Tweede Blad Apologie en de Kleinere Roomsche Pers. OORLOGS-VARIA. DE VLIEGMACHINE. beboerende bij de Leidsche Courant van Donderdag I October 1914, Van harte en volgaarne voldoe ik aan het verzoek der actieve Redactie in het ope ningsnummer der „nieuwe" Leidsche Cou rant, welke op dei; dag van lieden een an der, laten we hopen een meer krachtig en bloeiend tijdperk ingaat, een enkel woord over apologie ten beste te geven. Misschien lijkt het vermetel om in dezen tiid van angstvolle oorlogsberóering en nij pende economische zorgen de belangstel ling dér lezers te vragen voor een rustige beschouwing, terwijl iedereen in de laatste dagen naar de courant grijpt vóór alles en bijna uitsluitend om oorlogsnieuws, voor een groot deel oorlogs-gnïwèleh, te verne men. Doch van den anderen kant brengt het wellicht eenige verkwikking aan ver stand en hart voor een oogenblik de aan dacht af te leiden van het oorlogsveld, en over te brengen op een ander strijd-terrein, van geestelijk-apologetischen aard, dat is van niet minder belang, doch vreemd aan do angst en verschrikking der kanonnen. Iedere roomsche courant, welke met recht pn met eere haar naam weet te dragen, be zit daardoor alleen reeds apologetische waarde, ook al houdt zij zich vormelijk niet met rcchtstreeksche geloofsverdediging liezig. Het is er al mede als met den begin- sc-l-vasten Katholiek, die door practisch het geloof in al zijn gevolgtrekkingen te bele ven met reden genoemd wordt een „apolo geet van de daad". Dit „roomsch-zijn" der locale dagbladen is juist hun groote waarde en bcteekenis voor de katholieke lezers. Immers het gevaar der neutrale, pers is hierin gelegen, dat ze niet- „roornseh" is, terwijl het „niet-roorosch- ?iin" meermalen ontaardt in een anti-room- sche gezindheid. Zonder openlijk en recht- shceksch de katholieke beginselen aan te vallen, weet men toch in neutrale couran ten maar al te dikwijls een on-christelijke en anti-kaholieke strekking neer te leggen in- en ook vooral buiten 't redactionele ge deelte. Feuilletons eri advertenties, boek aankondigingen en tooneelrèeenies, eigen aardig gekleurde nieuwstijdingen, handig gegroepeerde pers-overzichten, kamer-be schouwingen, critiek op overlieids-daden, verhandelingen over schijnbaar-onschuldige onderwerpen, het verzwijgen van room sche successen, het kan alles dienstbaar ge maakt worden aan een slinksche en ver borgen bestrijding der katholieke geloofs- en zeden-leer. Dat die mogelijkheid vaak werkelijkheid is geworden, heeft de ondervinding ons ge leerd en de waakzame redactie van dit blad heeft meermalen haar „neutrale" collega's op 'deze verdekte strijdwijze betrapt.- Daar entegen kan de roomsche pers het zoo-even genoemde gebruiken als middel tot practi sche handhaving cn verdediging onzer be ginselen. Het hier gezegde geldt even goed voor de groote als voor de kleinere, de plaatselijke pers. Ook deze, door volop roomsch te zijn, zal op den lezer 'njaeschermenden en verhef- fehden invloed uitoefenen in betrekking tot zijn geloofs-leven. Dit is een practische apo logie, welke ook aan het meest eenvoudige plaatselijk blad, dat onder roomsche vlag werkt, tot taak is opgelegd. Toch is het geenszins overbodig, maar verdient het vf eleer aanbeveling, dat ook de kleinere roomsche pers zich wijdt aan vor melijke apologie in den echten zin des woords. Het feit, dat de plaatselijke couran ten van