Tweede Blad Weekpraatje. 's levens maalstroom. Ie JAARGANG. No. 1544 Zaterdag 7 November 1914 Uit de Pers. li verandering in het Ministerie en de Middenstand. Onder dezen titel schrijft de „R. K. (iddens tander": benoeming van den heer Posthuma ut Minister van Landbouw, Nijverheid en landel komt den Nederlandschen Mid- istand weer eens op vrij harde wijze tiinneren aan zijne politieke misdeeld* lid. jndien zich bewaarheidt, wat wij men selijkerwijs verwachten, dan wordt door |>ze benoeming het karakter van het jinisterie van Landbouw, Nijverheid en landel geheel verkracht. En daaruit, ont laat het groote gevaar voor den midden- land. Want volgens den oorspronkelijken Igcmcenen opzet van het Departement eene technische landbouwspecialiteit la laatst geroepene om er het Hoofd van lijn. Indien nu toch eene specialiteit benoemd rordt, moet men er ook de consequentie aanvaarden door "Landbouw een af- onderlijk Departement te geven en een jêow ministerie van Nijverheid en Han- lal te formeeren. Indien men echter de beschikking heeft rer mannen van breederen aanleg, is lisschien de vereeniging der gehesle wel- aartspolitiek in dezelfde hand, verkies- jfeer. Maar onder het tegenwoordig regime »pen Handel en Nijverheid gevaar, stief- noederlijk bedeeld te worden. En waar iu de belangen van den handeldrijvenden industrieelen middenstand tegenwoor- ig eene zeer bijzondere zorg der Regee- ing vereischen, loopt de middenstand een ubbel gevaar. Wij weten niet hoe de nieuwe Minister icr den Middenstand denkt, maar met et oog op de liberale praktijk van eene alve eeuw, durven wij van hem voorloo- g nog maar weinig goeds verwachten. En nu deze misschien toch al weinig »or de middenstandsgedach»te geïnspi- erde liberale minister, van aanleg nog dbouwspecialiteit is, zal men de niet ioff gespannen verwachtingen van den ddenstand wel kunnen verklaren. De laatste jaren houuon m de zelfstandige middenklassen alleen >n rechtsch ministerie wat te ver achten is. Een liberaal schrijver als Tu- fia Nolthenius heeft zelf erkend, dat bij et ministerie Kuijper, een nieuwe, aan fn middenstand gunstige koers begon. Nu er ietwat gespeeld wordt met de be ugen eener breede en gezonde volks- roep, terwille van de persoonlijke eer- ncht van een man als Treub, die eerst eprobeerd heeft met een technische spe- aliteit van Financiën, en toen dat niet ikte met een technische specialiteit van andbouw, blijkt weer duidelijk hoe de liddenstanders ook bij de stembus voor uane belangen op te komen hebben. Leening of Extra-heffing? Over deze actueele kwestie schrijft het .Centrum": Het leeningplan schijnt niet slechts in b pers, maar ook in parlementaire krin- reeds op tegenkanting te stuiten. Naar verluidt zou men in die kringen eel voelen voor het denkbeeld van extra- leffing, ten einde aldus zoo snel mogelijk uit de financieele moeilijkheden të raken. Het valt te begrijpen. Ons budget is reeds zwaar belast. En nu daaraan nog de rente en aflossing van een groote leening als nieuwen ballast toe te voegen, zou den druk voor menigeen knellend maken. Vooral wanneer het benoodigde geld en dat is niet weinig tegen hoogen of betrekkelijk hoogen interest zou moeten worden opgenomen. Mr. Van Nierop, die in de jongste afle vering van de ,,Gids" de financieele crisis bespreekt, ierinnert er terecht aan, dat de toestand van onze geldmiddelen reeds vóór den oorlog verre van fraai was. ,,De ontwerp-begrooting van den gehee- len dienst voor 1915 sluit", schrijft hij, ,,raet een tekort van bijna 19 millioen en al behoudt de Regeering zich voor op de uitgaven te bezuinigen (wat geschied is C.) dat de inperking van uitgaven zal op wegen tegen de mindere opbrengst dei- middelen, schijnt mij niet' aannemelijk. Komen nu bij het tekort de kosten vaij den dienst der nieuwe schuld, dan wordt de toestand van 's lands financiën zeer ern- stjg en zou de