20
BUITENLAND.
De Oorlog.
iNo. 1628
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAB, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het
6EILLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2'/j cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent.
DINSDAG
OCTOBER.
1914.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
y Geen goed voorbeeld.
Stel u voor, dat meerdere autoriteiten
gaan handelen als de gepensionneerde
generaal-majoor Kleijnhens.
Deze oud-opperofficier was als regee-
ïingscommissaris belast met het beheer
over het voor de Belgen ingerichte vlucht
oord te Veenhuizen. Toen hij nu bericht
ontving, dat te Assen 200 Belgen zouden
arriveeren, ontslagen gevangenen en ver
pleegden uit Belgische werkinrichtingen,
welk convooi hij in het vluchtoord onder
dak zou moeten verschaffen, seinde de ge
neraal: Merci, zulke lui hooren hier niet
thuis; zet ze .in de Rijkswerkinrichting. Het
Ministerie van Binnenlandsche Zaken
antwoordde daarop telegrafisch, dat er
van een weigering van het opnemen der
gevangenen geen sprake kon zijn, omdat
deze personen in Holland waren te be
schouwen als geheel vrije lieden die alleen
een zeer scherpe bewaking behoefden en
zooveel mogelijk afgezonderd moesten wor
den gehouden. Het Ministerie handhaafde
derhalve de toezending van de 200 gevan
genen en gelastte dat het convooi door
een gewapend geleide te Assen zou worden
afgehaald.
Toen werd generaal Kleijnhens zoo ont
stemd, dat hij niet alleen telegrafisch ont
slag vroeg wat zijn recht was maar
ook het bevel over de kolonie pardoes
overdroeg aan zijn plaatsvervanger, zonder
te wachten tot zijn ontslag werd geaccep
teerd en zijn opvolger zou zijn aangeko
men.
Stel u voor dat meerdere autoriteiten
thans zoo heetgebakerd en kort aangebon
den optraden.
De Regeering beleeft een moeilijken tijd;
duizenden lui moeten onderdak worden
gebracht, ongewenschte elementen moeten
daarbij voorzichtig zij misdeden hier
immers niets in 't oog worden gehouden
en dan komt iemand, die bij dien arbeid
helpen moet, eventjes telegrafeeren: Doe
't zooaTsTk EëFT^esToordeel en anders....
Nu zat de Regeering natuurlijk geens
zins verlegen met dat anders; zij zal niet
veel moeite gehad hebben bij 't vinden van
een opvolger. De generaal Kleijnhens had
echter al lang moeten weten, dat men niet
aldus zijn taak moet opvatten, evenmin
bij Binnenlandsche Zaken als bij Oorlog.
Hij heeft geen goed voorbeeld gegeven.
V De vluchtelingen.
Meer en meer wordt er gebruik gemaakt
van de treinen, die Belgische vluchtelin
gen terugvoeren naar hun vaderland.
De eigen leidslieden der Belgen houden
hen voor, dat het beste is terug te keeren,
wijl de toestanden ginds zulks nu goed
gednogen.
Niet allen gelooven zulks, zoodat 300 te
Vlissingen toevende vluchtelingen de ver
zekering hebben gevraagd, dat hen bij
terugkeer wel zal gaan. Zij seinden o.a.:
„Mocht onze edele gastvrouw, de Neder-
landsche regering, er toe kunnen besluiten
te zeggen: keer terug naar de plaats waar
ge gezaaid hebt, wij zijn zedelijk over
tuigd behoudens onvoorziene verande
ring der oorlogskansen dat die stap u
niet berouwen zal, dan, Excellentie, zullen
wij niet aarzelen met een handdruk en
een traan afscheid te nemen van uw volk,
dat enz.
't Ligt voor de hand, dot onze Regeering
zluk een pertinente verklaring niet kan
afleggen, zonder een onmogelijk na te
leven verantwoordelijkheid op zich te ne
men, welke haar bovendien in ;-onflict
zou kunnen brengen met de huidige over
heden in België.
Wat wij kunnen doen is alleen: zoo ruim
mogelijk üe gelegenheid openstellen t-it
terugkeer, waarbij dan de Belgen moeten
afgaan op de betrouwbare berichten, welke
hen steeds ri.eer uit het Zuiden geworden.
We kunnen trouwens uit de bladen oe-
meihen, hoezeer die berichten meer en
meer geloof vinden, zoodat stellig ieder,
die ginds nog wat te redden of te behouden
heeft, welhaast teruggekeerd zal zijn.