niet-roomsche zijde dikwijls aanval lend tegen onze belijdenis optreden, is op zich zelf reeds voldoende om rechtstreek- 8che geloofs-verdediging in onze locale bla den te motiveeren. Doch er is meer. De volks-ontwikkeling, welke in de laatste jaren niet weinig is toe genomen en ook- door onze voormannen met succes wordt behartigd, heeft van zelf meegebracht, dat ook de gewone man, meer dan vroeger, zich zelf rekenschap alvraagt, Qjnivont zij# loVénörhoschouwing In het al- gerrieoiï, en tal van particuliere waagstuk ken' in het bijzonder. «Boeken zich aan te schaffen is te duur en zou te veel tijd vor deren, terwijl er veel gevaar bestaat, dat zijn geestes-ontwikkeling op dergelijke stu die niet is berekend en 't resultaat van ©ui en geen waarde moet genoemd worden. Zul ke zelfstudie heeft misschien voor weinig ontwikkelden zelfs niet te onderschatten schaduw-zijdcn. Dezen zoeken derhal ce voorlichting in de roomsche courant, welke het zich tot een heiligen plicht zal rekenen han deze geestes-hehoefte harer weetgierige lezers zoo goed mogelijk te voldoen. Zonder nutteloos-oppervlakkig te worden, zal zij door eenvoudige en heldere apologie haar lezers tot voorlichting dienen. Bovendien, de tijd is voorbij dat alleen de stad werd gebruikt als propaganda-ter- rein voor ongeloof en dwaling. Ook np het platte land, in de kleinere en de kleinste dorpen, zijn dikwijls niet te miskennen ge 1 voren voor geloof en rechtzinnigheid. liet is geen uitzondering, dat kleine dorpen langzamerhand uitgroeien tot vrij aanzien lijke fabrieksplaatsen en industrie-centra, wat ten gevolge heeft een vermenging der eenvoudige dorps-bevolking niet „verlichte" werklieden uit de steden. En de onderv.u- ding heeft bewezen, dat de dorpsman dik wijls te weinig op deze nieuwe elementen is berekend, en langzamerhand in zijn ge loofsovertuiging, zoo niet geschokt en ont wricht, dan toch verzwakt wordt. Op derge lijke plaatsen is de partij der socialisten er al heel spoedig bij een locale afdeeling te vestigen, en het Neo-Malthusianisme \er- geet niet, zelfs niet in de meest geïsoleerde dorpen en gehuchten, propaganda te ma ken. Zoo zijn ook de bewoners van liet plaile land aan allerlei gevaren voor geloof en zeden blootgesteld. Welnu de meesten hunner stellen zich te vreden met kleinere dagbladen van plaats-1.- lijken aard, en daarom is het dringend noodzakelijk, dat de kleine pers ten platte lande tegengif biedt aan hare lezers in za kelijke en practische apologie, ten einde daardoor de ongeloovige anti-godsdienstige propaganda onschadelijk te maken. Dat ook de „Leidsche Courant" in het bijzondbr *.:cb uitstrekt over een lezerskring, die aan ce genoemde gevaren is blootgesteld, is duide lijk voor iedereen, die eenigermate met do omgeving der Sleutelstad bekend is. Tegenover deze taak der kleinere dag bladpers mag zeker ook gewezen worden op de verplichting der lezers om waardeering en belangstelling te toonen voor dezen ar beid der redactie. Over het algemeen is die belangstelling zeker te gering. Menigeen leest de courant hoofdzakelijk om nieuwtjes te vernemen uit de plaats van geboorte of inwoning, en ziet gaarne in de courant nog maals in den breede verhaald, waarvan men zelf misschien ooggetuige was of al thans reeds veel hoorde vertellen. Voor an deren weer is vooral de kennisgeving van 'den burgerlijken stand aangaande geboorte, huwelijk of overlijden