Tweede Blad
Apologie en de Kleinere
Roomsche Pers.
OORLOGS-VARIA.
DE VLIEGMACHINE.
beboerende
bij de Leidsche Courant van
Donderdag I October 1914,
Van harte en volgaarne voldoe ik aan het
verzoek der actieve Redactie in het ope
ningsnummer der „nieuwe" Leidsche Cou
rant, welke op dei; dag van lieden een an
der, laten we hopen een meer krachtig en
bloeiend tijdperk ingaat, een enkel woord
over apologie ten beste te geven.
Misschien lijkt het vermetel om in dezen
tiid van angstvolle oorlogsberóering en nij
pende economische zorgen de belangstel
ling dér lezers te vragen voor een rustige
beschouwing, terwijl iedereen in de laatste
dagen naar de courant grijpt vóór alles en
bijna uitsluitend om oorlogsnieuws, voor
een groot deel oorlogs-gnïwèleh, te verne
men. Doch van den anderen kant brengt
het wellicht eenige verkwikking aan ver
stand en hart voor een oogenblik de aan
dacht af te leiden van het oorlogsveld, en
over te brengen op een ander strijd-terrein,
van geestelijk-apologetischen aard, dat is
van niet minder belang, doch vreemd aan
do angst en verschrikking der kanonnen.
Iedere roomsche courant, welke met recht
pn met eere haar naam weet te dragen, be
zit daardoor alleen reeds apologetische
waarde, ook al houdt zij zich vormelijk
niet met rcchtstreeksche geloofsverdediging
liezig. Het is er al mede als met den begin-
sc-l-vasten Katholiek, die door practisch het
geloof in al zijn gevolgtrekkingen te bele
ven met reden genoemd wordt een „apolo
geet van de daad". Dit „roomsch-zijn" der
locale dagbladen is juist hun groote waarde
en bcteekenis voor de katholieke lezers.
Immers het gevaar der neutrale,
pers is hierin gelegen, dat ze niet-
„roornseh" is, terwijl het „niet-roorosch-
?iin" meermalen ontaardt in een anti-room-
sche gezindheid. Zonder openlijk en recht-
shceksch de katholieke beginselen aan te
vallen, weet men toch in neutrale couran
ten maar al te dikwijls een on-christelijke
en anti-kaholieke strekking neer te leggen
in- en ook vooral buiten 't redactionele ge
deelte. Feuilletons eri advertenties, boek
aankondigingen en tooneelrèeenies, eigen
aardig gekleurde nieuwstijdingen, handig
gegroepeerde pers-overzichten, kamer-be
schouwingen, critiek op overlieids-daden,
verhandelingen over schijnbaar-onschuldige
onderwerpen, het verzwijgen van room
sche successen, het kan alles dienstbaar ge
maakt worden aan een slinksche en ver
borgen bestrijding der katholieke geloofs-
en zeden-leer.
Dat die mogelijkheid vaak werkelijkheid is
geworden, heeft de ondervinding ons ge
leerd en de waakzame redactie van dit blad
heeft meermalen haar „neutrale" collega's
op 'deze verdekte strijdwijze betrapt.- Daar
entegen kan de roomsche pers het zoo-even
genoemde gebruiken als middel tot practi
sche handhaving cn verdediging onzer be
ginselen.
Het hier gezegde geldt even goed voor de
groote als voor de kleinere, de plaatselijke
pers. Ook deze, door volop roomsch te zijn,
zal op den lezer 'njaeschermenden en verhef-
fehden invloed uitoefenen in betrekking tot
zijn geloofs-leven. Dit is een practische apo
logie, welke ook aan het meest eenvoudige
plaatselijk blad, dat onder roomsche vlag
werkt, tot taak is opgelegd.
Toch is het geenszins overbodig, maar
verdient het vf eleer aanbeveling, dat ook de
kleinere roomsche pers zich wijdt aan vor
melijke apologie in den echten zin des
woords. Het feit, dat de plaatselijke couran
ten van niet-roomsche zijde dikwijls aanval
lend tegen onze belijdenis optreden, is op
zich zelf reeds voldoende om rechtstreek-
8che geloofs-verdediging in onze locale bla
den te motiveeren.