uitvoering van de plannen der Regeering op sociaal gebied en van andere zeer gewenschte maatregelen door bezwaren van financieelen aard bemoei lijkt worden." Zoo is het inderdaad, en de heer Van Nierop zegt dan ook, dat het denkbeeld om door ééne buitengewone heffing schoone lei te maken, veel aanlokkelijks heeft, al acht hij een leening op korten tijd het aan gewezen middel om zich voorloopig te helpen. Een definitieve regeling wordt daardoor niet gepraejudicieerd, meent hij. Verschillende stemmen zijn inmiddels reeds opgegaan, die een extra-belasting aanbevelen. De „Nieuwe Crt." bevatte artikelen van den heer D. W. Stork in dien geest. En mr. dr. H. J. Tasman, redacteur van de „Sociale Kroniek", waarschuwde in 't algemeen tegen leeningsplannen, „die enze financieele bewegelijkheid voor ja ren zouden opheffen". Het is daarom te wenschen, dat men het denkbeeld eener buitengewone heffing van de groote vermogens en inkomens in ern stige overweging zal nemen en nauwgezet onderzoeken. Men heeft in verband daarmede gespro ken van kapitaal-vernietiging, waarbij de zekerheid zou ontbreken, dat die vernie tiging door besparing der zeer vermogen den weer zou worden opgeheven. In veel gevallen, zoo werd gezegd, zou de prikkel tot bezuiniging niet aanwezig zijn, m. a. w. de bezitters van groote for tuinen zouden van het geleden verlies te weinig bemerken. Wu«, an is veeieei ecu argument VOOr, dan tegen de extra-heffing. Immers, er moet nu eenmaal een bui tengewoon offer aan den fiscus worden gebracht, en is het dan niet veel redelijker, dat zulks geschiedt door hen, die het nau welijks zullen voelen, dan dat men ook in den vorm van verhoogde belasting die genen laat meebetalen, voor wie de eischen der schatkist reeds drukkend zijn? Over de kapitaal-vernietiging behoeft men zich voorshands ook niet al te bezorgd te maken. Die „vernietiging" zal, zoodra de nor male tijd weder keert, vrij spoedig zijn te herstellen, wanneer men bedenkt, dat het nationaal vermogen in twintig jaren tijds zeer aanzienlijk steeg en, naar een finan cieel blad dezer dagen meldde, tegenwoor dig elk jaar 200 300 millioen aan be spaard geld ter zijde wordt gelegd. Dat de groei van ons nationaal vermogen een, naar wij mogen vevrwachten, voor bijgaande stoornis ondervindt, moge te be treuren zijn, als een onoverkomelijke ramp behoeft men het nog niet te beschouwen. Hoofdzaak is, dat nu vooral de eiscli geldt: belasting naar draagkracht, en dat derhalve in dezen buitengewonen tijd die vermogens en inkomens worden aange sproken, welke daartegen niet slechts be stand zijn, maar er tenauwernood de ge volgen van zullen ondervinden. Met een leening staat de zaak geheel anders, wijl de druk daarvan ook voor onafzienbaren tijd door dat deel der be volking zou worden gevoeld, dat uit een smalle beurs moet leven. Natuurlijk zijn ook tegen een extra-hef fing bezwaren aan te voeren, maar de vraag is slechts, welk kwaad het groot ste is. Mocht desniettemin geheel of gedeeltelijk tot een leening worden overgegaan, dan zal de rente matig moeten zijn. De heer Van Oss, hoofdredacteur van de „Nieuwe Financier en Kapitalist", sprak van 4 pCt., waarboven o. i. in geen geval zou mogen worden gegaan, wil men ons budget niet voor geruimen tijd uit zijn evenwicht brengen. De neutrale vaart op de Noordzee. Bij de jongste bekendmaking van de Britsche admiraliteit teekent de „Nieuwe Ct." het volgende aan: Wat is te verstaan onder de bepaling der Admiraliteit dat „de geheele Noordzei als militair gebied moet worden be schouwd"? en welke zullen daarvan de gevolgen zijn? In de „Times" vinden wij het aldus omschreven: „er is een militair gebied (het grootste deel van de Noordzee bepaald, waai in het van nu af aan ge vaarlijk zal zijn te varen, deels wegens de mijnen, die gelegd zijn moeten worden en deels om voor een vijand gehouden te wor den. Feitelijk zal