Tweede Blad
Weekpraatje.
's levens maalstroom.
Ie JAARGANG.
No. 1544
Zaterdag 7 November 1914
Uit de Pers.
li verandering in het Ministerie en de
Middenstand.
Onder dezen titel schrijft de „R. K.
(iddens tander":
benoeming van den heer Posthuma
ut Minister van Landbouw, Nijverheid en
landel komt den Nederlandschen Mid-
istand weer eens op vrij harde wijze
tiinneren aan zijne politieke misdeeld*
lid.
jndien zich bewaarheidt, wat wij men
selijkerwijs verwachten, dan wordt door
|>ze benoeming het karakter van het
jinisterie van Landbouw, Nijverheid en
landel geheel verkracht. En daaruit, ont
laat het groote gevaar voor den midden-
land.
Want volgens den oorspronkelijken
Igcmcenen opzet van het Departement
eene technische landbouwspecialiteit
la laatst geroepene om er het Hoofd van
lijn.
Indien nu toch eene specialiteit benoemd
rordt, moet men er ook de consequentie
aanvaarden door "Landbouw een af-
onderlijk Departement te geven en een
jêow ministerie van Nijverheid en Han-
lal te formeeren.
Indien men echter de beschikking heeft
rer mannen van breederen aanleg, is
lisschien de vereeniging der gehesle wel-
aartspolitiek in dezelfde hand, verkies-
jfeer.
Maar onder het tegenwoordig regime
»pen Handel en Nijverheid gevaar, stief-
noederlijk bedeeld te worden. En waar
iu de belangen van den handeldrijvenden
industrieelen middenstand tegenwoor-
ig eene zeer bijzondere zorg der Regee-
ing vereischen, loopt de middenstand een
ubbel gevaar.
Wij weten niet hoe de nieuwe Minister
icr den Middenstand denkt, maar met
et oog op de liberale praktijk van eene
alve eeuw, durven wij van hem voorloo-
g nog maar weinig goeds verwachten.
En nu deze misschien toch al weinig
»or de middenstandsgedach»te geïnspi-
erde liberale minister, van aanleg nog
dbouwspecialiteit is, zal men de niet
ioff gespannen verwachtingen van den
ddenstand wel kunnen verklaren.
De laatste jaren houuon
m de zelfstandige middenklassen alleen
>n rechtsch ministerie wat te ver
achten is. Een liberaal schrijver als Tu-
fia Nolthenius heeft zelf erkend, dat bij
et ministerie Kuijper, een nieuwe, aan
fn middenstand gunstige koers begon.
Nu er ietwat gespeeld wordt met de be
ugen eener breede en gezonde volks-
roep, terwille van de persoonlijke eer-
ncht van een man als Treub, die eerst
eprobeerd heeft met een technische spe-
aliteit van Financiën, en toen dat niet
ikte met een technische specialiteit van
andbouw, blijkt weer duidelijk hoe de
liddenstanders ook bij de stembus voor
uane belangen op te komen hebben.
Leening of Extra-heffing?
Over deze actueele kwestie schrijft het
.Centrum":
Het leeningplan schijnt niet slechts in
b pers, maar ook in parlementaire krin-
reeds op tegenkanting te stuiten.
Naar verluidt zou men in die kringen
eel voelen voor het denkbeeld van extra-
leffing, ten einde aldus zoo snel mogelijk
uit de financieele moeilijkheden të raken.
Het valt te begrijpen.
Ons budget is reeds zwaar belast. En
nu daaraan nog de rente en aflossing van
een groote leening als nieuwen ballast toe
te voegen, zou den druk voor menigeen
knellend maken.
Vooral wanneer het benoodigde geld
en dat is niet weinig tegen hoogen of
betrekkelijk hoogen interest zou moeten
worden opgenomen.
Mr. Van Nierop, die in de jongste afle
vering van de ,,Gids" de financieele crisis
bespreekt, ierinnert er terecht aan, dat de
toestand van onze geldmiddelen reeds
vóór den oorlog verre van fraai was.