Doch er is meer. De volks-ontwikkeling,
welke in de laatste jaren niet weinig is toe
genomen en ook- door onze voormannen
met succes wordt behartigd, heeft van zelf
meegebracht, dat ook de gewone man, meer
dan vroeger, zich zelf rekenschap alvraagt,
Qjnivont zij# loVénörhoschouwing In het al-
gerrieoiï, en tal van particuliere waagstuk
ken' in het bijzonder. «Boeken zich aan te
schaffen is te duur en zou te veel tijd vor
deren, terwijl er veel gevaar bestaat, dat
zijn geestes-ontwikkeling op dergelijke stu
die niet is berekend en 't resultaat van ©ui
en geen waarde moet genoemd worden. Zul
ke zelfstudie heeft misschien voor weinig
ontwikkelden zelfs niet te onderschatten
schaduw-zijdcn. Dezen zoeken derhal ce
voorlichting in de roomsche courant, welke
het zich tot een heiligen plicht zal rekenen
han deze geestes-hehoefte harer weetgierige
lezers zoo goed mogelijk te voldoen. Zonder
nutteloos-oppervlakkig te worden, zal zij
door eenvoudige en heldere apologie haar
lezers tot voorlichting dienen.
Bovendien, de tijd is voorbij dat alleen
de stad werd gebruikt als propaganda-ter-
rein voor ongeloof en dwaling. Ook np het
platte land, in de kleinere en de kleinste
dorpen, zijn dikwijls niet te miskennen ge 1
voren voor geloof en rechtzinnigheid. liet
is geen uitzondering, dat kleine dorpen
langzamerhand uitgroeien tot vrij aanzien
lijke fabrieksplaatsen en industrie-centra,
wat ten gevolge heeft een vermenging der
eenvoudige dorps-bevolking niet „verlichte"
werklieden uit de steden. En de onderv.u-
ding heeft bewezen, dat de dorpsman dik
wijls te weinig op deze nieuwe elementen is
berekend, en langzamerhand in zijn ge
loofsovertuiging, zoo niet geschokt en ont
wricht, dan toch verzwakt wordt. Op derge
lijke plaatsen is de partij der socialisten er
al heel spoedig bij een locale afdeeling te
vestigen, en het Neo-Malthusianisme \er-
geet niet, zelfs niet in de meest geïsoleerde
dorpen en gehuchten, propaganda te ma
ken. Zoo zijn ook de bewoners van liet plaile
land aan allerlei gevaren voor geloof en
zeden blootgesteld.
Welnu de meesten hunner stellen zich te
vreden met kleinere dagbladen van plaats-1.-
lijken aard, en daarom is het dringend
noodzakelijk, dat de kleine pers ten platte
lande tegengif biedt aan hare lezers in za
kelijke en practische apologie, ten einde
daardoor de ongeloovige anti-godsdienstige
propaganda onschadelijk te maken. Dat ook
de „Leidsche Courant" in het bijzondbr *.:cb
uitstrekt over een lezerskring, die aan ce
genoemde gevaren is blootgesteld, is duide
lijk voor iedereen, die eenigermate met do
omgeving der Sleutelstad bekend is.
Tegenover deze taak der kleinere dag
bladpers mag zeker ook gewezen worden op
de verplichting der lezers om waardeering
en belangstelling te toonen voor dezen ar
beid der redactie. Over het algemeen is die
belangstelling zeker te gering. Menigeen
leest de courant hoofdzakelijk om nieuwtjes
te vernemen uit de plaats van geboorte of
inwoning, en ziet gaarne in de courant nog
maals in den breede verhaald, waarvan
men zelf misschien ooggetuige was of al
thans reeds veel hoorde vertellen. Voor an
deren weer is vooral de kennisgeving van
'den burgerlijken stand aangaande geboorte,
huwelijk of overlijden van bekenden en on
bekenden een interessant vraagstuk, terwijl
in den jongsten tijd ook de sport-rubriok
een groole aantrekkingskracht blijkt te be
zitten. Maar om een beschouwing van meer
ernstigen en leerzamen inhoud met aan
dacht te. lezen en desnoods te herlezen, daar
voor ontbreekt dikwijls de vereischte be
langstelling. Toch blijft het waar, dat voor
den aandaehtigen lezer de courant het mid
del kan worden om zich in maatschappelij
ke, zedelijke en godsdienstige vraagstuk
ken, al is het dan ook op bescheiden voet,
eenige kennis en ontwikkeling te verwer-»
ven. Belangstelling dus en aandachtige ie-
zing is liet, wat van de lezers verwacht
wordt.
