20 BUITENLAND. De Oorlog. iNo. 1628 BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAB, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het 6EILLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2'/j cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. DINSDAG OCTOBER. 1914. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. y Geen goed voorbeeld. Stel u voor, dat meerdere autoriteiten gaan handelen als de gepensionneerde generaal-majoor Kleijnhens. Deze oud-opperofficier was als regee- ïingscommissaris belast met het beheer over het voor de Belgen ingerichte vlucht oord te Veenhuizen. Toen hij nu bericht ontving, dat te Assen 200 Belgen zouden arriveeren, ontslagen gevangenen en ver pleegden uit Belgische werkinrichtingen, welk convooi hij in het vluchtoord onder dak zou moeten verschaffen, seinde de ge neraal: Merci, zulke lui hooren hier niet thuis; zet ze .in de Rijkswerkinrichting. Het Ministerie van Binnenlandsche Zaken antwoordde daarop telegrafisch, dat er van een weigering van het opnemen der gevangenen geen sprake kon zijn, omdat deze personen in Holland waren te be schouwen als geheel vrije lieden die alleen een zeer scherpe bewaking behoefden en zooveel mogelijk afgezonderd moesten wor den gehouden. Het Ministerie handhaafde derhalve de toezending van de 200 gevan genen en gelastte dat het convooi door een gewapend geleide te Assen zou worden afgehaald. Toen werd generaal Kleijnhens zoo ont stemd, dat hij niet alleen telegrafisch ont slag vroeg wat zijn recht was maar ook het bevel over de kolonie pardoes overdroeg aan zijn plaatsvervanger, zonder te wachten tot zijn ontslag werd geaccep teerd en zijn opvolger zou zijn aangeko men. Stel u voor dat meerdere autoriteiten thans zoo heetgebakerd en kort aangebon den optraden. De Regeering beleeft een moeilijken tijd; duizenden lui moeten onderdak worden gebracht, ongewenschte elementen moeten daarbij voorzichtig zij misdeden hier immers niets in 't oog worden gehouden en dan komt iemand, die bij dien arbeid helpen moet, eventjes telegrafeeren: Doe 't zooaTsTk EëFT^esToordeel en anders.... Nu zat de Regeering natuurlijk geens zins verlegen met dat anders; zij zal niet veel moeite gehad hebben bij 't vinden van een opvolger. De generaal Kleijnhens had echter al lang moeten weten, dat men niet aldus zijn taak moet opvatten, evenmin bij Binnenlandsche Zaken als bij Oorlog. Hij heeft geen goed voorbeeld gegeven. V De vluchtelingen. Meer en meer wordt er gebruik gemaakt van de treinen, die Belgische vluchtelin gen terugvoeren naar hun vaderland. De eigen leidslieden der Belgen houden hen voor, dat het beste is terug te keeren, wijl de toestanden ginds zulks nu goed gednogen. Niet allen gelooven zulks, zoodat 300 te Vlissingen toevende vluchtelingen de ver zekering hebben gevraagd, dat hen bij terugkeer wel zal gaan. Zij seinden o.a.: „Mocht onze edele gastvrouw, de Neder- landsche regering, er toe kunnen besluiten te zeggen: keer terug naar de plaats waar ge gezaaid hebt, wij zijn zedelijk over tuigd behoudens onvoorziene verande ring der oorlogskansen dat die stap u niet berouwen zal, dan, Excellentie, zullen wij niet aarzelen met een handdruk en een traan afscheid te nemen van uw volk, dat enz. 