Tweede Blad
in 's levens maalstroom.
0e JAARGANG.
No. 1537
3)e ^idóolic (Bou/cmit
Vrijdag 30 October I9I4.
Uit de Pers.
De uitgewekenen.
Het Huisgezinschrijft:
Geleidelijk, keeren de Belgische uitgeweke
nen naar hun land terug.
Zoo vlug als de intocht, die een panische
vlucht was, kan de uittocht niet gaan.
Er zullen weken mee gemoeid zijn eer do
honderdduizenden naar hun haardsteden
zijn teruggekeerd.
Maar de schrik is tot staan gekomen. Het
gezond verstand heeft zijn echten herno
men. Het doellooze leegloopen wordt tot een
last. De wensch naar de eigen haardstede
komt sterker op. Het woord der voorgangers
mist zijn invloed niet.
Al deze factoren werken.
Een extra-aandrang onzerzijds kan dus
worden gemist. En hij blijft te beter achter
wege, omdat hij, uit hoe goede bedoelingen
ook voortspruitend, allicht verkeerd zou
worden uitgelegd. Als een wensch om van
de vreemdelingen, die ons tot last zijn, hoe
eer hoe liever ontslagen te worden.
Ons mededoogen mag nfet in dat licht
verschijnen, hetwelk er allen glans aan z u
ontnemen.
Wat wij voor de Belgen hebben gedaan
is geen plotselinge opwelling geweest, geen
itroovuuntje.
En tegen zijn zin behoeft geen enkel uit
gewekene terug te keeren.
Y\ ant men vergcte toch niet, dat tiendui
zenden voorshands niet naar hun land
terug kunnen.
De ellendigen, die ziek en berooid zijn,
zij, die hun huis en hof hebben verloren, die
hun kostwinner door dood of gevangen
schap of interneering kwijt zijn; die ojj
terugkeer in Duitsche gevangenschap zou
den geraken.
Voor een groot aantal vrouwen en kinde
ren vooral zal ons land voorloopig, mis
schien nog geruimen tijd, de eenige schuil
plaats blijven.
Wij kunnen en willen en mogen die ni?t
van ons afstooten.
Ze hebben zich aan ons medédoogen over
gegeven.
Hun vertrouwen mag en zal niet be
schaamd worden.
Laat, indien in hun bedroefd-angstige zie
len twijfel mocht rijzen, het geruststellende
woord luide worden gesproken, dat de
zorg voor hen ons heilig is.
Laten de economen rekenen en cijferen,
de christelijke liefde zal voor hen brood en
kleeding weten te vinden en een teed'-r
woord voor hun gefolterd gemoed.
Wat wij in zóó droevige omstandigheden
zouden wenschen dat ons geschiedde, zullen
wij den naaste, die reeds zóóveel missen
moet, niet willen onthouden.
De nieuwe minister van Landbouw.
Het „Vaderland" concludeert uit een kor
te beschrijving van den persoon, van den
nieuwen Minister en den door Ii-m ver-
richtte arbeid:
,,Kan men dus van zijn optreden als mi
nister de beste verwachtingen koesteren, het
blijft natuurlijk een open vraag of hij niet
alleen nu, in den tijd dat de Tweede Kamer
bij uitstek meegaand is, maar ook later als
rustiger tijdperk aanbreekt, wat voor een
minister in de politieke arena met onrusti
ger tijdperk gelijk staat, zijn man voldoen
de zal kunnen staan. Politieke ervaring
mist hij toch geheel, maar... dit kan soms
ook een voordeel zijn.
De nieuwe minister behoort tot de vrij
zinnig-democratische partij, en is herhaal
delijk voor een Kamer-candidatuur aange
zocht, maar heeft die steeds geweigerd.
Wij spreken den wensch uit, dat hij in
alle opzichten zal blijken the right man te
zijn."
Politieke ervaringen mist hij., en minister
Bertling is afgetreden om plaats te maken
voor een op politiek terrein meer ervaren
man.