Hierop durven wij een beroep doen, nu
de „Leidsche Courant" een nieuwe phase in
haar bestaan gaat beginnen. De pogingen,
die gedaan zijn om de financieel-economi-
sclie zijde dezer onderneming, naar men
meent, te verbeteren, hebben recht op dank
bare waardeering. Dat de Redactie deze
nieuwe regeling zal gebruiken als een wel
kome geldgenheid om den inhoud van het
blad naar best vermogen te vervolmaken, is
ons #vast vertrouwen. Daarom durven wij
eindigen met den wensch, dat het de room
sche „Leidsche Courant" in de toekomst
moge goed gaan, en zij onder Gods zegen
haar vruchtbaar apostolaat moge voortzet
ten onder de Katholieke bewoners van Lei
den en omstreken.
A.' Th. SEIJSENER pr.
V PIJNLIJK.
Een aantal ambtenaren der posterijen en
telegrafie heeft zich tot den directeur-gene
raal van dit dienstvak.g£?icrii m'et het'ver
zoek, vergoeding te mogen ontvangen van
bet derven der verlofdagen in 1914.
Ziedaar een verbijsterend verzoek,
Terwijl duizenden I^eclerlanders zich opof
feringen moeten getroosten in het belang
van het vaderland, komen daar Rijksambte
naren met een gewaarborgde positie, vra
gen hen schadeloos te willen stellen voor het
gemis van iets, wat menigeen dier duizen
den Nederlanders reeds in normale omstan
digheden moet ontberen.
Zeer terecht gaat de directeur-generaal op
dit schrokkige verzoek niet in. Ook door
hem wordt natuurlijk betreurd, dat zich.
thans omstandigheden voordoen, die het ge
ven der normale verloven belemmeren,
maar even natuurlijk werd verwacht, dat de
ambtenaren het derven van verlof als eene
noodzakelijkheid zouden aanvaarden.
De directeur-generaal der P. en T. vindt
het pijnlijk te moeten ervaren, dat vele amb
tenaren hierin weer een welkome gelegen
heid meenen te zien-om van de administra
tie wat geld ios te krijgen. Waar mogelijk,
zal het reglementaire verlof nog worden ver
leend, doch vergoeding wegens niet genoten
verlog is buitengesloten terwijl overbren
ging van het tekort aan verlof in dit jaar
op het volgend jaar op practische bezwaren
zal stuiten.
Wij zouden den „velen ambtenaren", die
zich zoo onbescheiden gedragen, wel willen
aanraden, in deze billijke beslissing van
hun chef te berusten. Een een hoogst gun-
stigen indruk zou het maken op allen, die
thans nog wel iets meer derven dan verlof,
indien de ambtenaren, die het met hun in
halige colega's niet eens zijn, hiervan open
lijk blijk gaven.
Hier ligt een practisch punt van overwe
ging voor de ambtenaarsvereenigingen, dat
wel de aandacht verdient, want boven om
schreven vei zoek maakt inderdaad een
„pijnlijken" indruk.
We nemen dit woord over van den Direc
teur-Generaal, maar een ander, minder
vriendelijk, wilde ons eigenlijk uit de pen.
Hoe men mijnen zoekt.
Een der oudste methoden ,om waarde
volle schepen voor de verwoestende aanra
king met mijnen te behoeden, berust op het
gebruik van vaartuigen van geringer waar
de als „versperringsbrekers".
