Tweede Blad
Weekpraatje.
n 's levens maalstroom.
aterdag 14 November 1914
Wie had dat gedacht!
ja, wie had kunnen denken dat zoo
poedig na de stembus van 1913, waarbij
5 verhooging der grensrechten uitgeban-
;en scheen, deze rechten weer op het tapijt
ouden komen.
't Moge onder den invloed der buiten-
ewone tijdsomstandigheden geweest zijn,
laar van het huidige kabinet heeft de
beede Kamer dan toch maar een wets-
ntvverp tot zij 't tijdelijkeheffing
in uitvoerrechten onderhanden.
Uitvoer rechten, die wij dus zelf
fbben op te brengen, wat nog heel wat
aders is dan in voer rechten, 't Ligt
oor de hand, dat deze laatste soort wel
oor de regeering zou gekozen wezen in-
ien wij niet midden tusschen de oorlog-
oerende landen zaten, waardoor de hef
ing van invoerrechten wat bezwaarlijk
du zijn.
Hoe 't zij, het wetsontwerp is er, sinds
November. En nu reeds verluidt dat het
i de afdeelingen der Tweede Kamer on-
;unstig is ontvangen. Dit wil natuurlijk
eggen: door een min of meer groot deel
lier secties, want al heeten 'de grensrech-
en door de verkiezingen van '13 te zijn
erdreven, de voorstanders er van heeft
nen toch niet buiten de Kamer kunnen
louden.
Ook in den lande ziet men de tegen-
land al opduiken: Kamers van Koophan-
lel komen in 't geweer, adressen worden
erzonden, enz.
We zullen 't hier over 't ontwerp zelf
niet hebben; er zal nog genoeg over los-
iomcn dat we vermelden moeten.
We wilden nu slechts zeggen, levendig
ie kunnen begrijpen, hoe de linksche te
enstanders van grensrechten thans be-
lenkelijk naar Den Haag staren en ont
moedigd zuchten: Wie had dat gedacht!
Uit de Pers.
De vrouwen en de Oorlog.
In de ,,N. Tilb. Crt." lezen we:
Voor onze vrouwen, nog niet gehuw
den, is het volgende misschien van
niet zoo'n onmiddellijk belang... al maakt
het gebrek aan mannen, dat in de oorlog-
werende landen verwacht wordt, mis
schien hier of daar een geschikt huwe-
lijkscandidaat tot landverhuizer. Toch is
de kwestie belangrijk genoeg om haar te
behandelen.
Vermindert in de landen, die hun zonen
zoo talrijk zien sneuvelen, de huwelijks
lans der jonge meisjes?
Men is geneigd hier terstond een beves
tigend antwoord te geven. De rekening
schijnt immers eenvoudig genoeg: als er
honderdduizend huwbare jongemannen
sterven hebben honderdduizend huw
bare jongedochters een kans minder.
Ja, zegt een zekere mevrouw Elisabeth
Cnauck-Kühne, die wij hiermede als een
medewerkster der „Kölnisché Volkszei-
tung" aan onze lezers en gracieuse lezeres
sen voorstellen; ja, dat zou zijn.... wan
neer al die gesneuvelde jonge en rijpere
mannen ook inderdaad huwelijkscandida-
len waren; d. w. z. wanneer zij ook zeker
getrouwd zouden zijn.
De statistiek bewijst echter, dat er maar
al te veel, en in den laatsten tijd hoe
:r hoe meer, mannen niet wilden of
Diet konden huwen. De economische toe
standen hebben daar zeker invloed op en
nu redeneert mevrouw Gnauck zóó, dat
wanneer Duitschland als overwinnaar uit
het worstelperk treedt er een nieuwe ople-
iving van het maatschappelijk bedrijf te
wachten is en daardoor ook een grooter
getal mannen naar de oevers zullen snel
len waar de huwelijksbootjes liggen te
dobberen.
Zij haalt er, ten bewijze van haar be
wering, de statistiek bij.
Na den voor Duitschland gelukkigen
oorlog van 1866 klom het aantal huwe
lijken van 8 op 9 per duizend inwoners.