,,De ontwerp-begrooting van den gehee-
len dienst voor 1915 sluit", schrijft hij,
,,raet een tekort van bijna 19 millioen en
al behoudt de Regeering zich voor op de
uitgaven te bezuinigen (wat geschied is
C.) dat de inperking van uitgaven zal op
wegen tegen de mindere opbrengst dei-
middelen, schijnt mij niet' aannemelijk.
Komen nu bij het tekort de kosten vaij den
dienst der nieuwe schuld, dan wordt de
toestand van 's lands financiën zeer ern-
stjg en zou de uitvoering van de plannen
der Regeering op sociaal gebied en van
andere zeer gewenschte maatregelen door
bezwaren van financieelen aard bemoei
lijkt worden."
Zoo is het inderdaad, en de heer Van
Nierop zegt dan ook, dat het denkbeeld om
door ééne buitengewone heffing schoone
lei te maken, veel aanlokkelijks heeft, al
acht hij een leening op korten tijd het aan
gewezen middel om zich voorloopig te
helpen.
Een definitieve regeling wordt daardoor
niet gepraejudicieerd, meent hij.
Verschillende stemmen zijn inmiddels
reeds opgegaan, die een extra-belasting
aanbevelen.
De „Nieuwe Crt." bevatte artikelen van
den heer D. W. Stork in dien geest.
En mr. dr. H. J. Tasman, redacteur
van de „Sociale Kroniek", waarschuwde
in 't algemeen tegen leeningsplannen, „die
enze financieele bewegelijkheid voor ja
ren zouden opheffen".
Het is daarom te wenschen, dat men het
denkbeeld eener buitengewone heffing van
de groote vermogens en inkomens in ern
stige overweging zal nemen en nauwgezet
onderzoeken.
Men heeft in verband daarmede gespro
ken van kapitaal-vernietiging, waarbij de
zekerheid zou ontbreken, dat die vernie
tiging door besparing der zeer vermogen
den weer zou worden opgeheven.
In veel gevallen, zoo werd gezegd, zou
de prikkel tot bezuiniging niet aanwezig
zijn, m. a. w. de bezitters van groote for
tuinen zouden van het geleden verlies te
weinig bemerken.
Wu«, an is veeieei ecu argument VOOr,
dan tegen de extra-heffing.
Immers, er moet nu eenmaal een bui
tengewoon offer aan den fiscus worden
gebracht, en is het dan niet veel redelijker,
dat zulks geschiedt door hen, die het nau
welijks zullen voelen, dan dat men ook
in den vorm van verhoogde belasting die
genen laat meebetalen, voor wie de eischen
der schatkist reeds drukkend zijn?
Over de kapitaal-vernietiging behoeft
men zich voorshands ook niet al te bezorgd
te maken.
Die „vernietiging" zal, zoodra de nor
male tijd weder keert, vrij spoedig zijn te
herstellen, wanneer men bedenkt, dat het
nationaal vermogen in twintig jaren tijds
zeer aanzienlijk steeg en, naar een finan
cieel blad dezer dagen meldde, tegenwoor
dig elk jaar 200 300 millioen aan be
spaard geld ter zijde wordt gelegd.
Dat de groei van ons nationaal vermogen
een, naar wij mogen vevrwachten, voor
bijgaande stoornis ondervindt, moge te be
treuren zijn, als een onoverkomelijke ramp
behoeft men het nog niet te beschouwen.
Hoofdzaak is, dat nu vooral de eiscli
geldt: belasting naar draagkracht, en dat
derhalve in dezen buitengewonen tijd die
vermogens en inkomens worden aange
sproken, welke daartegen niet slechts be
stand zijn, maar er tenauwernood de ge
volgen van zullen ondervinden.
Met een leening staat de zaak geheel
anders, wijl de druk daarvan ook voor
onafzienbaren tijd door dat deel der be
volking zou worden gevoeld, dat uit een
smalle beurs moet leven.
Natuurlijk zijn ook tegen een extra-hef
fing bezwaren aan te voeren, maar de
vraag is slechts, welk kwaad het groot
ste is.
