Uit de Pers.
,0 MAGNA.
fweede Blad, behoorende
lij De Leidsche Courant van
Woensdag 12Nov.no. 1244.
r KAMEROVERZICHT.
TWEEDE KAIVU R.
Indische begrooting.
Vooral het optreden van den Chr.-
ist. afgevaardigde den heer Van Veeo^
overal ter rechterzijde bijzonderen
jval inoogsten. In zeer krasse maar
et te krasse termen sprak de Dok-
itnsche afgevaardigde er zijn verba-
over uit, dat de tegenwoordige Mi
lter, de heer Pleyte, die tijdens de ver
ezingen zoo heeft uitgepakt tegen het
leid van den gouverneur-generaal van
dië, nu dienzelfden landvoogd hand
aft. Mr. Van Veen aarzelde niet het
ilgende alternatief te stellen: óf de
an achter de groene tafel maakt zich
or de handhaving van den landvoogd
huldig aan landsgevaarlijk plichtsver-
im, óf wel hij dankt zijn zetel aan
ji volksverleugening zonder weerga,
fertium non datur" (Een derde moge-
kheid bestaat er niet) constateerde de
er Van Veen kort en bondig.
De heer Pleyte ontzag zich niet tij-
as de verkiezingen de Christelijke re-
tering er van te beschuldigen, dat zij
idië onherstelbare .(let wel: onher-
I e 1 b a r e) schade toebracht.
Volgens een verslag van 's Ministers
de in de „Telegraaf" van 7 Juni, voer-
de vorige Regeering het land ten ,ver-
irve. Heeft men ginds den 'Meiboom1
de kap, zoo zeide de jMinister
ij zullen voeren den bezem in de mast.
In het Voorloopig Verslag is gevraagd
de Minister de woorden „den bezem
den mast" en „liever 'Turksch dan
lapsch" inderdaad bezigde, en of Zij
ok 's Ministers tegenwoordig inzicht
eergaven.
Maar in de Memorie van Antwoord
teft de minister zich van die vraag
te gemakkelijk weten af te maken. De
ter Van Veen drong nu aan op een
lidelijker antwoord.
De heer Scheurer (A. R.) en Bogaard
R. K.) hielden eveneens sympathieke
ttoogen; beiden ter verdediging van de
g. kersteningspolitiek der vorige re-
tering.
't Was een gewichtige dag voor irechts.
Het pensioen voor zeventigjarigen.
Naar aanleiding der korte beiraadsla-
«kg-, welke deze week in de Tweede
imer plaats ihad over de uitvoering van
i artt. 369 en 370 der lnvaliditeits-
et, heeft het Centrum een onder-
oud gehad met oud-minister Talm a
De heer Talma zette uiteen, hoe hij
ich de samenstelling der rentecommis-
Éên had gedacht, hoe de positie en den
werkkring der fusschenpersonen en hoet
i aansluiting daarmee, inhoud en strek-
dng der instructies bovenbedoeld,
e „De rente-commissriën heb ik voor
Itder district zóó samengesteld al-
Jus de oud-minister dat zij de ele
bevatten, de personen, voldoende
bekwaam en onderlegd, om de beslissing
n door de Rijksverzekeringsbank vooir te
bereiden. Drie commissie is de rechter
band voor het bestuur van de Bank,
'i vaar deze heeft te beslissen, óf de rente
dan niet zal worden toegekend. Voor
k rente-comimdssiën was de handleiding
s i instructie dus niet bestemd. Zij was
li bestemd voor de tussChenpersonen, die
eenvoudig zijn aangesteld tot hulp der
Rventigjarigen. Deze oude menschen
i noesten andere menschen hebben, die
i ben konden helpen bij de aanvragen.
Inders niet Wat die helpers zeggen,
leeft geen beslissende kracht Zij be-
ii boeven de wet niet te interpreteeren,
li noch uitspraak öf advies te geven in
twijfelachtige gevallen. plaarvoor waren
zij niet de aangewezen personen. Maar
FEUILLETON.
Alle drommels ja, dat zijn de
'are jubelde J.osi. Zulke heerlijke bo
terhammen zijn bij ons te-lande niet te
bekomen. Die goede Mina moet ik toch
eens op gaan zoeken.
Daar rekent zij zeker op; bij alle
oude kennissen staat zij in goed aanden
ken.
De vrouw, die ons voorbijging,
toen wij: binnenkwamen, kende ik ook
nog. Wie was zij ook weer?
De vrouw van den schrijnwerker
Hellbrinck. Gij zijt met Bernard dikwijls
bij' hem in huis geweest, als wij hem
v°or onze meubelen noodig hadden.
