10 BUITENLAND. De Oorlog. In 's levens maalstroom. 6e JAARGANG. BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/, cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent DINSDAG NOVEMBER. I9I4, De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent Ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel,. Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Waar blijft '4? Meerdere >veken, misschien al wel twee maanden geleden, werd in Den Haag op gericht een centrale commissie voor de ontspanning en ontwikkeling onzer gemo biliseerde militairen. Prachtig. Reeds bij het begin der mobi lisatie hebben wij gewezen op de wensche- lijkheid om in die richting werkzaam te L wezen. af'- Natuurlijk kan zoo'n centrale commis sie die daarom best wat kleiner had kunnen zijn het werk over het gansche land niet verrichten; daarvoor zijn pro vinciale en plaatselijke comité's noodig, welke met personen en toestanden reke ning kunnen houden. Dergelijke comiteiten werden dan ook hier en daar al opgericht, maar.... verder schijnt men niet te kunnen komen. We hoorden ten minste nog slechts van plan nen, heel mooie plannen zeker, waarvan echter de uitvoering nu toch ook wel eens komen mocht. 't Is of men de noodzakelijkheid niet voldoende inziet om daarmede haast te maken. Als men 't ons vraagt, dan mogen onze militairen, die gezin en werk in ons aller belang verlieten, wel minstens met zooveel zorg omringd worden, als cle Bel gische vluchtelingen, in wier belang meda- ons leger thans waakt. Bij den aanvang der moblisatie was er een wedloop van musici en voordragers naar de forten en cantonnementen, maar daar hoort men nu niet veel meer van, hoewel toch de lange avonden steeds meer om verstrooiing en afwisseling vra gen. Er komen zoo weinig klachten uit de kringen onzer militairen, dat men schijnt te gaan denken: ze redden zich wel. Ja, dat doen ze ook. onze duizenden landsverdedigers, maar overig Nederland mag toch zeker wel wat doen om den goe den geest onder hen te bewaren en hun eenig bewijs van waardëering te geven. Daarom: 't wordt hoog tijd, dat de stel selmatige ontspanning en ontwikkeling nu eens begint. Zoo'n buitengewoon zwaar werk zal de voorbereiding daarvan'toch niet vorderen. De Duitschers in Frankrijk en België. Het Fransche communiqué vtin 3 uur gistermiddag meldt: ,,De Duitschers hebben het offensief her nomen tegen Dixmuiden en in de omge ving van Yperen, in het bijzonder ten Zuiden van deze stad. De aanvallen der Duit.schers werden overal afgeweerd. De troepen der bondgenooten zijn overal voorwaarts gekomen tusschen Dixmuiden en de Lys. De mist heeft de operaties bemoeilijkt, vooral tusschen Lys en de Oise. De bondgenooten hebben de voordeelen, die gisteren aan de Aisne werden vermeld, behouden. In den Elzas zijn nieuwe aanvallen van de Duitschers op de Col Sainte Marie op nieuw voor hen uitgeloopen op een krach tige nederlaag. Aan de andere gedeelten van het front is niets belangrijks te vermelden." Het Belgisch communiqué van gisteren meldt: ,,De toestand is onveranderd aan de kust van Nieuwpoort. De Duitschers bezetten nog eenige steun punten op den linkeroever van de Yser, welke wij beschoten. De Duitschers bombardeerden Dixmui den." Van het front in Frankrijk krijgt men hoe langer hoe meer het denkbeeld, dat daar sinds twee maanden twee worste laars van gelijke kracht en overeenstem menden „ausdauer" tegenover elkander staan. In gelijke mate matten zij elkander af; het verlies aan kracht door vermoeid heid en andere factoren is aan de ééne zijde precies even groot als aan de andere; en