Wie d^n hier overblijven.... .Ta de stad
Amsterdam heeft reeds een Centraal ge
meentelijk Doorgangshuis voor de vluch
telingen georganiseerd, wat onder lei
ding van den cud-hoofdcommissaris Hor
dijk ongetwijfeld tot goede contróle zal
leiden, waardoor kan worden voorkomen,
dat uitgewekenen hier maar zonder nood
zaak blijven leven op de liefdadigheid.
Het voorbeeld der hoofdstad -verdiend
dan navolging, want ook de gastvrijheid
heeft haar grenzen, vooral als kinderen
des huizes zelf behoefte hebben.
De strijd in België.
In België wordt nog een groot gedeelte
van het oorlogsdrama afgewikkeld.
Bij Nieuwpoort wordt slag geleverd! Wel
ke herinneringen wekt die korte mededee-
ling niet bij ons, Nederlanders, op. De strijd
die daar in het jaar 1600 gestreden werd,
en die besliste over het lpt van de Zuidelijke
Nederlanden, won het in ridderlijkheid van
hetgeen thans in de duinen bij Nieuwpoort
plaats heeft. Maar in beteekenis staat hij
er verre bij ten achter.
Dat Rouders (Rousselaere) door de Bond-
genooten en met name door de Belgen be
zet is, wijst er op, dat dezen daar terrein
winnen. Men zal zich herinneren, dat Zater
dag de Duitschers op de lijn Ostende
ThouroutRousselaereMeenen stonden,
en sedert van" uit die positie nog iets Zuide
lijker voorwaarts getrokken zijn. Dat de
Belgen nu Rousselaere bezet hebben, geeft
reden om aan te nemen, dat de Duitschers
daar eerst tot aan die plaats en verder nog
Noordelijker teruggeworpen zijn.
Ook meer naar het Z.W., langs de Lys
(Lye) en het ka,naal van La Bassee wordt
een vooruitgang der Bondgenooten gecon
stateerd. Daar is men blijkbaar niet inge
graven, want men vecht er in de dorpen
elkander de huizen betwistend in La Bassë j
zelf en het in de richting van Lille liggende
Ablain St. Nazaire.
Meer naar het Zuiden, in de buurt van
Arras, waar Engelsche troepen staan, wordt
reeds meer dan tien dagen hardnekkig ge
vochten met een elan en hardnekkigheid,
die geen oogenblik verminderd zijn.
En nog meer naar de ombuiging van het
front, met name bij Chaulnes, zijn vol
gens een Fransch bericht hevige aanval
len der Duitschers afgeslagen, terwijl de
Bondgenooten er eenig terrein hebben ge
wonnen.
De Duitschers in Frankrijk.
In het Fransche comminiqué van gister
middag wordt het volgende medegedeeld:
Op onzen linkervleugel, tusschen de Lys
en het kanaal van La Bassée hebben wij in
de richting van Rijssel vorderingen ge
maakt. Bijzonder hardnekkige gevechten
zijn op het front La BasseéAblain gele
verd. Wij vorderden huis bij huis in deze
beide plaatsen.
Ten Noorden en ten Zuiden van Arras
(Atrecht) hebben onze troepen zonder op
houden sedert 10 dagen met hardnekkig
heid en moed, die geen enkel oogenblik
verminderden, gestreden.
In de omstreken van Chaulnes hebben wij
een sterken tegenaanval van den vijand af
geslagen en eenig terrein gewonnen.
Op onzen rechter-vleugel in den Elzas,
Oostelijk van Colmar, staan onze voorposteu
op de linie BonhommeBairesSulzern.
Meer naar het Zuiden bezetten wij nog altijd
Thann.
Van Duitsche zijde wordt gemeld:
Op het Westelijk oorlogstooneel werden
heden de aanvallen der Franschcn onder
zware verliezen voor hen afgeslagen. De
.Berliner Lokalanzeiger" bericht: „De weer
stand der Verbondenen tegen den Duit-
schen aanval bij Yperen verzwakte gisteren
zoodanig, dat het morgen-bericht van del
generalen staf van heden over de zaak maar
liever zwijgt. De uit het Zuiden en Westen
tegen Rijssel ondernomen bewegingen vai»
Transchen kant, worden met de uiterst/»
voorzichtigheid voltrokken, uit angst voor
verrassingen van Duitsclien kant-
Generaal Joffre heeft, naar een particu
lier bericht uit Parijs meldt, nog ongeveer
6 dagen noodig, alvorens de order aan het
leger te kunnen geven, om op alle belang
rijke punten aan het front tegelijk aan te
vallen. Of nu tot zoolang Yperen zich kan
houden, dan wel, of de Duitschers uit België
over Kortrijk verbinding krijgen met hun
rechtervleugel, in elk geval kan genera*.
