Tweede Blad
LEIDSCHE BEELDEN.
Be JAARGANG.
No. 1541
Woensdag 4 November 1914
Uit de Pers.
Twee elementen.
Wij lezen in het „Hsgz.":
We hebben thans drie maanden oorlog.
Drie maanden van verschrikking en na-
melooze ellende, van verwoesting en ver
nietiging, van officieele barbaarschheid.
Te begrijpen is, dat men bij dit schouw
spel telkens weer zich de vraag stelt, of
dit alles nu moest gebeuren, of deze we
reldoorlog van nooit geziene verwoedheid
moest worden ontketend, omdat Oosten
rijk en Servië het niet eens waren gewor
den hetgeen nog niet hetzelfde is als
niet eens konden worden omtrent de
voldoening, welke Servië in verband ir^t
den moord op den aartshertog-troonopvol
ger van de Donau-monarchie schuldig was.
Neen, inderdaad, niet om een zaak van
zoo weinig, stellig gering internationaal
belang is de oorlog uitgebroken.
Er zijn in deze zaak twee aanwijsbare
en verklaarbare elementen.
Het eene is het streven van het Slaven
dom naar een expansie, waarmee een sterk
en zelfstandig Oostenrijk onbestaanbaar
was.
Het andere de dagelijks groeiende af
gunst van Engeland op Duitschland, dat
onder industrieel, commercieel en mari
tiem opzicht Groot-Britannië naar de
kroon stak, het op sommige punten zelfs
overvleugelde.
Dit zijn tastbare dingen.
Hoezeer men den oorlog ook verfoeit^
men moet erkennen, dat Oostenrijk de Sla-
vistische propaganda, in zijn eigen rijk met
toenemende driestheid gedreven, niet kon
toelaten, een propaganda, welke haar
bedenkelijk karakter hieraan ontleende,
dat achter de Servische onbeschaamdheid
Rusland stond.
Engelands deelneming aan den oorlog
moge van de toevallige omstandigheid heb
ben afgehangen, dat Duitschland de on
zijdigheid van België schond, verwonderen
behoeft ze niet, als men zich de belangen-
verhouding tusschen de beide landen in
denkt.
En zij is, als we dat woord hier mogen
bezigen, meer verantwoord dan die van
Frankrijk, dat, alleen door zijn contrac-
ttueele verplichtingen jegens Rusland ge-
jbonden, maar zonder eenige geestdrift en
tegen zijn zin zich in het oorlogsavontuur
heeft gestort.
De tijd, die, maarschalk der ver
delging, ook de heler van alle wonden is,
had zijn werk van bevrediging en berus
ting verricht, en om den Elzas zou bet.
Frankrijk van heden niet mee»- een re
vanche oorlog zijn begonnen.
Er is tusschen Frankrijk en Duitschland
geen rassenstrijd als tuss- hen de Ger-
maansche rijken en Rusland, geen sti ij
zigheid van belangen als tusschen Enge
land en Duitschland.
Frankrijk en Duitschland kunnen vreed
zaam naast elkander leven, zich ontwik
kelen en bloeien.
Zij kunnen het niet alleen, zij behooren
het te doen in het belang van Europa.
Indien deze twee landen elkander \er-
flaan, met den eerlijken .wen-wh bo/if ld
djn elkaar te eerbiedigen en te steunen,
i, menschelijkerwijs gesprok-d, de vreie
in Europa verzekerd.
Het slavisme is dan machteloos eri En
gland, dat- in zijn eilanden afgezonderd
heid en met zijn rijke hulpmiddelen steeds
een wereld-mogendheid blijft, niet in staat,
Duitschland lam te slaan.
De vredesvrienden en de anti-oorlogs
raad-mannen, die vol brandend verlangen
zijn, om voor hun idealen te ijveren, be
hoeven slechts te streven naar een goede
verstandhouding en vriendschap tusschen
Frankrijk en Duitschland, om hun wen-
schen de verwezenlijking zoo dicht moge
lijk nabij gebracht te zien.
Militairisme.
