Tweede Blad Weekpraatje. n 's levens maalstroom. aterdag 14 November 1914 Wie had dat gedacht! ja, wie had kunnen denken dat zoo poedig na de stembus van 1913, waarbij 5 verhooging der grensrechten uitgeban- ;en scheen, deze rechten weer op het tapijt ouden komen. 't Moge onder den invloed der buiten- ewone tijdsomstandigheden geweest zijn, laar van het huidige kabinet heeft de beede Kamer dan toch maar een wets- ntvverp tot zij 't tijdelijkeheffing in uitvoerrechten onderhanden. Uitvoer rechten, die wij dus zelf fbben op te brengen, wat nog heel wat aders is dan in voer rechten, 't Ligt oor de hand, dat deze laatste soort wel oor de regeering zou gekozen wezen in- ien wij niet midden tusschen de oorlog- oerende landen zaten, waardoor de hef ing van invoerrechten wat bezwaarlijk du zijn. Hoe 't zij, het wetsontwerp is er, sinds November. En nu reeds verluidt dat het i de afdeelingen der Tweede Kamer on- ;unstig is ontvangen. Dit wil natuurlijk eggen: door een min of meer groot deel lier secties, want al heeten 'de grensrech- en door de verkiezingen van '13 te zijn erdreven, de voorstanders er van heeft nen toch niet buiten de Kamer kunnen louden. Ook in den lande ziet men de tegen- land al opduiken: Kamers van Koophan- lel komen in 't geweer, adressen worden erzonden, enz. We zullen 't hier over 't ontwerp zelf niet hebben; er zal nog genoeg over los- iomcn dat we vermelden moeten. We wilden nu slechts zeggen, levendig ie kunnen begrijpen, hoe de linksche te enstanders van grensrechten thans be- lenkelijk naar Den Haag staren en ont moedigd zuchten: Wie had dat gedacht! Uit de Pers. De vrouwen en de Oorlog. In de ,,N. Tilb. Crt." lezen we: Voor onze vrouwen, nog niet gehuw den, is het volgende misschien van niet zoo'n onmiddellijk belang... al maakt het gebrek aan mannen, dat in de oorlog- werende landen verwacht wordt, mis schien hier of daar een geschikt huwe- lijkscandidaat tot landverhuizer. Toch is de kwestie belangrijk genoeg om haar te behandelen. Vermindert in de landen, die hun zonen zoo talrijk zien sneuvelen, de huwelijks lans der jonge meisjes? Men is geneigd hier terstond een beves tigend antwoord te geven. De rekening schijnt immers eenvoudig genoeg: als er honderdduizend huwbare jongemannen sterven hebben honderdduizend huw bare jongedochters een kans minder. Ja, zegt een zekere mevrouw Elisabeth Cnauck-Kühne, die wij hiermede als een medewerkster der „Kölnisché Volkszei- tung" aan onze lezers en gracieuse lezeres sen voorstellen; ja, dat zou zijn.... wan neer al die gesneuvelde jonge en rijpere mannen ook inderdaad huwelijkscandida- len waren; d. w. z. wanneer zij ook zeker getrouwd zouden zijn. De statistiek bewijst echter, dat er maar al te veel, en in den laatsten tijd hoe :r hoe meer, mannen niet wilden of Diet konden huwen. De economische toe standen hebben daar zeker invloed op en nu redeneert mevrouw Gnauck zóó, dat wanneer Duitschland als overwinnaar uit het worstelperk treedt er een nieuwe ople- iving van het maatschappelijk bedrijf te wachten is en daardoor ook een grooter getal mannen naar de oevers zullen snel len waar de huwelijksbootjes liggen te dobberen. Zij haalt er, ten bewijze van haar be wering, de statistiek bij. Na den voor Duitschland gelukkigen oorlog van 1866 klom het aantal huwe lijken van 8 op 9 per duizend inwoners. In 1872 en 1873, na de overwinning van 1870 dus, klom het cijfer tot 10 per dui zend. Dat is het hoogste geweest en sinds 1876 wiegelt het weer tusschen 7 en 8. Men zou meenen, dat deze laatste cij fers de bewering van mevrouw Gnauck te niet doen. De economische bloei van Duitschland is immers doorgegaan en toch klom het huwelijkscijfer maar enkele jaren, waaruit volgt, dat andere factoren mede tellen: bij-v. genotzucht, weelde, ze deloosheid, het verlaten der oud-vader lijke plaatsen en zeden, enz. Opmerkelijk is, dat sinds 1875 en '76 toen het aantal geboorten in Duitschland 42 per duizend