De „Nieuwe Crt." schrijft o.m.:
Moge de heer Posthuma parlementaire
ervaring missen nu de afdeeling Arbei
dersverzekering, welker leiding aan zooda
nige ervaring het meest behoefte heeft, in
handen van den nieuwen minister van Fi
nanciën blijft, is er geen reden om zich over
dit gemis bij voorbaat te verontrusten.
Daaraan zal overigens in hooge mate wor
den tegemoetgekomen door de bijzondere
gave om zijn gedachten te formuleeren en
zijn meening duidelijk en bondig uiteen te
zetten, welke hij in menige vergadering
heeft getoond.
Met vertrouwen zien wij minister Posthu
ma op een voor het land gewichtig oogea-
blik plaats nemen in het bewind, aan het
hoofd van een departement, van welks lei
ding en werkzaamheid voor het behoud en
het herstel van de welvaart der natie zoo
veel afhangt.
Landbouw.
Het „Huisgezin" schrijft:
De nieuwe minister van Landbouw is
een landbouwdeskundige.
De eerste.
Veegens, Talma, Treub waren zeer
knappe ministers, maar van landbouw
wisten ze niets.
De nieuwe minister zal van politiek niet
veel afweten, maar weet zooveel te meer
van den landbouw.
Nu de arbeidersverzekering van het de
partement van Landbouw is losgemaakt,
is onwetendheid in de politiek niet alleen
dubbel verschoonbaar, eer een aanbeve
ling.
Het departement kan op een zuiver zake
lijk beheer rekenen.
Nijverheid en Handel maken ook deel
uit van het departement, maar de Land
bouw, zoo lang verwaarloosd en als stief
kind bejegend, heeft toch den voorrang.
Er is aan den landbouw nog zooveel goed
te maken, vooreerst, en op de tweede plaats
moet er voor gewaakt, dat de landbouw,
en de landbouwer, niet in den druk gera
ken bij wat in deze bange dagen, immers
in het algemeen belang, wordt verordend.
Den boer zijn rogge tegen een bepaalden
px'ijs afnemen en voor zijn zuivelproducten
een maximum prijs vaststellen, kan nood
zakelijk zijn.
Maar defi boer noodzaken, ander vee
voeder te koopen tegen zoo hoogen prijs
dat hij er met zijn producten niet uit kan,
is nooit goed te praten.
Het behoud van den landbouw en den
landbouwer is een levensbelang voor de
maatschappij.
De nieuwe minister zal voor dit belang
een open oog toonen. Hij kent het, hij
ziet het, en behoeft zich niet te verlaten
op adviseurs, wier inzichten met elkaar
in botsing komen.
De benoeming van den heer Posthuma
mag dus voor den landbouw, niet alleen
voor deze dagen, een geruststelling wor
den genoemd, als men liever niet van een
triomf wil spreken.
Middenstands-brieven.
II.
De resultaten, door een krachtige actie
voor de R.-K. Middenstandsorganisatie be
reikt, zijn zeer bevredigend te noemen,
't Ligt voor de hand, dat eerst het oog werd
gericht op de centra's van handel en in
dustrie, de groote steden. Vooral vond die
actie een krachtigen ruggesteun in net
warm tintelend woord van den eminenten
Robert Regout op den Delftschen katholie
kendag tot den middenstand gesproke-i,
waarin een krachtige opwekking lag t*n
niet langer te dralen en den middenstand
in het Bisdom Haarlem werd beduid, dat
hij alleen dan wat tot stand kan brengen,
als door nauwe aansluiting, door gezonde
organisatie van de massa; langs juist uit
gestippelde lijnen van weten-wat-men-
wilde, een macht zoude worden gescna-
pen, waarmede in de toekomst rekening
moest worden gehouden. Nog klinken in
onze ooren de salvo's van instemming
waarmede de vergaderden deze nieuwe
denkbeelden begroetten. En toen daarna
Mgr. den Bisschop van Haarlem den mid
denstand het „Vereenigt u" toeriep en
uitsprak dat het de wensch van Z. D. H.