Dat zijn vaartuigen, die voor de te be
schermen schepen uitvaren of in beweging
gebracht worden tegen een mijnenversper-
ring. waarvan de plaats bekend is. Zij moe
ten met de mijnen in aanraking komen,
deze hierdoor onschadelijk voor andere
schepen maken en aldus een bres in de
mijnenversperring doen ontstaan.
De moeilijkheid is slechts daarin gelegen,
zulke waardelooze vaartuigen op een zelf
den diepgang te brengen als de groote slag
schepen bezitten, en zoo in contact met de
mijnen te doen komen. Verscheiden koop
vaardijschepen kunen dooi; belasting des
noods op dengewenschten diepgang ge-
•bracht worden. Men moet echter Ook hierop
letten, dat de versperringsbreker zoo moge
lijk niet terstond door de eerste mijn ver
nietigd, door de vernieling van zijn ma
chinerie in zijn functie verlamd of zelfs in
de versperring tot zinken gebracht wordt.
Daarom kiest men voor dergelijke doelein
den schepen, welke hun ketel en machine
zooveel mogelijk achteraan hebben. Bij de
ontploffing van een mijn zal dan vermoede
lijk het voor- of middenschip worden getrof
fen, zoodat de machine aan den gang blijft
en men in staat gesteld is, den verspevngs-
breker op andere mijnen af te zenden, of de
gemankte bres open te laten.
Het spreekt van zelf, dat van ris beman
ning van zulk een vaartuig, 't welk vermoe
delijk tot den ondergang gedoemd is, ten
Lu'ifngewone mate van dapperheid en zelf
ver loochening wordt geëischt.
Een ander verdedigings- en zoekmiddeLis
d-ï z.g. mijnenvanger, die aan den voorsle
ven van het te beschermen vaartuig wordt
aangebracht. Daarvoor bestaan verschillen-,
de constructies. Aan den boeg van het be-
treffende schip zijn op beide zijden balken
bevestigd, aan de vooreinden door een staal
draad verbonden. J^e 'lenKte.'jBj>-,uet toetstol
is zoodanig, dat de mijn zoo ver
mogelijk van';ier schip ontpioft.
getracht moet-*vorden, het anker
touw van een ontdekte mijn stuk te maken,
was het noodig een toestel te bedenken,
waardoor het touw gegrepen en vastgehou
den wordt en dat van een schaar of een
springlading is voorzien. Het gelukte ook,
oin zulke apparaten te vervaardigen. Vol
komen betrouwbaar zijn deze toestellen ech
ter niet.
Het uit den weg ruimen van een mijn ge
schiedt het eenvoudigst en met het minste
gevaar door beschieten. De ervaring, met
name in den Russisch-Japanschen oorlog
cpge'daan, heeft geleerd, dat dikwijls eer
groot aantal treffers voor het bereiken van
het doel noodig zijn. Sneller vaat de ver
nieling der mijn, waneer'geschut van klein
kaliber met granaten ter beschikking zijn.
Dit,alles heeft betrekking op mijnen, die
onder water verankerd zijn. De zaak ver
houdt zich echter snders bij losdrijvende
mijnen. Wel is waar heeft de tweede Haag-
sche vredesconferentie het uitstrooien van
losdrijvende mijnen aan scherp omschreven
voorwaarden gebonden, maar men moet in
den zeeoorlog toch altijd met het voorhan
den zijn van talrijke losdrijvende mijnen re
kening houden. Rusland bijv. heeft de be-'
doelde over® 1 niet onderteekend.
Men moet er zich hierbij toe bepalen,
nauwkeurig uit te kijken, om het gevaar
bijtijds te ontwijken. Ook tegenwoordig zijn
er geen afdoende middelen, om het gevaar
van mijnen geheel te ontgaan. Men heert
voorgesteld, de door losdrijvende mijnen ge
vaarlijk gemaakte gebieden met netten af te
zoeken. Over een practische proefneming in
dezen zin zijn echter nog geen mededeelin-
gen beschikbaar.