bedroeg, het geboortecijfer daalde tot 29 per duizend, wat op een ze keren invloed van het nieuw-malthusiYi- nisme, dus op grooter godsdienstloosheid wijst. De Duitsche huwbare meisjes mogen dus bidden, niet alleen om de overwinning hunner toekomstige pretendenten, maar ook om hun godsdienstige en zedelijke be vestiging of verheffing. De weelde en de godsdienstloosheid moe ten verjaagd, de eenvoud en de godsvrucht moeten weer binnengehaald. Dat mevrouw Gnauck deze factoren ver geet te noemen bewijst dat haar gerust stelling niet zeer >ver is doordacht. Intusschen is er natuurlijk iets waars in haar stelling: als er meer geld verdiend wordt hebben meer jongelui moed om op liefdesavontuur te zinnen. Welk een- troost voor onze Nederland- sche jonge dochters en weeuwtjes! nu allerwege van de daken wordt verkon digd, dat wij hier na den oorlog een onge- kenden economischen bloeitijd mogen ver wachten. Als onze handelspolitiek er maar naar ist Voorschot voor het benarde deel van den Middenstand. De Standaard" driestart: Niet genoeg kan er op aangedrongen, dat hoe eer hoe beter worde overgegaan tot het beschikbaar stellen van een Voorschot ten behoeve van dat deel van den kleinen middenstand, dat 't hoofd niet meer bo ven water kan houden, bij fabriek, am bacht en winkel. In drieërlei sorteering zien we thans deze middenstand zich deelen. Er is een groep, die bij den oorlogstoe stand niet verloor, maar won; 't zij door stijging in de prijzen, 't zij door meer af trek. Er is een tweede groep, die in haar ge wone doen bleef, en in geen enkel opzicht hulpe van noode heeft. Maar er is ook een derde groep, die de grondstoffen duurder zag worden, en den aftrek, soms tot op stilstand, minderen. In tal van kleinere zaken zag men zich hier door reeds niet in -staat, de gewone wis sels van geleverde grondstoffen te hono- reeren. Bij enkele is hierdoor reeds geen ontvangst van grondstoffen meer moge lijk. En de aftrek slonk op zoo verontrus tende wijze, dat het arbeidspersoneel op zwart zaad kwam te staan, en er bijna geen weekgeld meer voor het gezin is af te zonderen. Dit geldt vooral kleine zaken in wat kleeding, ameublement, sieradiën cn huisraadbehoeften betreft. Ook de groote ondernemingen op dit gebied lijden wel bitterlijk aan leege winkels, maar bij dé groote ondernemingen faalt 't niet aan ka pitaal, om 't uit te zingen. In nood, in pertinenten nood daarentegen, verkeert een geheele schare van kleine zaakjes, bij fabriek, ambacht en winkel, en hun nood roept om Voorschot. Gegeven geld zou hier weggegooid we zen. Keert straks de Vrede weer, dan zal er naar wat deze groep op de markt brengt, een dubbelsterke vraag wezen, zal de verdienste weer vlot gaan, en zal men zeer wel in staat wezen, het voorgeschote- ne terug te geven. Het orftjjreekt voor het oogenblik alleen aan contanten. We wezen er daarom reeds op, hoe voor het ontvangen van zulk een Voorschot de firma's van deze groep, die in nood- stand verkeeren zich op solieden voet ver eenigen moesten,, om saam in bond, het voorschot van de Regeering aan te vra gen. Het zou dan gaan als met de Woning wet. Ook daar is voorschot ingevoerd. Op anderen voet natuurlijk, omdat men bij bouw een onderpand krijgt. Maar zuik onderpand zou hier gelegen zijn in de onderneming zelve, zoo uit de boeken bleek, dat ze gedurende een te bepalen aantal jaren, vóór den oorlog, goed waren uitgekomen Ook bij de scholen wezen we op zulk een zich vereenigen van velen, om het. Rijk de noodige soliditeit aan te bieden. Dit nu zou ook hier kunnen doorgaan. De kleine middenstand, dien 't hier geldt, mag iet in den steek worden gelaten. Critiek van de Vischmarkt. De Nieuwe Haagsche Ct." maakt mel ding van den brief des Generaals en spreekt van „critiek van de vischmarkt". Het blad zegt onder meer: De heer Snijders moge een volmaakt mi litarist Zijn, van de taak der volksverte genwoordiging blijkt hij al bitter weinig verstand te hebben. En zijn