van bekenden en on bekenden een interessant vraagstuk, terwijl in den jongsten tijd ook de sport-rubriok een groole aantrekkingskracht blijkt te be zitten. Maar om een beschouwing van meer ernstigen en leerzamen inhoud met aan dacht te. lezen en desnoods te herlezen, daar voor ontbreekt dikwijls de vereischte be langstelling. Toch blijft het waar, dat voor den aandaehtigen lezer de courant het mid del kan worden om zich in maatschappelij ke, zedelijke en godsdienstige vraagstuk ken, al is het dan ook op bescheiden voet, eenige kennis en ontwikkeling te verwer-» ven. Belangstelling dus en aandachtige ie- zing is liet, wat van de lezers verwacht wordt. Hierop durven wij een beroep doen, nu de „Leidsche Courant" een nieuwe phase in haar bestaan gaat beginnen. De pogingen, die gedaan zijn om de financieel-economi- sclie zijde dezer onderneming, naar men meent, te verbeteren, hebben recht op dank bare waardeering. Dat de Redactie deze nieuwe regeling zal gebruiken als een wel kome geldgenheid om den inhoud van het blad naar best vermogen te vervolmaken, is ons #vast vertrouwen. Daarom durven wij eindigen met den wensch, dat het de room sche „Leidsche Courant" in de toekomst moge goed gaan, en zij onder Gods zegen haar vruchtbaar apostolaat moge voortzet ten onder de Katholieke bewoners van Lei den en omstreken. A.' Th. SEIJSENER pr. V PIJNLIJK. Een aantal ambtenaren der posterijen en telegrafie heeft zich tot den directeur-gene raal van dit dienstvak.g£?icrii m'et het'ver zoek, vergoeding te mogen ontvangen van bet derven der verlofdagen in 1914. Ziedaar een verbijsterend verzoek, Terwijl duizenden I^eclerlanders zich opof feringen moeten getroosten in het belang van het vaderland, komen daar Rijksambte naren met een gewaarborgde positie, vra gen hen schadeloos te willen stellen voor het gemis van iets, wat menigeen dier duizen den Nederlanders reeds in normale omstan digheden moet ontberen. Zeer terecht gaat de directeur-generaal op dit schrokkige verzoek niet in. Ook door hem wordt natuurlijk betreurd, dat zich. thans omstandigheden voordoen, die het ge ven der normale verloven belemmeren, maar even natuurlijk werd verwacht, dat de ambtenaren het derven van verlof als eene noodzakelijkheid zouden aanvaarden. De directeur-generaal der P. en T. vindt het pijnlijk te moeten ervaren, dat vele amb tenaren hierin weer een welkome gelegen heid meenen te zien-om van de administra tie wat geld ios te krijgen. Waar mogelijk, zal het reglementaire verlof nog worden ver leend, doch vergoeding wegens niet genoten verlog is buitengesloten terwijl overbren ging van het tekort aan verlof in dit jaar op het volgend jaar op practische bezwaren zal stuiten. Wij zouden den „velen ambtenaren", die zich zoo onbescheiden gedragen, wel willen aanraden, in deze billijke beslissing van hun chef te berusten. Een een hoogst gun- stigen indruk zou het maken op allen, die thans nog wel iets meer derven dan verlof, indien de ambtenaren, die het met hun in halige colega's niet eens zijn, hiervan open lijk blijk gaven. Hier ligt een practisch punt van overwe ging voor de ambtenaarsvereenigingen, dat wel de aandacht verdient, want boven om schreven vei zoek maakt inderdaad een „pijnlijken" indruk. We nemen dit woord over van den Direc teur-Generaal, maar een ander, minder vriendelijk, wilde ons eigenlijk uit de pen. Hoe men mijnen zoekt. Een der oudste