het aangetroffen wor den van schepen in dit gebied op zichzelf zoo verdacht zijn dat geen vreedzame koopvaarder zich daaraan zal willen wa gen." Er zijn geen verdragsbepalingen die een dergelijke ondermijning en onveiligma- king van de zee verbieden; nagenoeg alles wat op de tweede Vredesconferentie te dien opzichte werd voorgesteld is mislukt. De open zee kan overal als oorlogstooneel worden gebezigd. De Britsche Admiraliteit beperkt haar verplichting om bij het ge bruik van mijnen voor de veiligheid der scheepvaart (ook in de Noordzee) zooveel mogelijk voorzorgen te kernen, tot een door haar aangegeven toegangsweg enkel langs het Kanuui en Straat Dover, vandaar langs de kust tot Farne Island (ter hoogte van de Engelsch-Schotsche grens) en ver volgens naar de Zuid-Westpunt van Noor wegen. Uit den tekst van de bekendmaking zou men kunnen afleiden dat er voorschepen, die door het Engel®-Ugeeri ve[jjge zeeweg naar Nederland meer zou zijn dan langs de Engelsche Oostkust, naar Noorwegen en vervolgens terug langs de kust van Dene marken, Duitschland en Nederland, naar IJmuiden en den Hoek van Holland! En omgekeerd om vanuit Amsterdam en Rotterdam naar den Atlantischen Oceaan te komen, evenzo»! Klaarblijkelijk is dit echter de bedoeling niet. De geruststellende verzekeringen ^an Engeland blijven aanhouden; sluiting van de Noordzee wordt niet beoogd, de neu trale handel zal zoo min mogelijk worden bemoeilijkt, de scheepvaart tusschen de Oostkust van Engeland en de Nederland- sche havens van de maatregelen der Ad miraliteit geen invloed ondervinden. Of flit zoo is, zullen we moeten afwach ten: l»ch de motiveering noch de tekst van de bekendmaking der Admiraliteit spreken een in elk opzicht duidelijke taaL Het Russisch gevaar. Wij lezen in het „Huisgezin"* De czaar heeft het herstel van het oude Polen beloofd. Toen dan ook Lemberg door de Russen was ingenomen, werd de katholieke aarts bisschop in een Russische vesting geïn terneerd. En de schismatieke aartsbisschop van Volhynië heeft zijn geestelijkheid opgeroe pen zich naar Galicië te begeven en daar het orthodoxe geloof te gaan prediken. Zoo wordt, aanvankelijk, de belofte van den czaar ingelost. Een zegepraal van den Rus en de an nexatie van Oostenrijksche en Pruisische provinciën zou een rechtstreeksche bedrei ging zijn van den katholieken godsdienst. Een overwinning van het Slavisme is tevens de zegepraal van de orthodoxie. Derhalve stond Oostenrijk in zijn strij 1 tegen de panslavistische propaganda met alleen voor het Germanendom op de bres, maar ook voor het Catholicisme. Uit wat de Rus in het tegenwoordige stadium, nu van een beslissing nog geen sprake kan zijn, aandurft, kan men op maken wat hij zich zou veroorloven indien hij onbeperkt heer en meester mocht wor den. Heer en meester in Midden-Europa en aan den Bosporus. Een katholieken-onderdrukking als Rus sisch Polen nu al een eeuw gekend en doorstaan heeft, zou dan het deel van nieu we millioenen worden. De Pruis is voor Posen niet altijd zacht geweest en de Turk had een zware hand, maar het Russische schisma is wel de ergste bezoeking. Het is opgevallen, hoe weinig notitie er genomen wordt in de vroedschappen der verschillende kleine gemeenten in zake adressen van werkliedenbonden om steun voor hun fonds ter bestrijding van werke loosheid. Meestal luidt het advies van B. en W. „Wij stellen den raad voor dit adres vuer kennisgeving aan te nemen, daar er een steuncomité bestaat." In eenige dor pen heeft dit comité als programma „geen directe steun maar werkverschaffing." Het is echter ook voorgekomen, dat een dergelijk comité o.a. in een dorp niet ver van Leiden niet wist hoe werk te verschaffen, indien het gemeentebestuur niet medehielp. De voorzitter van dien ge meenteraad gaf als zijn meening, dat, als er gemeentewerken moesten uitge voerd worden, de gemeente dit had te doen en