militarisme is het ónze niet. Wij laten aan de regeering gaarne de beslissing over mobilisatie en demobilisa tie, maar het recht van vragen behouden we ons voor. Juist in 't belang van een goeden geest onder het leger. Wijzen we alleen ter verduidelijking op dit eene: Ons volk verkeert in twijfel, of het noodzakelijk is, dat héél onze weer macht onder de wapenen blijft. Niet zelden wordt gevraagd of b.v. de landweer, voor zoover begeerd wordt met het oog op be drijf of betrekking, niet met verlof zou kun nen gaan onder beding onmiddellijk gereed te staan voor hernieuwde oproeping. In de pers is dit meer dan eens, zeer be scheiden, gevraagd. Welnu, als rechtgeaard volksvertegen woordiger maakte de heer Van Twist zich den tolk van velen in den lande en bracht de vraag over aan den minister. Ziedaar een doodzonde, volgens den heer Snijders, die blijkbaar meent, dat onze constituoneele volksrechten niet slechts ondergeschikt behooren te zijn aan het militair gezag, doch in deze dagen geheel uitgeschakeld behooren te worden. Zoo predikt men militair despotisme en anders niets. Doch wij betwijfelen of dit den. geest in het leger ten goede zal komen. Een ministerieele verklaring, dat gedeel telijke mobilisatie niet wel mogelijk is, doch dat aan verzoeken om verlof een wil lig oor verleend zal worden, voorzoover het landsbelang dit toelaat, zal meer te vredenheid wekken dan een hooghartig oordeel over een overigens geoorloofd volksverlangen. De publieke opinie is voor ons heel wat waard; loopt zij echter in verkeerd spoor, dan kan een regeeringsantwoord op een vraag als de gestelde haar weer op 't goe de pad brengen. De straattaal van den generaal heeft op ons niet meer indruk gemaakt, dan het geschreeuw op de vischmarkt. Naar dat milieu had de redactie van de ,,N. C." den inzender o. i. moeten verwij zen. In ons blad zou een politiek tegen stander zoodanige bejegening niet aange daan kunnen worden. Uitvoerrechten. De Christ.-Hist. „Nederlander" acht het denkbeeld, waarvan Minister Treub bij zijn ontwerp uitgaat, zeer goed te verde digen. Dat hij echter den vorm koos van een uitvoerrecht, d. w. z. van een belasting, die alleen wordt geheven, indien de goederen, waarop bovenmatige winst behaald wordt, worden uitge voerd daarin schuilt het zwakke punt van dit wetsontwerp. Wanneer n.m.l. hoogere winsten dan die tusschen 1 Augustus 1912 en 31 Juli 1914 verworven werden, worden behaald, ten koste van onze eigen ingezetenen, wanneer dus de fabrikant of handelaar daartoe door de bijzondere omstandigheden in de gelegenheid gesteld zijn eigen landge- nooten vel over de ooren stroopt, betaalt bij de extra-belasting niet. Men gevoelt zonder veel woorden, dat dit onbillijk is. Uit het feit, dat iemand goederen uit voert tegen hooger waarde dan de gemid delde tusschen 1 Augustus 1912 en 31 Juli 1914, volgt verder nog volstrekt niet, dèit hij buitengewone winsten maakt. De moge lijkheid is immers niet uitgesloten, dat zijn inlandsch debiet doordat wij ons allen in de tegenwoordige tijdsomstandig heden moeten bekrimpen dermate is ge slonken, dat hij alleen, doordat hij in het buitenland zijn producten voordeelig plaat sen kan, zijn zaken nog gaande kan hou den en niet verplicht wordt zijn fabriek „stop te zetten", wat werkloosheid en dus broodeloosheid beteekent voor zijn werkvolk. Omgekeerd is het feit, dat een fabrikant zijn product naar het buitenland zendt te gen prijzen, die niet hooger zijn dan de gemiddelde waarde tusschen 1 Augustus 1912 en 31 Juli 1914, nog volstrekt geen be- v> ijs, dat hij geen enorme winsten maakt. Als een voorbeeld wijzen wij bijv. op het verbod van invoer van suiker in Engeland. Ten gevolge daarvan zal de suikermarkt op het Continent dalen. De chocolade-fa brikanten nu in de neutrale landen, die veel chocolade met suiker bereiden, zullen dus, omdat de prijs van een hunner voor naamste grondstoffen belangrijk is go daald, veel grooter winsten maken