Ja, dat weet ik, riep Josi. De
houw deed zich altijd zoo mooi voor,
toaar was een echte Xantippe. Zij' had
twee jongens; van den een, die er wat
aardiger uitzag dan de andere, zeide zij
^tijd, dat hij naar haar man aardde.
Wat heb je dat allemaal goed ont
houden I Die vrouw is nog altijd even
onuitstaanbaar, die jongen is een hup-
tohe knaap geworden en staat onder
toijh beschikking. Hij is zeer begaafd
ri wilde graag studeeren. Ik heb mijn
lest gedaan om hem een beurs te ver-
het is dan ook tevens duidelijk, dat men
hun niet de invaliditeitswet kon iai han
den jgeven mét de vierhonderd en zoo
veel artikelen, waaruit zij te zoeken zou
den hebben, wat voor hun taak noodig
was. Zij kregen dus een eenvoudig boek
je, dat hun tot handleiding zou strekken
voor de vervulling hunner tfiak, het hel
pen der aanvragers, of wie voor de aan
vragen in de termen meende te valLent
En wijl zij in 't minst geen rechter
lijke taak hebben, kon die handleiding
ook niet sdherp worden opgezet, of een
gids zijn voor allerlei dubieuze gevallen,
zooals er vele denkbaar zijn* De tusséhen-
personen hadden en hebben slechts aan
te vragen; dan kan de rente-commissie
oordeelen en beslist ten slotte de Bank.
Wlare de handleiding te saherp opgezet,
te veel gepreciseerd geweest, dan zou
de tussdhenpersoon zich gaan verbeeld
den, dat hij te beslissen had; dit moest
worden voorkomen. Mij dunkt, dat dit
toch duidelijk moet wezen en er 'hier
geen reden kan bestaan voor eenig ver
wijt, óf minder gewensdhte aansprake
lijkheid. De tussdhenpersonen hebben
eenvoudig te beoordeelen, of iemand voor
de aanvrage in de termen valt. Niet te
verhinderen, dat vele of te veel aan
vragen inkomen is hunne taak, maar te
beletten, dat er te weinig zouden komen.
Te veel aanvragen is geen bezwaar; te
gen misbruik moet worden gewaakt door
rentecommissie en Bankbestuur; maar er
mag niemand worden overgeslagen, die,
volgens de artikelen der wet, recht op
uitkeering zou [hebben. Ik zie niiet in,
dat men mij daarvan een grief zou kun
nen maken."
(Minister Treub noemde in de Kamer
ook de vergoeding welke de tussdhen
personen ontvangen voor elke behandelde
en toegewezen aanvrage, als een der re
denen, welke het cijfer der aanvragen
zoozeer heeft doen stijgen.
|Wiat dunkt) u van die opmerking? vroeg
de 'interviewer den heer Talma.
„Wianneer een andere wijze vari be
taling was gevolgd", antwoordde de oud-
minister, „had men geen voldoende ze
kerheid verkregen, dat de minder ge-
makkelijlke of lastige gevallen tot hun
"recht zouden zijn gekomen. Dit moet
toch óók duidelijk zijn. En dat hier het
doel zou zijn voorbijgeschoten, zooals
veronderstellenderwijze in de Kamer is
te kennen gegeven, vermag ik niet in te
zien. Trouwens, het motief, dat door
den minister is aangevoerd over den
spoed, die bij beoordeeling der aanvragen0
moet worden gemaakt, lijikt miiji evenmin
steekhoudend. ,Wianneer een aantal men
schen liaat komen met hunne aanvragen,
zooais gesahiedt en geschied is, late men
hen wat wachten. Alles is gedaan om
hen vroeg genoeg te waarschuwen. Dat
is de rationeele weg. Of zij de rente
een paar weken later ontvangen, geeft
reeds daarom niet te veel bezwaar, om
dat 'zij er geen cent minder door krij
gen; alles moet behoorLijk worden nage
keken. At heb ik van den beginne alles
gedaan om tot spoed te manen, zou
een beslissing zonder onderzoek m. i.
toch niet gerechtvaardigd zijn door den
wensdh om de menschen te helpen."
!De kans, waarvan mr. Treub repte,
dat mensdhen met inkomens van f 1500,
f2000 en meer, mits zij slechts niet in
de vermogensbelasting 'zijn aangeslagen,
de rente 'zouden aanvragen en ontvanr
gen, adhtte de 'heer Talma zoo- klein,
dat dit op het aantal rentetrekkers wel
geen belangrijken" invloed zal hebben.
