Tweede Blad LEIDSCHE BEELDEN. Be JAARGANG. No. 1541 Woensdag 4 November 1914 Uit de Pers. Twee elementen. Wij lezen in het „Hsgz.": We hebben thans drie maanden oorlog. Drie maanden van verschrikking en na- melooze ellende, van verwoesting en ver nietiging, van officieele barbaarschheid. Te begrijpen is, dat men bij dit schouw spel telkens weer zich de vraag stelt, of dit alles nu moest gebeuren, of deze we reldoorlog van nooit geziene verwoedheid moest worden ontketend, omdat Oosten rijk en Servië het niet eens waren gewor den hetgeen nog niet hetzelfde is als niet eens konden worden omtrent de voldoening, welke Servië in verband ir^t den moord op den aartshertog-troonopvol ger van de Donau-monarchie schuldig was. Neen, inderdaad, niet om een zaak van zoo weinig, stellig gering internationaal belang is de oorlog uitgebroken. Er zijn in deze zaak twee aanwijsbare en verklaarbare elementen. Het eene is het streven van het Slaven dom naar een expansie, waarmee een sterk en zelfstandig Oostenrijk onbestaanbaar was. Het andere de dagelijks groeiende af gunst van Engeland op Duitschland, dat onder industrieel, commercieel en mari tiem opzicht Groot-Britannië naar de kroon stak, het op sommige punten zelfs overvleugelde. Dit zijn tastbare dingen. Hoezeer men den oorlog ook verfoeit^ men moet erkennen, dat Oostenrijk de Sla- vistische propaganda, in zijn eigen rijk met toenemende driestheid gedreven, niet kon toelaten, een propaganda, welke haar bedenkelijk karakter hieraan ontleende, dat achter de Servische onbeschaamdheid Rusland stond. Engelands deelneming aan den oorlog moge van de toevallige omstandigheid heb ben afgehangen, dat Duitschland de on zijdigheid van België schond, verwonderen behoeft ze niet, als men zich de belangen- verhouding tusschen de beide landen in denkt. En zij is, als we dat woord hier mogen bezigen, meer verantwoord dan die van Frankrijk, dat, alleen door zijn contrac- ttueele verplichtingen jegens Rusland ge- jbonden, maar zonder eenige geestdrift en tegen zijn zin zich in het oorlogsavontuur heeft gestort. De tijd, die, maarschalk der ver delging, ook de heler van alle wonden is, had zijn werk van bevrediging en berus ting verricht, en om den Elzas zou bet. Frankrijk van heden niet mee»- een re vanche oorlog zijn begonnen. Er is tusschen Frankrijk en Duitschland geen rassenstrijd als tuss- hen de Ger- maansche rijken en Rusland, geen sti ij zigheid van belangen als tusschen Enge land en Duitschland. Frankrijk en Duitschland kunnen vreed zaam naast elkander leven, zich ontwik kelen en bloeien. Zij kunnen het niet alleen, zij behooren het te doen in het belang van Europa. Indien deze twee landen elkander \er- flaan, met den eerlijken .wen-wh bo/if ld djn elkaar te eerbiedigen en te steunen, i, menschelijkerwijs gesprok-d, de vreie in Europa verzekerd. Het slavisme is dan machteloos eri En gland, dat- in zijn eilanden afgezonderd heid en met zijn rijke hulpmiddelen steeds een wereld-mogendheid blijft, niet in staat, Duitschland lam te slaan. De vredesvrienden en de anti-oorlogs raad-mannen, die vol brandend verlangen zijn, om voor hun idealen te ijveren, be hoeven slechts te streven naar een goede verstandhouding en vriendschap tusschen Frankrijk en Duitschland, om hun wen- schen de verwezenlijking zoo dicht moge lijk nabij gebracht te zien. Militairisme. Aan een artikel in de „Standaard" ont- leenen we het volgende: Niet ernstig genoeg kan tegen het Mi litairisme gewaarschuwd, dat, bij de Oos- tersche volken van oudsher inheemsch, in de vrije Staten van West-Europa niet thuis hoort. Dit Militairisme komt daaruit op, da: de mannen van het Leger zich beschou wen gaan als van hoogere orde, innemen de een exceptioneele positie, levende onder eigen wet, wapenmacht over anderen uit oefenend, en gerechtigd om, op oen hun eigen manier, hun suprematie voelbaar te maken en te handhaven. In de dagen van de huurlegers was hier geen ontkomen aan, en zelfs in de eerste helft der vorig eeuw kwam