methoden ,om waarde volle schepen voor de verwoestende aanra king met mijnen te behoeden, berust op het gebruik van vaartuigen van geringer waar de als „versperringsbrekers". Dat zijn vaartuigen, die voor de te be schermen schepen uitvaren of in beweging gebracht worden tegen een mijnenversper- ring. waarvan de plaats bekend is. Zij moe ten met de mijnen in aanraking komen, deze hierdoor onschadelijk voor andere schepen maken en aldus een bres in de mijnenversperring doen ontstaan. De moeilijkheid is slechts daarin gelegen, zulke waardelooze vaartuigen op een zelf den diepgang te brengen als de groote slag schepen bezitten, en zoo in contact met de mijnen te doen komen. Verscheiden koop vaardijschepen kunen dooi; belasting des noods op dengewenschten diepgang ge- •bracht worden. Men moet echter Ook hierop letten, dat de versperringsbreker zoo moge lijk niet terstond door de eerste mijn ver nietigd, door de vernieling van zijn ma chinerie in zijn functie verlamd of zelfs in de versperring tot zinken gebracht wordt. Daarom kiest men voor dergelijke doelein den schepen, welke hun ketel en machine zooveel mogelijk achteraan hebben. Bij de ontploffing van een mijn zal dan vermoede lijk het voor- of middenschip worden getrof fen, zoodat de machine aan den gang blijft en men in staat gesteld is, den verspevngs- breker op andere mijnen af te zenden, of de gemankte bres open te laten. Het spreekt van zelf, dat van ris beman ning van zulk een vaartuig, 't welk vermoe delijk tot den ondergang gedoemd is, ten Lu'ifngewone mate van dapperheid en zelf ver loochening wordt geëischt. Een ander verdedigings- en zoekmiddeLis d-ï z.g. mijnenvanger, die aan den voorsle ven van het te beschermen vaartuig wordt aangebracht. Daarvoor bestaan verschillen-, de constructies. Aan den boeg van het be- treffende schip zijn op beide zijden balken bevestigd, aan de vooreinden door een staal draad verbonden. J^e 'lenKte.'jBj>-,uet toetstol is zoodanig, dat de mijn zoo ver mogelijk van';ier schip ontpioft. getracht moet-*vorden, het anker touw van een ontdekte mijn stuk te maken, was het noodig een toestel te bedenken, waardoor het touw gegrepen en vastgehou den wordt en dat van een schaar of een springlading is voorzien. Het gelukte ook, oin zulke apparaten te vervaardigen. Vol komen betrouwbaar zijn deze toestellen ech ter niet. Het uit den weg ruimen van een mijn ge schiedt het eenvoudigst en met het minste gevaar door beschieten. De ervaring, met name in den Russisch-Japanschen oorlog cpge'daan, heeft geleerd, dat dikwijls eer groot aantal treffers voor het bereiken van het doel noodig zijn. Sneller vaat de ver nieling der mijn, waneer'geschut van klein kaliber met granaten ter beschikking zijn. Dit,alles heeft betrekking op mijnen, die onder water verankerd zijn. De zaak ver houdt zich echter snders bij losdrijvende mijnen. Wel is waar heeft de tweede Haag- sche vredesconferentie het uitstrooien van losdrijvende mijnen aan scherp omschreven voorwaarden gebonden, maar men moet in den zeeoorlog toch altijd met het voorhan den zijn van talrijke losdrijvende mijnen re kening houden. Rusland bijv. heeft de be-' doelde over® 1 niet onderteekend. Men moet er zich hierbij toe bepalen, nauwkeurig uit te kijken, om het gevaar bijtijds te ontwijken. Ook tegenwoordig zijn er geen afdoende middelen, om het gevaar van mijnen geheel te ontgaan. Men heert