Joffre niet langer wachten wegens de be
dreiging der kust door de Duitschers.
De Russen.
Er heerscht in Engeland blijkbaar ver
schil van meening over de taktiek der
Russen, die weliswaar een zeer groote
Duitsch-Oostenrijksche macht in het Oos
ten vasthouden, doch op de operaties der
puitschers in Frankrijk toch niet dien
druk uitoefenen, welken men' aanvankelijk
verwacht had. Rusland, zegt de „Manches
ter Guardian", was veel vroeger gereed
met zijn militaire mobilisatie dan Duitsch-
land en Frankrijk verwachtten en Rus
land heeft, toen het den rechtervleugel der
Oostenrijksche troepen in Galicië terug
dreef, den dienst vergoed dien Frankrijk
het bewees, door den eersten schok op te
vangen, maar in andere opzichten geeit
Rusland den bondgenooten, aldus dc
„Manch. Guardian", reden tot teleurstel
ling. In plaats van den Duitschen tegen
stand uit te putten door een voortdurende
overstrooming met groote troepen e:i n-
ophoudelijk druk op de grenzen, gaat bet
in het Oosten nog slechter dan in net V'. os-
ten, geeft de veldtocht in Rusland rug
meer „ups and drowns" dan die in Frank
rijk.
Op dit oogenblik zijn de Russische troe
pen zelfs minder vooruitgekomen nat
wil zeggen verder teruggetrokken dan
zij aan het einde van de eerste oorlogs
maand waren. Dit brengt den „Manchester
Guardian" in ietwet sombere en tegen
over de Russen gemelijke stemming.
Doch de Petrogradsche correspondent
van „Daily Telegragh" oordeelt anders Hij
vestigt er de aandacht op dat Rusland
volstrekt niet de uiterste grens van oor
logstoerusting bereikt heeft zooals Duitsch-
land en dat het van tijd slechts te winnen
heeft. Tijd versterkt Rusland's kracht ver
reweg meer dan waarop Duitschland nog
:kan hopen. Natuurlijk zou het Duitschland
meer geleken hebben op eigen gebied te
strijden, waar een uitstekend spoorwegnet
en volmaakt auto-transportwezen de kracht
van zijn troepen zou hebben verdubbeld,
door een vermeerdering der beweeglijkheid.
Om soortgelijke redenen geeft Rusland er
de voorkeur aan op eigen gebied te.'vech-
ten en dit zal nu nu ook plaats hebben. Vroe
ger zouden overwegingen van zelfgevoel
en prestige wellicht het onmogelijk hebben
gemaakt zonder strijd den vijand zoo ver
het land in te laten komen, maar thans
is het eenige doel de vernietiging van het
vijandelijke leger en alle andere overwe
gingen zijn hieraan ondergeschikt.
De eenige krachtige offensieve bewe
ging der Russen, op eigen initiatief onder
nomen, was generaal Rennenkampf's op-
marsch in Oost-Pruisen, maar die had
alleen ten doel den druk op de bondge
nooten in Frankrijk te verminderen en in
zooverre had zij succes. De Russen hebben
blijkbaar bedoeld de Duitschers tot een
strijd te nopen onder voor dezen ongun
stige omstandigheden en dat zal wel de
ieden zijn dat de groote slag wordt gele
verd langs Weichsel eri Sau en niet op
de grens van Silezië.
Zóó is dezellde gang van zaken zerfs
voor Rusland's bondgenooten vatbaar voor
een pessimistische en voor een optimisti
sche uitlegging.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Kardinaal Moreler van Antwerpen naar
Mechelcn. In Nederland, aldus een corr.
van do „Tijd", bobben allerlei geruchten ge-
loopen, als zou Z. Em. Kardinaal Mercierge
vlucht zijn, zich naar Nederland hebben be
geven, ja, in de omstreken van Bergen-op-Zoom
zijn intrek hebben genomen in een villa. „De
Tijd" heeft deze berichten reeds gelogenstraft.
Ik kan er echter nog aan toevoegen, dat Z. Em.
Kardinaal Mercier niet alleen op 't oogenblik in
Antwerpen vertoeft, maar dat bij tijdens
de dagen van angst en verschrikking
de stad niet heeft- willen verlaten.
