10
BUITENLAND.
De Oorlog.
In 's levens maalstroom.
6e JAARGANG.
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 21/, cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
DINSDAG
NOVEMBER.
I9I4,
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
Ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel,. Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Waar blijft '4?
Meerdere >veken, misschien al wel twee
maanden geleden, werd in Den Haag op
gericht een centrale commissie voor de
ontspanning en ontwikkeling onzer gemo
biliseerde militairen.
Prachtig. Reeds bij het begin der mobi
lisatie hebben wij gewezen op de wensche-
lijkheid om in die richting werkzaam te
L wezen.
af'- Natuurlijk kan zoo'n centrale commis
sie die daarom best wat kleiner had
kunnen zijn het werk over het gansche
land niet verrichten; daarvoor zijn pro
vinciale en plaatselijke comité's noodig,
welke met personen en toestanden reke
ning kunnen houden.
Dergelijke comiteiten werden dan ook
hier en daar al opgericht, maar.... verder
schijnt men niet te kunnen komen. We
hoorden ten minste nog slechts van plan
nen, heel mooie plannen zeker, waarvan
echter de uitvoering nu toch ook wel eens
komen mocht.
't Is of men de noodzakelijkheid niet
voldoende inziet om daarmede haast te
maken. Als men 't ons vraagt, dan mogen
onze militairen, die gezin en werk in ons
aller belang verlieten, wel minstens met
zooveel zorg omringd worden, als cle Bel
gische vluchtelingen, in wier belang meda-
ons leger thans waakt.
Bij den aanvang der moblisatie was er
een wedloop van musici en voordragers
naar de forten en cantonnementen, maar
daar hoort men nu niet veel meer van,
hoewel toch de lange avonden steeds
meer om verstrooiing en afwisseling vra
gen. Er komen zoo weinig klachten uit de
kringen onzer militairen, dat men schijnt
te gaan denken: ze redden zich wel.
Ja, dat doen ze ook. onze duizenden
landsverdedigers, maar overig Nederland
mag toch zeker wel wat doen om den goe
den geest onder hen te bewaren en hun
eenig bewijs van waardëering te geven.
Daarom: 't wordt hoog tijd, dat de stel
selmatige ontspanning en ontwikkeling nu
eens begint. Zoo'n buitengewoon zwaar
werk zal de voorbereiding daarvan'toch niet
vorderen.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
Het Fransche communiqué vtin 3 uur
gistermiddag meldt:
,,De Duitschers hebben het offensief her
nomen tegen Dixmuiden en in de omge
ving van Yperen, in het bijzonder ten
Zuiden van deze stad.
De aanvallen der Duit.schers werden
overal afgeweerd.
De troepen der bondgenooten zijn overal
voorwaarts gekomen tusschen Dixmuiden
en de Lys.
De mist heeft de operaties bemoeilijkt,
vooral tusschen Lys en de Oise.
De bondgenooten hebben de voordeelen,
die gisteren aan de Aisne werden vermeld,
behouden.
In den Elzas zijn nieuwe aanvallen van
de Duitschers op de Col Sainte Marie op
nieuw voor hen uitgeloopen op een krach
tige nederlaag.
Aan de andere gedeelten van het front
is niets belangrijks te vermelden."
Het Belgisch communiqué van gisteren
meldt: ,,De toestand is onveranderd aan
de kust van Nieuwpoort.
De Duitschers bezetten nog eenige steun
punten op den linkeroever van de Yser,
welke wij beschoten.
De Duitschers bombardeerden Dixmui
den."
Van het front in Frankrijk krijgt men
hoe langer hoe meer het denkbeeld, dat
daar sinds twee maanden twee worste
laars van gelijke kracht en overeenstem
menden „ausdauer" tegenover elkander
staan. In gelijke mate matten zij elkander
af; het verlies aan kracht door vermoeid
heid en andere factoren is aan de ééne
zijde precies even groot als aan de andere;
en als de een zich versterkt en krachten
wint, geschiedt dat bij den ander juist in
dezelfde mate.
Maar in werkelijkheid zijn die worste
laars aan beide kanten vele honderddui
zenden in getal; de krachten, die iederen
dag bij massa verloren gaan, zijn kostbare
menschenlevens; en de nieuwe krachten,
waarmee men zich versterkt, zijn versche
troepenaanvoeren.