Mocht desniettemin geheel of gedeeltelijk
tot een leening worden overgegaan, dan
zal de rente matig moeten zijn.
De heer Van Oss, hoofdredacteur van de
„Nieuwe Financier en Kapitalist", sprak
van 4 pCt., waarboven o. i. in geen geval
zou mogen worden gegaan, wil men ons
budget niet voor geruimen tijd uit zijn
evenwicht brengen.
De neutrale vaart op de Noordzee.
Bij de jongste bekendmaking van de
Britsche admiraliteit teekent de „Nieuwe
Ct." het volgende aan:
Wat is te verstaan onder de bepaling
der Admiraliteit dat „de geheele Noordzei
als militair gebied moet worden be
schouwd"? en welke zullen daarvan de
gevolgen zijn? In de „Times" vinden wij
het aldus omschreven: „er is een militair
gebied (het grootste deel van de Noordzee
bepaald, waai in het van nu af aan ge
vaarlijk zal zijn te varen, deels wegens de
mijnen, die gelegd zijn moeten worden en
deels om voor een vijand gehouden te wor
den. Feitelijk zal het aangetroffen wor
den van schepen in dit gebied op zichzelf
zoo verdacht zijn dat geen vreedzame
koopvaarder zich daaraan zal willen wa
gen."
Er zijn geen verdragsbepalingen die een
dergelijke ondermijning en onveiligma-
king van de zee verbieden; nagenoeg alles
wat op de tweede Vredesconferentie te dien
opzichte werd voorgesteld is mislukt. De
open zee kan overal als oorlogstooneel
worden gebezigd. De Britsche Admiraliteit
beperkt haar verplichting om bij het ge
bruik van mijnen voor de veiligheid der
scheepvaart (ook in de Noordzee) zooveel
mogelijk voorzorgen te kernen, tot een door
haar aangegeven toegangsweg enkel langs
het Kanuui en Straat Dover, vandaar
langs de kust tot Farne Island (ter hoogte
van de Engelsch-Schotsche grens) en ver
volgens naar de Zuid-Westpunt van Noor
wegen.
Uit den tekst van de bekendmaking zou
men kunnen afleiden dat er voorschepen,
die door het Engel®-Ugeeri ve[jjge zeeweg
naar Nederland meer zou zijn dan langs
de Engelsche Oostkust, naar Noorwegen en
vervolgens terug langs de kust van Dene
marken, Duitschland en Nederland, naar
IJmuiden en den Hoek van Holland! En
omgekeerd om vanuit Amsterdam en
Rotterdam naar den Atlantischen Oceaan
te komen, evenzo»!
Klaarblijkelijk is dit echter de bedoeling
niet. De geruststellende verzekeringen ^an
Engeland blijven aanhouden; sluiting van
de Noordzee wordt niet beoogd, de neu
trale handel zal zoo min mogelijk worden
bemoeilijkt, de scheepvaart tusschen de
Oostkust van Engeland en de Nederland-
sche havens van de maatregelen der Ad
miraliteit geen invloed ondervinden.
Of flit zoo is, zullen we moeten afwach
ten: l»ch de motiveering noch de tekst van
de bekendmaking der Admiraliteit spreken
een in elk opzicht duidelijke taaL
Het Russisch gevaar.
Wij lezen in het „Huisgezin"*
De czaar heeft het herstel van het oude
Polen beloofd.
Toen dan ook Lemberg door de Russen
was ingenomen, werd de katholieke aarts
bisschop in een Russische vesting geïn
terneerd.
En de schismatieke aartsbisschop van
Volhynië heeft zijn geestelijkheid opgeroe
pen zich naar Galicië te begeven en daar
het orthodoxe geloof te gaan prediken.
Zoo wordt, aanvankelijk, de belofte van
den czaar ingelost.
Een zegepraal van den Rus en de an
nexatie van Oostenrijksche en Pruisische
provinciën zou een rechtstreeksche bedrei
ging zijn van den katholieken godsdienst.