't Ligt voor de hand, dot onze Regeering zluk een pertinente verklaring niet kan afleggen, zonder een onmogelijk na te leven verantwoordelijkheid op zich te ne men, welke haar bovendien in ;-onflict zou kunnen brengen met de huidige over heden in België. Wat wij kunnen doen is alleen: zoo ruim mogelijk üe gelegenheid openstellen t-it terugkeer, waarbij dan de Belgen moeten afgaan op de betrouwbare berichten, welke hen steeds ri.eer uit het Zuiden geworden. We kunnen trouwens uit de bladen oe- meihen, hoezeer die berichten meer en meer geloof vinden, zoodat stellig ieder, die ginds nog wat te redden of te behouden heeft, welhaast teruggekeerd zal zijn. Wie d^n hier overblijven.... .Ta de stad Amsterdam heeft reeds een Centraal ge meentelijk Doorgangshuis voor de vluch telingen georganiseerd, wat onder lei ding van den cud-hoofdcommissaris Hor dijk ongetwijfeld tot goede contróle zal leiden, waardoor kan worden voorkomen, dat uitgewekenen hier maar zonder nood zaak blijven leven op de liefdadigheid. Het voorbeeld der hoofdstad -verdiend dan navolging, want ook de gastvrijheid heeft haar grenzen, vooral als kinderen des huizes zelf behoefte hebben. De strijd in België. In België wordt nog een groot gedeelte van het oorlogsdrama afgewikkeld. Bij Nieuwpoort wordt slag geleverd! Wel ke herinneringen wekt die korte mededee- ling niet bij ons, Nederlanders, op. De strijd die daar in het jaar 1600 gestreden werd, en die besliste over het lpt van de Zuidelijke Nederlanden, won het in ridderlijkheid van hetgeen thans in de duinen bij Nieuwpoort plaats heeft. Maar in beteekenis staat hij er verre bij ten achter. Dat Rouders (Rousselaere) door de Bond- genooten en met name door de Belgen be zet is, wijst er op, dat dezen daar terrein winnen. Men zal zich herinneren, dat Zater dag de Duitschers op de lijn Ostende ThouroutRousselaereMeenen stonden, en sedert van" uit die positie nog iets Zuide lijker voorwaarts getrokken zijn. Dat de Belgen nu Rousselaere bezet hebben, geeft reden om aan te nemen, dat de Duitschers daar eerst tot aan die plaats en verder nog Noordelijker teruggeworpen zijn. Ook meer naar het Z.W., langs de Lys (Lye) en het ka,naal van La Bassee wordt een vooruitgang der Bondgenooten gecon stateerd. Daar is men blijkbaar niet inge graven, want men vecht er in de dorpen elkander de huizen betwistend in La Bassë j zelf en het in de richting van Lille liggende Ablain St. Nazaire. Meer naar het Zuiden, in de buurt van Arras, waar Engelsche troepen staan, wordt reeds meer dan tien dagen hardnekkig ge vochten met een elan en hardnekkigheid, die geen oogenblik verminderd zijn. En nog meer naar de ombuiging van het front, met name bij Chaulnes, zijn vol gens een Fransch bericht hevige aanval len der Duitschers afgeslagen, terwijl de Bondgenooten er eenig terrein hebben ge wonnen. De Duitschers in Frankrijk. In het Fransche comminiqué van gister middag wordt het volgende medegedeeld: Op onzen linkervleugel, tusschen de Lys en het kanaal van La Bassée hebben wij in de richting van Rijssel vorderingen ge maakt. Bijzonder hardnekkige gevechten zijn op het front La BasseéAblain gele verd. Wij vorderden huis bij huis in deze beide plaatsen. Ten Noorden en ten Zuiden van Arras (Atrecht) hebben onze troepen zonder op houden sedert 10 dagen met hardnekkig heid en moed, die geen enkel oogenblik verminderden, gestreden. In de omstreken van Chaulnes hebben wij een sterken tegenaanval van den vijand af geslagen en eenig terrein gewonnen. Op onzen rechter-vleugel in den Elzas, Oostelijk van Colmar, staan onze voorposteu op de linie BonhommeBairesSulzern. Meer naar het Zuiden bezetten wij nog altijd Thann. Van Duitsche zijde wordt gemeld: Op het Westelijk oorlogstooneel werden heden de aanvallen der Franschcn onder zware verliezen voor hen afgeslagen. De .Berliner Lokalanzeiger" bericht: „De weer stand der Verbondenen tegen den Duit- schen aanval bij Yperen verzwakte gisteren zoodanig, dat het morgen-bericht van del generalen staf van heden over de zaak maar liever zwijgt. De uit het Zuiden en Westen tegen Rijssel ondernomen bewegingen vai» Transchen kant, worden met de uiterst/» voorzichtigheid voltrokken, uit angst voor verrassingen van Duitsclien kant- Generaal