was, dat nu niet langer werd gedraald,
was voor goed bij velen de overtuiging
gerijpt, dat langer wachten weinig blijk
zou geven van geloof aan eigen kracht,
en van uit die overtuiging rijpten de plan
nen, en, besproeid met den dauw van
's Bisschops zegen, werden deze tot daden
die den Roomschen middenstand ten zegen
zouden strekken. En langzamerhand re
zen de Middenstandsvereenigingen in de
volle glorie van hun jonge frischheid als
uit den grond en schakelden zich tot een
Bond in het Bisdom Haarlem. Steden en
dorpen schaarden zich allengskens om
den Diocesanen Banier, waarop met gul
den letteren was geschreven het princiep,
het beginsel van het Roomsch-zijn, waar
in kracht zou worden gevonden voor den
moeilijken strijd, waaraan al de daden,
die men zou stellen, moesten worden ge
toetst. Immers, levende door en arbeiden
de voor dat beginsel, zouden niet alleen
de stoffelijke belangen worden behartigd,
doch ook de geestelijke.
En met warme belangstelling werden de
nieuwe idée's ontvangen; de geesten wer
den ontvankelijk voor de goede beginselen
en daden werden gesteld. De dageraad van
een nieuw zonnig leven voor den midden
stand brak door de wolken. Een strijd
moest door velen gestreden tegen de in
geroeste neutrale sleur waarin zij zoo
lang hadden geleefd. Doch het waren man
nen van zaken, die slechts kort beraadden
en ten slotte kozen wat het zwaarste woog.
Zóó was het mogelijk, dat de jonge orga
nisatie krachtig wies tot een boom, die zijn
takken uitspreidt over ons gansche Dio
cees. Een organisatie, die niet slechts
zichzelve krachtig ontwikkeld, maar
tevens den strijd aanbindt tegen den neu
tralen geest, die vele onzer middenstanders
bezielt, aanvankelijk uit niet beter weten,
doch ook uit menschelijk opzicht. Juist
dat is zulk een machtige factor in ons
Hanze-leven: De kracht gevoelen om rnet
die oude inzichten te breken; den moed be
zitten voor zijn overtuiging een offer te
brengen en zijn krachten te geven aan den
opbouw van eigen huis, waarin te leven als
broeders* van één beginsel, naast verhef
fing van zijn stand, ook de uit dat beginsel
voortkomende levensinzichten bijbrengt.
De kern van het Roomsche vereenigings-
leven ligt dieper dan het betalen van zijn
paar gulden contributie of een vergadering-
bezoek. In den omgang met zijn geloofsge-
nooten rijpt meer en meer de moed voor
zijn overtuiging uit te komen, de durf zich
in het openbaar te wijden aan alles wat
in nauw verband staat met de werken des
geloofs, de plicht zich in veel te beteugelen
en de vreugd de zwakkeren te steunen.
Want dat is ontegenzeggelijk waar: Lid te
zijn van een Roomsche Hanze heeft reeds
velen er toe gebracht deel te nemen aan
het katholiek openbaar leven, heeft menig
een de plaats in het maatschappelijk le
ven gegeven, waarin hij in staat is, wat in
zijn beginsel leeft, in daden om te zetten.
De geschiedenis is nog wel jong, doch kan
reeds spreken van mannen, die voor Kerk
en Staat steunpilaren zijn en tevens een
roem voor hun stand, een levend getuige
nis, dat ook in den middenstand leven
mannen, die bezitten een rotsvast geloof,
een krachtig initiatief in het bestuur van
hun zaak, eigenschappen, ook voor het
openbaar leven van groote beteekeuis.
HANS VAN LEIDEN.
Onderwijs.
Vervroegde voorschot op de Rijksbijdrage
over 1914.
In het „Huisgezin" schrijft mgr. A. F.
Diepen:
Teneinde tegemoet te komen in de finan-
cieele moeilijkheden van schoolbesturen,
die door de huidige tijdsomstandigheden
dringend behoefte aan kasgeld hebben, is
bij koninklijk besluit van 6 October j.l.,
dat inmiddels in werking is getreden, be
paald, dat aan schoolbesturen, die een
daartoe strekkend verzoek aan den minis
ter indienen, reeds thans, in plaats van
in Februari 1915, een voorschot op dc
Rijksbijdrage over 1914 kan worden ver
leend.