als de een zich versterkt en krachten wint, geschiedt dat bij den ander juist in dezelfde mate. Maar in werkelijkheid zijn die worste laars aan beide kanten vele honderddui zenden in getal; de krachten, die iederen dag bij massa verloren gaan, zijn kostbare menschenlevens; en de nieuwe krachten, waarmee men zich versterkt, zijn versche troepenaanvoeren. Is het te verwonderen, dat onder die omstandigheden telkenmale bij de oorlog voerenden de gedachte boven komt: indien slechts één der neutralen zijn lijdelijke rol opgaf en ingreep, zou de strijd spoedig beslist zijn. Aan de neutralen de plicht om hunne neutraliteit ondanks alle aanlokselen streng te handhaven! „Blijkbaar maken de Duitschers eenig vertoon bij hun aanval op Yperen. Is het een ernstig hernieuwde poging om de stad te hernemen of is het een list om onze troepen daar vast te houden, terwijl de hoofdaanval op de linie van La Bassée geschiedt?" Zoo seinde een correspondent van de „Times" in Noord-Frankrijk. Ook in een hoofdartikel bespreekt de „Times" de vraag of de Duitschers zullen trachten bij Yperen den beslissenden slag te leveren dan wel of hun plannen een andere richting uitgaan. Vbor 't laatste bestaan vage aanduidingen, meent de „Ti mes", en wijst er op dat de Duitsche auto riteiten te Brugge met veel vertoon aan het stadhuis hebben aangeplakt dat de heele Duitsche troepenmacht bij Yperen wordt samengetrokken „een mededee- ling, welke met zekere terughouding moet wordeh aanvaard, daar dit niet hun ge wone manier van doen is." Tot zoover de Times". Dat te Yperen de hoofdslag zal geleverd worden, wil blijkbaar ook de „Frankfurter Zeitung" doen gelooven. Wij vinden tenminste in een telegram in dat blad, hetwelk een sa menvatting geeft van berichten uit West- Vlaanderen in de Nederlandsche pers, bij het noemen van Yperen de tusschen haak jes geplaatste opmerking: „waar, te eerder nu de gevechten in het gebied tusschen Nieuwpoort en Dixmuiden moesten ge staakt wordeh door de overstroomingenr de eigenlijke beslissing te verwachten is." De Russen. Aangaande het Oostelijk front is al heel weinig te vertellen. Met niets of weinig zeggende telegrammen zullen wij de aan dacht onzer lezers niet vermoeien. Wij willen er even op wijzen, dat de afstand van Warschau, waar de Duitschers nog kort geleden stonden en Pleschen in Prui sen, dat nu volgens een Russisch be richt reeds achter het overhaast terug trekkende Duitsche leger door de kozakken is bezet, ruim 200 K.M. bedraagt. De Duitschers trekken zich daar samen op de Oder-linie, en daar zal de strijd ver moedelijk opnieuw beginnen, met het vol gens de in deze oorlog opgedane ervaring waarschijnlijke resultaat, dat de Russen dan weer eens klop krijgen, teruggewor pen worden, in nog grooter massa's terug- keeren... enz. enz. In Oost-Pruisen schijnt het alweer zoo ver te zijn. Een deel van het naar Goldap oprukkende Russische leger is volgens een Duitsch bericht bij het Wyszttyten Meer met groote verliezen teruggeslagen. Het meer ligt juist op de grens, en als het bericht juist is, staan de Russen dus weer buiten Oost-Pruisen. Het rad van avontuur moet een Russi sche uitvinding zijn! Verhouding tusschen Japan, de Ver. Staten en Engeland. De „Tagliche Rundschau" meent dat de val van Tsingtau pas het einde is van het eerste tooneel in den rooftocht van Japan en dat hij wel tot verwikkelingen leiden moet met China en tot een ernstig gevaar voor de Amerikaansche belangen in China. China zelf is weliswaar heden nog on machtig en Amerika drijft onder Wilson en Bryan een politiek van passief toezien in