dan in het tijdvak van 1 Augustus 1912 tot 31 Juli 1914, zelfs al stellen zij den verkoop prijs niet hooger dan die gedurende dat tijdvak is geweest. Een bezwaar tegen het ontwerp is ver der, dat de naamlijst ontbreekt van de goederen, waarvan het uitvoerrecht zal worden geheven. Aan den minister wordt hier geheel de vrije hand gelaten. En ten slotte wijst de redactie er op, :lat een andere weg zou kunnen worden inge slagen, vooral met het oog op de enorme winsten, die reeds voorlang ten gevolge van den oorlogstoestand gemaakt zijn. Een groot deel van die enorme winsten is gemaakt, en wel in Augustus j.l. kort r.a het uitbreken van den oorlog. In alle ons omringende landen steeg plotseling boven mate de vraag naar voedingsmid delen, kleedingstoffen, paarden, schoeisel, enz., enz. en verschillende onzer mannen van zaken met groot doorzicht, energie en kapitaal hebben daarvan buitengewoon ge profiteerd. Men hoort spreken van winsten van millioenen gouds. Het is verder mogelijk, dat met enkele goederen, waarvan de uitvoer tot dusver i.og niet is verboden, ook thans nog buiten gewone winsten behaald worden. De regeering acht het billijk, dat die en kelen, die zulk een buitengewoon voordeel behaalden en nog behalen, aan de ge meenschap, die althans gedeeltelijk tot dat buitengewone voordeel heeft bijgedragen, en die in elk geval het slachtoffer is van dezelfde tijdsomstandigheden, die de aan leiding zijn tot dat buitengewone voordeel in den vorm van een etxra-belasting een gedeelte van die buitengewone winst weer ten behoeve dier gemeenschap afstaan. Daarvoor is eene zeer eenvoudige en prac- tische regeling mogelijk. Ieder inspecteur der Directe Belastingen namelijk, die in zijne eigene divisie telken jare met de Commissie van Aanslag de Bedrijfsbelasting regelt, is locaal en wel zóó bekend in zijn ambtgebied, of beschikt wel over zóóveel bronnen voor inlichting, dat hij de handelaars en industrieelen bin nen zijn dienstkring kan aanwijzen, die tengevolge van de bijzondere tijdsomstan digheden abnormaal groote winsten maken of hebben gemaakt. Welnu, men bepale eenvoudig, dat bij het einde van elk kwartaal die Inspecteur ver plicht is bij ieder van wien hij die ab normaal groote winsten vermoedt, het zij persoon of vennootschap openlegging van zaken te vorderen en hem een dade lijk invorderbaren extra-aanslag in de Bedrijfsbelasting op te leggen ten bedrage van b.v. 15 of 20 pCt. van de winst bo ven de normale in dat afgeloopen kwartaal behaald. De rechtsmiddelen tegen willekeur enz. kunnen dezelfde zijn, die bij de heffing der gewone Bedrijfsbelasting den belasting plichtigen ter beschikking staan. Men bereikt daardoor: le. dat de buitengewone winst, mogelijk door de bijzondere tijdsomstandigheden, wordt getroffen, met vermijding van de ongemotiveerde onderscheiding van afleve ring der goederen naar het binnen- of naar het buitenland; 2e. dat niet alleen de buitengewone winst getroffen wordt, die nog behaald zal wor den, maar ook de buitengewone winst, die sedert 1 Augustus j.l. behaald is, en vooral deze laatste is énorm groot; en 3e. dat men handel en nijverheid bij den uitvoer niet door eenige fiscale heffing belemmert, maar, voor zoover de handha ving onzer neutraliteit of de behoefte van ons eigen volk die belemmering niet onver mijdelijk maken, volkomen vrij laat, wat vooral in deze tijden zoo dringend nood zakelijk is. Dat de zakenmenschen, die onder de wapenen zijn, vooral bij de landweer, het sterkst d e nadeelen van de mobilisatie ondervinden, is een waarheid, die wel door niemand ontkend zal worden. Vooral winkeliers, kleine fabrieksbazen onder vinden maar al te veel in hun zaken het nadeel van de soldatentenue. In die krin gen is dan ook al menigmaal de vraag ge steld of er geen mogelijkheid zou bestaan, nu het oorlogsgevaar uiterlijk geweken is, de landweermannen naar huis te zenden, of hun althans grootere verloven toe te staan, die onmisbaar