voorgesteld, de door losdrijvende mijnen ge vaarlijk gemaakte gebieden met netten af te zoeken. Over een practische proefneming in dezen zin zijn echter nog geen mededeelin- gen beschikbaar. De eenige verbetering bij vroeger bestaat in de ontwikkeling van het watervliegwe- zen. Uit vliegtuigen in de lucht kan men bij helder water de aanwezigheid van mijnen vaststellen. Dit geldt ook voor losdrijvende mijnen, die zonder twijfel beter zichtbaar zijn d*n de voor kS*l liggende, daar zij aan of dichtbij de oppervlakte van het water drijven. Onder alle weersverhoudingen kan men echter niet op de vliegtuigen rekenen, en zoo blijft evenals voorheen het gebrek aan een betrouwbaar behoedmiddel tegen drijvende mijnen bestaan. De uitgaven voor de zeemacht, In Engeland is een officieel verslag ver schenen omtrent de marine-uitgaven der voornaamste zeemogendheden. Hieruit blijkt dat terwijl voor Groot-Brttannië de begrooting van marine voor het jaar 1914 1915 is vastgesteld op een bedrag van 52,261,703 p. st. zij in 1905—1906 nog slechts 37,159,235 p. st. bedroeg, een ver meerdering dus met ongeveer 18.000.000 p. sterling. Voor de andere staten is de vergelijking tusschen de beide genoemde jaren de vol gende: 1905 1914 of 1914-'15 p. st. p. st. Frankrijk' 12,667,856 25,387,306 Rusland 12,592,C84 26,190,212 Duitschland 11,300,000 23,284,531 Italië 5,040,000 10,313,000 O.-Hongarije 3,838,975 7,408,196 Ver. Staten 24,444,948 30.331,364 Japan 2,388,019 10,02,919 Deze cijfers toonen hoe reusachtig in de laatste jaren de kosten voor de vloot in de verschilende landen zijn opgedreven. Wat het personeel van de vloot betreft, Groot- Britannië staat natuurlijk bovenaan. In 1905 had .het ruim 128,000 zeelieden in de oorlogmarine, in 1914 echter 151,000; Duitschland verdubbelde de vlootbeman- ning van ruim 40,000 tot ruim 79000. Het personeel der Russische vloot is in aantal verminderd. In 1905 telde dit aantal op papier althans ruim 71000, thans ruim 59,000. In Frankrijk steeg het aantal zee lieden der oorlogsvloot van 54,549 töt 69,585; in Italië van 27.492 tot 40,063; *in Oostenrijk-Hongarije van 11,989 tot 23,012 en in de Vereenigde Staten van 50,049 tot 67,644.. De grootte der legers. Het heeft velen getroffen .zegt het Ctr., dat niettegenstaande de buitengewoon groo te onttrekking van -mannen aan het civiele leven, het stadsbeeld in de groote Duitsche steden, bijv. in Berlijn, daarvan nog zoo weinig de kenmerken draagt. De straten zien wat bet mannelijke element aan gaat, niet zooveel anders uit dan voorheen. ,,HO(vkan dat, nu er een paar millioen Duitsche soldaten aan de grenzen staan?" vragen zich velen af. Het antwoord op die vraag is, dat er in "Duitschland zoo vccls mannen zijn, nl. 16 millioen tusschen de 20 en de 59*jaar. - In Verrijn's Stuart's werk over (le Sta tistiek, le deel'blz. 176, staat, dot in 1900 per 1000 bevolking voorkwamen: mannen 0-19 jr. 20-59 jr. 60 jr. of ouder Nederland 223 229 België 201 Ver. Koninkr. 