stede van een tijdigen afweer. Het heeft geduld dat de Japanners zich op de Duit sche Zuidzee-eilanden hebben genesteld ofschoon ze een vechtstrueKSbhë bedreiging vormen voor de Philippijnen en de Samoa- groep, en het zal ook den roof van Kiaot- sjau gelaten en misschien met een heime lijk leedvermaak aanzien. Het „Berliner Tageblatt" is van oordeel: „Engeland zal de gevolgen van het thans uitgestrooide zaad in niet al te verre toe komst wel oogsten. Op 20 Augustus schreef de in Peking verschijnende Engelsche cou rant „Peking Gazette": „Men dient aan de oprechtheid van Japan om Kiaotsjau na een eventueele bezetting aan China te wil len teruggeven, te twijfelen, maar Britsche kanonnen, dat hopen we, zullen het plan wel verwezenlijken." In Duitschland voorziet men dus en verheugt er zich over! dat de bondge nooten Engeland en Japan het in een mis schien niet ver verwijderde toekomst met elkaar over het definitief bezit van Kiao tsjau aan den stok zullen krijgen. Want bij die door de regeering te Tokio toegezeg de „onderhandelingen" met China zal laatstgenoemde mogendheid wel niet veel meer te doen hebben dan aan te hooren hetgeen men te Tokio omtrent dit stuk Chineesch grondgebied besloten heeft. Een actie van China naar welke zijde cok kan op dit oogenblik en in een afzienbare toekomst niet veel beteekenen. Vandaar dat ook de moeilijkheden welke men te Peking, gebruik makende van de omstan digheden, aan Rusland schijnt te willen bereiden in Mongolië en Mandsjoerije ver moedelijk niet veel succes zullen opleveren daar de Russische strijdmacht in Siberië allicht sterk genoeg zal blijven om revo- lutionnaire bewegingen en Chineesche oor logsavontuurtjes tegen te gaan. Verschillende Oorlogs berichten. Een kapel-auto. De „Köln. Volksztg." heeft een inschrijving- geopend voor het bouwen van een kapel-auto ter vergemak kelijking van de zielzorg te velde. Een eer ste inschrijving bracht 1185 mark op.. De christelijke kunst en de oorlog. Dr. Andr. Huppertz wijst er in de „Köln. Volksztg." op, dat er zoovele kunstenaars- gezinnen in dezen oorlogstijd harde dagen doormaken. Zoovele bestellingen worden afgelast, zelfs wanneer het geld reeds voorhanden is. Na den oorlog zullen waarschijnlijk vele gedenkteekenen wor den opgericht, om de gesneuvelde soldaten te eeren en de schrijver dringt er reeds nu op aan, dat uit die gedenkteekenen een christelijke geest zal spreken, waaruit de nakomelingschap zal weten, met welk geloof de soldaten ten strijde trekken. „Hier is," aldus de schrijver van de chris telijke kunst, „een ideale taak te volbren gen, waartoe vooral de geestelijkheid moet medehelpen. Bij het oprichten van gedenkteekenen in steden met gemengde bevolking moet zij er voor zorgen: dat niet weder verkeerd aangebracht klassiek-hei- densche of germaansch-heidensche gedach ten worden in beeld gebracht." En wat kerken en kerkhoven aangaat, beveelt dr. Huppertz vooral aan, dat men zich wende tot erkende christelijke kunstenaars. Koningin Elizabeth. De koning en de "koningin van België zijn nog steeds bij hun leger aan het front. Nadat onlangs de koning en zijn staf reeds vertrokken waren uit Ostende, bleef de koningin daar nog en ging eerst heen een uur, voordat de Duitsche wielrijders de stad binnen reden. Sinds dien tijd heeft het vorstelijk paar vertoefd in een kleine villa, halfweg tusschen de loopgraven en de Fransche grens. Zoolang er een hoekje van België bestaat, dat niet door de Duitsche gra naatkartetsen vernield werd, zijn zij voor nemens daar te blijven. Op Allerheiligen woonden een aantal dorpsbewoners