Een overwinning van het Slavisme is
tevens de zegepraal van de orthodoxie.
Derhalve stond Oostenrijk in zijn strij 1
tegen de panslavistische propaganda met
alleen voor het Germanendom op de bres,
maar ook voor het Catholicisme.
Uit wat de Rus in het tegenwoordige
stadium, nu van een beslissing nog geen
sprake kan zijn, aandurft, kan men op
maken wat hij zich zou veroorloven indien
hij onbeperkt heer en meester mocht wor
den.
Heer en meester in Midden-Europa en
aan den Bosporus.
Een katholieken-onderdrukking als Rus
sisch Polen nu al een eeuw gekend en
doorstaan heeft, zou dan het deel van nieu
we millioenen worden.
De Pruis is voor Posen niet altijd zacht
geweest en de Turk had een zware hand,
maar het Russische schisma is wel de
ergste bezoeking.
Het is opgevallen, hoe weinig notitie er
genomen wordt in de vroedschappen der
verschillende kleine gemeenten in zake
adressen van werkliedenbonden om steun
voor hun fonds ter bestrijding van werke
loosheid. Meestal luidt het advies van B.
en W. „Wij stellen den raad voor dit adres
vuer kennisgeving aan te nemen, daar er
een steuncomité bestaat." In eenige dor
pen heeft dit comité als programma „geen
directe steun maar werkverschaffing."
Het is echter ook voorgekomen, dat een
dergelijk comité o.a. in een dorp niet
ver van Leiden niet wist hoe werk te
verschaffen, indien het gemeentebestuur
niet medehielp. De voorzitter van dien ge
meenteraad gaf als zijn meening, dat, als
er gemeentewerken moesten uitge
voerd worden, de gemeente dit had te
doen en niet het steun-comité het betrof
het herstellen van een weg, die er al jaren
erbarmelijk uitziet, een tt&s,gfeu"n-comïté
/teèsY maar voorzien in de "werkeloosheid.
Die gemeontjxhpcttnrpr, pn cftrn^entpraden
volgen een verkeerden weg. Een burge
meester kent over het algemeen de toe
standen in zijn gemeente. Hij weet van
nabij of de werkeloosheid in zijn gemeente
door de buitengewone omstandigheden
grooten omvang zal nemen. Over het al
gemeen hoort men in de dorpen, dat de
burgemeesters niet bang zijn voor werke
loosheid, dat de toestand vrij normaal is.
Des te beter, Maar noch in het geval, dat
de werkeloosheid spoedig haar intrede zal
doen, noch in het geval, dat er van werke
loosheid geen sprake zal zijn, is er iets op
tegen, dat B. en W. den raad adviseeren,
in beginsel te besluiten, indien er inder
daad werkeloosheid komt, de fondsen dier
arbeiders bij te springen, die voorziening
getroffen hebben tegen werkeloosheid. Het
gaat toch niet aan om hen te verwijzen
naar het steuncomité. Flinke arbeiders,
die geregeld werk hebben, die week in
week uit hun geld voor verschillende
fondsen gestort hebben, moeten niet aan
het steuncomité overgeleverd worden, nu
zij door abnormale omstandigheden zonder
werk zijn en hun kassen uitgeput raken.
Doet men dat wel. dan zullen in normale
omstandigheden de fondsen verdwijnen,
want de flinke werkman, die jaren be
taald heeft aan zijn fonds en nu hij wer
keloos is, geen cent ontvangt, zal er wel
voor bedanken om in de toekomst nog bij
te dragen. Men tast het beginsel der eigen
verzekering aan. En nu zal het wel gebeu
ren, dat in dorpen, waar dikwijls heel an
dere toestanden bestaan, de werklieden-
bonden geen kassen opgericht hebben en
nu, gebruik makend van de bijzondere be
paling van minister Treub, die kassen op
gericht hebben. Dan nog zou ik zeggen
laat de gemeente die kassen bijspringen,
zelfs die gemeenten, die geen gein. werk-
loozenfonds hebben, ter wille van het be
ginsel en omdat men een 'flink arbeider
niet op een lijn mag stellen met een die
het halve jaar zonder werk is en bijna
altijd om ondersteuning aangeklopt heeft.