het nog her haaldelijk voor, dat op uitgaansdagen, de straten in het avonduur onveilig werden, door bedronken soldaten, die vloekend en tierend de burgers tegen het lijf liepen, en als er ruzie uit kwam, sabel of bajonet trokken. De ouderen van jaren onder ons hebben die hinderlijke tafereelen nog wel bijgewoond. Het was de tijd der snorre- baarden en der roodneuzigen. En waar het aldus onder de gewone manschappen was, had 't leven niet zelden ook onder de officieren een min civiel karakter. Wie bajonet of sabel droeg, beeldde zich in die dagen altoos in, de burgers er onder te moeten houden. Die oud-barbaarsche tijden zijn nu ge lukkig voorbij. Van dronkenschap be speurt men onder de manschappen wei nig meer. Bijna beleefd gaat een soldaat op het troittoir voor een heer of dame uit den weg. En in gewonen vredestijd is nauwelijks eenig spoor meer van de vroe gere opsnijderij te ontwaren. Pluis is 't alles zeker nog lang niet. Vooral in de da gen van mobilisatie, als nu, waarin het militairisme zich uiteraard meer voelt, vaart er soms nog wel eens iets van den ouden geest in den troep. Het vloeken en tieren is van verre niet meer wat 't vroe ger geweest is. Vooral de officiersstand is nobeler van zin geworden. Maar dit neemt toch niet weg, dat er hier en daar nog wel een ouderwetsche vloeker met het commando is belast, en dat ruwheid in taal nog vaak voor kracht doorgaat. Hier tegen moet vooral in zoo ernstige dagen als we thans doorleven, terdege de strijd aangebonden. Een zoo ernstige mobilisa tie als thans plaats heeft, moet voor het leger niet alleen een technisch-bekwa- mend, maar ook een opvoedend karakter dragen. Het kerkgaan moet niet belachen, maar bevorderd. De in-eere-herstelling ring van ontucht moet van hooger hand, van den Zondag moet reg'el zijn. Afwe- gelijk ook nu geschied is, doorgezet. Dc Christelijke Tehuizen moeten steeds meer een eere-instelling worden. Kortom, we moeten in ons Leger van de oude militai re gewoonte af, en aan nobeler toon in gang geven. En het mag dankbaar ge constateerd, dat het Departement van Oor log, al is 't nog geen meester van het ter rein, toch door uitnemende bedoeling ge leid wordt. Moge dit ook van Christelijke zijde gewaardeerd en aangemoedigd wor den. We zijn nog niet waar we wezen moeten, maar we komen toch vooruit. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Motie-Mendels inzake gedwongen ontruiming van woningen. In het afdeelings-verslag betreffende het voorstel van wet van den heer Men- dels ter voorkoming van in de huidige buitengewone tijdsomstandigheden onge- wensihte gedwongen ontruiming van wo ningen, wordt gezegd, dat de gedachte, die aan het wetsontwerp ten grondslag ligt en tot welker verwezenlijking het strekt: zooveel mogelijk te voorkomen, dat in en ten gevolge van de tegenwoordige buitengewone tijden gezinnen, alleen op grond van onvermogen, uit hun wonin gen worden gezet, bij vrijwel alle leden sympathie vond. Sommige leden willen tegelijkertijd een regeling tot hulpverleening in het leven roepen voor de vele personen met kleine inkomens, die wel eigenaar van hun wo ning zijn, maar deze woning zóó zwaar met hypotheek hebben belast, dat de ver plichting om te betalen voor rente en af lossing, hun niet minder drukt dan ande ren de huur. Verwijzende naar hetgeen reeds is en wordt gedaan, om uitzettingen op grond van onvermogen te voorkomen (o. a. het stelsel van huurbons, in Rotterdam ruim toegepast en elders in voorbereiding, een stelsel krachtig bevorderd door het Ko ninklijk Nationaal Steuncomité en finan cieel gesteund door het rijk) vroegen vele leden, of dit zóó onvoldoende is, dalj daardoor maatregelen worden gerecht vaardigd van zoo inbegrijpende aard en van zoo ver strekkende juridische en fi- nantieele gevolgen, als in het ingediende wetsontwerp zijn belichaamd. Ook had het hun teleurgesteld, dat de voorsteUer zich van een gedocumenteer de beschrijving van den bestaanden toe stand zoo goed als geheel had