De eenige verbetering bij vroeger bestaat
in de ontwikkeling van het watervliegwe-
zen. Uit vliegtuigen in de lucht kan men bij
helder water de aanwezigheid van mijnen
vaststellen. Dit geldt ook voor losdrijvende
mijnen, die zonder twijfel beter zichtbaar
zijn d*n de voor kS*l liggende, daar zij
aan of dichtbij de oppervlakte van het water
drijven. Onder alle weersverhoudingen kan
men echter niet op de vliegtuigen rekenen,
en zoo blijft evenals voorheen het gebrek
aan een betrouwbaar behoedmiddel tegen
drijvende mijnen bestaan.
De uitgaven voor de zeemacht,
In Engeland is een officieel verslag ver
schenen omtrent de marine-uitgaven der
voornaamste zeemogendheden. Hieruit
blijkt dat terwijl voor Groot-Brttannië de
begrooting van marine voor het jaar 1914
1915 is vastgesteld op een bedrag van
52,261,703 p. st. zij in 1905—1906 nog
slechts 37,159,235 p. st. bedroeg, een ver
meerdering dus met ongeveer 18.000.000
p. sterling.
Voor de andere staten is de vergelijking
tusschen de beide genoemde jaren de vol
gende:
1905 1914 of 1914-'15
p. st. p. st.
Frankrijk' 12,667,856 25,387,306
Rusland 12,592,C84 26,190,212
Duitschland 11,300,000 23,284,531
Italië 5,040,000 10,313,000
O.-Hongarije 3,838,975 7,408,196
Ver. Staten 24,444,948 30.331,364
Japan 2,388,019 10,02,919
Deze cijfers toonen hoe reusachtig in de
laatste jaren de kosten voor de vloot in de
verschilende landen zijn opgedreven. Wat
het personeel van de vloot betreft, Groot-
Britannië staat natuurlijk bovenaan. In
1905 had .het ruim 128,000 zeelieden in de
oorlogmarine, in 1914 echter 151,000;
Duitschland verdubbelde de vlootbeman-
ning van ruim 40,000 tot ruim 79000. Het
personeel der Russische vloot is in aantal
verminderd. In 1905 telde dit aantal op
papier althans ruim 71000, thans ruim
59,000. In Frankrijk steeg het aantal zee
lieden der oorlogsvloot van 54,549 töt
69,585; in Italië van 27.492 tot 40,063; *in
Oostenrijk-Hongarije van 11,989 tot 23,012 en
in de Vereenigde Staten van 50,049 tot
67,644..
De grootte der legers.
Het heeft velen getroffen .zegt het Ctr.,
dat niettegenstaande de buitengewoon groo
te onttrekking van -mannen aan het civiele
leven, het stadsbeeld in de groote Duitsche
steden, bijv. in Berlijn, daarvan nog zoo
weinig de kenmerken draagt. De straten
zien wat bet mannelijke element aan
gaat, niet zooveel anders uit dan voorheen.
,,HO(vkan dat, nu er een paar millioen
Duitsche soldaten aan de grenzen staan?"
vragen zich velen af. Het antwoord op die
vraag is, dat er in "Duitschland zoo vccls
mannen zijn, nl. 16 millioen tusschen de 20
en de 59*jaar. -
In Verrijn's Stuart's werk over (le Sta
tistiek, le deel'blz. 176, staat, dot in 1900 per
1000 bevolking voorkwamen:
mannen
0-19 jr. 20-59 jr. 60 jr. of ouder
Nederland 223 229
België 201
Ver. Koninkr. 212
Duitschland 222
Rusland 240
Oostenrijk
Hongarije
Frankrijk
32
238
200
44
31
In 1909 was de toestand in Nederland niet
sterk veranderd, blijkens cle uitkomsten der
volkstelling van 31 Dec. 1909 was namelijk
het aantal mannen van 20 tot en met 59 jaar
280 per 1000 bevolking, dus weinig meer dan
de bovengenoemde 229. Als dat in Duitsch
land ook zoo is, clan zouden we kunnen
stellen, dat 24 van cle bevolking mannen
zijn van 20 tot en met 59 jaar.
Nu is de bevolking in Duitschland op het
oogenMik plm. 07 millioen, dus kan men
het aantal mannen van 2069 jaar schatten
op 16 milioen.
Rekent men clan bij deze 16 millioen nog
de jongens van 17, 18 en 19 jaar, dan komt
men tot een nog aanzienlijk hooger aantal.