Aan een artikel in de „Standaard" ont-
leenen we het volgende:
Niet ernstig genoeg kan tegen het Mi
litairisme gewaarschuwd, dat, bij de Oos-
tersche volken van oudsher inheemsch, in
de vrije Staten van West-Europa niet
thuis hoort.
Dit Militairisme komt daaruit op, da:
de mannen van het Leger zich beschou
wen gaan als van hoogere orde, innemen
de een exceptioneele positie, levende onder
eigen wet, wapenmacht over anderen uit
oefenend, en gerechtigd om, op oen hun
eigen manier, hun suprematie voelbaar te
maken en te handhaven.
In de dagen van de huurlegers was hier
geen ontkomen aan, en zelfs in de eerste
helft der vorig eeuw kwam het nog her
haaldelijk voor, dat op uitgaansdagen, de
straten in het avonduur onveilig werden,
door bedronken soldaten, die vloekend en
tierend de burgers tegen het lijf liepen,
en als er ruzie uit kwam, sabel of bajonet
trokken. De ouderen van jaren onder ons
hebben die hinderlijke tafereelen nog wel
bijgewoond. Het was de tijd der snorre-
baarden en der roodneuzigen. En waar
het aldus onder de gewone manschappen
was, had 't leven niet zelden ook onder de
officieren een min civiel karakter. Wie
bajonet of sabel droeg, beeldde zich in die
dagen altoos in, de burgers er onder te
moeten houden.
Die oud-barbaarsche tijden zijn nu ge
lukkig voorbij. Van dronkenschap be
speurt men onder de manschappen wei
nig meer. Bijna beleefd gaat een soldaat
op het troittoir voor een heer of dame uit
den weg. En in gewonen vredestijd is
nauwelijks eenig spoor meer van de vroe
gere opsnijderij te ontwaren. Pluis is 't
alles zeker nog lang niet. Vooral in de da
gen van mobilisatie, als nu, waarin het
militairisme zich uiteraard meer voelt,
vaart er soms nog wel eens iets van den
ouden geest in den troep. Het vloeken en
tieren is van verre niet meer wat 't vroe
ger geweest is. Vooral de officiersstand is
nobeler van zin geworden. Maar dit
neemt toch niet weg, dat er hier en daar
nog wel een ouderwetsche vloeker met het
commando is belast, en dat ruwheid in
taal nog vaak voor kracht doorgaat. Hier
tegen moet vooral in zoo ernstige dagen
als we thans doorleven, terdege de strijd
aangebonden. Een zoo ernstige mobilisa
tie als thans plaats heeft, moet voor het
leger niet alleen een technisch-bekwa-
mend, maar ook een opvoedend karakter
dragen. Het kerkgaan moet niet belachen,
maar bevorderd. De in-eere-herstelling
ring van ontucht moet van hooger hand,
van den Zondag moet reg'el zijn. Afwe-
gelijk ook nu geschied is, doorgezet. Dc
Christelijke Tehuizen moeten steeds meer
een eere-instelling worden. Kortom, we
moeten in ons Leger van de oude militai
re gewoonte af, en aan nobeler toon in
gang geven. En het mag dankbaar ge
constateerd, dat het Departement van Oor
log, al is 't nog geen meester van het ter
rein, toch door uitnemende bedoeling ge
leid wordt. Moge dit ook van Christelijke
zijde gewaardeerd en aangemoedigd wor
den. We zijn nog niet waar we wezen
moeten, maar we komen toch vooruit.
Staten-Generaal.
TWEEDE KAMER.
Motie-Mendels inzake gedwongen
ontruiming van woningen.
In het afdeelings-verslag betreffende
het voorstel van wet van den heer Men-
dels ter voorkoming van in de huidige
buitengewone tijdsomstandigheden onge-
wensihte gedwongen ontruiming van wo
ningen, wordt gezegd, dat de gedachte,
die aan het wetsontwerp ten grondslag
ligt en tot welker verwezenlijking het
strekt: zooveel mogelijk te voorkomen, dat
in en ten gevolge van de tegenwoordige
buitengewone tijden gezinnen, alleen op
grond van onvermogen, uit hun wonin
gen worden gezet, bij vrijwel alle leden
sympathie vond.