onthouden. Betwijfelen de hier aan het woord zijnde leden, of er voor indiening van een wets ontwerp van deze strekking genoegzaam reden bestond, velen van hen keurden het in het bijzonder af, dat de indiening uit den boezem der Kamer plaats vindt, het parlementair recht van initiatief daarvoor in beweging wordt gezet. Onderwerpen, die voor een noodregeling in aanmerking komen, zullen niet aan de aandacht der regeering zijn ontsnapt en haar stilzitten is dus het resultaat van rijpe overweging Zij zagen in de indiening een critiek op de houding der regeering, een blijk van wantrouwen in hetgeen deze deed en nog zal doen, en van critiek en wantrouwen ten aanzien van de regeering ware het zoo gewenscht zich in deze tijden te ont houden. RECHTZAKEN. Beleedig,ing. De Rechtbank te Rotterdam veroordeel de gisteren het Kamerlid, den heer H. Spiekman, wegens beleediging van den kruidenier Van der Pols in een artikel in het Volksweekblad tot f 100 boete, subs. 10 dagen hechtenis. In oorlogstijd. In deze buitengewone tijden gebeuren er in de wereld een massa buitengewone dingen en ontmoet men ook zeer veel bui tengewone menschcn. Zoo verscheen voor de Bossche recht bank een buitengewoon veldwachter. Deze zijn aangesteld bij gebrek aan marechaus- sées en gewone veldwachters, die onder de wapens zijn vanwege de mobilisatie. Deze veldwachter was herkomstig uit Boe kei, het land van bezembinders en ruile- buiters. Deze buitengewone veldwachter had ook een buitengewoon proces-verbaal opge maakt over een niet minder buitengewoon misdrijf. Laat ik eerst zeggen hoe de man was uitgedost oftewel toegetakeld. Zijn kleeding bestond uit een jas van een in fanterist, een burgerbroek een afgekeur de sabel van de genie met een kwast van een onderofficier der voormalige schutte rij er aan, twee sterren op de kraag, en een pet op van een tramconducteur. Hij had een ruilebniter verbaliseerd, die op buitengewone wijze aan het sprokke len was geweest. Hij had namelijk palen en een houten hek van een weide gesprok keld. In gewone taal rangschikt het wet boek van Strafrecht dergelijke buitenge wone sprokkelarij onder diefstal. Maar de veldwachter had ook een bui tengewoon proces-verbaal. Dit proces was namelijk opgemaakt door een ambtenaar van de secretaire uit Boekei en deze veld wachter had het stuk geteekend zonder eigenlijk te weten wat er in stond. Dit bleek ter zitting, toen de veldwachter haast zijn ooren niet kon gelooven bij het vernemen wat er de secretaire ambtenaar zoo allemaal had ingezet. Veel te veol. De president glunderde om het geval en zei, dat een buitengewone veldwachter wel buitengewone dingen mag doen, maar hij moet het toch niet te bont maken. De ruilebuiter bleef er bij, dat het maar hout sprokkelen was geweest, al waren de palen die hij gesprokkeld had, dan ook zoo dik als een been. De officier ging met 's mans opvatting niet mee en eischte wegens diefstal een geldboete van zes gulden of twaalf dagen hechtenis. Try gesproken. J. H. II. C. werd door den krijgsraad te Den Bosch veroordeeld tot vier jaar gevan genisstraf met vervallenverklaring van den militairen stand ter zake dat hij te Hocns- broek zijn broeder zoodanig met de bajonet in de borst zou hebben geatoken, dat deze daaraan overleed. Beklaagde berustte in dit vonnis. Dc advocaat-fiscaal kwam echter bij het Hoog Militair Gerechtshof in hooger be roep en eiachtc zes jaar gevangenisstraf met instandhouding overigens van het beroepen vonnis, maar met verbetering van de om schrijving. Het Hoog Militair Gerechtshof sprak be klaagde nu echter vrij, daar het 't ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen achtte. Beklaagde werd onmiddellijk in vrij heid gesteld. Auto-aauryding. Het Hoog Milirair Gerechtshof veroordeelde den luitenant-vliegenier L. F. E. Coblijn tot een maand hechtenis, wegens het op den Amersfoortschcn weg roekeloos aanrijden met een auto v; i een op een auto gezeten apo- thekerskneeht, dat deze daardoor zoodanig letsel opliep, dat hij voor 