Is het te verwonderen, dat onder die
omstandigheden telkenmale bij de oorlog
voerenden de gedachte boven komt: indien
slechts één der neutralen zijn lijdelijke rol
opgaf en ingreep, zou de strijd spoedig
beslist zijn.
Aan de neutralen de plicht om hunne
neutraliteit ondanks alle aanlokselen
streng te handhaven!
„Blijkbaar maken de Duitschers eenig
vertoon bij hun aanval op Yperen. Is het
een ernstig hernieuwde poging om de stad
te hernemen of is het een list om onze
troepen daar vast te houden, terwijl de
hoofdaanval op de linie van La Bassée
geschiedt?" Zoo seinde een correspondent
van de „Times" in Noord-Frankrijk.
Ook in een hoofdartikel bespreekt de
„Times" de vraag of de Duitschers zullen
trachten bij Yperen den beslissenden slag
te leveren dan wel of hun plannen een
andere richting uitgaan. Vbor 't laatste
bestaan vage aanduidingen, meent de „Ti
mes", en wijst er op dat de Duitsche auto
riteiten te Brugge met veel vertoon aan
het stadhuis hebben aangeplakt dat de
heele Duitsche troepenmacht bij Yperen
wordt samengetrokken „een mededee-
ling, welke met zekere terughouding moet
wordeh aanvaard, daar dit niet hun ge
wone manier van doen is."
Tot zoover de Times". Dat te Yperen
de hoofdslag zal geleverd worden, wil
blijkbaar ook de „Frankfurter Zeitung"
doen gelooven. Wij vinden tenminste in
een telegram in dat blad, hetwelk een sa
menvatting geeft van berichten uit West-
Vlaanderen in de Nederlandsche pers, bij
het noemen van Yperen de tusschen haak
jes geplaatste opmerking: „waar, te eerder
nu de gevechten in het gebied tusschen
Nieuwpoort en Dixmuiden moesten ge
staakt wordeh door de overstroomingenr
de eigenlijke beslissing te verwachten is."
De Russen.
Aangaande het Oostelijk front is al heel
weinig te vertellen. Met niets of weinig
zeggende telegrammen zullen wij de aan
dacht onzer lezers niet vermoeien. Wij
willen er even op wijzen, dat de afstand
van Warschau, waar de Duitschers nog
kort geleden stonden en Pleschen in Prui
sen, dat nu volgens een Russisch be
richt reeds achter het overhaast terug
trekkende Duitsche leger door de kozakken
is bezet, ruim 200 K.M. bedraagt.
De Duitschers trekken zich daar samen
op de Oder-linie, en daar zal de strijd ver
moedelijk opnieuw beginnen, met het vol
gens de in deze oorlog opgedane ervaring
waarschijnlijke resultaat, dat de Russen
dan weer eens klop krijgen, teruggewor
pen worden, in nog grooter massa's terug-
keeren... enz. enz.
In Oost-Pruisen schijnt het alweer zoo
ver te zijn. Een deel van het naar Goldap
oprukkende Russische leger is volgens
een Duitsch bericht bij het Wyszttyten
Meer met groote verliezen teruggeslagen.
Het meer ligt juist op de grens, en als het
bericht juist is, staan de Russen dus weer
buiten Oost-Pruisen.
Het rad van avontuur moet een Russi
sche uitvinding zijn!
Verhouding tusschen Japan,
de Ver. Staten en Engeland.
De „Tagliche Rundschau" meent dat de
val van Tsingtau pas het einde is van het
eerste tooneel in den rooftocht van Japan
en dat hij wel tot verwikkelingen leiden
moet met China en tot een ernstig gevaar
voor de Amerikaansche belangen in China.
China zelf is weliswaar heden nog on
machtig en Amerika drijft onder Wilson
en Bryan een politiek van passief toezien
in stede van een tijdigen afweer. Het heeft
geduld dat de Japanners zich op de Duit
sche Zuidzee-eilanden hebben genesteld
ofschoon ze een vechtstrueKSbhë bedreiging
vormen voor de Philippijnen en de Samoa-
groep, en het zal ook den roof van Kiaot-
sjau gelaten en misschien met een heime
lijk leedvermaak aanzien.