niet het steun-comité het betrof het herstellen van een weg, die er al jaren erbarmelijk uitziet, een tt&s,gfeu"n-comïté /teèsY maar voorzien in de "werkeloosheid. Die gemeontjxhpcttnrpr, pn cftrn^entpraden volgen een verkeerden weg. Een burge meester kent over het algemeen de toe standen in zijn gemeente. Hij weet van nabij of de werkeloosheid in zijn gemeente door de buitengewone omstandigheden grooten omvang zal nemen. Over het al gemeen hoort men in de dorpen, dat de burgemeesters niet bang zijn voor werke loosheid, dat de toestand vrij normaal is. Des te beter, Maar noch in het geval, dat de werkeloosheid spoedig haar intrede zal doen, noch in het geval, dat er van werke loosheid geen sprake zal zijn, is er iets op tegen, dat B. en W. den raad adviseeren, in beginsel te besluiten, indien er inder daad werkeloosheid komt, de fondsen dier arbeiders bij te springen, die voorziening getroffen hebben tegen werkeloosheid. Het gaat toch niet aan om hen te verwijzen naar het steuncomité. Flinke arbeiders, die geregeld werk hebben, die week in week uit hun geld voor verschillende fondsen gestort hebben, moeten niet aan het steuncomité overgeleverd worden, nu zij door abnormale omstandigheden zonder werk zijn en hun kassen uitgeput raken. Doet men dat wel. dan zullen in normale omstandigheden de fondsen verdwijnen, want de flinke werkman, die jaren be taald heeft aan zijn fonds en nu hij wer keloos is, geen cent ontvangt, zal er wel voor bedanken om in de toekomst nog bij te dragen. Men tast het beginsel der eigen verzekering aan. En nu zal het wel gebeu ren, dat in dorpen, waar dikwijls heel an dere toestanden bestaan, de werklieden- bonden geen kassen opgericht hebben en nu, gebruik makend van de bijzondere be paling van minister Treub, die kassen op gericht hebben. Dan nog zou ik zeggen laat de gemeente die kassen bijspringen, zelfs die gemeenten, die geen gein. werk- loozenfonds hebben, ter wille van het be ginsel en omdat men een 'flink arbeider niet op een lijn mag stellen met een die het halve jaar zonder werk is en bijna altijd om ondersteuning aangeklopt heeft. Laat de gemeente bijspringen, indien het noodzakelijk is. In beginsel kan de raad zich gerust uitspreken, zonder dat mis schien een cent van het toegestane crediet behoeft gebruikt te worden. Immers een van de eischen in de bekende circulaire van minister Treub gesteld, is: „de plicht der werkloozen om „passend" werk te aanvaarden ook buiten hun woonplaats, mits niet beneden het standaardloon ter plaatse waar werk is aangeboden." Dien tengevolge moet de werkloozc zich bij een arbeidsbeurs doen inschrijven. En nu zou ik willen vragen, of het werkelijk zoo moeilijk zal zijn om in de verschillend© gemeenten werk te vinden. Ja, als de ge meente niet mede wil werken, dan zijn wij spoedig uitgepraat. Als de gemeente er zich juist zoo afmaakt als de voorzitter van den bovenbedoelden gemeenteraad met de be merk! ig „Het steuneomué moet maar zor gen, dat die menschen werk krijgen", dan is de zaak afgedaan. Gesteund moet er toch worden, wanneer er inderdaad werke loosheid is. De vraag is echter maar: hoe? Men kan de menschen naar het steuncomité zenden, hun hand laten ophouden. Het moet betaald worden. Maar deze weg is een lijdensweg. Men kan in beginsel de ver schillende werkliedenvereenigingen helpen eri gemeentewerken laten uitvoeren. Het moet ook betaald worden, maar met lit verschil dat tic werkman zijn hand met behoeft op te houden en dat het geld pro ductief wordt. Het is tc nopen dut men deze aangelegenheid in de kleinere gemeenten eens van breeder standpunt bekijke, en dat er meer samenwerking kome tusschen steuncomité's en gemeentebesturen. Andere jaren werden reeds maatregelen genomen voor de St. Nicolnnsdrukte. Dit oevreesd, dat dit nationale ièest voor het grootste gedeelte wel niet gevierd zal worden. Voóral de winkeliers