Sommige leden willen tegelijkertijd een
regeling tot hulpverleening in het leven
roepen voor de vele personen met kleine
inkomens, die wel eigenaar van hun wo
ning zijn, maar deze woning zóó zwaar
met hypotheek hebben belast, dat de ver
plichting om te betalen voor rente en af
lossing, hun niet minder drukt dan ande
ren de huur.
Verwijzende naar hetgeen reeds is en
wordt gedaan, om uitzettingen op grond
van onvermogen te voorkomen (o. a. het
stelsel van huurbons, in Rotterdam ruim
toegepast en elders in voorbereiding, een
stelsel krachtig bevorderd door het Ko
ninklijk Nationaal Steuncomité en finan
cieel gesteund door het rijk) vroegen vele
leden, of dit zóó onvoldoende is, dalj
daardoor maatregelen worden gerecht
vaardigd van zoo inbegrijpende aard en
van zoo ver strekkende juridische en fi-
nantieele gevolgen, als in het ingediende
wetsontwerp zijn belichaamd.
Ook had het hun teleurgesteld, dat de
voorsteUer zich van een gedocumenteer
de beschrijving van den bestaanden toe
stand zoo goed als geheel had onthouden.
Betwijfelen de hier aan het woord zijnde
leden, of er voor indiening van een wets
ontwerp van deze strekking genoegzaam
reden bestond, velen van hen keurden het
in het bijzonder af, dat de indiening uit
den boezem der Kamer plaats vindt, het
parlementair recht van initiatief daarvoor
in beweging wordt gezet. Onderwerpen,
die voor een noodregeling in aanmerking
komen, zullen niet aan de aandacht der
regeering zijn ontsnapt en haar stilzitten
is dus het resultaat van rijpe overweging
Zij zagen in de indiening een critiek op
de houding der regeering, een blijk van
wantrouwen in hetgeen deze deed en nog
zal doen, en van critiek en wantrouwen
ten aanzien van de regeering ware het
zoo gewenscht zich in deze tijden te ont
houden.
RECHTZAKEN.
Beleedig,ing.
De Rechtbank te Rotterdam veroordeel
de gisteren het Kamerlid, den heer H.
Spiekman, wegens beleediging van den
kruidenier Van der Pols in een artikel in
het Volksweekblad tot f 100 boete, subs. 10
dagen hechtenis.
In oorlogstijd.
In deze buitengewone tijden gebeuren
er in de wereld een massa buitengewone
dingen en ontmoet men ook zeer veel bui
tengewone menschcn.
Zoo verscheen voor de Bossche recht
bank een buitengewoon veldwachter. Deze
zijn aangesteld bij gebrek aan marechaus-
sées en gewone veldwachters, die onder
de wapens zijn vanwege de mobilisatie.
Deze veldwachter was herkomstig uit Boe
kei, het land van bezembinders en ruile-
buiters.
Deze buitengewone veldwachter had ook
een buitengewoon proces-verbaal opge
maakt over een niet minder buitengewoon
misdrijf. Laat ik eerst zeggen hoe de man
was uitgedost oftewel toegetakeld. Zijn
kleeding bestond uit een jas van een in
fanterist, een burgerbroek een afgekeur
de sabel van de genie met een kwast van
een onderofficier der voormalige schutte
rij er aan, twee sterren op de kraag, en
een pet op van een tramconducteur.
Hij had een ruilebniter verbaliseerd, die
op buitengewone wijze aan het sprokke
len was geweest. Hij had namelijk palen
en een houten hek van een weide gesprok
keld. In gewone taal rangschikt het wet
boek van Strafrecht dergelijke buitenge
wone sprokkelarij onder diefstal.
Maar de veldwachter had ook een bui
tengewoon proces-verbaal. Dit proces was
namelijk opgemaakt door een ambtenaar
van de secretaire uit Boekei en deze veld
wachter had het stuk geteekend zonder
eigenlijk te weten wat er in stond. Dit
bleek ter zitting, toen de veldwachter
haast zijn ooren niet kon gelooven bij het
vernemen wat er de secretaire ambtenaar
zoo allemaal had ingezet. Veel te veol.