Het „Berliner Tageblatt" is van oordeel:
„Engeland zal de gevolgen van het thans
uitgestrooide zaad in niet al te verre toe
komst wel oogsten. Op 20 Augustus schreef
de in Peking verschijnende Engelsche cou
rant „Peking Gazette": „Men dient aan de
oprechtheid van Japan om Kiaotsjau na
een eventueele bezetting aan China te wil
len teruggeven, te twijfelen, maar Britsche
kanonnen, dat hopen we, zullen het plan
wel verwezenlijken."
In Duitschland voorziet men dus en
verheugt er zich over! dat de bondge
nooten Engeland en Japan het in een mis
schien niet ver verwijderde toekomst met
elkaar over het definitief bezit van Kiao
tsjau aan den stok zullen krijgen. Want
bij die door de regeering te Tokio toegezeg
de „onderhandelingen" met China zal
laatstgenoemde mogendheid wel niet veel
meer te doen hebben dan aan te hooren
hetgeen men te Tokio omtrent dit stuk
Chineesch grondgebied besloten heeft. Een
actie van China naar welke zijde cok
kan op dit oogenblik en in een afzienbare
toekomst niet veel beteekenen. Vandaar
dat ook de moeilijkheden welke men te
Peking, gebruik makende van de omstan
digheden, aan Rusland schijnt te willen
bereiden in Mongolië en Mandsjoerije ver
moedelijk niet veel succes zullen opleveren
daar de Russische strijdmacht in Siberië
allicht sterk genoeg zal blijven om revo-
lutionnaire bewegingen en Chineesche oor
logsavontuurtjes tegen te gaan.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Een kapel-auto. De „Köln. Volksztg."
heeft een inschrijving- geopend voor het
bouwen van een kapel-auto ter vergemak
kelijking van de zielzorg te velde. Een eer
ste inschrijving bracht 1185 mark op..
De christelijke kunst en de oorlog.
Dr. Andr. Huppertz wijst er in de „Köln.
Volksztg." op, dat er zoovele kunstenaars-
gezinnen in dezen oorlogstijd harde dagen
doormaken. Zoovele bestellingen worden
afgelast, zelfs wanneer het geld reeds
voorhanden is. Na den oorlog zullen
waarschijnlijk vele gedenkteekenen wor
den opgericht, om de gesneuvelde soldaten
te eeren en de schrijver dringt er reeds
nu op aan, dat uit die gedenkteekenen
een christelijke geest zal spreken, waaruit
de nakomelingschap zal weten, met welk
geloof de soldaten ten strijde trekken.
„Hier is," aldus de schrijver van de chris
telijke kunst, „een ideale taak te volbren
gen, waartoe vooral de geestelijkheid
moet medehelpen. Bij het oprichten van
gedenkteekenen in steden met gemengde
bevolking moet zij er voor zorgen: dat niet
weder verkeerd aangebracht klassiek-hei-
densche of germaansch-heidensche gedach
ten worden in beeld gebracht." En wat
kerken en kerkhoven aangaat, beveelt dr.
Huppertz vooral aan, dat men zich wende
tot erkende christelijke kunstenaars.
Koningin Elizabeth. De koning en de
"koningin van België zijn nog steeds bij
hun leger aan het front. Nadat onlangs
de koning en zijn staf reeds vertrokken
waren uit Ostende, bleef de koningin daar
nog en ging eerst heen een uur, voordat
de Duitsche wielrijders de stad binnen
reden. Sinds dien tijd heeft het vorstelijk
paar vertoefd in een kleine villa, halfweg
tusschen de loopgraven en de Fransche
grens. Zoolang er een hoekje van België
bestaat, dat niet door de Duitsche gra
naatkartetsen vernield werd, zijn zij voor
nemens daar te blijven.
Op Allerheiligen woonden een aantal
dorpsbewoners de H. Mis bij in een kerk
bij de duinen. Uit de koninklijke villa
kwamen twee personen te voet een in
de uniform van een Belgisch generaal en
een slanke dame in blauw gewaad. Het
waren de koning en de koningin. Een of
ficier volgde hen. Zij wandelden lang
zaam, zonder te spreken, naar de kerk
deur. Op dat oogenblik zweefde op groote
hoogte een tweedekker boven hen. De
koning haalde zijn veldkijker te voor
schijn, richtte dien op den tweedekker en
zei: „Het is een Fransche."