zijn in een zaak of bedrijf of wier zaken kwijnen door hun afwezigheid. De vraag is alleszins te bil lijken. Een der Tweede Kamerleden, kapi tein Duymaer van Twist, heeft deze vraag tot de zijne gemaakt en den minister van Oorlog verzocht mede te willen deelen of het mogelijk was, dat op ruimer schaal aan militairen verloven konden worden ver leend. Gelijk de lezers van dit blad weten heeft een gepensioneerd generaal kapitein Duymaer van Twist leelijk den mantel uitgeveegd, omdat hij het gewaagd had een schuchtere vraag om verzachting van den dienst te stellen. In de oogen van do zen militairist schijnt iedere dergelijke vraag hoogverraad. Ieder verstandig mensch zal de vraag van den afgevaar digde voor Steenwijlc op zijn plaats vin den. De heer Duymaer van Twist wil het ministerie geen moeilijkheden bezorgen. Hij maakt alleen gebruik van zijn parle mentair recht om een vraag te stellen en FEUILLETON. (Het auteursrecht van deze vertaling is voorbehoudon). 22) In de duisternis liep zij zonder struike len de trap op, ging haar kamer binnen, die door Roza's kaars verlicht werd en haar last op de c h a i s e-1 o n g u e. De trouwe dienstbode volgde haar bijna op den voet. Er is gelukkig een overtrek op, zeide ïij, terwijl zij de doorweekte kleeren van het kind zag druipen. Juffrouw Hermine had nooit kinderen verzorgd, maar in een oogwenk had zij ®u toch Marcelle >van haar natte kleede ren ontdaan; zij wierp ze hier en daar, de kleine op en legde haar in heur e,gen bed, dat reeds opengeslagen was. Daarna deed zij Marcelle ruiken aan een "eschie eau de cologne, dat Rose, die reeds geheel op de hoogte van den toestand was, haar overreikte. Marcelle maakte een Le gging en rilde van het hoofd tot de voeten. De thee! beval juffrouw Hermine. Eon warm en goed gesuikerd kopje was spoedig gereed. Een lepeltje van de vloei stof werd de kleine, met een weinig ge- We'd, ingegoten; een tweede volgde, maar 8«makkelijker en op 't oogenblik, toen Ro- 86 met het derde lepeltje gereed stond, "Pende Marcelle de oogen en keek ongerust fond. Wees maar niet bang, zeide juffrouw. Hermine, die de bewegingen volgde van het kinderlijk gelaat, dat verouderd scheen door den doorgestanen angst en smart. Bent u het, juffrouw? O, dan ben ik niet bang, zeide het kind, met een teeder vertrouwen haar hand uitstrekkend. Drink dat, ver-volgde de goede dame. Het zal je goed doen. Kom, ge moet ge hoorzaam wezen. Marcelle dronk het kopje gretig ledig cn legde zich daarna weder neder, zeggende: Ik zou graag slapen. Binnen een minuut sliep zij gerust. Rosa zag haar meesteres onthutst aan. Hoe moet het nu met u gaan, juf frouw?.... Ik weet wat. Ik zal de kleine een bed maken op de chaise longue Daar zullen wij haar neerleggen en dan zal ik u andere^tfkens geven.... Neen, Rose, antwoorde Hermine be slist. Maak mij maar een bed op de c h a i s e 1 o n g u e; ik zal daar den nacht wel op doorbrengen. Zij wilde niet anders, ondanks de smee kingen en het gemopper der trouwe huis zorg.... De chaise longue was haar echter van weinig dienst. Tegen twee uur in den ochtend werd Marcelle met luide kreten wakker. Met wijd geopende oogen en wild met de armen slaande, vroeg zij vergiffenis aan iedereen: aan den knecht der St. Vin- centiuskerk, aan juffrouw Tarrot, aan de onverzoenlijke Louise, aan den agent, die haar niet de „bank van moeder" wilde laten bezien, aan een man, die haar op de boulevard was tegengekomen en haar ver schrikt had, kortom aan ieder, die gedu rende de twee laatste dagen de hersenen van het arme kind had beziggehouden en er een droeven indruk had achtergelaten. Arme, arme, kleine, zuchtte meer dan eens mejuffrouw Hermine, terwijl zij zich over haar heenboog om haar te bedaren. Dat waren nu geen roman-droefheden; de goede dame stortte oprechte en bran dende tranen o-ver een bestaande ellende, over een bestaand slachtoffer van den strijd des levens. Bij 't aanbreken van den morgen zond zij om een geneesheer. Deze arriveerde weldra, luisterde naar Marcelle's adem haling en betastte haar. 