Natuurlijk zijn van de mannen van 17
tot 59 jaar lang niet allen geschikt voor het
leger; ook zijn er voor alerlei diensten in het
land zelf eer velen, die eenvoudig niet gemist
kunnen worden uit hun werkkring, of die
wegens lichaamsgebreken moeten worden
afgeschreven. Maar al laat men bovendien
alle mannen boven de 50 jaar buiten reke
ning, dan blijven nog voldoende menschen
over, om als reserve voor 't leger te dienen.
KERKNIEUWS.
De nieuwe Aartsbisschop van Bologno.
De opvolger van Z. H. de Paus en
aartsbisschoppelijken zetel van B< is
Mgr. Georgio Gusmini, tot dusv us-
schop van Foligno, een der ijverigs! or
deraars van cle katholieke actie in i en
op alle Katholiekendagen een gevierd rede
naar.
Het bisdom Haarlem in 1913.
Het bisdom Haarlem telde in 1913 onge
veer 650.000 Katholieken. Van dezen werden
er in dat jaar 14,005 voor het eerst tot de
II. Communie toegelaten en daardoor steeg
het aantal communicanten tot 424.495. In de
geestelijke zorg voor deze talrijke schare
voorzagen volgens de opgave van 31 Dec.
687 priesters: van dezen behoorden er 523
tot de wereldgeestelijken, en 164 tot verschil
lende kloosterorden.
Het bisdom was in genoemd jaar verdeeld
in 20 dekenaten, omvattende 238 parochies,
terwijl er nog 4 parochies in voorbereiding
waren. Er bestonden naast die 238 parochie
kerken nog 21 bijkerken, 8 algemeene hulp
kerken en 36 kapellen, die door een rector
werden bediend, of tezamen 303 bedehuizen.
Het getal Doopsels, dat in 1913 word toe
gediend, bedroeg 20,646. Wie dit getal (31
kinderen-doopsels per 1000 Katholieken) ver
gelijkt met het gemiddelde geboortecijfer in
ons land, zal tot de blijde ontdekking ko
men, dat in onze Roomsche gezinnen, God
dank, nog levensmoed genoeg gevonden
wordt, om te weerstaan aan de gemakzuch
tige verlokkingen, die er zoovelen in de we
reld brengen tot niet te noemen practijken.
Onder dit getal doopsels is ook medegeteld
een verblijdend getal bekeeringen, niet min
der dan 703 (536 volwassenen en 172 kinde-
£W)-
«Tn 1913 werden in het bisdom uitgereikt:
13,956,257, d. i. ongeveer 14 millioen II.II.
Ccir.rnnriiën of v er en drie kwart millioen
meer dun in 1912.
Jn 1913 deed Z.D.H. Mgr. Callier Vorm
reizen in de steden Haarlem, 4 Mei: 618
vormelingen, en '-Gravenhage, 7-10 Oct.
3128 v., en in de dekenaten Alphen, 12—14
Mei: 1271 v., Noordwijk, 11—14 Juni, 2416 v.,
en Amsterdam, 1925 Oct., 488,1 v.; 14.767
geloovigen ontvingen aldus het H. VormseL
FEUILLETON.
«0)
Ik ga dadelijk, ondanks het consigne,
■dat mij gegeven is, naar de vergadering van
onzen overste, zeide de officier. Wilt gij mij
hier wachten?
Eenige oogenblikken later werd Maurice
Rimbault binnengeleid in de groote salon
van de „Connecticut", waar 22 vloot-com-
mandanten, 7 onder-admiralen en 3 admi
ralen rond een groote tafel stonden, waarop
een kaart van den Stillen Oceaan was uitge
spreid.
Ofschoon deze mannen tot het puik be
hoorden en doordat ze veel gezien hadden,
zich niet spoedig verwonderden, vertoonde
hun gelaat een groote verrassing, toen de
jonge Franschman in het midden van den
kring doordrong.
Wat men hun zooeven had meegedeeld,
was dat mogelijk?