Laat de gemeente bijspringen, indien het
noodzakelijk is. In beginsel kan de raad
zich gerust uitspreken, zonder dat mis
schien een cent van het toegestane crediet
behoeft gebruikt te worden. Immers een
van de eischen in de bekende circulaire
van minister Treub gesteld, is: „de plicht
der werkloozen om „passend" werk te
aanvaarden ook buiten hun woonplaats,
mits niet beneden het standaardloon ter
plaatse waar werk is aangeboden." Dien
tengevolge moet de werkloozc zich bij een
arbeidsbeurs doen inschrijven. En nu zou
ik willen vragen, of het werkelijk zoo
moeilijk zal zijn om in de verschillend©
gemeenten werk te vinden. Ja, als de ge
meente niet mede wil werken, dan zijn wij
spoedig uitgepraat. Als de gemeente er zich
juist zoo afmaakt als de voorzitter van den
bovenbedoelden gemeenteraad met de be
merk! ig „Het steuneomué moet maar zor
gen, dat die menschen werk krijgen", dan
is de zaak afgedaan. Gesteund moet er
toch worden, wanneer er inderdaad werke
loosheid is. De vraag is echter maar: hoe?
Men kan de menschen naar het steuncomité
zenden, hun hand laten ophouden. Het
moet betaald worden. Maar deze weg is een
lijdensweg. Men kan in beginsel de ver
schillende werkliedenvereenigingen helpen
eri gemeentewerken laten uitvoeren. Het
moet ook betaald worden, maar met lit
verschil dat tic werkman zijn hand met
behoeft op te houden en dat het geld pro
ductief wordt. Het is tc nopen dut men deze
aangelegenheid in de kleinere gemeenten
eens van breeder standpunt bekijke, en dat
er meer samenwerking kome tusschen
steuncomité's en gemeentebesturen.
Andere jaren werden reeds maatregelen
genomen voor de St. Nicolnnsdrukte. Dit
oevreesd, dat dit nationale
ièest voor het grootste gedeelte wel niet
gevierd zal worden. Voóral de winkeliers
klagen, dat hun in deze abnorme'e tijden
Mififtlaasprofift zal ontgaan, zelfs
den economischen toestand de verwachting
uitgesproken, dat de St. Nicolaasdrukte
voor den neringdoenden middenstand bene
den het normale zou blijven.
En toch, het is niet noodig, indien de
meergegoeden een handje mede wilden hel
pen. Toen de Belgische vluchtelingen in
ons land kwamen, hebben de inet aardsche
goederen bedeelden hun automobiels vol
geladen om de arme Belgische vluchte
lingen ter hulpe te snellen. Laten die zelfde
weldoeners met St. Nicolaas eens aan di
kinderen van eigen huize denken. Al
maanden lang is cr zooveel triestigs voor
tienduizenden kinderen in den lande. Ach
zooveler gezichtjes straalden andere jaren
van vreugde, als St. Nicolaas zijn toover-
roede spreidde over hun bedjes. Die ge
zichtjes moeten ook dit jaar weer schit
teren van vreugde en pret. De gegoeden
kunnen zorgen, dat er ook dit jaar St. Ni
colaas gevierd wordt. Op de eerste plaats
door zelf 't voorbeeld te geven, op de tweede
plaats door te verblijden dc hartjes van
zooveel kleinen. Er kon niet St. Nicolaas
zooveel gegeven worden, zonder dat het
nu juist bedeclen wordt. IJet is immers de
ilag der geschenken. Moge dc nationale
solidariteit, welke zich in deze dagen over
FEUILLETON.
(Hot auteursrecht van deze vertaling is
voorbehouden).
16)
Marcelle antwoordde niet. Haar oogen
Iwaalden langs de schilderijen aan den
•and en naar het borduurwerk van juf-
fouw Hermine.