klagen, dat hun in deze abnorme'e tijden Mififtlaasprofift zal ontgaan, zelfs den economischen toestand de verwachting uitgesproken, dat de St. Nicolaasdrukte voor den neringdoenden middenstand bene den het normale zou blijven. En toch, het is niet noodig, indien de meergegoeden een handje mede wilden hel pen. Toen de Belgische vluchtelingen in ons land kwamen, hebben de inet aardsche goederen bedeelden hun automobiels vol geladen om de arme Belgische vluchte lingen ter hulpe te snellen. Laten die zelfde weldoeners met St. Nicolaas eens aan di kinderen van eigen huize denken. Al maanden lang is cr zooveel triestigs voor tienduizenden kinderen in den lande. Ach zooveler gezichtjes straalden andere jaren van vreugde, als St. Nicolaas zijn toover- roede spreidde over hun bedjes. Die ge zichtjes moeten ook dit jaar weer schit teren van vreugde en pret. De gegoeden kunnen zorgen, dat er ook dit jaar St. Ni colaas gevierd wordt. Op de eerste plaats door zelf 't voorbeeld te geven, op de tweede plaats door te verblijden dc hartjes van zooveel kleinen. Er kon niet St. Nicolaas zooveel gegeven worden, zonder dat het nu juist bedeclen wordt. IJet is immers de ilag der geschenken. Moge dc nationale solidariteit, welke zich in deze dagen over FEUILLETON. (Hot auteursrecht van deze vertaling is voorbehouden). 16) Marcelle antwoordde niet. Haar oogen Iwaalden langs de schilderijen aan den •and en naar het borduurwerk van juf- fouw Hermine. - Zijt gij niet gelukkig? hernam deze. - Men zegt dat moeder dood is, ant woordde het kind, zachtkens weenend; Baar vader is niet dood ik zou zoo graag 'ader zien. Zij trachle haar rood en door den ruwen kakenarbeid gebarsten handje naar de slaakte een zucht, wischte haar kanen af en bleef toen rustig voor juf frouw Herraine staan. He beide vrouwen wisselden een rnee- •arigen blik. - Herinnert gij je uw vader? vroeg juf- uw Do Beaurenom. - 0, ja. Zoudt ge hem herkennen? Micelle aarzelde. Ik geloof het niet, antwoordde zij op "nbnocdigdcn toon. Juffrouw Hermine sloeg nu een pathe- "cn toon aan. Het goede mensch kon "iels doen zonder een beetje tooneel-effect. - Welk een doolhof, riep zij wanhopig i'. men raakt er in verward. En mis- het licht in het hart van die duis- jjrnis. Als men hen tegenover elkaar kon matsen, zou de stem des bloeds sprekeö en zouden vader en dochter elkaar in de armen vliegen. Dat is nog zoo zeker niet, dacht vrouw Galin; maar deze was slechts een wasch- vrouw en had in zulk een aangelegenheid geen stem in het kapittel. Ga wat in den tuin spelen, kleine men zal je een heerlijken boterham geven, zeide juffrouw Ilermine, tot het proza des levens tcrugkeerend. Rose werd gescheld en deze nam Mar celle mede. De oude juffrouw en vrouw Galin zagen elkaar met een treurigen glim lach aan. Is zij nu niet lief? vroeg de wasch- vrouw moedig. Beminnelijk! Heeft zij geen ondeug den? vroeg juffrouw Hermine plotseling, het air van een rechter aannemend. Gebreken? Lieve Hemel, welke moes ten dat zijn? Is zij niet snoeplustig, leugenachtig of oneerlijk? Ik kan u het tegendeel beweren, ant woordde vrouw Galin een weinig gekrenkt. Zou ik het voor u gezwegen hebben, in dien het zoo was? Zij heeft voor mij maar één gcbfélT en dat is haar tc gevoelig hart. Als men haar verwijten doet, antwoordt zij niet, het arme kind. Zij gaat in een hoekje staan weenen, alsof zij het groot ste verdriet heeft. Dat is het bewijs van een edele fier heid, hernam juffrouw Hermine ver heugd. En, zeg mij eens, is er geen mid del, om haar hier te krijgen? Hier te krijgen* vroeg vrouw Galin zoo onnoozel mogelijk. Ja. hier, bij mij, hield de oude juf frouw ongeduldig vol. Om wat te doen? Bij deze in haar schijnbare eenvoud zoo arglistige vraag boog mejuffrouw Hermine nadenkend het hoofd. Vrouw Galin vervolgde met zachtheid: Want, ziet u, die kleine heeft geen fortuin. Zij zal verplicht zijn