Joffre heeft, naar een particu lier bericht uit Parijs meldt, nog ongeveer 6 dagen noodig, alvorens de order aan het leger te kunnen geven, om op alle belang rijke punten aan het front tegelijk aan te vallen. Of nu tot zoolang Yperen zich kan houden, dan wel, of de Duitschers uit België over Kortrijk verbinding krijgen met hun rechtervleugel, in elk geval kan genera*. Joffre niet langer wachten wegens de be dreiging der kust door de Duitschers. De Russen. Er heerscht in Engeland blijkbaar ver schil van meening over de taktiek der Russen, die weliswaar een zeer groote Duitsch-Oostenrijksche macht in het Oos ten vasthouden, doch op de operaties der puitschers in Frankrijk toch niet dien druk uitoefenen, welken men' aanvankelijk verwacht had. Rusland, zegt de „Manches ter Guardian", was veel vroeger gereed met zijn militaire mobilisatie dan Duitsch- land en Frankrijk verwachtten en Rus land heeft, toen het den rechtervleugel der Oostenrijksche troepen in Galicië terug dreef, den dienst vergoed dien Frankrijk het bewees, door den eersten schok op te vangen, maar in andere opzichten geeit Rusland den bondgenooten, aldus dc „Manch. Guardian", reden tot teleurstel ling. In plaats van den Duitschen tegen stand uit te putten door een voortdurende overstrooming met groote troepen e:i n- ophoudelijk druk op de grenzen, gaat bet in het Oosten nog slechter dan in net V'. os- ten, geeft de veldtocht in Rusland rug meer „ups and drowns" dan die in Frank rijk. Op dit oogenblik zijn de Russische troe pen zelfs minder vooruitgekomen nat wil zeggen verder teruggetrokken dan zij aan het einde van de eerste oorlogs maand waren. Dit brengt den „Manchester Guardian" in ietwet sombere en tegen over de Russen gemelijke stemming. Doch de Petrogradsche correspondent van „Daily Telegragh" oordeelt anders Hij vestigt er de aandacht op dat Rusland volstrekt niet de uiterste grens van oor logstoerusting bereikt heeft zooals Duitsch- land en dat het van tijd slechts te winnen heeft. Tijd versterkt Rusland's kracht ver reweg meer dan waarop Duitschland nog :kan hopen. Natuurlijk zou het Duitschland meer geleken hebben op eigen gebied te strijden, waar een uitstekend spoorwegnet en volmaakt auto-transportwezen de kracht van zijn troepen zou hebben verdubbeld, door een vermeerdering der beweeglijkheid. Om soortgelijke redenen geeft Rusland er de voorkeur aan op eigen gebied te.'vech- ten en dit zal nu nu ook plaats hebben. Vroe ger zouden overwegingen van zelfgevoel en prestige wellicht het onmogelijk hebben gemaakt zonder strijd den vijand zoo ver het land in te laten komen, maar thans is het eenige doel de vernietiging van het vijandelijke leger en alle andere overwe gingen zijn hieraan ondergeschikt. De eenige krachtige offensieve bewe ging der Russen, op eigen initiatief onder nomen, was generaal Rennenkampf's op- marsch in Oost-Pruisen, maar die had alleen ten doel den druk op de bondge nooten in Frankrijk te verminderen en in zooverre had zij succes. De Russen hebben blijkbaar bedoeld de Duitschers tot een strijd te nopen onder voor dezen ongun stige omstandigheden en dat zal wel de ieden zijn dat de groote slag wordt gele verd langs Weichsel eri Sau en niet op de grens van Silezië. Zóó is dezellde gang van zaken zerfs voor Rusland's bondgenooten vatbaar voor een pessimistische en voor een optimisti sche uitlegging. Verschillende Oorlogs berichten. Kardinaal Moreler van Antwerpen naar Mechelcn. In Nederland, aldus een corr. van do „Tijd", bobben allerlei geruchten ge- loopen, als zou Z. Em. Kardinaal Mercierge vlucht zijn, zich naar Nederland hebben be geven, ja, in de omstreken van Bergen-op-Zoom zijn intrek hebben genomen in een villa. „De Tijd" heeft deze berichten reeds