Zij traden de kerk binnen. De koningin
doopte twee vingers in het wijwater en
strekte die met een bevallige beweging
naar den koning uit, die de toppen aan
raakte en evenals de koningin het kruis-
teeken maakte. Vervolgèns namen zij
plaats in het schip van de kerk, dat vol
officieren, soldaten, vrouwen en kindoren
Toen zij na de H. Mis te midden van de
menigte vertrokken, herkende een jong
meisje hen en riep: „Leve de koningi
Leve de koningin, Leve België," en ieder
een volgde dit voorbeeld. De koning en de
koningin waren blijkbaar diep ontroerd.
Oostenrijkers en Serviërs. Van offi-
cieele Oostenrijksche zijde: Onze krijgsver
richtingen op het Zuidelijk oorlogstoonecl
hebben een zonder uitzondering gunstig
verloop. Niettegenstaande het voortrukken
van onze troepen over de linie Sabac—Lje-
mica op sterk verschanste bergpaden een
taaien tegenstand ontmoette, eindigde de
drie-daagsche gevechten op de linie Loz-
nicaKroepanjLjoebovija reeds met een
doorslaand succes. De zich hier bevindende
vijand bestond uit het derde Servische le
gerkorps van generaal Paul Sturm en het
eerste legerkorps van generaal Patar Bo-
javic, met in tf taal 6 d/. isies, 120,000 man.
Beide legers bevinden zich, na verlies van
de dapper verdedigde stellingen, sedert
gisteren op den terugtocht naar Valjevo.
Onze zegevierende troepen hebben gisteren
avond Loznica, ten Oosten van de Sokols-
ka en Planina, Zuid-Oostelijk van Kroe
panj, bereikt, zij hebben daarbij talrijke
krijgsgevangenen gemaakt en krijgsniate-
riaal veroverd. Bijzonderheden ontbreken.
Geen animo voor het Engelsche leger.
De „Times" klaagt over de minder wor
dende resultaten der werving voor het ex-
peditieleger. Het aantal rekruten is de vo
rige week met den dag geringer geworden.
Dat moet meent het blad worden ge
weten aan het feit dat men zich niet ge
noeg rekenschap geeft van den ernst van
den toestand. Men hoopt dat de Parle-
ments zitting van deze week de „nationale
pols sneller zal doen kloppen". De minis
ters zullen den toestand daar uiteenzetten.
Nog niet erg genoeg? Naar de „Tag
liche Rundschau" meldt, zal de gewezen
rijkskanselier prins von Bülow in de reeks
van vlugschriften, die in Stuttgart en Ber
lijn onder redactie van dr. Jtickh ver
schijnt, een brochure publiceeren, waarin
hij zich richt tegen de z.g. gevoclspolitiek
en opkomt voor een politiek, die alleen
uitgaat van het staatsbelang.
Het nieuwo Italiaansche ministerig.
Naar telegrammen uit Rome melden, is
het nieuwe kabinet nu als volgt samenge
steld:
Premier en minister van binnenland-
sche zaken, Salindra; buitenlandsche za
ken, baron Sonnino; koloniën, Tuartini;
justitie, Orlando; schatkist, Carcano; fi
nanciën, Danco; openbare werken, Cruf-
felli; openhaar onderwijs, Grippo; land
bouw, Cavasola; oorlog, generaal Zuppelli;
marine, admiraal Viale;-posterijen, Riccio.
De bezetting der meeste portefeuilles is
dezelfde gebleven, ook wat oorlog betreft,
zoodat het program van generaal Zuppelli
en van den chef van den gencralen staf
Cadorna ook door het nieuwe kabinet aan
vaard schijnt.
De Oranje-Republiek geproclameerd?
Vologens te Antwerpen ontvangen berich
ten uit Zuid-Afrika, heeft De Wet de Oran
je-republiek geproclameerd. Naar verluidt
hebben alle bewoners van den Oranje-
Vrijstaat zich bij hem aangesloten.
FEUILLETON.