212 Duitschland 222 Rusland 240 Oostenrijk Hongarije Frankrijk 32 238 200 44 31 In 1909 was de toestand in Nederland niet sterk veranderd, blijkens cle uitkomsten der volkstelling van 31 Dec. 1909 was namelijk het aantal mannen van 20 tot en met 59 jaar 280 per 1000 bevolking, dus weinig meer dan de bovengenoemde 229. Als dat in Duitsch land ook zoo is, clan zouden we kunnen stellen, dat 24 van cle bevolking mannen zijn van 20 tot en met 59 jaar. Nu is de bevolking in Duitschland op het oogenMik plm. 07 millioen, dus kan men het aantal mannen van 2069 jaar schatten op 16 milioen. Rekent men clan bij deze 16 millioen nog de jongens van 17, 18 en 19 jaar, dan komt men tot een nog aanzienlijk hooger aantal. Natuurlijk zijn van de mannen van 17 tot 59 jaar lang niet allen geschikt voor het leger; ook zijn er voor alerlei diensten in het land zelf eer velen, die eenvoudig niet gemist kunnen worden uit hun werkkring, of die wegens lichaamsgebreken moeten worden afgeschreven. Maar al laat men bovendien alle mannen boven de 50 jaar buiten reke ning, dan blijven nog voldoende menschen over, om als reserve voor 't leger te dienen. KERKNIEUWS. De nieuwe Aartsbisschop van Bologno. De opvolger van Z. H. de Paus en aartsbisschoppelijken zetel van B< is Mgr. Georgio Gusmini, tot dusv us- schop van Foligno, een der ijverigs! or deraars van cle katholieke actie in i en op alle Katholiekendagen een gevierd rede naar. Het bisdom Haarlem in 1913. Het bisdom Haarlem telde in 1913 onge veer 650.000 Katholieken. Van dezen werden er in dat jaar 14,005 voor het eerst tot de II. Communie toegelaten en daardoor steeg het aantal communicanten tot 424.495. In de geestelijke zorg voor deze talrijke schare voorzagen volgens de opgave van 31 Dec. 687 priesters: van dezen behoorden er 523 tot de wereldgeestelijken, en 164 tot verschil lende kloosterorden. Het bisdom was in genoemd jaar verdeeld in 20 dekenaten, omvattende 238 parochies, terwijl er nog 4 parochies in voorbereiding waren. Er bestonden naast die 238 parochie kerken nog 21 bijkerken, 8 algemeene hulp kerken en 36 kapellen, die door een rector werden bediend, of tezamen 303 bedehuizen. Het getal Doopsels, dat in 1913 word toe gediend, bedroeg 20,646. Wie dit getal (31 kinderen-doopsels per 1000 Katholieken) ver gelijkt met het gemiddelde geboortecijfer in ons land, zal tot de blijde ontdekking ko men, dat in onze Roomsche gezinnen, God dank, nog levensmoed genoeg gevonden wordt, om te weerstaan aan de gemakzuch tige verlokkingen, die er zoovelen in de we reld brengen tot niet te noemen practijken. Onder dit getal doopsels is ook medegeteld een verblijdend getal bekeeringen, niet min der dan 703 (536 volwassenen en 172 kinde- £W)- «Tn 1913 werden in het bisdom uitgereikt: 13,956,257, d. i. ongeveer 14 millioen II.II. Ccir.rnnriiën of v er en drie kwart millioen meer dun in 1912. Jn 1913 deed Z.D.H. Mgr. Callier Vorm reizen in de steden Haarlem, 4 Mei: 618 vormelingen, en '-Gravenhage, 7-10 Oct. 3128 v., en in de dekenaten Alphen, 12—14 Mei: 1271 v., Noordwijk, 11—14 Juni, 2416 v., en Amsterdam, 1925 Oct., 488,1 v.; 14.767 geloovigen ontvingen aldus het H. VormseL FEUILLETON. «0) Ik ga dadelijk, ondanks het consigne, ■dat mij gegeven is, naar de vergadering van onzen overste, zeide de officier. Wilt gij mij hier wachten? Eenige oogenblikken later werd Maurice Rimbault binnengeleid in de groote salon van de „Connecticut", waar 22 vloot-com- mandanten, 7 onder-admiralen en 3 admi ralen rond een groote tafel stonden, waarop een kaart van den Stillen Oceaan was uitge spreid. Ofschoon deze mannen tot het puik be hoorden en doordat ze veel gezien hadden, zich niet spoedig verwonderden, vertoonde hun gelaat een groote verrassing, toen de jonge Franschman in het midden van den kring doordrong. Wat men hun zooeven