gelogenstraft. Ik kan er echter nog aan toevoegen, dat Z. Em. Kardinaal Mercier niet alleen op 't oogenblik in Antwerpen vertoeft, maar dat bij tijdens de dagen van angst en verschrikking de stad niet heeft- willen verlaten. Twee dagen en twee nachten heeft Z. Em. met het H. Sacrament in een kelder doorgebracht en ook daar do II. Mis opgedragen. De moedige" kerk vorst wilde zijn kudde en zijn bisuom niet verlaten. „Mijn plicht eisebt mijne tegenwoordigheid hier" moeten zijne woorden zijn geweest. Nu neemt bij allerlei maatregelen voor zijn zwaar beproefd volk en Dinsdag zal hij weer naar zyn zoo vreesclijk geteisterde bisschopsstad Meche lcn wederkeeren, welker St. Rom bout deerlijk is gehavend en geschonden. De vicarissen van het bisdom Mgr. Lauwereys en Mgr. Van Roey, die beiden enkele dagen to Breda op het bisschoppelijk paleis aldaar ver bleven, zijn wederom te Antwerpen terug gekeerd, aldus een voorbeeld aan heel do Mechelsche geestelijkheid gevend. l)e krijgsgevangene Fransche priesters. Volgens de „Sohlesische Volktz-itung" heeft Z. 11de Paus Zaterdag den rector der Duitsche kolinie te Palermo, den eerw. heer Lennartz, ontvangeu in particuliere audiëntie on zich bijzonder voldaan betoond over het feit, dat, o;> verzoek van kardinaal Von Hartmaan, du krijgsgevangen gemaakte priesters in Diiffsch- land behandeld worden als officieren. Vrouweiikloeding. Een groot aantal vrouwen uit alle standen der maatschappij heeft een oproep gepubliceerd aan de Duitsche vrouwen. Deze is gericht tegen het volksgevaar der schaamteloosheid van een door en door lichtzinnige vrouwenkleeding, die zelfs in deze ernstige dagen in de straten van sommigo Duitsche steden durft vertoonen en die een treurig bewijs is van dc oppervlakkigheid en gedachteloosheid van haar draagsters. Reeds sedert jaren komt de geest der ernstige Duitsche vrouwen daar tegen in opstand. Men ziet helaas zelfs jonge meisjes schrijft het „Berl. Tagebl." in dergelijke kleeding ambulance diensten ven ichten. Het karakter der Duitsche vrouw, do ernst der tijden moet ook door klccding en optreden tot uiting gebracht worden. Alle vrouwen en meisjes worden opgeroepen, om door woord en daad aan deze beweging mede te werken. Een geluksvogel. Bij do ramp van dc „Hawke" is o. a. gered de bootsman Sidney FEUILLETON. HET UITROEPINGSTEEKEN. (Een Russische schets). De ambtenaar Jefim Fomitisch Perekla- din ging beleedigd, ja verbitterd naar bed. Toen zijn vrouw hem vroeg waarom hij. zoo uit zijn humeur was, schreeuwde hij haar toe: „Laat mij met rust!" De zaak was namelijk zoo. Ilij was, na een bezoek te hebben ge bracht, thuis gekomen en had veel onaan genaams en krenkends moeten aanhooren. Men had het daar gehad over het nood zakelijke van algemeene beschaving, was daarna gekomen op de lage trap van be schaving der beambten en zoo was men, zooals wel meer in gezelschap gebeurt, van 't algemeene op 't persoonlijke overgegaan. „Gij, bijvoorbeeld, Jefim Fomitsch," zei een jonge man tot Eerekladin, „gij hebt een fatsoenlijk ambt en wat voor opvoe ding hebt gij genoten?" „In 't geheel geen. Maar er wordt ook geen geleerdheid van ons verlangd. Naar behooren schrijven, dat is alles!" gaf hij kort ten antwoord. „Nu, waar dan hebt ge naar behooren schrijven geleerd?" „Dat is gewoonte. Wanneer men veertig jaar in dienst is, leert men veel. Eerst ging 't zoo gemakelijk niet; ik maakte veel fouten, maar van lieverlede gewende ik er mij aan .nauwkeurig te schrijven, en nu gaat het heel goed." „Maar de interpunctie?" „Ook daaraan heb ik mij gewend; ik zet de leesteekens, waar ze moeten staan." „Zoo, zoo," liet de, jonge man 'n weinig verlegen hooren. „Maar 't is toch niet pre cies hetzelfde of men de leesteekens uit ge woonte