Deze maatregel der regeering zal door
onze schoolbesturen zeer zeker op prijs ge
steld worden.
Zij behooren echter, alvorens tot zulke
aanvragen over te gaan, wel te bedenken,
dat zij eerlijkheidshalve daartoe alleen da.a
moeten besluiten, indien de huidige om
standigheden een dringende behoefte aan
kasgeld voor hen teweeg brachten.
Daardoor toch onderscheidt zich deze ver
vroegde uitkeering van die, welke sedert
1910, in Februari van ieder jaar werd mo
gelijk gemaakt, dat de laatste gegrond was
op een algemeen erkenden toestand, die
-lus voor elk bestuur geldend was, terwijl
deze vervroegde uitkeering een geval ver-
lenders telt van bijzondere noodzakelijkheid,
geboren uit de huidige omstandigheden.
Daarom ook moet in de aanvrage uit
drukkelijk vermeld worden „waarom en
in hoeverre dringend behoefte aan kasgeld
bestaat", en is het te venvachten, dat de
minister, indien die behoefte niet voldoen
de blijkt of niet voldoende uit de huidige
tijdsomstandigheden gemotiveerd wordt,
op het verzoek afwijzend zal beschikken.
Wie zich zelf anders redden kan, make
geen gebruik van de thans geboden regee-
ringshulp, doch wachte tot Februari a.s.
met zijn aanvrage om voorschot.
De tekst van het K. B. is opgenomen in
de „Staatscourant" 243 en overgenomen
in de „Kath. School" en het „Kath.
Schoolblad" van 22 October j.l.
Hoe de H. Vader leeft.
Naar wij vernemen heeft Z. H. Paus Be-
nedictus XV in het Vaticaan dezelfde ver
trekken op de derde verdieping in gebruik
genomen, welke Z. H. Paus Pius X z.g.
bewoonde. De buitendeur, die naar de
Loggia voert, blijft gesloten, de toegang
binnen leidt over een ijzeren wenteltrap,
beginnende bij de tweede verdieping ach
ter de ontvangkamers. De particuliere
vertrekken bestaan uit vier eenvoudig-
deftig gemeubileerde kamers: een voorka
mer, de ontvangzaal, de eetzaal en de
slaapkamer. De geheele overige reeks ver
trekken, welke daarbij aansluiten, fs
voorloopig onbewoond; vermoedelijk wor
den verscheidene dezer kamers ingericht
tot woning voor den dienstdoenden geheim-
kamerheer, Mgr. Migone.
De H. Vader staat zeer vroeg op: des
zomers en des winters om 5 uur. Dan kleedt
Z. H. zich, geholpen door zijn kamerdie
naar Mariano Fagiano. Deze dient reeds
lang zijn meester getrouw, en al vanaf den
tijd, dat Mgr. Delia Chiesa substituut-
Staatssecretaris was. De tot nu toe gebrui
kelijke kleeding der kamerdienaars, een
lange violette toog met roode mouwopsla
gen, is door Paus Benedictus XV afge
schaft; Mariano bedient in zwarten rok
met witte passementen, en voor de Scopinl
Segreti, die de mindere diensten in de
pauselijke vertrekken verrichten, is in
plaats der soutane de uniform van lakei
ingevoerd.
Precies om zes uur begeeft de Heilige
Vader zich naar zijn particuliere kapel op
dc tweede verdieping, waar Z. II. met as
sistentie van een der leden van de-hofhou
ding, Mgr. Bianchi of Mgr. Gianni, liet
H. Misoffer opdraagt. Gewoonlijk is er
dan een of ander familielid of een bevoor
rechte persoon tegenwoordig, om uit de
hand van Christus' Stedehouder de II.