20 a 25 pet. invalide zal blijven. De krijgsraad te Arnhem had hem veroordeeld tot 2 maanden hechtenis en een geldboete van f25. Onmiddellijk na de uit spraak werd de veroordeelde naar het huis van bewaring te Utrecht overgebracht. „Tfldgecst". Voor de eerste maal werd berecht de onlangs door N. V. „Dc Tijdgeest" ingevoerde gewijzig de tijdgcest-prcmie-ohligatie. Na gelijkluidend requisitoir van den ambtenaar van het O. M. heeft de kantonrechter te Zwolle beklaagde van allo rechtsvervolging ontslagen bij vonnis van 24 Oct. 1914. Als raadsman van beklaagde trad op mr. M. M. v. Velzen, advocaat te Schiedam. Gemengde berichten. Massale doodenrit. „In een der bladen", zegt dc Amst. Brielscbrijver in „De Residentie bode", „werd onlaoes de opmerking gemaakt, dat het voor voorname personen in deze dagen de moeite niet waard is om dood te gaan, daar er door het publiek schier geen nota van wordt genomen. De dagbladen laten zich niet onbetuigd en komen hunne veiplichtingen als doodsoankondigers en lijkredenaar» getrouw na; maar de lezers zien er niet veel heil in om zich lang niet één doode bezig te houden, nu er elders, behalve het gewone contingent slachtoffers van den doods-engel, één per seconde, nog een extra-hoeveelheid door den krijgsgod worden afgeleverd aan de eeuwigheid Om dit eens te laten zien had een sigaren winkelier, bij wien ik nu en dan vóór de t>onbank kom, een partijtje Duitscheoouranten gekocht en daaruit de doodenlijsten van het slagveld bijeengeknipt. Hij had de kolommen aan elkaar geplakt cn zoo w as een lint ontstaan van circa 23 meters lengte, geheel met kleine gothieke lettertjes dicht bedrukt; hij wilde dit lint over de lichtbaar van zijn winkelkast hangen in slingers en er dan bijzetten„De Duitsche oogst van één dag". Dat zou bekijk geven, meende hij, en hij wilde dan iederen XI. Moeilijke dagen. Het meest ontzettende en omvangrijke drama dat de menschheid ooit gekend heeft is zieli aan het afwikkelen op het groote wereldtooneel. Het groote werelddrama. Het bloed van vele menschenwezens kleurt de slagvelden. Half-wilden en inboorlingen zijn opge- ïoepen om mede „Europa te gaan bescha ven". Vele rassen spelen mede in het ont vettende treurspel der volkeren. ,.Een werelddrama" zeiden we. En inderdaad! Elk der medespelenden kende z'n rol lang te voren. En toch stond men nog verbaasd, dat zóó plots het schelm opging. Het voorspel Was reeds begonnen voor een der mede- spelenden eigenlijk wist, dat 't zoo aan stonds z ij n beurt zijn zou. Wel hen, die toeschouwer kunnen blij ven. Jaar op jaar wapenden de Staten zich méér. oorlogsbegrooting was een „bodem loze put" geworden. Da's Militair", het monsterkindje van ■vader Staat" werd steeds méér vertroe teld, had steeds méér voedsel noodig.... Het werd „overladen". Heheel Europa geleek op 't laatst één wuitvat. Of om meer in den geest des tijds te blijven - een electrisch geladen batterij. Slechts ééne kleine stoot, slechts ééne schok was er noodig, om de uitbarsting te brengen. En.... die schok kwam. De exploisie was ontzettend! ontzettend! Verre, verre óm zich werkt de uitbar sting. Staten en :olkeren worden er in mede- gesleurd. Vriendschap en trouw wordt verbroken. Recht en menschelijkheid verpletterd. Vreeselijk' is de exploisie!Gansch de wereld schokt! O! Reeds léng tevoren dreigde het vrec- selijke onweder dat Europa zou teisteren, aan den politieken horizont. Daar was een donkere lucht, die lood zwaar neerhing. Daar was een benau wende atmosfeer en af en toe een dof ge rommel.... En thans is de bries losgebarsten en woedt zij in al haar geweldigheid. Alomme is de bliksem ingeslagen en laaien de oorlogsvlammen op. En wij, nuchtere Hollanders, wij staan nog op een veilig en beschut plekje dat schouwspel aan te staren. Wel hooren we 't gerommel van den donder hier, wel zien we *t weerlicht. Maar tot op heden blijft de donderbui buiten onze grenspalen. Alomme, waar we onze blik werpen, zien de de schitse oorlogsbliksems langs ons