De president glunderde om het geval en
zei, dat een buitengewone veldwachter
wel buitengewone dingen mag doen, maar
hij moet het toch niet te bont maken.
De ruilebuiter bleef er bij, dat het maar
hout sprokkelen was geweest, al waren de
palen die hij gesprokkeld had, dan ook
zoo dik als een been.
De officier ging met 's mans opvatting
niet mee en eischte wegens diefstal een
geldboete van zes gulden of twaalf dagen
hechtenis.
Try gesproken.
J. H. II. C. werd door den krijgsraad te
Den Bosch veroordeeld tot vier jaar gevan
genisstraf met vervallenverklaring van den
militairen stand ter zake dat hij te Hocns-
broek zijn broeder zoodanig met de bajonet
in de borst zou hebben geatoken, dat deze
daaraan overleed. Beklaagde berustte in dit
vonnis. Dc advocaat-fiscaal kwam echter bij
het Hoog Militair Gerechtshof in hooger be
roep en eiachtc zes jaar gevangenisstraf met
instandhouding overigens van het beroepen
vonnis, maar met verbetering van de om
schrijving.
Het Hoog Militair Gerechtshof sprak be
klaagde nu echter vrij, daar het 't ten laste
gelegde niet wettig en overtuigend bewezen
achtte. Beklaagde werd onmiddellijk in vrij
heid gesteld.
Auto-aauryding.
Het Hoog Milirair Gerechtshof veroordeelde
den luitenant-vliegenier L. F. E. Coblijn tot
een maand hechtenis, wegens het op den
Amersfoortschcn weg roekeloos aanrijden met
een auto v; i een op een auto gezeten apo-
thekerskneeht, dat deze daardoor zoodanig
letsel opliep, dat hij voor 20 a 25 pet. invalide
zal blijven. De krijgsraad te Arnhem had hem
veroordeeld tot 2 maanden hechtenis en een
geldboete van f25. Onmiddellijk na de uit
spraak werd de veroordeelde naar het huis
van bewaring te Utrecht overgebracht.
„Tfldgecst".
Voor de eerste maal werd berecht de onlangs
door N. V. „Dc Tijdgeest" ingevoerde gewijzig
de tijdgcest-prcmie-ohligatie. Na gelijkluidend
requisitoir van den ambtenaar van het O. M.
heeft de kantonrechter te Zwolle beklaagde van
allo rechtsvervolging ontslagen bij vonnis van
24 Oct. 1914. Als raadsman van beklaagde trad
op mr. M. M. v. Velzen, advocaat te Schiedam.
Gemengde berichten.
Massale doodenrit. „In een der bladen",
zegt dc Amst. Brielscbrijver in „De Residentie
bode", „werd onlaoes de opmerking gemaakt,
dat het voor voorname personen in deze dagen
de moeite niet waard is om dood te gaan,
daar er door het publiek schier geen nota van
wordt genomen. De dagbladen laten zich niet
onbetuigd en komen hunne veiplichtingen als
doodsoankondigers en lijkredenaar» getrouw
na; maar de lezers zien er niet veel heil in
om zich lang niet één doode bezig te houden,
nu er elders, behalve het gewone contingent
slachtoffers van den doods-engel, één per
seconde, nog een extra-hoeveelheid door den
krijgsgod worden afgeleverd aan de eeuwigheid
Om dit eens te laten zien had een sigaren
winkelier, bij wien ik nu en dan vóór de
t>onbank kom, een partijtje Duitscheoouranten
gekocht en daaruit de doodenlijsten van het
slagveld bijeengeknipt. Hij had de kolommen
aan elkaar geplakt cn zoo w as een lint ontstaan
van circa 23 meters lengte, geheel met kleine
gothieke lettertjes dicht bedrukt; hij wilde
dit lint over de lichtbaar van zijn winkelkast
hangen in slingers en er dan bijzetten„De
Duitsche oogst van één dag". Dat zou bekijk
geven, meende hij, en hij wilde dan iederen
XI.