Communie te ontvangen. Nadat de Paus
nog een II. Mis van dankzegging heeft
bijgewoond, gebruikt hij het ontbijt en
brengt daarna eenigen tijd in breviergebed
door. Om even na achten zit hij reeds in
den leuningstoel van zijn privaat-boekerij,
om de gewichtigste der ingekomen corres
pondenties zelf te lezen. Het is hetzelfde
vertrek op de tweede verdieping, waarin
Paus Pius X zijn bijzondere audiën
ties gaf.
Om 9 uur laat de kardinaal-staatssecre-
tarist zich hier aandienen. Nadat deze zijn
mededeelingen heeft gedaan, welke meestal
een uur in beslag nemen, beginnen de
particuliere audiënties. Paus Benedictus
XV heeft, op vorbeeld van Paus Leo XIII,
de anticamera weer laten inrichten, d. w.
z. in de drie voorzalen, welke naar de
eigenlijke ontvangkamers voeren, houden
de pauselijke gendarmen wacht: een piket
Palatijnsche garden onder bevel van een
officier en een piket edelwachten voor
den eeredienst.
De volgende geestelijke kamerheeren, die
het grootste vertrouwen des Pausen ge
nieten, heeft Z. H. in hun ambt bevestigd:
Mgr. Caccia-Dominioni, schenker, en Mgr.
graaf Arborio Mella di St. Elia, gezant
schapssecretaris. Voorts benoemde hij:
Mgr. Migone, met wien hij reeds vroeg
vriendschapsbetrekkingen' onderhield en
die hem als secretaris naar Bologna ver
gezelde, en Mgr. Rudolf Gerlach, uit Beie
ren, kloederen-bewaarder, met wien de
Paus ongeveer veertien jaar geleden op
de adellijke priesteracademie kennis
mankte.
Na de particuliere audiënties leidt de
Maestro di Camera, Mgr. de Zamper, den
H. Vader door de reeks pronkkamers,
waar religieuzen rnet haar leerlingen,
geestelijken met hun eerste-communican-
ten of vormelingen-deputaties uit het
aartsdiocees Genua of Bologna enz. zijn
zegen afwachten. Van buitenlandsch of
pelgrimsbezoek is in dezen oorlogstijd
geen sprake.
Tegen half twee gebruikt Z. H. het mid
dagmaal, en, naar het voorbeeld van Paus
Leo XIII, geheel alleen, waarbij zijn ka
merdienaar hem bedient. Dit is de eenige
tijd, welke den Paus overblijft, om zich
met zijn broeder, den admiraal, of met
een ander familielid te onderhouden. Alle
andere uren van den dag zijn bezet.
Na het middagmaal trekt de Paus zich
terug voor het gebed, en tegen 3 uur maakt
hij, wanneer het weer het toelaat, een rij
toer in den tuin van het Vaticaan. Otn
vier uur beginnen wederom de bezoeken,
die soms tot 9 uur 's avonds voortduren.
Eerst na het avondeten vindt de Paus
tijd, aan zijn eigen aangelegenheden te
denken. Te middernacht staakt Z. H. den
arbeid om zich ter ruste le leggen. Daar
hij gewoon is, alles zelf te doen, heeft hij
terstond na zijn verkiezing eigenhandig
de telegramformulieren ingevuld, waarbij
hij zijn verheffing op den Stoel van Pe
trus aan de gekroonde hoofden mededeel
de. Met het schrijven van autogrammen
gaat hij evenwel spaarzamer om dan zijn
voorganger. Den kamerheeren is ten zeer
ste op het hart gedrukt er op te letten, dat
niemand, die in audiëntie wordt ontvan
gen, onder zijn kleed of soutane een ver
zoekschrift, of plaat verbergt, waarvoor hij
naar de handteekening van den Paus sol
liciteert. „Tijd."
FEUILLETON.
(Het auteursrecht vau dozo vertaling is
voorbehouden).
't Is wel mogelijk, vrouw Galin,
ïeide zij na een oogenblik te hebben nage:
dacht, ik heb er ook over gedacht; maar
daar zit nog iets tusschen, ziet ge... Welke
vader maakt zich zoo van zijn vrouw en
tijn kind af?
Zij keken elkaar verbaasd aan.