,y'Men moet niet vergeten", zeide hij,
„dat geregeld die paar guldens aan de
postkantoren moeten worden gehaald;
en wie zal daarin pleizier hebben bij een
inkomen als waarvan de minister sprak?"
De oud-minister sprak er zijn verwon
dering over uit, dat zijn ambtsopvolger
art. 32 der wet, dat ityij niet goed bleek
te hebben begrepen, wat hij aan der.
heer Rutgers had moeten toegeven, in
de handleiding vermeld had willen zien.
Hetgeen door den afgevaardigde voor
Hilversum in ;t midden was gebracht,
adhtte de heer Talma zeer ad rem.
schaffen, maar ben helaas daarin nog
niet geslaagd.
Terwijl Magna en Josi zich aldoor
in oude herinneringen verdiepten, keek
Tiny voortdurend naar de pendule; het
kwam haar voor, dat die heden met
groote haast haar taak vervulde.
Als ge nog al je oude kennissen
hier bezoeken wil, mag je daar wel
een begin mee maken, zoo sprak Tiny
eindelijk haar broeder toe. Wij moeten
tijdig thuis zijn, willen wij papa niet
ongeduldig maken.
Dat wil zooveel zeggen als: ga
nu heen, want ik wil wat met Magna
pratenNeem haar eens onder handen
Magna, dat zal haar goed doen, spotte
Josi, zich gereed makend om te ver
trekken. Ik wil hier eens goed rondzien
en hoop dat Bernard terug is, eer wij
vertrekken. Naar uw vader ga ik het
laatst; ik weet, dat hij niet gaarne vroeg
gestoord wordt. Schenkt gij mij ook een
oogenblikje, Magna
Dat is toch wel wat veel ge
vraagd, spatte Magna lachend. Ik had je
hier eigenlijk niet moeten laten komen.
Graaf Josi maakte een comisch ge
baar van vertwijfeling en verliet het ver
trek.
Magna wendde zich nu tot haar jonge
vriendin, die haar weder omhelsde, zoo
dra zij samen waren.
O, eindelijk alleen! Magna, als
„IWJie het artikel goed (eest, ziet, dat
het uitzonderingsgevallen geldt, die bij
de personen van art 369 wel heel zeld
zaam zullen zijn. [W|einigen zullen Sri 152
weken arbeid verrichten, niet iln hun be
roep, in buitengewone gevallen, van kor
ten du-ur, in chenst van anderen. *Qaar-
om zal het den reritecomrnissies, die de
vragenlijsten ingevuld voor zich krijgen,
wel niet moeilijk vallen, deze personen
uit te schiften. Geldelijken invloed van
beteekenis kan dit niet hebben."
De heer Talma legde er voorts den
nadruk op, dat minister Treub verplicht
is de wet uit te voeren.
„Wil de Regeering haar niet uitvoe
ren," zeide de heer Talma, „dan zal
zij een voorstel daartoe moeten indie
nen, waarover Tweede en Eerste Kamer
zullen hebben te beslissen, maar nu is
zij gehouden de wet uit te voeren."
Dat art. 369 door zijne invoering Van
de wet zou zijn losgemaakt, weersprak
de oud-minister.
0,'H:et is altijd mijn bedoeling geweest,"
zeide hij, „om de 70-jarlgen zoo spoe
dig mogelijk te helpen en ik heb daar
van ook geen geheim gemaakt Bij de
bespreking van het door mjj overgeno
men amendement-Duys heb jjc er in 't
voorjaar nog aan herinnerd, dat ik reeds
in 1911, zooals uit het verslag der com
missie zelf, dit voornemen aan de Ka
mer heb te kennen gegeven. Die Kamer
verzette zich daar niet tegen. Niemand
kwam er tegen op, toen het tijd was,
om te spreken. "En daarom is het wer
kelijk vreemd, dat men thans hierovei
met op- en aanmerkingen komt. Men
heeft vooruit geweten, wat geschieden
zou zonder daartegen bezwaar te ma
ken." f i n
M iddenstands-coöperatie.
Op de a.s. centrale raadsvergadering
van „De Hanze", Bond van R. K. vei-
eenJigingen van dem handeldrijvend en en
industiieelen middenstand in het bisdom
Haarlem, zail gesproken worden over de
middelen tot bestrijding van de inkoops-
qooperatie „Eigen Hulp". Naar aanlei
ding 'hiervan herinnert de Haarlem-
sche Hanze, orgaan van bovenge-
noemden bond, aan een praeadvies, pat-
gebracht door den heer *C. M. M. v. d.
