
opstaan. Kom Marcelle.
Het kind stond'met leedwezen op, sloot
langzaam hare boeken en schriften weg,
voortdurend de vreeselijke Rose aanziende,
in de hoop haar te verteederen. Verloren
moeite! Rose bleef bij de deur staan,
recht voor zich uit starend, met een on
uitputtelijk geduld en een onoverwinne
lijke standvastigheid.
Zij moest dan we! gaan! Marcelle om
helsde juffrouw Hermine met een zucht,
dadelijk vergoed door een aardigen glim
lach en volgde de groote Rose, als dc
kleine schaduw van die majestueuze ge
stalte.
Samen bestegen zij de trap, de eene met
zware schreden als de steenen man van
Don J u a n, de andere licht als een
sylphide, drie treden tegelijk nemend; zij
traden de logeerkamer binnen, behangen
met een vroolijk behangsel: kleine rozen
op een grijzen grond. De rozen waren
geel geworden, de groene bladen blauw,
maar toch was alles frisch en aangenaam.
Het ledikant en de vensters waren voor
zien van witte gordijnen met ouderwetsche
balletjes-franje; die onberispelijk witte
gordijnen er waren dubbeltallen van,
zoodat zij regelmatig door vrouw Galin
onderhanden konden worden genomen
gaven aan de kamer dat heldere uitzicht,
't welk zoo aangenaam aandoet.
Zij bad haar avondgebeden, kleedde zich
zorgvuldig uit, vouwde haar kleederen op
een stoel en beklom het groote bed, daar
bij geholpen door de stevige hand van
Rose. Vaak verwarde zij, al kruipend,
haar voeten in haar lange nachtjapon en
viel onder een schaterlach dan vjorover ia
de kussens. Zij gleed daarop onder de
dekens, waar echter haar lief gezichtje
weder spoedig boven uit kwam om Rose
goeden nacht le kussen.
Op een avond, toen het zeer koud was
want de logeerkamer werd nooit ver
warmd tenzij in geval van ziekte, slaakte
Marcelle na met een voorbijgaande rilling
onder de dekens te zijn gekropen, een
kreet van verwondering en vreugde»
Gij hebt mijn bed gewarmd. Ol wat
zijt ge toch lief.
-- 't Is goed, 't is goed, bromde Rose,
maar daar behoeft ge toch zoo hard niet
om te schreeuwen. Mejuffrouw zou mij
misschien beknorren!
Dit was echter niet de meening vui^
Marcelle, die, niets voor juffrouw Her-s
mine kunnende verbergen, haar den vol
genden morgen het groote geheim ver
telde. De goede dame kon zich niet weer
houden te lachen.
Zij is slim, die Rose, zeide zij met
guitig tintelende oogen. Zij wil niet heb
ben, dat ik het weet, omdat ze mij altijd
voorhoudt, dat ik je bederf; en zij bederft
je nog meer. Zij weet wel, dat ik haar uit
zou lachen. Maar wij zullen er niets van
zeggen, nietwaar Marcelle. Wij willen
haar geen verdriet doen. 't Is een ge
heimpje tusschen ons beiden.
En als nu voortaan Rose haar mejuf
frouw weer op strengen toon verweet, dat
zij de kleine verschrikkelijk bedierf, wissel
den juffrouw Hermine en Marcelle steels-
gewijze knipoogjes.
HOOFDSTUK XIX.
Lente.
Zoo verliep de winter. Marcelle wars zoo
vroolijk als een vogeltje; licht en luidruch
tig huppelde en sprong zij door het huis;
al haar bewegingen levendig en vlug.
Toen de lente kwam, was het weer wat
anders. Het grasperk, dat opnieuw groen
de, de bloemen, die daartusschen haro
geuren en kleuren verspreidden, dat allea
was voor Marcelle eeu openbaring.
(Wordt vervolgd.)