de H. Mis bij in een kerk bij de duinen. Uit de koninklijke villa kwamen twee personen te voet een in de uniform van een Belgisch generaal en een slanke dame in blauw gewaad. Het waren de koning en de koningin. Een of ficier volgde hen. Zij wandelden lang zaam, zonder te spreken, naar de kerk deur. Op dat oogenblik zweefde op groote hoogte een tweedekker boven hen. De koning haalde zijn veldkijker te voor schijn, richtte dien op den tweedekker en zei: „Het is een Fransche." Zij traden de kerk binnen. De koningin doopte twee vingers in het wijwater en strekte die met een bevallige beweging naar den koning uit, die de toppen aan raakte en evenals de koningin het kruis- teeken maakte. Vervolgèns namen zij plaats in het schip van de kerk, dat vol officieren, soldaten, vrouwen en kindoren Toen zij na de H. Mis te midden van de menigte vertrokken, herkende een jong meisje hen en riep: „Leve de koningi Leve de koningin, Leve België," en ieder een volgde dit voorbeeld. De koning en de koningin waren blijkbaar diep ontroerd. Oostenrijkers en Serviërs. Van offi- cieele Oostenrijksche zijde: Onze krijgsver richtingen op het Zuidelijk oorlogstoonecl hebben een zonder uitzondering gunstig verloop. Niettegenstaande het voortrukken van onze troepen over de linie Sabac—Lje- mica op sterk verschanste bergpaden een taaien tegenstand ontmoette, eindigde de drie-daagsche gevechten op de linie Loz- nicaKroepanjLjoebovija reeds met een doorslaand succes. De zich hier bevindende vijand bestond uit het derde Servische le gerkorps van generaal Paul Sturm en het eerste legerkorps van generaal Patar Bo- javic, met in tf taal 6 d/. isies, 120,000 man. Beide legers bevinden zich, na verlies van de dapper verdedigde stellingen, sedert gisteren op den terugtocht naar Valjevo. Onze zegevierende troepen hebben gisteren avond Loznica, ten Oosten van de Sokols- ka en Planina, Zuid-Oostelijk van Kroe panj, bereikt, zij hebben daarbij talrijke krijgsgevangenen gemaakt en krijgsniate- riaal veroverd. Bijzonderheden ontbreken. Geen animo voor het Engelsche leger. De „Times" klaagt over de minder wor dende resultaten der werving voor het ex- peditieleger. Het aantal rekruten is de vo rige week met den dag geringer geworden. Dat moet meent het blad worden ge weten aan het feit dat men zich niet ge noeg rekenschap geeft van den ernst van den toestand. Men hoopt dat de Parle- ments zitting van deze week de „nationale pols sneller zal doen kloppen". De minis ters zullen den toestand daar uiteenzetten. Nog niet erg genoeg? Naar de „Tag liche Rundschau" meldt, zal de gewezen rijkskanselier prins von Bülow in de reeks van vlugschriften, die in Stuttgart en Ber lijn onder redactie van dr. Jtickh ver schijnt, een brochure publiceeren, waarin hij zich richt tegen de z.g. gevoclspolitiek en opkomt voor een politiek, die alleen uitgaat van het staatsbelang. Het nieuwo Italiaansche ministerig. Naar telegrammen uit Rome melden, is het nieuwe kabinet nu als volgt samenge steld: Premier en minister van binnenland- sche zaken, Salindra; buitenlandsche za ken, baron Sonnino; koloniën, Tuartini; justitie, Orlando; schatkist, Carcano; fi nanciën, Danco; openbare werken, Cruf- felli; openhaar onderwijs, Grippo; land bouw, Cavasola; oorlog, generaal Zuppelli; marine, admiraal Viale;-posterijen, Riccio. De bezetting der meeste portefeuilles is dezelfde gebleven, ook wat oorlog betreft, zoodat het program van generaal Zuppelli en van den chef van den gencralen staf Cadorna ook door het nieuwe kabinet aan vaard schijnt. De Oranje-Republiek geproclameerd? Vologens te Antwerpen ontvangen berich ten uit Zuid-Afrika, heeft De Wet de Oran je-republiek geproclameerd. Naar verluidt hebben alle bewoners van den Oranje- Vrijstaat zich bij hem aangesloten. FEUILLETON. (Hot auteursrecht van deze Ycrtaliug is voorbehouden). 