Moeilijke dagen.
Het meest ontzettende en omvangrijke
drama dat de menschheid ooit gekend
heeft is zieli aan het afwikkelen op het
groote wereldtooneel.
Het groote werelddrama.
Het bloed van vele menschenwezens
kleurt de slagvelden.
Half-wilden en inboorlingen zijn opge-
ïoepen om mede „Europa te gaan bescha
ven". Vele rassen spelen mede in het ont
vettende treurspel der volkeren.
,.Een werelddrama" zeiden we.
En inderdaad!
Elk der medespelenden kende z'n rol
lang te voren.
En toch stond men nog verbaasd, dat
zóó plots het schelm opging. Het voorspel
Was reeds begonnen voor een der mede-
spelenden eigenlijk wist, dat 't zoo aan
stonds z ij n beurt zijn zou.
Wel hen, die toeschouwer kunnen blij
ven.
Jaar op jaar wapenden de Staten zich
méér.
oorlogsbegrooting was een „bodem
loze put" geworden.
Da's Militair", het monsterkindje van
■vader Staat" werd steeds méér vertroe
teld, had steeds méér voedsel noodig....
Het werd „overladen".
Heheel Europa geleek op 't laatst één
wuitvat.
Of om meer in den geest des tijds te
blijven - een electrisch geladen batterij.
Slechts ééne kleine stoot, slechts ééne
schok was er noodig, om de uitbarsting te
brengen.
En.... die schok kwam.
De exploisie was ontzettend! ontzettend!
Verre, verre óm zich werkt de uitbar
sting.
Staten en :olkeren worden er in mede-
gesleurd.
Vriendschap en trouw wordt verbroken.
Recht en menschelijkheid verpletterd.
Vreeselijk' is de exploisie!Gansch de
wereld schokt!
O! Reeds léng tevoren dreigde het vrec-
selijke onweder dat Europa zou teisteren,
aan den politieken horizont.
Daar was een donkere lucht, die lood
zwaar neerhing. Daar was een benau
wende atmosfeer en af en toe een dof ge
rommel....
En thans is de bries losgebarsten en
woedt zij in al haar geweldigheid.
Alomme is de bliksem ingeslagen en
laaien de oorlogsvlammen op.
En wij, nuchtere Hollanders, wij staan
nog op een veilig en beschut plekje dat
schouwspel aan te staren.
Wel hooren we 't gerommel van den
donder hier, wel zien we *t weerlicht. Maar
tot op heden blijft de donderbui buiten
onze grenspalen.
Alomme, waar we onze blik werpen, zien
de de schitse oorlogsbliksems langs ons
suizen.
De plompe, doffe kanonmond spreekt....
cn overkljnkt de stem van recht en men
schelijkheid en ook vij hooren hem en
onze bodem trilt.
Het groote, wreede corlogsmonster met
zijn aanhang van bloed, vuur en ellende
trekt Europa door en nog zijn wij ge
spaard gebleven.
En toch staan wij er niet in doffe be
rusting....
God beware ons We hebben ruim ons
deel, onze rc-1, in het groote werelddrama.
On/.e mannen aan de grens ons eco
nomisch raderwerk met één slag 'n stevig
eind achteruit gedraaid..
O! Onze laster zijn groot. Wij maken
moeilijke dagen door.
Maar.... we doen méér!
Kort voor dezen vreeselijken oorlog was
er een smeurvlek op enzen naam gewor
pen. „Barbaarsch Nederland", niet waar?
hettc 't een tijd lang in de pers.
En nu....
Ginds woedt de oorlogsstorm.
Ramp- en smartkreten doorsnijden de
lucht on weerklinken aan alle. kanten. We
duwen en weezen schreien ten hempl om
wraak over zoovéél ellende, als thans het
„beschaafde" Europa te aanschouwen
geeft.
Ginds woedt de oorlog!....
Ginds rennen de massa's voor dood en
vernietiging op elkaar in, in den naam
van den „Haat".
Hier blueit krachtig en schoon: de
„Liefde" op.