In 1872 en 1873, na de overwinning van
1870 dus, klom het cijfer tot 10 per dui
zend. Dat is het hoogste geweest en sinds
1876 wiegelt het weer tusschen 7 en 8.
Men zou meenen, dat deze laatste cij
fers de bewering van mevrouw Gnauck te
niet doen. De economische bloei van
Duitschland is immers doorgegaan en
toch klom het huwelijkscijfer maar enkele
jaren, waaruit volgt, dat andere factoren
mede tellen: bij-v. genotzucht, weelde, ze
deloosheid, het verlaten der oud-vader
lijke plaatsen en zeden, enz.
Opmerkelijk is, dat sinds 1875 en '76
toen het aantal geboorten in Duitschland
42 per duizend bedroeg, het geboortecijfer
daalde tot 29 per duizend, wat op een ze
keren invloed van het nieuw-malthusiYi-
nisme, dus op grooter godsdienstloosheid
wijst.
De Duitsche huwbare meisjes mogen dus
bidden, niet alleen om de overwinning
hunner toekomstige pretendenten, maar
ook om hun godsdienstige en zedelijke be
vestiging of verheffing.
De weelde en de godsdienstloosheid moe
ten verjaagd, de eenvoud en de godsvrucht
moeten weer binnengehaald.
Dat mevrouw Gnauck deze factoren ver
geet te noemen bewijst dat haar gerust
stelling niet zeer >ver is doordacht.
Intusschen is er natuurlijk iets waars
in haar stelling: als er meer geld verdiend
wordt hebben meer jongelui moed om op
liefdesavontuur te zinnen.
Welk een- troost voor onze Nederland-
sche jonge dochters en weeuwtjes! nu
allerwege van de daken wordt verkon
digd, dat wij hier na den oorlog een onge-
kenden economischen bloeitijd mogen ver
wachten.
Als onze handelspolitiek er maar naar
ist
Voorschot voor het benarde deel van
den Middenstand.
De Standaard" driestart:
Niet genoeg kan er op aangedrongen,
dat hoe eer hoe beter worde overgegaan tot
het beschikbaar stellen van een Voorschot
ten behoeve van dat deel van den kleinen
middenstand, dat 't hoofd niet meer bo
ven water kan houden, bij fabriek, am
bacht en winkel.
In drieërlei sorteering zien we thans
deze middenstand zich deelen.
Er is een groep, die bij den oorlogstoe
stand niet verloor, maar won; 't zij door
stijging in de prijzen, 't zij door meer af
trek.
Er is een tweede groep, die in haar ge
wone doen bleef, en in geen enkel opzicht
hulpe van noode heeft.
Maar er is ook een derde groep, die de
grondstoffen duurder zag worden, en den
aftrek, soms tot op stilstand, minderen. In
tal van kleinere zaken zag men zich hier
door reeds niet in -staat, de gewone wis
sels van geleverde grondstoffen te hono-
reeren. Bij enkele is hierdoor reeds geen
ontvangst van grondstoffen meer moge
lijk. En de aftrek slonk op zoo verontrus
tende wijze, dat het arbeidspersoneel op
zwart zaad kwam te staan, en er bijna
geen weekgeld meer voor het gezin is af te
zonderen. Dit geldt vooral kleine zaken in
wat kleeding, ameublement, sieradiën cn
huisraadbehoeften betreft. Ook de groote
ondernemingen op dit gebied lijden wel
bitterlijk aan leege winkels, maar bij dé
groote ondernemingen faalt 't niet aan ka
pitaal, om 't uit te zingen. In nood, in
pertinenten nood daarentegen, verkeert
een geheele schare van kleine zaakjes,
bij fabriek, ambacht en winkel, en hun
nood roept om Voorschot.
Gegeven geld zou hier weggegooid we
zen. Keert straks de Vrede weer, dan zal
er naar wat deze groep op de markt
brengt, een dubbelsterke vraag wezen, zal
de verdienste weer vlot gaan, en zal men
zeer wel in staat wezen, het voorgeschote-
ne terug te geven. Het orftjjreekt voor het
oogenblik alleen aan contanten.