Wie zegt u, dat Jiij er zich van heeft
willen afmaken, zeide de waschvrouw, die
op haar denkbeeld terugkwam. Hij heeft
toch een telegram gezonden, om te vra
gen, wat er van haar geworden was. Dat
doet toch geen man, die zich stil wil ver
wijderen.
Een aardig telegram! riep juffrouw
Tarrot smalend uit. Betaald antwoord,
bureau restant. Bureau res
tant, begrijpt gij! Geen adres.
Als hij pas des morgens was aange
komen had hij misschien nog geen hotel,
die rnan, zeide vrouw Galin, die het er op
gezet had, hem te verdedigen.
Dat is zijn zaak. Als hij op de zijnen
gesteld was, was het aan hem om naspo
ringen te doen; dat is mijn meening. En
wilt gij er nu alles van weten. Welnu, de
arme vrouw wist wel, waaraan zich te
houden, en zij is van verdriet gestorven.
Van verdriet, herhaalde de wasch
vrouw ongeloovig. Heeft de dokter niet ge-
*ogd, dat zij overleden was aan een slag
aderbreuk?
Juist; en 't is van verdriet dat men
een slagaderbreuk krijgt. In mijn vak
moet men wel zoo'n beetje van de genees
kunde weten, begrijpt gij. Ik ken ze wel,
de vrouwen, aan wie de dokter stroop van
vingerhoedkruid voorschrijft; het zijn niet
de gelukkigsten van het wijk, hoor. Die
arme vrouw heeft veel verdriet gehad en
't is van 't weenen, dat haar hart tot stil
stand is gekomen.
Vrouw Galin antwoordde niets; die re
deneering ging haar begrip te boven.
Hij heeft haar verlaten, hield vrouw
Tarrot vol, zachtkens sprekend. Hij was
een slecht echtgenoot en een slechte va
der.
Had zij een trouwring? vroeg de
waschvrouw plotseling.
Ja, maar niet gegraveerd.
Dit was meer. Onbekommerd over een
minder gewichtige bijzonderheid, hadden
de echtel. Montfort verzuimd hun namen te
doen graveeren in den ring. dien de pries
ter aan Marie's vingers had gestoken.
Deze had voorts een bijgeloovige vrees om
er zich van te scheiden, zelfs niet voor
een uur, en zij had hem dan ook later
niet aan den graveur willen afstaan.
Beide vrouwen zwegen, ieder voor zich
nadenkend over het lot van de jonge1
doode. Indien zij werkelijk van 'verdriet
gestorven was, welk een droevig bestaan
moest zij dan geleid hebben!
Op dit oogenblik werden de kinderen zoo
wild in haar spel met de kat, dat twee
stoelen met geweld omvielen; de kleinen
lachten er geweldig om.
Vrouw Tarrot nam een stok en sloeg er
mede legen den muur der kamer.
Moeder? vroeg de stem van Louise,
terwijl haar gezicht verscheen voor een
luikje, waarmede men in den winkel
uitzag.
Wilt gij je wel eens wat rustiger hou
den, gromde vrouw Tarrot. Gij breekt
mijne stoelen.
't Zijn de twee oude maar, moeder,
riep Marcelle. En zij zijn nog in 't geheel
niet gebroken.
Wij zullen stiller zijn, beloofde Louise.
't Is goed; als gij nu maar woord
houdt. Raapt de stoelen op.
Ja, moeder, riep een luid zilveren
stemmetje.
Het luikje werd gesloten en men hoorde
de kinderen de stoelen zoo voorzichtig
recht zetten, dat de vier pooten achtereen
volgens op den grond kwamen.
Zij zegt, dat haar vader veel van haar
hield, hernam de waschvrouw, haar eerste
denkbeeld nog niet loslatend.
Vrouw Tarrot haalde de schouders op.
Zij houden allen veel van hun kinde
ren, zoolang het hun behaagt, zeide zij
met minachting. Maar slechts de moeders
blijven liefhebben; spreek mij niet van de
vaders, 't Is niet om mijn overleden echt
genoot, dat ik zoo spreek, want hij bezat
een goed hart voor zijn kinderen. Dit is
echter zeldzamer dan ge denkt.