Admiraal Hopkins was een man van mid
delbare lengte, gebruind gelaat en blauwe
°ogen, die diep in de kassen stonden onder
zware wenkbrauwen met levendigheid van
beweging en beslistheid in zijn optreden.
Hij deed een stap naar den ingenieur toe,
en zonder inleiding zegde hij,
Wat heb ik gehoord, mijnheer.... Gij
komt van onze vesting Midway en gij zegt,
dat ze nog weerstand biedt, dat ons steen-
kolendepot daarginds nog niet genomen is?..
Het weinige, dat ons.zooeven verteld is, is
»s zoo ongelooflijk'; dat ik u verzoek in bij
zonderheden te willen 'treden'die 'deze beo-
ren en mij zullen overtuigen. Van wat gij
ons gaat vertellen, kan inderdaad het lot
van ons eskader afhangen.
Ik wist het, admiraal, en daarom heb
ik er zoo nadrukkelijk op aangedrongen, dat
ik dadelijk na mijn aankomst bij u zou wor
den toegelaten.
Spreek, mijnheer, spreek.
Toen vertelde de jonge man te midden van
een plechtige stilte het verhaal van zijn
tocht, le beginnen met den nacht; waarin de
ramp met de Mackenzie had plaats gehad.
Toen hij aan het verhaa) kwam van 8e ver
wonding van majoor Hezey, waarvan hij
den ernst niet ontveinsde, werden alle^.
zichtbaar bewogen en alle blikken wenddeil 1
zich naar den commandant, die, geheel
bleek geworden, een beweging met de hand
maakte.
Admireal Ifopkins onderbrak den jongen
Franschman.
Arme Heuzey, zegde hij met trilling in
zijn stem, wat doet het mij leed, dat deze
slag u zoo spoedig heeft getroffen. Mijnheer
.wist blijkbaar niet, dat cle broeder van den
dapperen majoor te Midway aanvoerder is
op een van de beste schepen onzer vloot: de
r;', Colorado", en hij wist vooral niet, dat die
1 broeder ^hem aanhoorde. De weerzin van
den eorlog .mijne heeren. Majoor Heuzey is
het eerste slachtoffer in deïrstrijd zonder ge
nade, die beginnen gaat,. Eer aan hem....,
,fMaar wij zullen hern wreken:::
En op den kapitein toetredende, drukte de q
admiraal hem lang en stevig de hand.
Kapitein Henzey was het evenbeeld van
den cpmmandant van Midway; hij was*
eenige jaren jonger, greot, ténger en ener
giek van gestalte; geheel «ijnioptredeji.yer->
riedden militair. <naar tegelijkertijd "den
man van aanzien.
Denkt ge, dat ik hem levend zal terug
vinden? vroeg hij met onvaste stem.
Een vaag gebaar van, „weinig hoop", was
het eenige antweord, dat de vlieger gaf.
Een traan ontglipte het oog van den kapi
tein.
Hij vervolgde,
En zijn' arm kind, dat hij daar ginds
>heeft meegenomen... wat zal er van haar
worden? Vergeef mij, admiraal dat ik mij
op dit oogenblik met deze gedachten bezig
houd... Ik vraag ook verschooning ervoor
t aan al de heeren en verzoek u, dat het ver
fhaal zal worden voortgezet.
Mijnheer Rimbaut zal zich te uwer be
schikking stellen en na afloop van den
krijgsraad, waarde commandant, om u alles
te zeggen, wat hij weet, over den toestand
van uw nicht. Wees ervan verzekerd, dat
wij alles in deze droevige omstandigheden
met u medevoelen en dat onze oprechte
vriendschap u zal steunen.
Zeer bewogen door dit voorval, dat hij
zich verweet niet te hebben voorzien want.
hij wist, dat een broeder van fhajoor Henzey
het bevel voerde, op een pantserkruiser
zette de jonge Franschman, zijn verhaal
Vvoort, slechts even eenige bijzonderheden
van zijn luchtreis aanvoerend en aleen er op
aandringend, dat men het kostbare steen
kolen-depot wilde redden, dat minstens 3000
mijlen van t de Japansche kusten was ver
wijderd.