- Zijt gij niet gelukkig? hernam deze.
- Men zegt dat moeder dood is, ant
woordde het kind, zachtkens weenend;
Baar vader is niet dood ik zou zoo graag
'ader zien.
Zij trachle haar rood en door den ruwen
kakenarbeid gebarsten handje naar de
slaakte een zucht, wischte haar
kanen af en bleef toen rustig voor juf
frouw Herraine staan.
He beide vrouwen wisselden een rnee-
•arigen blik.
- Herinnert gij je uw vader? vroeg juf-
uw Do Beaurenom.
- 0, ja.
Zoudt ge hem herkennen?
Micelle aarzelde.
Ik geloof het niet, antwoordde zij op
"nbnocdigdcn toon.
Juffrouw Hermine sloeg nu een pathe-
"cn toon aan. Het goede mensch kon
"iels doen zonder een beetje tooneel-effect.
- Welk een doolhof, riep zij wanhopig
i'. men raakt er in verward. En mis-
het licht in het hart van die duis-
jjrnis. Als men hen tegenover elkaar kon
matsen, zou de stem des bloeds sprekeö
en zouden vader en dochter elkaar in de
armen vliegen.
Dat is nog zoo zeker niet, dacht vrouw
Galin; maar deze was slechts een wasch-
vrouw en had in zulk een aangelegenheid
geen stem in het kapittel.
Ga wat in den tuin spelen, kleine
men zal je een heerlijken boterham geven,
zeide juffrouw Ilermine, tot het proza des
levens tcrugkeerend.
Rose werd gescheld en deze nam Mar
celle mede. De oude juffrouw en vrouw
Galin zagen elkaar met een treurigen glim
lach aan.
Is zij nu niet lief? vroeg de wasch-
vrouw moedig.
Beminnelijk! Heeft zij geen ondeug
den? vroeg juffrouw Hermine plotseling,
het air van een rechter aannemend.
Gebreken? Lieve Hemel, welke moes
ten dat zijn?
Is zij niet snoeplustig, leugenachtig
of oneerlijk?
Ik kan u het tegendeel beweren, ant
woordde vrouw Galin een weinig gekrenkt.
Zou ik het voor u gezwegen hebben, in
dien het zoo was? Zij heeft voor mij maar
één gcbfélT en dat is haar tc gevoelig hart.
Als men haar verwijten doet, antwoordt
zij niet, het arme kind. Zij gaat in een
hoekje staan weenen, alsof zij het groot
ste verdriet heeft.
Dat is het bewijs van een edele fier
heid, hernam juffrouw Hermine ver
heugd. En, zeg mij eens, is er geen mid
del, om haar hier te krijgen?
Hier te krijgen* vroeg vrouw Galin
zoo onnoozel mogelijk.
Ja. hier, bij mij, hield de oude juf
frouw ongeduldig vol.
Om wat te doen?
Bij deze in haar schijnbare eenvoud zoo
arglistige vraag boog mejuffrouw Hermine
nadenkend het hoofd.
Vrouw Galin vervolgde met zachtheid:
Want, ziet u, die kleine heeft geen
fortuin. Zij zal verplicht zijn den kost te
verdienen als dienstbode of als werkster
en als men haar nu gcwentle aan een aan
genamer bestaan, zonder arbeid en met
meer genoegens, kortom aan het leven van
een jonge juffrouw, danjcou zij, als 't
oogenbhk van werken daar Was, verlegen
staan te kijken cn dan zouden er wel eens
groote ongelukken kunnen gebeuren... In
dat geval zou het maar beter voor haar
zijn bij juffrouw Tarrot te blijven, hoeveel
verdriet zij daar ook heeft....
En als haar vader nu eens terug
kwam! riep juffrouw Ilermine uit, baar
mollige met ouderwetsche ringen versierde
handen omhoog heffend; als hij eens een
welopgevoed man was, die fortuin had
gemaakt in Amerika, zou hij het dan plei-
zierig vinden, een dochter zonder opvoe
ding te vinden?