of met kennis des onderscheids stelt. Men moet toch zich er rekenschap van geven"waar ze moeten staan: men moet weten te zeggen: hier moet er een worden gesteld en daar niet anders is het niets waard. Een machine zijt ge en anders öiets." Perekladin wist het antwoord te weer houden, dat hij gereed had, en kon zelfs even glimlachen. Die jonge man was de zoon van een staatsraad en had alreeds het recht op r'e tiende rangklasse. Maar nu t'huis geko men was hij vol gal en gif. „Veertig jaren gediend! Niemand heeft me ooit nog „domkop" genoemd en nu komt er zoo'n melkmuil en critiseert mij. „Onbe wust," „machine", met al je universi teitsgeleerdheid weet ik nog meer dan jijl" Nadat de beleedigde alle scheldwoorden aan het adres van zijn beleediger verzon den had en in zijn bed warm geworden was, werd hij wat kalmer. „Ik weet, ik begrijp zoo dacht hij bij 't inslapen ik zal toch geen dubbele punt zetten waar een komma behoort te staan; alzoo is 't toch duidelijk dat ik begrijp. Ja, ja, mijn jonge man, eerst Aioet men leven en jarenlang dienen, voordat men oude ambtenaren beoordeelt." Hij sloot de oogen en daar zag hij, mid den onder donkere, zware wolken, als een meteoor een komma, een gloeiende komma schitteren. Het werden er twee, drie, en weldra was de donkere achtergrond met duizenden vurige komma's bedekt. Hij had een gevoel, als verstijfden zijne leden in de sluimering, en hij dacht daarbij: „Neem b.v. al die komma's ik heb er verstand van wel wis en zeker ik kan voor ieder daarvan de juiste plaats vinden als ik maar wil. En wel degelijk met kennis des oordeels. Examineer mij, jonge man, en ge zult verbaasd staan; komma's wor den zoowat overal gesteld, waar 't noodig is en w^ar 't niet noodig is. Hoe onver staanbaarder een officieel stuk is, hoe meer komma's ik er in zet. Ik plaats ze voor „welke" en voor „wat". Wanneer een dozijn namen achter mekaar genoemd wor den in eene beschikking, dan komt achter iederen naam een komma. Je ziet jong- mensch, ik weethet wel!" Nu keerden de komma's zich om en ver dwenen langzamerhand; doch in haar plaats kwamen jiuuten. Ja, een punt zet men aan het slot van eene aanschrijving. Daar waar de secreta ris bij het voorlezen even ademhalen moet zet ik ook 'n punt; overigens plaatst men nergens een punt... Daar komen enkele komma's er tusschen vliegen, zij dwarlen om de punten heen en Perekladin ziet een massa punten, komma punten en dubbele punten. Ook deze weet ik te gebruiken, denkt hij Waar een komma te weinig en een punt te veel is, daar moet een kommapunt staan.. Voor „alzoo" en „dientengevolge" zet je al tijd een kommapunt. En de dubbele punt: nu dat is 'n bagatel, die zet men na de woorden „besluiten" en „de volgende be schikking". Die leesteekens verdwenen nu en honder den groote vraagteekens sprongen uit de wolken en deden een heidendans. Ahbah vraagteekens? Al waren er dui zend, ik zou ze 'n plaats kunnen geven. Telkens wanneer men een vraag stelt of iets weten wil, zet men het; b.v. van waar komt de som voor in dit jaar? of: zoude het der politie niet mogelijk kunnen zijn, enz.? De vraagteekens strekten nu eensklaps zich uit en werden uitroepteekens. Een onbehaaglijk gevoel kwam over Perq- kladin. Hm, dit teeken stelt men meestal aan het begin van een brief. „Geëerde heer!" „Excellentie!" „Vader en weldoe ner!" Maar in officieele stukken? De uitroepingsteekens namen toe in 'n on eindige en schenen star te staan van ver wachting. Ja, ja, in officieele stukken zet ik ze als... als... nu wanneer zet ik ze in ambtelijke bescheiden? Hoe zal ik mijn her innering wat opfrisschen? Perekladin opende nu wijd zijne oogen, keerde zich op de andere zijde; maar nauw had hij de oogeh weer gesloten, toen de uit roepingsteekens