Toen hij geëingdigd had, dankte admiraal
Hopkins hem in hartelijke bewoordingen.
-Gg—Gij maakt een einde aan een onzeker
heid, die' ons reeds lang drukte, zegde hij,
want'door duivelsche behendigheid hebben
'onze vijanden zulk een verwarring gebracht
in onze telegrafische verbindingen, dat wij
zelfs geen berichten kunnen krijgen van j
schepen, die in het gezicht onzer kusten
voorbij varen: de telegrafie zonder draad»-,
werkt niet meer of werkt zoo onregelmatig,'
dat het schijnt, dat eene groote statie hier.
in de buurt voortdurend sterke Hertz-golven
in de ruimte zendt, die al de andere vernie-
tigen. m: -
—Admiraal, zegde de ingenieur op levcn-
digen toon, ik geloof dat ik weet, waar deze
storing vandaan komt. de statie, waarvan
u spreekt, bestaat, nu ar niet op het vaste
land, zij bevindt zich in zee en ik heb ze zelf
gezien. Het is een'schip, dat 800 of 1200 mij
len van Hawai ligt, en waar ik gisteren heel
dicht langs ben gekomen bij het vallen van
den avond. Als ik mijn reis op de kaart kon
vinden, zal ik u de ligplaats op 10 mijlen na,
pauwkéurig aanwijzen.
En Maurice Rimbaut somde de redenen'
op, op grond waarvan hij vermoedde, dat
dit schip zonder vlag, bijna onbeweeglijk
liggend, en^met een groot aantal stroom-
afleiders', crTwaarop hij de eigenaardige ge
luiden had gehoord, daar lag om onophou
delijk verwarrende seinen in de ruimte te
zenden."" -
Men moet het nemen, op onze doorreis,
zegde de admiraal. Het is een nieuwe dienst,
dien gij ons bewijst, mijnheer. Ik kan u er
niet genoeg voor danken; wees er evenwel
van verzekerd dat Amerika uwe diensten op
prijs zal weten te stellen.
Admiraal,'onderbrak.de jonge man
hem, u kunt mij dadelijk de eenige beloo
ning schenken, die ik verlang
Welke dan? vroeg de commandant van
het eskader, op een toon, waarin dé ver
bazing duidelijk doorklonk*
Sta rr\ij toe, dat ik mij op den kruiser in
scheep, dien u zult aanwijeen om al de an
dere schepen vooruit te gaan, den kruiser,
die het eerste te Midway kan zijn. Zoo spoe
dig mogelijk de vlag uwer natie op het fort
terugzien is mijn innigste, mijn vurigste
wensch op het oogenblik.
Admiraal Hopkins toonde opnieuw verba-
zing
Mijnheer, zegde hij, ik schenk u van
ganschcr harte een gunst, die in mijn oogeu
7 niets dan een verdienste voor u te meer is.
Uw land is altijd, ik beken het hier volmon-
"dig, de rijkste bron geweest van edelmoe
digheid, die er op de wereld te vindon is. En
ik groet hot hier in uw persoon
Het compliment maakte Maurice P.irribXiut
jwel een weinig verlegen. Belangloos, hij
was het niet, en .de belooning, die hp.tr.
ginds .wachtte, was hem meer waard, dnn
alle, die rncn hem dadelijk zou willen schen
ken.
Om zijn verlegenheid te verbergen weed
hij don commandant van het eskader op de
absolute noodzakelijkheid, met de huipschc»
pen een schip met drinkwater te doen ver
trekken, daar het fprt Midway slechts voor.
"zes of acht' dagen water meer had.
Mijn overste van den general en staf. zal
'al het mogelijke doen, zegde do admiraal;
.wat u betreft mijnheer, rnaak u gereed om
u binnen het uur'in te schepen, we rit *\vij
thebben geen oogenblik te verliezen, uw v.o*v
vhaai heeft ons alienor van nvo.riuigd. A-&
f Midway1 het tot onzff 'tiankoms^. uithoud^
zullen «wij lionoloeloe binnen 14 dagen
bareikt hebben de rosi zal wd van tfeÜ
gt&nV n
(Wordt vervolgd.)