Dat alles staat nog te bezien, ant
woordde vrouw Galin schouderophalend.
Maar wat zekerheid is, dat is de kleine
meid en do noodzakelijkheid voor haar, om
haar dagelijksch brood te verdienen.
Dus wilt gij haar altijd bij die drogist
vrouw laten, die haar niet eens naar
school zendt? Dan had gij haar niet hier
moeten brengen. Nu ik lust heb, haar bij
mij tc hebben, nu werkt gij mij tegen.
De O' gen van juffrouw Hermine schoten
vlammen. Vrouw Galin glimlachte bij
zich zelf
Maar mejuffrouw, ik zou haar wat
gaarne bij u zien, maar dan zou ook haar
toekomst verzekerd moeten wezerv, want
niemand is eeuwig. Als u haar ontvjelt zou
zij in nog grooter ellende terügkeeren en
dat zou haar op veerlienjarigen leeftijd
b.v. gevaarlijker zijn dan nu.
Ik kan mij toch niet verbinden haar
wat te vermaken, zonder dat ik weet, hoe
zij Worden zal, zcid9 juffrouw Herrnine op
verdrieligen toon.
Natuurlijk niet, maar gij zoudt haar
een of ander vak kunnen laten leeren, het
mijne b.v. Ik zcu het haar gaarne koste
loos leeren, dat verzeker ik u. En dan zou
zij ten minste te eeniger tijd niet broode
loos staan.
Dat i9 goed gezien! riep juffrouw Iler
mine uit. Gij zult haar uw bezigheden ke
ren en ik zal haar doen voorbereiden voor
verschillende examens. Dan zou zij, indien
eenig onvoorzien ongeluk plaats had, want
ik hoop met Gods hulp lang te leven, twee
pijlen op haar boog hebben. Uitstekendt
Zeg mij nu maar eens, wanneer gij haar
bij mij brengt
Vrouw Galin ontstelde. Zij had niet zoo
spoedig een beslissing verwacht.
Ik kan u hieromtrent niets zeggen,
antwoordde zij aarzelend. Als ik het juf
frouw Tarrot voorstelde, zon zij het zeer
kwalijk nemen en de kleine zoo het slacht
offer zijn van uw goade bedoelingen. Wij
zullen moeien wachten tot juffrouw Tar
rot eens goed bcos op haar is.... en dat
zal zoo lang niet meer duren. Dc volgende
week komt Louise, thuis en die is wel in
staat, om Marcelle binnen acht dagen aan
de deur te zetten. Zij is zeer jaloersch op
de kleine.
Maar dat is vreeselijk, zeide juffrouw
Ilermine, de handen vouwend.
Wel, 't is toch vcrklaai baar genoeg....
Zij is zelfzuchtig cn dus hindert liet haar,
een ander in huis te zien. Wat Marcello
eot is voor haar verloren.... Geef mij veer
tien dagen cn ik geloof, dat ik u de kleine
brengen zal zonder dat cr een liaan naar
kraait.
Maak cr maar wat rr.ede voort, zeido
juffrouw ilermine ongeduldig.
Marcelle weid teruggeroepen. Zij trad
binnen met haar eenvoudige bevalligheid,
zonder valschc schaamte, zonder overdre
ven beschroomdheid.
Ziet gij dtze juffrouw? vroeg vrouw
Galin haar. Zij heeft uw geluk op het oog.
Dil is voortaan uw bcs.cEi.uirster en uw,
vriendin. Dat rnobt gij nu niet aan juffrouw
Tarrot zeggen; toen /ij \i "opuuin kendet
gij niemand en het zou I aar dus verdriet
kunnen doen. Maar als men u vordriet
aandoet, zult gij hier terügkeeren.
Zult u mij mijn vader terug doen
zien? vroeg Marcelle, hear nieuwe be
schermster aanziende.
Arme engel! riep jutfrouw Ilermine
uit. Ik zal het beproeven. Kom mij om
helzen en wees braaf.
Ja, juffrouw, zeide Marcelle opge
togen.
(Wordt vervolgd.)