suizen. De plompe, doffe kanonmond spreekt.... cn overkljnkt de stem van recht en men schelijkheid en ook vij hooren hem en onze bodem trilt. Het groote, wreede corlogsmonster met zijn aanhang van bloed, vuur en ellende trekt Europa door en nog zijn wij ge spaard gebleven. En toch staan wij er niet in doffe be rusting.... God beware ons We hebben ruim ons deel, onze rc-1, in het groote werelddrama. On/.e mannen aan de grens ons eco nomisch raderwerk met één slag 'n stevig eind achteruit gedraaid.. O! Onze laster zijn groot. Wij maken moeilijke dagen door. Maar.... we doen méér! Kort voor dezen vreeselijken oorlog was er een smeurvlek op enzen naam gewor pen. „Barbaarsch Nederland", niet waar? hettc 't een tijd lang in de pers. En nu.... Ginds woedt de oorlogsstorm. Ramp- en smartkreten doorsnijden de lucht on weerklinken aan alle. kanten. We duwen en weezen schreien ten hempl om wraak over zoovéél ellende, als thans het „beschaafde" Europa te aanschouwen geeft. Ginds woedt de oorlog!.... Ginds rennen de massa's voor dood en vernietiging op elkaar in, in den naam van den „Haat". Hier blueit krachtig en schoon: de „Liefde" op. We leven mede in den geest, maar God dank óók daadwerkelijk, met die massa ellende. En al wat daar vanuit die volkeren- massa, door de striemende zweepslag van het harde noodlot verdreven, gewond en beroof en van alles verlaten ons landje binnenvlucht, wordt liefderijk opgenomen, verpleegd en voortgeholpen. We zijn geworden het „Lazaret van Europa". Ook onze veste hoe kan 't anders gevoelt den weerslag van den oorlog. Wij hebben precies 't zelfde als bijna alle andere plaatsen meegemaakt, en doen dat nóg! Daaromtrent uit te wijden is niet noo dig. Dag aan dag brengt ons ónze courant die, ondanks onze moeilijke dagen kranig haar uitbreidingsprogrem heeft dóórgezet het plaatselijk nieuws in overvloed. Ook wij hebben hier die éérste bange dagen de mobilisatiedagen - meege maakt.. De tijd van angst en vrees, waar in de winkels bestormd werden, alsof er eene hongersnood voor de deur stond. Den tijd, dat het menschelijk egoïsme alleen sprak. En daarna de gezelligheid van een over volle garnizoenst3d me: een ongewone stratendrukte. En met gevulde café's en ontspannings- lekalen. Met in de Morschstraat het brandpunt zelfs kleerenwinkeltjes in zaakjes van consumptie-artikelen herschapen. En met een gezellige drukte voor menig zakenman ook? Al liepen er bij de groote massa dan ook af en toe de meest fantas tische oorlogsberichten, ook betreffende ons landje. afgeraden zulks te doen, wijl hij, om volledig te zijn, ook de Belgische, de Franschc, dc Engelsche, de Oostenrijksche cn de Russisch© couranten zou moeten filceron, waardoor zijn winkelkast te klein zou wezen cn hij zou moeten beginnen met do strooken te laten wimpelen van zijn vijf verdiepingen hoog huis, waarvan dan weldra de ramen het daglicht niet meer zouden doorlaten. Voor dit argument be zweek hij evenwel niet. Wel had hij oor voor een ander, n.l. dat men het publiek niet met zulke lugubere voorstellingen moot overstelpen en dat men het hem wa- - hijnlijk kwalijk zou nemen eu zulks vóór zi_toonbank zou laten bemerken. Zoo gingen de eerste 23 meter in dc papiermand c*n werd van het voornemen tot deze afgrijselijke reclame afgezien. Waarmee dan weer eens bewezen is, dat een goed woord nog wel eens een goede plaats kan vinden". Terecht. In den nacht van 22 op 23 October vertoefde twee Belgische dames bij een inwoonster van Boxtel on werd na hun vertrek een valies onder het bed gevonden, dat zaken van groote waarde bevatte; de dames zeiden dat het valies niet van haar was, maar dat zij het op het station Vlissingen van een kende gekregen hadden. Thans is dc cige- s, een te Vlissingen vertoevende vluchte linge, ontdekt en door tusschhcnkomst van den commissaris van politie aldaar werd haar het valies terug gegeven. Onder de tram. Toen de 8-jarige J. H.,, uit de Gashouderstraat, op den Oudendijk* to Amsterdam op het voorbalcon van een