We leven mede in den geest, maar God
dank óók daadwerkelijk, met die massa
ellende.
En al wat daar vanuit die volkeren-
massa, door de striemende zweepslag van
het harde noodlot verdreven, gewond en
beroof en van alles verlaten ons landje
binnenvlucht, wordt liefderijk opgenomen,
verpleegd en voortgeholpen.
We zijn geworden het „Lazaret van
Europa".
Ook onze veste hoe kan 't anders
gevoelt den weerslag van den oorlog.
Wij hebben precies 't zelfde als bijna
alle andere plaatsen meegemaakt, en doen
dat nóg!
Daaromtrent uit te wijden is niet noo
dig.
Dag aan dag brengt ons ónze courant
die, ondanks onze moeilijke dagen kranig
haar uitbreidingsprogrem heeft dóórgezet
het plaatselijk nieuws in overvloed.
Ook wij hebben hier die éérste bange
dagen de mobilisatiedagen - meege
maakt.. De tijd van angst en vrees, waar
in de winkels bestormd werden, alsof er
eene hongersnood voor de deur stond. Den
tijd, dat het menschelijk egoïsme alleen
sprak.
En daarna de gezelligheid van een over
volle garnizoenst3d me: een ongewone
stratendrukte.
En met gevulde café's en ontspannings-
lekalen.
Met in de Morschstraat het brandpunt
zelfs kleerenwinkeltjes in zaakjes van
consumptie-artikelen herschapen.
En met een gezellige drukte voor menig
zakenman ook? Al liepen er bij de groote
massa dan ook af en toe de meest fantas
tische oorlogsberichten, ook betreffende
ons landje.
afgeraden zulks te doen, wijl hij, om volledig
te zijn, ook de Belgische, de Franschc, dc
Engelsche, de Oostenrijksche cn de Russisch©
couranten zou moeten filceron, waardoor zijn
winkelkast te klein zou wezen cn hij zou
moeten beginnen met do strooken te laten
wimpelen van zijn vijf verdiepingen hoog huis,
waarvan dan weldra de ramen het daglicht niet
meer zouden doorlaten. Voor dit argument be
zweek hij evenwel niet. Wel had hij oor voor
een ander, n.l. dat men het publiek niet met
zulke lugubere voorstellingen moot overstelpen
en dat men het hem wa- - hijnlijk kwalijk zou
nemen eu zulks vóór zi_toonbank zou laten
bemerken. Zoo gingen de eerste 23 meter in dc
papiermand c*n werd van het voornemen tot
deze afgrijselijke reclame afgezien. Waarmee
dan weer eens bewezen is, dat een goed woord
nog wel eens een goede plaats kan vinden".
Terecht. In den nacht van 22 op 23
October vertoefde twee Belgische dames bij
een inwoonster van Boxtel on werd na hun
vertrek een valies onder het bed gevonden,
dat zaken van groote waarde bevatte; de dames
zeiden dat het valies niet van haar was, maar
dat zij het op het station Vlissingen van een
kende gekregen hadden. Thans is dc cige-
s, een te Vlissingen vertoevende vluchte
linge, ontdekt en door tusschhcnkomst van den
commissaris van politie aldaar werd haar het
valies terug gegeven.
Onder de tram. Toen de 8-jarige J. H.,,
uit de Gashouderstraat, op den Oudendijk*
to Amsterdam op het voorbalcon van een wagen
van lijn 5 wilde springen, viel hij, met liet
gevolg, dat de wielen hem over den rechter
voet reden, welke totaal werd afgesneden.
Per brancard werd hij naar het ziekenhuis
vervoerd.
Gistermorgen sprong bij de halte aan de
Korte Willemstraat te Rotterdam een vrouw
van een wagen van lijn 10, voordat deze geheel
stilstond. Ze kwam te vallen en werd bewus
teloos binnengedragen in dc drogisterij van
v. d. Kamp. Daar werd haar eerste hulp ver
leend. Ernstig aan het hoofd verwond werd
ze per auto-ziekenwagen naar het gasthuis
vervoerd.