't Is een hevige koorts, zeide hij. 't Zal van langen duur zijn. U moest die kleine naar het kinderhospitaal zenden. Nooit van mijn leven, riep juffrouw Hermine uit. Zou zij daarvoor dezen nacht, gedurende het onweder, aan mijn deur zijn komen bellen. Naar het ziekenhuis, wel ja, wat 'n idee. Dan zal ik haar wat voorschrijven, zeide de oude dokter. Ik zou u echter aan raden, iemand te nemen om haar te ver plegen, want het zal u te zeer vermoeien. HOOFDSTUK XVI. Ernstig ziek. In den namiddag, volgende op den ge- denkwaardigen morgen, waarop juffrouw Hermine op de meest onverwachte wijze de plichten en zorgen van het moederschap op zich nam, kwam vrouw Galin, door een telegram verwittigd, op de villa aan. Bij haar thuiskomst van het wegloopen van Marcelle hoorend, scheen haar dit eerst zoo onwaarschijnlijk, dat zij had ge weigerd er aan te gelooven. Juffrouw en jongejuffrouw. Tarrot herinnerden zich nog langen tijd wat de goede vrouw in haar eerste opwelling van verontwaardi ging haar des ochtends had toegevoegd. Daar zij den spijker zoo op den kop tikte, waren haar woorden nog harder. Zij was aldus .geëindigd: Men is nooit verplicht, kinderen van anderen op te nemen, maar als men het doet, moet men hen een goede opvoeding geven en hen hetzelfde geluk bereiden als uw eigen kindejen. Zoo ge dit niet voor nemens zijt, moest gc u niet met hen in laten. De staat is er dan nog om hen tot zich te nemen en bij slot van rekening zal deze hen nog een betere positie verschaf fen, dan gij beiden Marcelle zoudt gedaan hebben. Zij vertrok daarop, Louise in tranen, haar moeder zeer neerslachtig achterla tend. Nog altijd in het bed van juffrouw Her mine liggend, ijlde Marcelle rustig, zonder luide stemverheffing, zonder woeste geba ren. Uitgestrekt op de kussens vertelde zij met koortsachtig schitterende oogen en hoogroode wangen, aan denkbeeldige we zens al het verdriet van haar jeugdig le- \en. Het gebeurde met de omnibus, waar van zij eertijds een niet zoo sterken in druk scheen verkregen te hebban, hield haar thans vaak bezig in de toespraken, die zij met kalme, zachte, melodieuse stem, soms weenend, hield. Zij smeekte ook den kerkeknecht, haar toch in de kerk, waar het zoo goed was te zijn, te laten! Het onweder in de nacht met zijn zwaren re gen, waarvan de droppels als zoovele zwa re steentjes op haar bloot hoofd vielen, deed haar ook nog weenen. Maar te mid den van al haar verdriet scheen zij juf frouw Tarrot en de vreeselijke Louise «ver geten te zijn. Herkent ge mij? vroeg vrouw Galin, met de oogen vol tranen het bed naderend. Marcelle zag haar aan, scheen haar ge dachten te verzamelen om haar stem (o verkennen, en ging daarna voort met spre ken, alsof de waschvrouw er niet was. Als ik bedenk, zeide deze, haar tra nen afwissend, tot juffrouw Hermine, als ik bedenk, dat dit gebeurd is, omdat ik haar bij u gebracht heb, dan vraag ik mij af, of ik wel goed heb gehandeld. Zeker, antwoorddp dc aangesprokene. Wat er ook gebeurc, zelfs indien.... Maar dat is onmogelijk, daar moet gij niet aan denken! Wat er ook gebcute, dat kind zal goed verzorgd worden er. liefde vindon.-.. Wat mij betreft, het doet mij goed haar hier te hebben en mij met haar bezig te kunneD houden. Het is alsof ik weer jong ben; ik weet niet waardoor.... De oude juffrouw zuchtte, 't Was eer tijds haar liefste wcnsch geweest te hu wen en moeder te worden als andere vrou wen. Mejuffrouw zal zich ziek maken, atè dit zoo voortduurt, bromde Rose, die naar de kleine zieke kwam zien. En ik wil niet dat zij 't doet.... En als ik het nu wil, ik? antwoordde juffrouw Hermine een weinig barsch. Met alle respect moet ik mejuffrouw nu toch doen opmerken, dat 't haar zaak niet is. Wat? Niet mijn zaak? Rose, zijt go soms niet wel bij 't hoofd? (Wcrdt vervolg'.:.!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1