We wezen er daarom reeds op, hoe
voor het ontvangen van zulk een Voorschot
de firma's van deze groep, die in nood-
stand verkeeren zich op solieden voet ver
eenigen moesten,, om saam in bond, het
voorschot van de Regeering aan te vra
gen.
Het zou dan gaan als met de Woning
wet. Ook daar is voorschot ingevoerd. Op
anderen voet natuurlijk, omdat men bij
bouw een onderpand krijgt. Maar zuik
onderpand zou hier gelegen zijn in de
onderneming zelve, zoo uit de boeken
bleek, dat ze gedurende een te bepalen
aantal jaren, vóór den oorlog, goed waren
uitgekomen
Ook bij de scholen wezen we op zulk
een zich vereenigen van velen, om het. Rijk
de noodige soliditeit aan te bieden.
Dit nu zou ook hier kunnen doorgaan.
De kleine middenstand, dien 't hier geldt,
mag iet in den steek worden gelaten.
Critiek van de Vischmarkt.
De Nieuwe Haagsche Ct." maakt mel
ding van den brief des Generaals en
spreekt van „critiek van de vischmarkt".
Het blad zegt onder meer:
De heer Snijders moge een volmaakt mi
litarist Zijn, van de taak der volksverte
genwoordiging blijkt hij al bitter weinig
verstand te hebben. En zijn militarisme is
het ónze niet.
Wij laten aan de regeering gaarne de
beslissing over mobilisatie en demobilisa
tie, maar het recht van vragen behouden
we ons voor. Juist in 't belang van een
goeden geest onder het leger.
Wijzen we alleen ter verduidelijking op
dit eene: Ons volk verkeert in twijfel, of
het noodzakelijk is, dat héél onze weer
macht onder de wapenen blijft. Niet zelden
wordt gevraagd of b.v. de landweer, voor
zoover begeerd wordt met het oog op be
drijf of betrekking, niet met verlof zou kun
nen gaan onder beding onmiddellijk gereed
te staan voor hernieuwde oproeping.
In de pers is dit meer dan eens, zeer be
scheiden, gevraagd.
Welnu, als rechtgeaard volksvertegen
woordiger maakte de heer Van Twist zich
den tolk van velen in den lande en bracht
de vraag over aan den minister.
Ziedaar een doodzonde, volgens den heer
Snijders, die blijkbaar meent, dat onze
constituoneele volksrechten niet slechts
ondergeschikt behooren te zijn aan het
militair gezag, doch in deze dagen geheel
uitgeschakeld behooren te worden.
Zoo predikt men militair despotisme en
anders niets.
Doch wij betwijfelen of dit den. geest in
het leger ten goede zal komen.
Een ministerieele verklaring, dat gedeel
telijke mobilisatie niet wel mogelijk is,
doch dat aan verzoeken om verlof een wil
lig oor verleend zal worden, voorzoover
het landsbelang dit toelaat, zal meer te
vredenheid wekken dan een hooghartig
oordeel over een overigens geoorloofd
volksverlangen.
De publieke opinie is voor ons heel wat
waard; loopt zij echter in verkeerd spoor,
dan kan een regeeringsantwoord op een
vraag als de gestelde haar weer op 't goe
de pad brengen.
De straattaal van den generaal heeft op
ons niet meer indruk gemaakt, dan het
geschreeuw op de vischmarkt.
Naar dat milieu had de redactie van de
,,N. C." den inzender o. i. moeten verwij
zen. In ons blad zou een politiek tegen
stander zoodanige bejegening niet aange
daan kunnen worden.
Uitvoerrechten.
De Christ.-Hist. „Nederlander" acht het
denkbeeld, waarvan Minister Treub bij
zijn ontwerp uitgaat, zeer goed te verde
digen. Dat hij echter den vorm koos van
een uitvoerrecht, d. w. z. van
een belasting, die alleen wordt geheven,
indien de goederen, waarop bovenmatige
winst behaald wordt, worden uitge
voerd daarin schuilt het zwakke punt
van dit wetsontwerp.