Brief met geldswaarden verdwenen. Een
16-jarige bediende van de graanfirma II. cn
v. d. S. te Rotterdam, kreeg gistermorgen van
zijn patroon opdracht om van het postkan
toor een voor deze firma bestemden aunge-
tcekenden* brief af te halen, waarin zich 10
biljetten van f1000, één van f300 en twee van
f 100 bevonden. Nadat hij den aangeteekenden
brief had ontvangen en in zijn binnenzak had
gestoken, bemerkte hij bij den kiosk op het
Beursplein dat de brief uit zijn zak was ver
dwenen.
Geen voetbal op Zondag. De Gemeente
raad van Yeencndaal besloot met 6 togen 4
stemmen, om het voethalspel op Zondag te
verbieden.
Aiitoraobieloiigoluk. Omtrent bet auto
mobielongeluk hij Breda lezen wij nog hek.
volgende in het D. v. d. Br.
Zondagmiddagt was de oud-Brcdenaar K.
automobielröperateur hij do firma M. J. do
Groot Zoon te Tilburg, met de reparatie
auto van zijn patroon voor pleizier uit met
Öeh. wonende onder Prinsenhage. In een
cafe hadden ze nog een Amsterdammer een
.vriend van K. aangetroffen die ook meegere
den was. Van Breda is K. vermoedelijk langs
do Baronielaan naar het Boschhek gereden.
Daar werd afgestapt en wat gedronken. K.
schijnt ei daar nog op gepocht te hebben dat
hij in enkele minuten van Breda naar het
Bóschhek was gereden. Op de Markt van
Princenhage werd wat langzamer gereden. Pas
was de auto in de Liesehboschstraat of de
vaart werd weer aanmerkelijk grooter. K. liet
dc auto rijden zoo hard ze kon.
Bij de boschwachterswoning reed de auto
over het wandelpad en aan do wielsporen was
te zien dat K. eenige malen doch vergeefs ge-*
tracht heeft dc auto op den grooten rijweg tel
brengen. Toen dat niet lukte is bij met volle'
vaart over het wandelpad voortgereden, totdat*
hij naar dc boomenrij, rechts van liet pad,
moest uitwijken voor een wielrijder. K. is toen
te veel naar rechts uitgeweken on dc auto is
met groote kracht tegen een zware boom ge
botst.
Sch. cn de Amsterdammer werden bij do
botsing uit dc auto geslingerd doch bleven on
gedeerd. K. bleef op hoogstens 2 M. van.den
boom liggen. De geneesheer kon slechts don
dood constafeeren.
Doodgeslagen aan boord. Door een stort
zee werd aan boord van de vischsloep Pr. 15
do 53-jarige matroos L. A.'t Hart doogeslagcn.
Het schip heeft te lioek van Holland ligplaats
ge nomen.
En dezer dagen hebben we wéér volop
drukte in onze stad gekregen, öók door
den oorlog.
Maar thans van een heel ander gehalte.
Belgische vluchtelingen.
Ook wij hebben een droevige stoet ia
ons midden gekregen.
Thans betreft het den verjaagden medc-
menscht
Alomme hebben zij in ons middelen een
toevlucht gezocht. Rauw kwam dit brokjo
oorlogsellende in ons midden vallen, als
slechts een zwakke weerspiegeling van wat
ginds geschiedt. Zoo'n stukje werkelijk
heid spreekt méér en duidelijker dan het
roerendste krantenbericht.
Al wat er voor beschikbaar was is ver
anderd in een „Asyl voor dakloozen". Men
moet de lange treinen hebben zien bln-
nenstoomen....
Wonderen zijn in luttele dagen ver
richt....
Leiden kent, in deze moeilijke dagen, als
héél Holland, z'n plicht.
Moge spoedig de zware kruitdamp van
de slagvelden optrekken en wegvagen, cn
de roes van moorden en branden zijn uit-
geronkt.
Dan zullen zeker de nog sidderende vol
keren leering uit dit alles trekken, wan
neer zij de ellende en de rouwe in hun
midden zien.
Moge spoedig ddt komen, waar gansch
de menschheid naar smacht.... de Vredt\
KF.E9.