Twee dagen en twee nachten heeft
Z. Em. met het H. Sacrament in een
kelder doorgebracht en ook daar do
II. Mis opgedragen. De moedige" kerk
vorst wilde zijn kudde en zijn bisuom niet
verlaten.
„Mijn plicht eisebt mijne tegenwoordigheid
hier" moeten zijne woorden zijn geweest. Nu
neemt bij allerlei maatregelen voor zijn zwaar
beproefd volk en Dinsdag zal hij weer naar zyn
zoo vreesclijk geteisterde bisschopsstad Meche
lcn wederkeeren, welker St. Rom bout deerlijk is
gehavend en geschonden.
De vicarissen van het bisdom Mgr. Lauwereys
en Mgr. Van Roey, die beiden enkele dagen to
Breda op het bisschoppelijk paleis aldaar ver
bleven, zijn wederom te Antwerpen terug
gekeerd, aldus een voorbeeld aan heel do
Mechelsche geestelijkheid gevend.
l)e krijgsgevangene Fransche priesters.
Volgens de „Sohlesische Volktz-itung" heeft
Z. 11de Paus Zaterdag den rector der Duitsche
kolinie te Palermo, den eerw. heer Lennartz,
ontvangeu in particuliere audiëntie on zich
bijzonder voldaan betoond over het feit, dat,
o;> verzoek van kardinaal Von Hartmaan, du
krijgsgevangen gemaakte priesters in Diiffsch-
land behandeld worden als officieren.
Vrouweiikloeding. Een groot aantal
vrouwen uit alle standen der maatschappij
heeft een oproep gepubliceerd aan de Duitsche
vrouwen. Deze is gericht tegen het volksgevaar
der schaamteloosheid van een door en door
lichtzinnige vrouwenkleeding, die zelfs in deze
ernstige dagen in de straten van sommigo
Duitsche steden durft vertoonen en die een
treurig bewijs is van dc oppervlakkigheid en
gedachteloosheid van haar draagsters. Reeds
sedert jaren komt de geest der ernstige Duitsche
vrouwen daar tegen in opstand. Men ziet
helaas zelfs jonge meisjes schrijft het „Berl.
Tagebl." in dergelijke kleeding ambulance
diensten ven ichten. Het karakter der Duitsche
vrouw, do ernst der tijden moet ook door
klccding en optreden tot uiting gebracht
worden. Alle vrouwen en meisjes worden
opgeroepen, om door woord en daad aan deze
beweging mede te werken.
Een geluksvogel. Bij do ramp van dc
„Hawke" is o. a. gered de bootsman Sidney
FEUILLETON.
HET UITROEPINGSTEEKEN.
(Een Russische schets).
De ambtenaar Jefim Fomitisch Perekla-
din ging beleedigd, ja verbitterd naar bed.
Toen zijn vrouw hem vroeg waarom hij.
zoo uit zijn humeur was, schreeuwde hij
haar toe: „Laat mij met rust!" De zaak
was namelijk zoo.
Ilij was, na een bezoek te hebben ge
bracht, thuis gekomen en had veel onaan
genaams en krenkends moeten aanhooren.
Men had het daar gehad over het nood
zakelijke van algemeene beschaving, was
daarna gekomen op de lage trap van be
schaving der beambten en zoo was men,
zooals wel meer in gezelschap gebeurt, van
't algemeene op 't persoonlijke overgegaan.
„Gij, bijvoorbeeld, Jefim Fomitsch," zei
een jonge man tot Eerekladin, „gij hebt
een fatsoenlijk ambt en wat voor opvoe
ding hebt gij genoten?"
„In 't geheel geen. Maar er wordt ook
geen geleerdheid van ons verlangd. Naar
behooren schrijven, dat is alles!" gaf hij
kort ten antwoord.
„Nu, waar dan hebt ge naar behooren
schrijven geleerd?"
„Dat is gewoonte. Wanneer men veertig
jaar in dienst is, leert men veel. Eerst
ging 't zoo gemakelijk niet; ik maakte veel
fouten, maar van lieverlede gewende ik er
mij aan .nauwkeurig te schrijven, en nu
gaat het heel goed."
„Maar de interpunctie?"
„Ook daaraan heb ik mij gewend; ik zet
de leesteekens, waar ze moeten staan."