den kost te verdienen als dienstbode of als werkster en als men haar nu gcwentle aan een aan genamer bestaan, zonder arbeid en met meer genoegens, kortom aan het leven van een jonge juffrouw, danjcou zij, als 't oogenbhk van werken daar Was, verlegen staan te kijken cn dan zouden er wel eens groote ongelukken kunnen gebeuren... In dat geval zou het maar beter voor haar zijn bij juffrouw Tarrot te blijven, hoeveel verdriet zij daar ook heeft.... En als haar vader nu eens terug kwam! riep juffrouw Ilermine uit, baar mollige met ouderwetsche ringen versierde handen omhoog heffend; als hij eens een welopgevoed man was, die fortuin had gemaakt in Amerika, zou hij het dan plei- zierig vinden, een dochter zonder opvoe ding te vinden? Dat alles staat nog te bezien, ant woordde vrouw Galin schouderophalend. Maar wat zekerheid is, dat is de kleine meid en do noodzakelijkheid voor haar, om haar dagelijksch brood te verdienen. Dus wilt gij haar altijd bij die drogist vrouw laten, die haar niet eens naar school zendt? Dan had gij haar niet hier moeten brengen. Nu ik lust heb, haar bij mij tc hebben, nu werkt gij mij tegen. De O' gen van juffrouw Hermine schoten vlammen. Vrouw Galin glimlachte bij zich zelf Maar mejuffrouw, ik zou haar wat gaarne bij u zien, maar dan zou ook haar toekomst verzekerd moeten wezerv, want niemand is eeuwig. Als u haar ontvjelt zou zij in nog grooter ellende terügkeeren en dat zou haar op veerlienjarigen leeftijd b.v. gevaarlijker zijn dan nu. Ik kan mij toch niet verbinden haar wat te vermaken, zonder dat ik weet, hoe zij Worden zal, zcid9 juffrouw Herrnine op verdrieligen toon. Natuurlijk niet, maar gij zoudt haar een of ander vak kunnen laten leeren, het mijne b.v. Ik zcu het haar gaarne koste loos leeren, dat verzeker ik u. En dan zou zij ten minste te eeniger tijd niet broode loos staan. Dat i9 goed gezien! riep juffrouw Iler mine uit. Gij zult haar uw bezigheden ke ren en ik zal haar doen voorbereiden voor verschillende examens. Dan zou zij, indien eenig onvoorzien ongeluk plaats had, want ik hoop met Gods hulp lang te leven, twee pijlen op haar boog hebben. Uitstekendt Zeg mij nu maar eens, wanneer gij haar bij mij brengt Vrouw Galin ontstelde. Zij had niet zoo spoedig een beslissing verwacht. Ik kan u hieromtrent niets zeggen, antwoordde zij aarzelend. Als ik het juf frouw Tarrot voorstelde, zon zij het zeer kwalijk nemen en de kleine zoo het slacht offer zijn van uw goade bedoelingen. Wij zullen moeien wachten tot juffrouw Tar rot eens goed bcos op haar is.... en dat zal zoo lang niet meer duren. Dc volgende week komt Louise, thuis en die is wel in staat, om Marcelle binnen acht dagen aan de deur te zetten. Zij is zeer jaloersch op de kleine. Maar dat is vreeselijk, zeide juffrouw Ilermine, de handen vouwend. Wel, 't is toch vcrklaai baar genoeg.... Zij is zelfzuchtig cn dus hindert liet haar, een ander in huis te zien. Wat Marcello eot is voor haar verloren.... Geef mij veer tien dagen cn ik geloof, dat ik u de kleine brengen zal zonder dat cr een liaan naar kraait. Maak cr maar wat rr.ede voort, zeido juffrouw ilermine ongeduldig. Marcelle weid teruggeroepen. Zij trad binnen met haar eenvoudige bevalligheid, zonder valschc schaamte, zonder overdre ven beschroomdheid. Ziet gij dtze juffrouw? vroeg vrouw Galin haar. Zij heeft uw geluk op het oog. Dil is voortaan uw bcs.cEi.uirster en uw, vriendin. Dat rnobt gij nu niet aan juffrouw Tarrot zeggen; toen /ij \i "opuuin kendet gij niemand en het zou I aar dus verdriet kunnen doen. Maar als men u vordriet aandoet, zult gij hier terügkeeren. Zult u mij mijn vader terug doen zien? vroeg Marcelle, hear nieuwe be schermster aanziende. Arme engel! riep jutfrouw Ilermine uit. Ik zal het beproeven. Kom mij om helzen en wees braaf. Ja, juffrouw, zeide Marcelle opge togen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1