wagen van lijn 5 wilde springen, viel hij, met liet gevolg, dat de wielen hem over den rechter voet reden, welke totaal werd afgesneden. Per brancard werd hij naar het ziekenhuis vervoerd. Gistermorgen sprong bij de halte aan de Korte Willemstraat te Rotterdam een vrouw van een wagen van lijn 10, voordat deze geheel stilstond. Ze kwam te vallen en werd bewus teloos binnengedragen in dc drogisterij van v. d. Kamp. Daar werd haar eerste hulp ver leend. Ernstig aan het hoofd verwond werd ze per auto-ziekenwagen naar het gasthuis vervoerd. Brief met geldswaarden verdwenen. Een 16-jarige bediende van de graanfirma II. cn v. d. S. te Rotterdam, kreeg gistermorgen van zijn patroon opdracht om van het postkan toor een voor deze firma bestemden aunge- tcekenden* brief af te halen, waarin zich 10 biljetten van f1000, één van f300 en twee van f 100 bevonden. Nadat hij den aangeteekenden brief had ontvangen en in zijn binnenzak had gestoken, bemerkte hij bij den kiosk op het Beursplein dat de brief uit zijn zak was ver dwenen. Geen voetbal op Zondag. De Gemeente raad van Yeencndaal besloot met 6 togen 4 stemmen, om het voethalspel op Zondag te verbieden. Aiitoraobieloiigoluk. Omtrent bet auto mobielongeluk hij Breda lezen wij nog hek. volgende in het D. v. d. Br. Zondagmiddagt was de oud-Brcdenaar K. automobielröperateur hij do firma M. J. do Groot Zoon te Tilburg, met de reparatie auto van zijn patroon voor pleizier uit met Öeh. wonende onder Prinsenhage. In een cafe hadden ze nog een Amsterdammer een .vriend van K. aangetroffen die ook meegere den was. Van Breda is K. vermoedelijk langs do Baronielaan naar het Boschhek gereden. Daar werd afgestapt en wat gedronken. K. schijnt ei daar nog op gepocht te hebben dat hij in enkele minuten van Breda naar het Bóschhek was gereden. Op de Markt van Princenhage werd wat langzamer gereden. Pas was de auto in de Liesehboschstraat of de vaart werd weer aanmerkelijk grooter. K. liet dc auto rijden zoo hard ze kon. Bij de boschwachterswoning reed de auto over het wandelpad en aan do wielsporen was te zien dat K. eenige malen doch vergeefs ge-* tracht heeft dc auto op den grooten rijweg tel brengen. Toen dat niet lukte is bij met volle' vaart over het wandelpad voortgereden, totdat* hij naar dc boomenrij, rechts van liet pad, moest uitwijken voor een wielrijder. K. is toen te veel naar rechts uitgeweken on dc auto is met groote kracht tegen een zware boom ge botst. Sch. cn de Amsterdammer werden bij do botsing uit dc auto geslingerd doch bleven on gedeerd. K. bleef op hoogstens 2 M. van.den boom liggen. De geneesheer kon slechts don dood constafeeren. Doodgeslagen aan boord. Door een stort zee werd aan boord van de vischsloep Pr. 15 do 53-jarige matroos L. A.'t Hart doogeslagcn. Het schip heeft te lioek van Holland ligplaats ge nomen. En dezer dagen hebben we wéér volop drukte in onze stad gekregen, öók door den oorlog. Maar thans van een heel ander gehalte. Belgische vluchtelingen. Ook wij hebben een droevige stoet ia ons midden gekregen. Thans betreft het den verjaagden medc- menscht Alomme hebben zij in ons middelen een toevlucht gezocht. Rauw kwam dit brokjo oorlogsellende in ons midden vallen, als slechts een zwakke weerspiegeling van wat ginds geschiedt. Zoo'n stukje werkelijk heid spreekt méér en duidelijker dan het roerendste krantenbericht. Al wat er voor beschikbaar was is ver anderd in een „Asyl voor dakloozen". Men moet de lange treinen hebben zien bln- nenstoomen.... Wonderen zijn in luttele dagen ver richt.... Leiden kent, in deze moeilijke dagen, als héél Holland, z'n plicht. Moge spoedig de zware kruitdamp van de slagvelden optrekken en wegvagen, cn de roes van moorden en branden zijn uit- geronkt. Dan zullen zeker de nog sidderende vol keren leering uit dit alles trekken, wan neer zij de ellende en de rouwe in hun midden zien. Moge spoedig ddt komen, waar gansch de menschheid naar smacht.... de Vredt\ KF.E9.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1