18) Als zij verdrietig was, dacht zij aan hare moeder, wier graf zij nooit gezien had, cn aan haar afwezigen vader, die al haor vreugde, al haar hoop vertegenwoordigde. Daar zij vrouw Galin, die vasthield aan hetgeen zij zich eens in '_t hoofd had gezet, vaak van hem hoorde spreken, beeldde zij zich in, dat zij hem kende. Zij verwachtte hem; zou hij niet eens komen? Hij zou den winkel binnentreden en aan de drogiste vragen: Zijt gij het niet. juffrouw, die een klein meisje hebt opgenomen, wier moeder in het park Montallon gestorven was. Wel nu. juffrouw, dat is mijn dochtertje. Marcelle zou hem dan om den hals vlie gen en hij zou haar in zijn armen klem men. vast, zeer vast O, vader, zuchtte het jonge meisje, dat in tranen uitbarstte, als gij uw arme doch ter eens konde zien. Zij kruiste haar magere armen over haar borst, als om de onzichtbare beeltenis haars vaders aan 't hart te drukken. Wie weet? Misschien dacht hij daar ginds ook in dit droevige oogenblik aan het kind, wier moeder hem met dat kind .verlaten had. Er werd tegen den muur geklopt; het kleine meisje opende het luikje en ant woordde op dat teeken. Wat voert gij uit? vroeg vrouw Tarrot. Ik ben aan 't verstellen, antwoordde het kind. Kom dan beneden met je werk. Zij gehoorzaamde en zat eenige oogenblik ken later in den winkel, op de slechtste plaats natuurlijk. Louise zat te lezen. Van tijd tot tijd sloeg zij de oogen op en wierr een vertoornden blik op de onbeschaamde, die haar had durven tegenspreken. De roode oogen der kleine boezemden haar, in plaats van medelijden, een zekere woede in, de stem van haar geweten werd over heerscht door haar hoogmoed. Om haar te straffen, wijl zij geweend had. om zich te wreken over het stille verwijt waai-van dat magere gelaat, waarover soms een stille traan rolde, haar sprak, had '.ij lust, de kleine met iedere hand nog een slag te geven. De namiddag ging ïntusschen voorhij, zonder dat er iets gebeurde. Tegen half zeven ging juffrouw Tarrot naar de keu ken om het middagmaal gereed te maken, wat zij nog niet aan de onervaren handen van Marcelle durfde toe te vertrouwen; de beide kinderen bleven dus samen. De wees bemerkte het niet eens; zij boog zich met verdubbelden ijver over haar werk, om te ontsnappen aan de bespiedin gen van Louise. Na een lange stilte zeide deze met zach te stem: Marcelle! Het kleine meisje hief het hoofd op. Zij hoopte, dat Louise, tot zich zelve geko men haar een goed woord zou toespreken, dat de klap van des morgens zou uitwis- schen. Zij zag integendeel de oogen van jongejuffrouw; Tarrot boosaardig glin3te- Wilt gij mij wel eens vergiffenis vra gen voor uw onbeschaamdheid, zeide deze nog altijd zacht. Zij durfde niet luid spreken, uit vrees dat haar moeder het hooren zou, die, zij wist het zeker, haar gedrag niet zou goedkeuren. Marcelle boog het hoofd en zeide niets. Haar hart was wreed teleurgesteld. Had zij waarlijk slecht gehandeld. Indien dat zoo was, wist zij niet, wat rechtvaardig was; zij wist niet, waaraan zich te houden. Wilt gij niet? vervolgde jongejuffrouw Tarrot, rood van kwaadaardigheid. Gij zijt een ongevoelig, ondankbaar kind. Ik heb zeer verkeerd gedaan met je van de straat op te rapen. Je plaats was in het gesticht van gevonden kinderen. Juffrouw Tarrot kwam uit de keuken; haar dochter zag weer in haar boek, ter