Wanneer n.m.l. hoogere winsten dan die
tusschen 1 Augustus 1912 en 31 Juli 1914
verworven werden, worden behaald, ten
koste van onze eigen ingezetenen, wanneer
dus de fabrikant of handelaar daartoe
door de bijzondere omstandigheden in de
gelegenheid gesteld zijn eigen landge-
nooten vel over de ooren stroopt, betaalt
bij de extra-belasting niet.
Men gevoelt zonder veel woorden, dat
dit onbillijk is.
Uit het feit, dat iemand goederen uit
voert tegen hooger waarde dan de gemid
delde tusschen 1 Augustus 1912 en 31 Juli
1914, volgt verder nog volstrekt niet, dèit
hij buitengewone winsten maakt. De moge
lijkheid is immers niet uitgesloten, dat
zijn inlandsch debiet doordat wij ons
allen in de tegenwoordige tijdsomstandig
heden moeten bekrimpen dermate is ge
slonken, dat hij alleen, doordat hij in het
buitenland zijn producten voordeelig plaat
sen kan, zijn zaken nog gaande kan hou
den en niet verplicht wordt zijn fabriek
„stop te zetten", wat werkloosheid en
dus broodeloosheid beteekent voor zijn
werkvolk.
Omgekeerd is het feit, dat een fabrikant
zijn product naar het buitenland zendt te
gen prijzen, die niet hooger zijn dan de
gemiddelde waarde tusschen 1 Augustus
1912 en 31 Juli 1914, nog volstrekt geen be-
v> ijs, dat hij geen enorme winsten maakt.
Als een voorbeeld wijzen wij bijv. op het
verbod van invoer van suiker in Engeland.
Ten gevolge daarvan zal de suikermarkt
op het Continent dalen. De chocolade-fa
brikanten nu in de neutrale landen, die
veel chocolade met suiker bereiden, zullen
dus, omdat de prijs van een hunner voor
naamste grondstoffen belangrijk is go
daald, veel grooter winsten maken dan in
het tijdvak van 1 Augustus 1912 tot 31
Juli 1914, zelfs al stellen zij den verkoop
prijs niet hooger dan die gedurende dat
tijdvak is geweest.
Een bezwaar tegen het ontwerp is ver
der, dat de naamlijst ontbreekt van de
goederen, waarvan het uitvoerrecht zal
worden geheven. Aan den minister wordt
hier geheel de vrije hand gelaten.
En ten slotte wijst de redactie er op, :lat
een andere weg zou kunnen worden inge
slagen, vooral met het oog op de enorme
winsten, die reeds voorlang ten gevolge
van den oorlogstoestand gemaakt zijn.
Een groot deel van die enorme winsten
is gemaakt, en wel in Augustus j.l. kort
r.a het uitbreken van den oorlog. In alle
ons omringende landen steeg plotseling
boven mate de vraag naar voedingsmid
delen, kleedingstoffen, paarden, schoeisel,
enz., enz. en verschillende onzer mannen
van zaken met groot doorzicht, energie en
kapitaal hebben daarvan buitengewoon ge
profiteerd. Men hoort spreken van winsten
van millioenen gouds.
Het is verder mogelijk, dat met enkele
goederen, waarvan de uitvoer tot dusver
i.og niet is verboden, ook thans nog buiten
gewone winsten behaald worden.
De regeering acht het billijk, dat die en
kelen, die zulk een buitengewoon voordeel
behaalden en nog behalen, aan de ge
meenschap, die althans gedeeltelijk tot dat
buitengewone voordeel heeft bijgedragen,
en die in elk geval het slachtoffer is van
dezelfde tijdsomstandigheden, die de aan
leiding zijn tot dat buitengewone voordeel
in den vorm van een etxra-belasting een
gedeelte van die buitengewone winst weer
ten behoeve dier gemeenschap afstaan.
Daarvoor is eene zeer eenvoudige en prac-
tische regeling mogelijk.