had meegedeeld, was dat mogelijk? Admiraal Hopkins was een man van mid delbare lengte, gebruind gelaat en blauwe °ogen, die diep in de kassen stonden onder zware wenkbrauwen met levendigheid van beweging en beslistheid in zijn optreden. Hij deed een stap naar den ingenieur toe, en zonder inleiding zegde hij, Wat heb ik gehoord, mijnheer.... Gij komt van onze vesting Midway en gij zegt, dat ze nog weerstand biedt, dat ons steen- kolendepot daarginds nog niet genomen is?.. Het weinige, dat ons.zooeven verteld is, is »s zoo ongelooflijk'; dat ik u verzoek in bij zonderheden te willen 'treden'die 'deze beo- ren en mij zullen overtuigen. Van wat gij ons gaat vertellen, kan inderdaad het lot van ons eskader afhangen. Ik wist het, admiraal, en daarom heb ik er zoo nadrukkelijk op aangedrongen, dat ik dadelijk na mijn aankomst bij u zou wor den toegelaten. Spreek, mijnheer, spreek. Toen vertelde de jonge man te midden van een plechtige stilte het verhaal van zijn tocht, le beginnen met den nacht; waarin de ramp met de Mackenzie had plaats gehad. Toen hij aan het verhaa) kwam van 8e ver wonding van majoor Hezey, waarvan hij den ernst niet ontveinsde, werden alle^. zichtbaar bewogen en alle blikken wenddeil 1 zich naar den commandant, die, geheel bleek geworden, een beweging met de hand maakte. Admireal Ifopkins onderbrak den jongen Franschman. Arme Heuzey, zegde hij met trilling in zijn stem, wat doet het mij leed, dat deze slag u zoo spoedig heeft getroffen. Mijnheer .wist blijkbaar niet, dat cle broeder van den dapperen majoor te Midway aanvoerder is op een van de beste schepen onzer vloot: de r;', Colorado", en hij wist vooral niet, dat die 1 broeder ^hem aanhoorde. De weerzin van den eorlog .mijne heeren. Majoor Heuzey is het eerste slachtoffer in deïrstrijd zonder ge nade, die beginnen gaat,. Eer aan hem...., ,fMaar wij zullen hern wreken::: En op den kapitein toetredende, drukte de q admiraal hem lang en stevig de hand. Kapitein Henzey was het evenbeeld van den cpmmandant van Midway; hij was* eenige jaren jonger, greot, ténger en ener giek van gestalte; geheel «ijnioptredeji.yer-> riedden militair. <naar tegelijkertijd "den man van aanzien. Denkt ge, dat ik hem levend zal terug vinden? vroeg hij met onvaste stem. Een vaag gebaar van, „weinig hoop", was het eenige antweord, dat de vlieger gaf. Een traan ontglipte het oog van den kapi tein. Hij vervolgde, En zijn' arm kind, dat hij daar ginds >heeft meegenomen... wat zal er van haar worden? Vergeef mij, admiraal dat ik mij op dit oogenblik met deze gedachten bezig houd... Ik vraag ook verschooning ervoor t aan al de heeren en verzoek u, dat het ver fhaal zal worden voortgezet. Mijnheer Rimbaut zal zich te uwer be schikking stellen en na afloop van den krijgsraad, waarde commandant, om u alles te zeggen, wat hij weet, over den toestand van uw nicht. Wees ervan verzekerd, dat wij alles in deze droevige omstandigheden met u medevoelen en dat onze oprechte vriendschap u zal steunen. Zeer bewogen door dit voorval, dat hij zich verweet niet te hebben voorzien want. hij wist, dat een broeder van fhajoor Henzey het bevel voerde, op een pantserkruiser zette de jonge Franschman, zijn verhaal Vvoort, slechts even eenige bijzonderheden van zijn luchtreis aanvoerend en aleen er op aandringend, dat men het kostbare steen kolen-depot wilde redden, dat minstens 3000 mijlen van t de Japansche