(Hot auteursrecht van deze Ycrtaliug is
voorbehouden).
18)
Als zij verdrietig was, dacht zij aan hare
moeder, wier graf zij nooit gezien had, cn
aan haar afwezigen vader, die al haor
vreugde, al haar hoop vertegenwoordigde.
Daar zij vrouw Galin, die vasthield aan
hetgeen zij zich eens in '_t hoofd had gezet,
vaak van hem hoorde spreken, beeldde zij
zich in, dat zij hem kende. Zij verwachtte
hem; zou hij niet eens komen? Hij zou den
winkel binnentreden en aan de drogiste
vragen:
Zijt gij het niet. juffrouw, die een
klein meisje hebt opgenomen, wier moeder
in het park Montallon gestorven was. Wel
nu. juffrouw, dat is mijn dochtertje.
Marcelle zou hem dan om den hals vlie
gen en hij zou haar in zijn armen klem
men. vast, zeer vast
O, vader, zuchtte het jonge meisje, dat
in tranen uitbarstte, als gij uw arme doch
ter eens konde zien.
Zij kruiste haar magere armen over haar
borst, als om de onzichtbare beeltenis haars
vaders aan 't hart te drukken.
Wie weet? Misschien dacht hij daar ginds
ook in dit droevige oogenblik aan het kind,
wier moeder hem met dat kind .verlaten
had.
Er werd tegen den muur geklopt; het
kleine meisje opende het luikje en ant
woordde op dat teeken.
Wat voert gij uit? vroeg vrouw Tarrot.
Ik ben aan 't verstellen, antwoordde
het kind.
Kom dan beneden met je werk.
Zij gehoorzaamde en zat eenige oogenblik
ken later in den winkel, op de slechtste
plaats natuurlijk. Louise zat te lezen. Van
tijd tot tijd sloeg zij de oogen op en wierr
een vertoornden blik op de onbeschaamde,
die haar had durven tegenspreken. De
roode oogen der kleine boezemden haar, in
plaats van medelijden, een zekere woede in,
de stem van haar geweten werd over
heerscht door haar hoogmoed.
Om haar te straffen, wijl zij geweend had.
om zich te wreken over het stille verwijt
waai-van dat magere gelaat, waarover soms
een stille traan rolde, haar sprak, had '.ij
lust, de kleine met iedere hand nog een slag
te geven.
De namiddag ging ïntusschen voorhij,
zonder dat er iets gebeurde. Tegen half
zeven ging juffrouw Tarrot naar de keu
ken om het middagmaal gereed te maken,
wat zij nog niet aan de onervaren handen
van Marcelle durfde toe te vertrouwen;
de beide kinderen bleven dus samen.
De wees bemerkte het niet eens; zij boog
zich met verdubbelden ijver over haar
werk, om te ontsnappen aan de bespiedin
gen van Louise.
Na een lange stilte zeide deze met zach
te stem:
Marcelle!
Het kleine meisje hief het hoofd op. Zij
hoopte, dat Louise, tot zich zelve geko
men haar een goed woord zou toespreken,
dat de klap van des morgens zou uitwis-
schen. Zij zag integendeel de oogen van
jongejuffrouw; Tarrot boosaardig glin3te-
Wilt gij mij wel eens vergiffenis vra
gen voor uw onbeschaamdheid, zeide deze
nog altijd zacht.
Zij durfde niet luid spreken, uit vrees
dat haar moeder het hooren zou, die, zij
wist het zeker, haar gedrag niet zou
goedkeuren.
Marcelle boog het hoofd en zeide niets.
Haar hart was wreed teleurgesteld. Had
zij waarlijk slecht gehandeld. Indien dat
zoo was, wist zij niet, wat rechtvaardig
was; zij wist niet, waaraan zich te houden.
Wilt gij niet? vervolgde jongejuffrouw
Tarrot, rood van kwaadaardigheid. Gij
zijt een ongevoelig, ondankbaar kind. Ik
heb zeer verkeerd gedaan met je van de
straat op te rapen. Je plaats was in het
gesticht van gevonden kinderen.
Juffrouw Tarrot kwam uit de keuken;
haar dochter zag weer in haar boek, ter
wijl Marcelle, een oogenblik terneergesla
gen, zich herstelde, haar werk samenrolde
en met zwakke stem zeide:
Ik kan niet meer zien.