Vanwaar had de goede vrouw Tarrot
die vreemde denkbeelden over het vader
schap? Zij zou het' u niet kunnen zeggen.
Er zijn van die meeningen, welke in het
brein ontstaan, zonder dat men weet waar
om. 't Zijn niet altijd de meest juiste,
maar wel die, waaraan men het meest
vasthoudt.
Hij wilde zijn fortuin maken, zeide
moeder Tarrot, den vrijen loop latend aan
haar reeds lang gerijpte, maar daarom nog
niet altijd goede gedachten. Men gaat
altijd naar Amerika om fortuin te maken.
Vrouw en kind warén hem daarbij een
struikelblok en daarom heeft hij haar ach
tergelaten met 50 francs. Niets eenvoudiger
dan dat.
Ik zou er toch het mijne van willen
hebben, ging de min of meer stijfhoofdige
vrouw Galin voort. Ik zou aan den kapi
tein van de Canada schrijven. Hij Is
met de C a n a d a vertrokken; de comman-
dan moet dus weten wat er van hem ge
worden is.
De Canada heeft sinds dien tijd al
drie reizen gedaan, bracht de drogiste
hiertegen in met al de waardigheid van
een betere opvoeding. Maar om u pleixier
te doen zal ik naar Havre schrijven. Mis
schien heeft men daar eenige aanwij
zingen.
Indien de brave vrouw, weinig bekend
als zij was met den briefstijl, er in geslaagd
ware, den kapitein belangstelling in te
boezemen voor een plotseling overleden
vrouw en voor een kind, verlaten in een
groote stad, zou deze misschien wel een
onderzoek hebben ingesteld en eenige nut
tige wenken hebben gegeven.
Bij zijn terugkomst te Havre zes we
ken waren weder verloopen vond hij
den brief der eenvoudige winkelierster. Zij
vroeg hem eenige inlichtingen omtrent ze
keren Montfort, die van Havre naar Parijs
getelegrafeerd had naar een hotel, om te
weten te komen, wat er geworden was \an
een dame en een klein meisje. Hij begreep
niets van de brabbeltaal, welke de twee
vrouwen waarschijnlijk in het zweet baars
aanschijns hadden opgesteld. Daar zij een
postzegel voor het antwoord hadden inge
sloten en de kapitein een eerlijk man was,
berichtte hij op staanden voet, dat in zijn
registers wel den naam van zekeren Mori-
fort voorkwam, maar dat hij riooit met
dien persoon, die trouwens zeer stilzwij
gend was, had gesproken en ook, tot zijn
spijt, niet wist, wat er van hem na zijn
aankomst te New-York geworden was.
De droombeelden van vrouw Galin gin
gen in rook op, wat haar vreesclijk spijt-
te. Zij had in haar verbeelding een aardi
gen roman bedacht: de kapitein was ver
trouwelijk geworden met Monfort, die
hem zijn geschiedenis verteld had. Getrof
fen door de rampen, door welke Marcello
en hare moeder waren bezocht, had de
kapitein zich gehaast, Monfort inedc te
deelen, dat zijn dochtertje niets meer op
dc wereld bezat dan hem. Dé vader snelde
naar Parijs, waar hij zijn dochtertje ge
zond wedervond, enz.
Zij durfde van een en ander zelfs niet
meer te gewagen, toen zij het strenge ge
zicht zag van haar vriendin.
Gij ziet, zeide deze, nadat zij vrouw,
Galin voorlezing had gedaan van den
brief, dien zij zorgvuldig opvouwde, om
hem bij het kleine archief van Marcelle tc
voegen, gij ziet, 't is een stilzwijgende,
norsche kerel. Hij heeft geen woord ge
zegd gedurende den overtocht, zeker uit
vrees van zich te verpraten. Hij is voor
goed weg, wees daar zeker van, en do
kleine blijft bij ons.
Dit is juist wat gij verlangt, niet
waar, vroeg vrouw Galin, niet zonder ren
zweempje plagerij.
(Wordt vervolgd).