Ieder inspecteur der Directe Belastingen
namelijk, die in zijne eigene divisie telken
jare met de Commissie van Aanslag de
Bedrijfsbelasting regelt, is locaal en wel
zóó bekend in zijn ambtgebied, of beschikt
wel over zóóveel bronnen voor inlichting,
dat hij de handelaars en industrieelen bin
nen zijn dienstkring kan aanwijzen, die
tengevolge van de bijzondere tijdsomstan
digheden abnormaal groote winsten maken
of hebben gemaakt.
Welnu, men bepale eenvoudig, dat bij het
einde van elk kwartaal die Inspecteur ver
plicht is bij ieder van wien hij die ab
normaal groote winsten vermoedt, het
zij persoon of vennootschap openlegging
van zaken te vorderen en hem een dade
lijk invorderbaren extra-aanslag in de
Bedrijfsbelasting op te leggen ten bedrage
van b.v. 15 of 20 pCt. van de winst bo
ven de normale in dat afgeloopen
kwartaal behaald.
De rechtsmiddelen tegen willekeur enz.
kunnen dezelfde zijn, die bij de heffing der
gewone Bedrijfsbelasting den belasting
plichtigen ter beschikking staan.
Men bereikt daardoor:
le. dat de buitengewone winst, mogelijk
door de bijzondere tijdsomstandigheden,
wordt getroffen, met vermijding van de
ongemotiveerde onderscheiding van afleve
ring der goederen naar het binnen- of
naar het buitenland;
2e. dat niet alleen de buitengewone winst
getroffen wordt, die nog behaald zal wor
den, maar ook de buitengewone winst, die
sedert 1 Augustus j.l. behaald is, en vooral
deze laatste is énorm groot; en
3e. dat men handel en nijverheid bij den
uitvoer niet door eenige fiscale heffing
belemmert, maar, voor zoover de handha
ving onzer neutraliteit of de behoefte van
ons eigen volk die belemmering niet onver
mijdelijk maken, volkomen vrij laat, wat
vooral in deze tijden zoo dringend nood
zakelijk is.
Dat de zakenmenschen, die onder de
wapenen zijn, vooral bij de landweer, het
sterkst d e nadeelen van de mobilisatie
ondervinden, is een waarheid, die wel
door niemand ontkend zal worden. Vooral
winkeliers, kleine fabrieksbazen onder
vinden maar al te veel in hun zaken het
nadeel van de soldatentenue. In die krin
gen is dan ook al menigmaal de vraag ge
steld of er geen mogelijkheid zou bestaan,
nu het oorlogsgevaar uiterlijk geweken is,
de landweermannen naar huis te zenden,
of hun althans grootere verloven toe te
staan, die onmisbaar zijn in een zaak of
bedrijf of wier zaken kwijnen door hun
afwezigheid. De vraag is alleszins te bil
lijken. Een der Tweede Kamerleden, kapi
tein Duymaer van Twist, heeft deze vraag
tot de zijne gemaakt en den minister van
Oorlog verzocht mede te willen deelen of
het mogelijk was, dat op ruimer schaal aan
militairen verloven konden worden ver
leend. Gelijk de lezers van dit blad weten
heeft een gepensioneerd generaal kapitein
Duymaer van Twist leelijk den mantel
uitgeveegd, omdat hij het gewaagd had
een schuchtere vraag om verzachting van
den dienst te stellen. In de oogen van do
zen militairist schijnt iedere dergelijke
vraag hoogverraad. Ieder verstandig
mensch zal de vraag van den afgevaar
digde voor Steenwijlc op zijn plaats vin
den. De heer Duymaer van Twist wil het
ministerie geen moeilijkheden bezorgen.
Hij maakt alleen gebruik van zijn parle
mentair recht om een vraag te stellen en
FEUILLETON.
(Het auteursrecht van deze vertaling is
voorbehoudon).
22)
In de duisternis liep zij zonder struike
len de trap op, ging haar kamer binnen,
die door Roza's kaars verlicht werd en
haar last op de c h a i s e-1 o n g u e.
De trouwe dienstbode volgde haar bijna op
den voet.
Er is gelukkig een overtrek op, zeide
ïij, terwijl zij de doorweekte kleeren van
het kind zag druipen.