Welnu, ga dan dit pakje naar de
rue de Rocroy brengen. De dame
heeft wel gezegd, dat er geen haast bij was,
maar daar het nu toch te donker is om te
naaien, kunt ge wel gaan. Ik zal de tafel
wel dekken. Ga maar gauw en haast je
wat!
Marcelle liep spoedig weg. Weldra had
zij het bedoelde huis gevonden, want zij
kende het stadskwartier, .waar zij woonde,
goed.
Op haar terugweg kwam zij voorbij de
kerk van St. Vincentius a Paulo. Zij hief
de oogen op: in de kapellen brandde licht
en enkele geloovigen traden binnen..
Een onuitsprekelijke behoefte aan steun,
gebed en vertroosting overmeesterde de wil
van het kind. Zij ging naar een zijdeur,
waardoor juist een dame in den rouw bin
nentrad en volgde deze.
Onder do gewelven bleef zij getroffen
staan. De lange reeks van heiligen, door
Planduin geschilderd in zachte tinten op
een gouden achtergrond schenen haar, in
het schemerlicht, even zoovele engelen, die
zich langzaam bewogen.
Marcelle deed weder eenige schreden cn
bevond zich toen onder den koepel. Een
weinig meer licht straalde daar naar bin
nen en glinsterde hier en daar op de rug
gen der stoelen, gepolijst door het ge
bruik, op een verguld ornament, en een
tafel, op een der 'kopex-en lusters, op het
kruis van het altaar.
De eerbied voor de gewijde plaats greep
de kleine, die nog slechts overdag in de
kerk was geweest, aan. De overtuiging,
dat dit een oord was van hulp en steun,
trad haar harte binnen en zij liet zich,
met een zucht van welbehagen, op de
knieën neerzinken.
De kerk was het huis van God, had men
haar gezegd; 't was dus hier het huis van
de geheele wereld; Marcele gevoelde zich
thuis. De lichte wierookgeur behaagde
haar; de schemering was weldadig voor
haar door 't weenen vermoeide oogen.
Een oogenblik gevoelde zij een louter stof
felijk welbehagen.
Plotseling herinnerde zij zich, dat men
in de kerken bad; met ijver vouwde zij
de handen en vertrouwvol haar onschuldi-
gen blik richtend op het beeld van den
Zaligmaker, bad zij:
O, onze Lieve Heer, goede onze Lieve
Heer, geef mij mijn vader terug, of laat
mij sterven om mijn moedertje tei-ug te
zien!
Dit was de innigste vvensch der wees,
de wensch, die zij ï-eeds zoo lang had ge
koesterd, zonder er uiting aan te geven;
hij vlood van haar lippen als een wan
hoopskreet. Ten diepste geroerd, zonk zij,
terwijl haar handen losvielcn, langzaam
ineen, hopend, dat haar gebed zou worden
verhoord en zij ten minste zou sterven oro
haar moeder terug te zien.
Een stap weerklonk nabij haar, een
hand werd op haar schouder gelegd en
een stem sprak haar, schijnbaar zacht,
maar in werkelijkheid barsch, toe:
Wat doet gij daar, kleine? Kom, ga
naar huis.
Maicelio sprong plotseling op. De knrk-
knecht bezag haar nieuwsgierig cn herken
de haar niet als een der getrouwe kerk:,e-
zoeksters.
Zij zag hem ook aan en wilde spreken,
maar zij hield zich in. Zij had eigenlijk
niets te zeggen aan dien man, welken zij
nog nooit gezien had. Zij ging langzaam
heen, terwijl alom de lampen werden ont
stoken voor het lof en de kerk zich langza
merhand met vrouwen vuldo.
De indruk van rust cn vreugde, die haar
bezield had, was op do woorden van den
kerkoknecht plotseling verdwenen.
Zelfs geen kerk om er God te bidden,
dacht zij met die gemakkelijkheid der kin
deren om het bijzondere duidelijk nlgo-
mcen toe te passen. Om in de kerk te mo
gen blijven, moet men er met moeder heen
gaan, ziedaar!
/Wordt vervolgd.)