„Zoo, zoo," liet de, jonge man 'n weinig
verlegen hooren. „Maar 't is toch niet pre
cies hetzelfde of men de leesteekens uit ge
woonte of met kennis des onderscheids
stelt. Men moet toch zich er rekenschap
van geven"waar ze moeten staan: men moet
weten te zeggen: hier moet er een worden
gesteld en daar niet anders is het niets
waard. Een machine zijt ge en anders
öiets."
Perekladin wist het antwoord te weer
houden, dat hij gereed had, en kon zelfs
even glimlachen.
Die jonge man was de zoon van een
staatsraad en had alreeds het recht op r'e
tiende rangklasse. Maar nu t'huis geko
men was hij vol gal en gif.
„Veertig jaren gediend! Niemand heeft
me ooit nog „domkop" genoemd en nu komt
er zoo'n melkmuil en critiseert mij. „Onbe
wust," „machine", met al je universi
teitsgeleerdheid weet ik nog meer dan jijl"
Nadat de beleedigde alle scheldwoorden
aan het adres van zijn beleediger verzon
den had en in zijn bed warm geworden
was, werd hij wat kalmer.
„Ik weet, ik begrijp zoo dacht hij bij
't inslapen ik zal toch geen dubbele punt
zetten waar een komma behoort te staan;
alzoo is 't toch duidelijk dat ik begrijp. Ja,
ja, mijn jonge man, eerst Aioet men leven
en jarenlang dienen, voordat men oude
ambtenaren beoordeelt."
Hij sloot de oogen en daar zag hij, mid
den onder donkere, zware wolken, als een
meteoor een komma, een gloeiende komma
schitteren. Het werden er twee, drie, en
weldra was de donkere achtergrond met
duizenden vurige komma's bedekt. Hij had
een gevoel, als verstijfden zijne leden in
de sluimering, en hij dacht daarbij: „Neem
b.v. al die komma's ik heb er verstand
van wel wis en zeker ik kan voor
ieder daarvan de juiste plaats vinden als
ik maar wil. En wel degelijk met kennis
des oordeels. Examineer mij, jonge man,
en ge zult verbaasd staan; komma's wor
den zoowat overal gesteld, waar 't noodig
is en w^ar 't niet noodig is. Hoe onver
staanbaarder een officieel stuk is, hoe
meer komma's ik er in zet. Ik plaats ze
voor „welke" en voor „wat". Wanneer een
dozijn namen achter mekaar genoemd wor
den in eene beschikking, dan komt achter
iederen naam een komma. Je ziet jong-
mensch, ik weethet wel!"
Nu keerden de komma's zich om en ver
dwenen langzamerhand; doch in haar
plaats kwamen jiuuten.
Ja, een punt zet men aan het slot van
eene aanschrijving. Daar waar de secreta
ris bij het voorlezen even ademhalen moet
zet ik ook 'n punt; overigens plaatst men
nergens een punt...
Daar komen enkele komma's er tusschen
vliegen, zij dwarlen om de punten heen en
Perekladin ziet een massa punten, komma
punten en dubbele punten.
Ook deze weet ik te gebruiken, denkt hij
Waar een komma te weinig en een punt
te veel is, daar moet een kommapunt staan..
Voor „alzoo" en „dientengevolge" zet je al
tijd een kommapunt. En de dubbele punt:
nu dat is 'n bagatel, die zet men na de
woorden „besluiten" en „de volgende be
schikking".
Die leesteekens verdwenen nu en honder
den groote vraagteekens sprongen uit de
wolken en deden een heidendans.
Ahbah vraagteekens? Al waren er dui
zend, ik zou ze 'n plaats kunnen geven.
Telkens wanneer men een vraag stelt of
iets weten wil, zet men het; b.v. van waar
komt de som voor in dit jaar? of: zoude het
der politie niet mogelijk kunnen zijn, enz.?
De vraagteekens strekten nu eensklaps
zich uit en werden uitroepteekens.
Een onbehaaglijk gevoel kwam over Perq-
kladin. Hm, dit teeken stelt men meestal
aan het begin van een brief. „Geëerde
heer!" „Excellentie!" „Vader en weldoe
ner!" Maar in officieele stukken?
De uitroepingsteekens namen toe in 'n on
eindige en schenen star te staan van ver
wachting. Ja, ja, in officieele stukken zet
ik ze als... als... nu wanneer zet ik ze in
ambtelijke bescheiden? Hoe zal ik mijn her
innering wat opfrisschen?
Perekladin opende nu wijd zijne oogen,
keerde zich op de andere zijde; maar nauw
had hij de oogeh weer gesloten, toen de uit
roepingsteekens opnieuw verschenen op den
donkeren achtergrond.