Juffrouw Hermine had nooit kinderen
verzorgd, maar in een oogwenk had zij
®u toch Marcelle >van haar natte kleede
ren ontdaan; zij wierp ze hier en daar,
de kleine op en legde haar in heur
e,gen bed, dat reeds opengeslagen was.
Daarna deed zij Marcelle ruiken aan een
"eschie eau de cologne, dat Rose, die reeds
geheel op de hoogte van den toestand was,
haar overreikte. Marcelle maakte een Le
gging en rilde van het hoofd tot de
voeten.
De thee! beval juffrouw Hermine.
Eon warm en goed gesuikerd kopje was
spoedig gereed. Een lepeltje van de vloei
stof werd de kleine, met een weinig ge-
We'd, ingegoten; een tweede volgde, maar
8«makkelijker en op 't oogenblik, toen Ro-
86 met het derde lepeltje gereed stond,
"Pende Marcelle de oogen en keek ongerust
fond.
Wees maar niet bang, zeide juffrouw.
Hermine, die de bewegingen volgde van
het kinderlijk gelaat, dat verouderd scheen
door den doorgestanen angst en smart.
Bent u het, juffrouw? O, dan ben ik
niet bang, zeide het kind, met een teeder
vertrouwen haar hand uitstrekkend.
Drink dat, ver-volgde de goede dame.
Het zal je goed doen. Kom, ge moet ge
hoorzaam wezen.
Marcelle dronk het kopje gretig ledig cn
legde zich daarna weder neder, zeggende:
Ik zou graag slapen.
Binnen een minuut sliep zij gerust.
Rosa zag haar meesteres onthutst aan.
Hoe moet het nu met u gaan, juf
frouw?.... Ik weet wat. Ik zal de kleine een
bed maken op de chaise longue
Daar zullen wij haar neerleggen en dan
zal ik u andere^tfkens geven....
Neen, Rose, antwoorde Hermine be
slist. Maak mij maar een bed op de
c h a i s e 1 o n g u e; ik zal daar den nacht
wel op doorbrengen.
Zij wilde niet anders, ondanks de smee
kingen en het gemopper der trouwe huis
zorg.... De chaise longue was haar
echter van weinig dienst. Tegen twee uur
in den ochtend werd Marcelle met luide
kreten wakker.
Met wijd geopende oogen en wild met
de armen slaande, vroeg zij vergiffenis
aan iedereen: aan den knecht der St. Vin-
centiuskerk, aan juffrouw Tarrot, aan de
onverzoenlijke Louise, aan den agent, die
haar niet de „bank van moeder" wilde
laten bezien, aan een man, die haar op de
boulevard was tegengekomen en haar ver
schrikt had, kortom aan ieder, die gedu
rende de twee laatste dagen de hersenen
van het arme kind had beziggehouden en
er een droeven indruk had achtergelaten.
Arme, arme, kleine, zuchtte meer dan
eens mejuffrouw Hermine, terwijl zij zich
over haar heenboog om haar te bedaren.
Dat waren nu geen roman-droefheden;
de goede dame stortte oprechte en bran
dende tranen o-ver een bestaande ellende,
over een bestaand slachtoffer van den
strijd des levens.
Bij 't aanbreken van den morgen zond
zij om een geneesheer. Deze arriveerde
weldra, luisterde naar Marcelle's adem
haling en betastte haar.
't Is een hevige koorts, zeide hij.
't Zal van langen duur zijn. U moest die
kleine naar het kinderhospitaal zenden.
Nooit van mijn leven, riep juffrouw
Hermine uit. Zou zij daarvoor dezen nacht,
gedurende het onweder, aan mijn deur zijn
komen bellen. Naar het ziekenhuis, wel ja,
wat 'n idee.
Dan zal ik haar wat voorschrijven,
zeide de oude dokter. Ik zou u echter aan
raden, iemand te nemen om haar te ver
plegen, want het zal u te zeer vermoeien.
HOOFDSTUK XVI.
Ernstig ziek.