wijl Marcelle, een oogenblik terneergesla gen, zich herstelde, haar werk samenrolde en met zwakke stem zeide: Ik kan niet meer zien. Welnu, ga dan dit pakje naar de rue de Rocroy brengen. De dame heeft wel gezegd, dat er geen haast bij was, maar daar het nu toch te donker is om te naaien, kunt ge wel gaan. Ik zal de tafel wel dekken. Ga maar gauw en haast je wat! Marcelle liep spoedig weg. Weldra had zij het bedoelde huis gevonden, want zij kende het stadskwartier, .waar zij woonde, goed. Op haar terugweg kwam zij voorbij de kerk van St. Vincentius a Paulo. Zij hief de oogen op: in de kapellen brandde licht en enkele geloovigen traden binnen.. Een onuitsprekelijke behoefte aan steun, gebed en vertroosting overmeesterde de wil van het kind. Zij ging naar een zijdeur, waardoor juist een dame in den rouw bin nentrad en volgde deze. Onder do gewelven bleef zij getroffen staan. De lange reeks van heiligen, door Planduin geschilderd in zachte tinten op een gouden achtergrond schenen haar, in het schemerlicht, even zoovele engelen, die zich langzaam bewogen. Marcelle deed weder eenige schreden cn bevond zich toen onder den koepel. Een weinig meer licht straalde daar naar bin nen en glinsterde hier en daar op de rug gen der stoelen, gepolijst door het ge bruik, op een verguld ornament, en een tafel, op een der 'kopex-en lusters, op het kruis van het altaar. De eerbied voor de gewijde plaats greep de kleine, die nog slechts overdag in de kerk was geweest, aan. De overtuiging, dat dit een oord was van hulp en steun, trad haar harte binnen en zij liet zich, met een zucht van welbehagen, op de knieën neerzinken. De kerk was het huis van God, had men haar gezegd; 't was dus hier het huis van de geheele wereld; Marcele gevoelde zich thuis. De lichte wierookgeur behaagde haar; de schemering was weldadig voor haar door 't weenen vermoeide oogen. Een oogenblik gevoelde zij een louter stof felijk welbehagen. Plotseling herinnerde zij zich, dat men in de kerken bad; met ijver vouwde zij de handen en vertrouwvol haar onschuldi- gen blik richtend op het beeld van den Zaligmaker, bad zij: O, onze Lieve Heer, goede onze Lieve Heer, geef mij mijn vader terug, of laat mij sterven om mijn moedertje tei-ug te zien! Dit was de innigste vvensch der wees, de wensch, die zij ï-eeds zoo lang had ge koesterd, zonder er uiting aan te geven; hij vlood van haar lippen als een wan hoopskreet. Ten diepste geroerd, zonk zij, terwijl haar handen losvielcn, langzaam ineen, hopend, dat haar gebed zou worden verhoord en zij ten minste zou sterven oro haar moeder terug te zien. Een stap weerklonk nabij haar, een hand werd op haar schouder gelegd en een stem sprak haar, schijnbaar zacht, maar in werkelijkheid barsch, toe: Wat doet gij daar, kleine? Kom, ga naar huis. Maicelio sprong plotseling op. De knrk- knecht bezag haar nieuwsgierig cn herken de haar niet als een der getrouwe kerk:,e- zoeksters. Zij zag hem ook aan en wilde spreken, maar zij hield zich in. Zij had eigenlijk niets te zeggen aan dien man, welken zij nog nooit gezien had. Zij ging langzaam heen, terwijl alom de lampen werden ont stoken voor het lof en de kerk zich langza merhand met vrouwen vuldo. De indruk van rust cn vreugde, die haar bezield had, was op do woorden van den kerkoknecht plotseling verdwenen. Zelfs geen kerk om er God te bidden, dacht zij met die gemakkelijkheid der kin deren om het bijzondere duidelijk nlgo- mcen toe te passen. Om in de kerk te mo gen blijven, moet men er met moeder heen gaan, ziedaar! /Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1