kusten was ver wijderd. Toen hij geëingdigd had, dankte admiraal Hopkins hem in hartelijke bewoordingen. -Gg—Gij maakt een einde aan een onzeker heid, die' ons reeds lang drukte, zegde hij, want'door duivelsche behendigheid hebben 'onze vijanden zulk een verwarring gebracht in onze telegrafische verbindingen, dat wij zelfs geen berichten kunnen krijgen van j schepen, die in het gezicht onzer kusten voorbij varen: de telegrafie zonder draad»-, werkt niet meer of werkt zoo onregelmatig,' dat het schijnt, dat eene groote statie hier. in de buurt voortdurend sterke Hertz-golven in de ruimte zendt, die al de andere vernie- tigen. m: - —Admiraal, zegde de ingenieur op levcn- digen toon, ik geloof dat ik weet, waar deze storing vandaan komt. de statie, waarvan u spreekt, bestaat, nu ar niet op het vaste land, zij bevindt zich in zee en ik heb ze zelf gezien. Het is een'schip, dat 800 of 1200 mij len van Hawai ligt, en waar ik gisteren heel dicht langs ben gekomen bij het vallen van den avond. Als ik mijn reis op de kaart kon vinden, zal ik u de ligplaats op 10 mijlen na, pauwkéurig aanwijzen. En Maurice Rimbaut somde de redenen' op, op grond waarvan hij vermoedde, dat dit schip zonder vlag, bijna onbeweeglijk liggend, en^met een groot aantal stroom- afleiders', crTwaarop hij de eigenaardige ge luiden had gehoord, daar lag om onophou delijk verwarrende seinen in de ruimte te zenden."" - Men moet het nemen, op onze doorreis, zegde de admiraal. Het is een nieuwe dienst, dien gij ons bewijst, mijnheer. Ik kan u er niet genoeg voor danken; wees er evenwel van verzekerd dat Amerika uwe diensten op prijs zal weten te stellen. Admiraal,'onderbrak.de jonge man hem, u kunt mij dadelijk de eenige beloo ning schenken, die ik verlang Welke dan? vroeg de commandant van het eskader, op een toon, waarin dé ver bazing duidelijk doorklonk* Sta rr\ij toe, dat ik mij op den kruiser in scheep, dien u zult aanwijeen om al de an dere schepen vooruit te gaan, den kruiser, die het eerste te Midway kan zijn. Zoo spoe dig mogelijk de vlag uwer natie op het fort terugzien is mijn innigste, mijn vurigste wensch op het oogenblik. Admiraal Hopkins toonde opnieuw verba- zing Mijnheer, zegde hij, ik schenk u van ganschcr harte een gunst, die in mijn oogeu 7 niets dan een verdienste voor u te meer is. Uw land is altijd, ik beken het hier volmon- "dig, de rijkste bron geweest van edelmoe digheid, die er op de wereld te vindon is. En ik groet hot hier in uw persoon Het compliment maakte Maurice P.irribXiut jwel een weinig verlegen. Belangloos, hij was het niet, en .de belooning, die hp.tr. ginds .wachtte, was hem meer waard, dnn alle, die rncn hem dadelijk zou willen schen ken. Om zijn verlegenheid te verbergen weed hij don commandant van het eskader op de absolute noodzakelijkheid, met de huipschc» pen een schip met drinkwater te doen ver trekken, daar het fprt Midway slechts voor. "zes of acht' dagen water meer had. Mijn overste van den general en staf. zal 'al het mogelijke doen, zegde do admiraal; .wat u betreft mijnheer, rnaak u gereed om u binnen het uur'in te schepen, we rit *\vij thebben geen oogenblik te verliezen, uw v.o*v vhaai heeft ons alienor van nvo.riuigd. A-& f Midway1 het tot onzff 'tiankoms^. uithoud^ zullen «wij lionoloeloe binnen 14 dagen bareikt hebben de rosi zal wd van tfeÜ gt&nV n (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 3