In den namiddag, volgende op den ge-
denkwaardigen morgen, waarop juffrouw
Hermine op de meest onverwachte wijze
de plichten en zorgen van het moederschap
op zich nam, kwam vrouw Galin, door een
telegram verwittigd, op de villa aan.
Bij haar thuiskomst van het wegloopen
van Marcelle hoorend, scheen haar dit
eerst zoo onwaarschijnlijk, dat zij had ge
weigerd er aan te gelooven. Juffrouw en
jongejuffrouw. Tarrot herinnerden zich
nog langen tijd wat de goede vrouw in
haar eerste opwelling van verontwaardi
ging haar des ochtends had toegevoegd.
Daar zij den spijker zoo op den kop tikte,
waren haar woorden nog harder. Zij was
aldus .geëindigd:
Men is nooit verplicht, kinderen van
anderen op te nemen, maar als men het
doet, moet men hen een goede opvoeding
geven en hen hetzelfde geluk bereiden als
uw eigen kindejen. Zoo ge dit niet voor
nemens zijt, moest gc u niet met hen in
laten. De staat is er dan nog om hen tot
zich te nemen en bij slot van rekening zal
deze hen nog een betere positie verschaf
fen, dan gij beiden Marcelle zoudt gedaan
hebben.
Zij vertrok daarop, Louise in tranen,
haar moeder zeer neerslachtig achterla
tend.
Nog altijd in het bed van juffrouw Her
mine liggend, ijlde Marcelle rustig, zonder
luide stemverheffing, zonder woeste geba
ren. Uitgestrekt op de kussens vertelde zij
met koortsachtig schitterende oogen en
hoogroode wangen, aan denkbeeldige we
zens al het verdriet van haar jeugdig le-
\en. Het gebeurde met de omnibus, waar
van zij eertijds een niet zoo sterken in
druk scheen verkregen te hebban, hield
haar thans vaak bezig in de toespraken,
die zij met kalme, zachte, melodieuse stem,
soms weenend, hield. Zij smeekte ook den
kerkeknecht, haar toch in de kerk, waar
het zoo goed was te zijn, te laten! Het
onweder in de nacht met zijn zwaren re
gen, waarvan de droppels als zoovele zwa
re steentjes op haar bloot hoofd vielen,
deed haar ook nog weenen. Maar te mid
den van al haar verdriet scheen zij juf
frouw Tarrot en de vreeselijke Louise «ver
geten te zijn.
Herkent ge mij? vroeg vrouw Galin,
met de oogen vol tranen het bed naderend.
Marcelle zag haar aan, scheen haar ge
dachten te verzamelen om haar stem (o
verkennen, en ging daarna voort met spre
ken, alsof de waschvrouw er niet was.
Als ik bedenk, zeide deze, haar tra
nen afwissend, tot juffrouw Hermine, als
ik bedenk, dat dit gebeurd is, omdat ik
haar bij u gebracht heb, dan vraag ik mij
af, of ik wel goed heb gehandeld.
Zeker, antwoorddp dc aangesprokene.
Wat er ook gebeurc, zelfs indien.... Maar
dat is onmogelijk, daar moet gij niet aan
denken! Wat er ook gebcute, dat kind zal
goed verzorgd worden er. liefde vindon.-..
Wat mij betreft, het doet mij goed haar
hier te hebben en mij met haar bezig te
kunneD houden. Het is alsof ik weer jong
ben; ik weet niet waardoor....
De oude juffrouw zuchtte, 't Was eer
tijds haar liefste wcnsch geweest te hu
wen en moeder te worden als andere vrou
wen.
Mejuffrouw zal zich ziek maken, atè
dit zoo voortduurt, bromde Rose, die naar
de kleine zieke kwam zien. En ik wil niet
dat zij 't doet....
En als ik het nu wil, ik? antwoordde
juffrouw Hermine een weinig barsch.
Met alle respect moet ik mejuffrouw
nu toch doen opmerken, dat 't haar zaak
niet is.
Wat? Niet mijn zaak? Rose, zijt go
soms niet wel bij 't hoofd?
(Wcrdt vervolg'.:.!