opnieuw verschenen op den donkeren achtergrond. Voor den duivel nog eens: wanneer stelt men 'n uitroepingsteeken? En dan weer trachtte hij niet meer te denken aan dit dilemma, doch te vergeefs. Ik kan 't toch niet vergeten hebben; is 't dan werkelijk mo gelijk, dat ik er nog nooit een gezet heb?... Hij begon nu de gezamenlijke akten en stuk ken, die hij gedurende zijne veertig dienst jaren geschreven had, zich voor den geest te roepen; maar hoe hij dacht en peinsde, hoe hij met gerimpeld voorhoofd ook 't zich in het geheugen trachtte te roepen, in zijn gansch verleden vond hij geen enkel uitroepingsteeken. „Zou 't mogelijk wezen: in die veertig ja ren, dat ik al maar geschreven en geschre ven heb, zou ik geen enkel uitroepingstee ken hebben gezet?" En te midden van al die vurige uitroe pingsteekens vertoonde zich het spottend gelaat van den jongen man. En al die tee- kens werden één enkel reusachtig uitroe pingsteeken. In volle veertig jaren geen een och kom, niet mogelijk! Hij wreef zich de oogen en trachtte in te slapen; maar nog altijd stond het kolossale exemplaar tegen den donkeren grond. „Zoo kan het niet. Als 't zoo doorgaat, slaap ik den heelen nacht niet. Maruschai" Hij wekte zijn jonge vrouw, die er zich steeds op liet voorstaan, dat zij een betere school had doorgemaakt. „Duifje, weet jij soms, wanneer zet men in 'n officieel stuk een uitroepingsteeken?" „Niets gemakkelijker dan dat! De geheele gramatica ken ik van buiten. Het uitroe pingsteeken wordt geplaatst bij aanhef, uit roepen, bij uitingen van verrukking, onwil, vreugde, teleurstelling en andere gevoelens en gewaarwordingen." „Zoo, zoo," zei Perekladin „vreugde, teleurstelling en andere gevoelens en ge waarwordingen." De ambtenaar werd pen sief. Sedert veertig jaren schreef hij dui zenden, ja tienduizenden stukken en hij kon zich niet een enkelen volzin herinneren, welke verrukking, vreugde, óf iets van dien aard uitdrukte. „Gevoelens of gewaarwordingen? maar zijn die dan voor het schrijven van akten- stukken noodig? Perekladin richtte zich op en ging op den rand van zijn bed zitten. Zijn hoofd deed hem pijn. In den hoek brandde voor het Heiligenbeeldje het lampje; een adem van gemoedelijkheid zweefde door de kamer; men bespeurde de liefhebbende vrouwen hand, maar de oude ambtenaar vond het koud en ijzig, als dreigde een ziekte hem te bevangen. Het uitroepingsteeken stond thans reus achtig groot voor hem in de kamer; net boog hoonend voor hem en hij hoorde dui delijk hoe het hem toefluisterde: „Machine, machine!" De beambte trok dc dekens over zijn hoofd; maar den ganschen nacht verliet het spook hem niet. Den volgenden morgen zag hij het overal; al zijn gedachten waren geconcentreerd op het uitroepingsteeken. „Vreugde, verrukking .treurigheid en an dere gevoelens" dacht hij. „Het wae zoo; als een machine, zonder eenig gevoel, veer tig jaren lang." Zoo had dat onuitstaanbare jonge mensdi gesproken en dat jonge mensch had ge lijk gehad. Ik ga naar den president en dien mijn ontslagaanvrage in. Zal ik dat doen met gevoelens of gewaar wordingen? Of weder als een machine? Zoodra Perekladin op straat stond, scliejn het hem toe, als kwam ook daar het uit roepingsteeken op hern toe. Toen hij in het voorvertrek van Zijne Excellentie den penhouder in de hand nam, in den inkt doopte en zijn verzoek orn eer vol ontslag onder toekenning van pensioen (model No. 179) ondecteekende: „Jefim Perekladin". toen zette hij daarachter drie uitroepings teekens. En toen hij deze drie teekens zag, toen voelde hij verrukking en vreugde, treurig heid en weemoed alles tegelijk. „Daar heb je 't, daar heb je 'n nul" sprak hij zacht. En het teeken verdween.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1