Voor den duivel nog eens: wanneer stelt
men 'n uitroepingsteeken? En dan weer
trachtte hij niet meer te denken aan dit
dilemma, doch te vergeefs. Ik kan 't toch
niet vergeten hebben; is 't dan werkelijk mo
gelijk, dat ik er nog nooit een gezet heb?...
Hij begon nu de gezamenlijke akten en stuk
ken, die hij gedurende zijne veertig dienst
jaren geschreven had, zich voor den geest
te roepen; maar hoe hij dacht en peinsde,
hoe hij met gerimpeld voorhoofd ook 't
zich in het geheugen trachtte te roepen, in
zijn gansch verleden vond hij geen enkel
uitroepingsteeken.
„Zou 't mogelijk wezen: in die veertig ja
ren, dat ik al maar geschreven en geschre
ven heb, zou ik geen enkel uitroepingstee
ken hebben gezet?"
En te midden van al die vurige uitroe
pingsteekens vertoonde zich het spottend
gelaat van den jongen man. En al die tee-
kens werden één enkel reusachtig uitroe
pingsteeken.
In volle veertig jaren geen een och
kom, niet mogelijk!
Hij wreef zich de oogen en trachtte in te
slapen; maar nog altijd stond het kolossale
exemplaar tegen den donkeren grond.
„Zoo kan het niet. Als 't zoo doorgaat,
slaap ik den heelen nacht niet. Maruschai"
Hij wekte zijn jonge vrouw, die er zich
steeds op liet voorstaan, dat zij een betere
school had doorgemaakt.
„Duifje, weet jij soms, wanneer zet men
in 'n officieel stuk een uitroepingsteeken?"
„Niets gemakkelijker dan dat! De geheele
gramatica ken ik van buiten. Het uitroe
pingsteeken wordt geplaatst bij aanhef, uit
roepen, bij uitingen van verrukking, onwil,
vreugde, teleurstelling en andere gevoelens
en gewaarwordingen."
„Zoo, zoo," zei Perekladin „vreugde,
teleurstelling en andere gevoelens en ge
waarwordingen." De ambtenaar werd pen
sief. Sedert veertig jaren schreef hij dui
zenden, ja tienduizenden stukken en hij kon
zich niet een enkelen volzin herinneren,
welke verrukking, vreugde, óf iets van
dien aard uitdrukte.
„Gevoelens of gewaarwordingen? maar
zijn die dan voor het schrijven van akten-
stukken noodig?
Perekladin richtte zich op en ging op den
rand van zijn bed zitten. Zijn hoofd deed
hem pijn. In den hoek brandde voor het
Heiligenbeeldje het lampje; een adem van
gemoedelijkheid zweefde door de kamer;
men bespeurde de liefhebbende vrouwen
hand, maar de oude ambtenaar vond het
koud en ijzig, als dreigde een ziekte hem
te bevangen.
Het uitroepingsteeken stond thans reus
achtig groot voor hem in de kamer; net
boog hoonend voor hem en hij hoorde dui
delijk hoe het hem toefluisterde:
„Machine, machine!"
De beambte trok dc dekens over zijn
hoofd; maar den ganschen nacht verliet het
spook hem niet.
Den volgenden morgen zag hij het overal;
al zijn gedachten waren geconcentreerd op
het uitroepingsteeken.
„Vreugde, verrukking .treurigheid en an
dere gevoelens" dacht hij. „Het wae zoo;
als een machine, zonder eenig gevoel, veer
tig jaren lang."
Zoo had dat onuitstaanbare jonge mensdi
gesproken en dat jonge mensch had ge
lijk gehad.
Ik ga naar den president en dien mijn
ontslagaanvrage in.
Zal ik dat doen met gevoelens of gewaar
wordingen?
Of weder als een machine?
Zoodra Perekladin op straat stond, scliejn
het hem toe, als kwam ook daar het uit
roepingsteeken op hern toe.
Toen hij in het voorvertrek van Zijne
Excellentie den penhouder in de hand nam,
in den inkt doopte en zijn verzoek orn eer
vol ontslag onder toekenning van pensioen
(model No. 179) ondecteekende:
„Jefim Perekladin".
toen zette hij daarachter drie uitroepings
teekens.
En toen hij deze drie teekens zag, toen
voelde hij verrukking en vreugde, treurig
heid en weemoed alles tegelijk.
„Daar heb je 't, daar heb je 'n nul" sprak
hij zacht.
En het teeken verdween.