Berg op een congres van den neutralen
Bond, toen daar dezelfde kwestie ter
tafel werd gebracht Wij ontleenen aan
dit praeadvies het volgende:
wAlle tot nu toe aangeprezen middelen,
als-daar Zijn: het boycotten van leveran
ciers en fabrikanten van „Eigen Hulp";
het afschaffen van de wét op.de coöpe
ratieve vereenigingenhet verbod aan
ambtenaren lid te zijln eener coöperatieve
vereeniging; het nilet verkiezen van lieden
van 4,Eigen Hulp" in de wetgevende
lichamen en al dergelijke reactionaire
handelingen, gelijkstaande met den strijd
van de trekschuit tegen de stoomschepen
en van de oude diligence tegen de spoor
treinen, zijn, getoetst aan de practijk,
niets anders gebleken te zijln dan kwak
zalversmiddelen, d. w. z. zonder bhjlvend
gunstig resultaat"
En verder:
„Na langdurige en rijlpe overweging
zijn wij tot de conclusie gekomen, dat
geen 'directe strijd met bovengenoemde
middelen tegen de coöperatie ons kan
baten, maar dat alléén een eerlij ke
mededinging naar'de gunst van
het koopkrachtig publiek din
staat is, niet de coo peratiiie t:en
onder te brengen, maar *deze
overbodig Je make n.
iDe consument van onzen ttijd tracht
zich zooveel mogelijk te bevoordeelen,
en dat is zijn onbetwistbaar recht, door
direct bij de bron, dat is bij den pro
ducent, te koopen.
Aangezien er echter in de meeste ge
vallen iemand noodig ial zijln, die de
goederen voor den consument detailleert1,
zal deze zijn Óf de winkelier, óf dc
consumpti e-coop eratie.
Nu ligt het eenvoudig aan den Win
kelier zelf, of hij dien tusschensühakeï
blijven zal, of dat de coöperatie den ge-
heelen detailhandel Jot zich zal trekken.
ik je alles maar zeggen kan.
Én het meisje verborg haar gelaat
aan de schouder van haar vriendin, ter
wijl ze voortging
Ik Idacht, Idat ik het nooit tover mijn
lippen zou laten kamem, mjaar ik kali het
niet langer verzwijgen. Be werd er ver
bitterd en boos onder, besloot zij in
groote (opgewondenheid;.
Magna trok het meisje met zachten
aandrang naast zich op de sofa.
Kom hier, en zeg mij eens wat er
aan scheelt. Ik dacht dat gij alle reden
hadt om gelukkig te zijn.
Gelukkig! Ik? Dat is lang voorbij,
riep Tiny met de vertwijfeling der jeugd
die geen zelfbeheersching. kent. Hebt gij
gisteren niets bemerkt? ging zij met
zachter, onzekere stem voort. Ik bedoel
Gaby en... en....
Dornick, meent gij? vulde Magna
aan, daar de naam van den jongen man
niet over de lippen van het meisje
scheen te willen komen. Me duinkt, dat
kon toch ieder zien, dat graaf Dornick
uw zuster het hof maakte. Dat is buiten
twijfel en evenzeer staat het vast, dat zij
zijn aanzoek niet zal weigeren. Gaby zal
wel veel vereerders hebben, zij is bui
tengewoon mooi.
Tiny's hoofdje richtte zich op; de
oogen van het meisje schitterden.
Zij is coquet, erg coquet. Zij heeft
alles gedaan om hem aan te trekken.
[Wanneer de .winkelier zijln reactiom-
riaire ideeën blijft handhaven, en steeds
tegen den stroom des tijds oproeit, kan
het niet anders of hij moet stranden qp
de klip der reactie, waarop reeds zoo-
velen gestrand zijn, 'die in hun eigen
wijsheid meenden, dat het niet noodig
was, om bij het verloopen van het getij
de bakens te verzetten.
Maar wanneer de winkeliers zrch ver
eenigen en overgaan tot het oprichten
van coöperatieve vereenigingen tot ge-
zamélijken inkoop van goederen, dan
zullen ze ondervinden, dat de strijd
tegen de particuliere coöperatie niet zo.
zowaar is, als zij zich voorstellen.
[De winkeliers toch hebben alles bij de
particuliere coöperaties voor; zij kunnen
door hunne beproefde vakkennis en het
kennen der beste en voonjeelrigste
bronnen, hun door langjarige ondervin
ding geleerd, veel goedkooper en beter
inkoopen dan de verbruiksvereeiuigjilngen,
die meestal beheerd worden door 'ambte
naren, die van vak- of warenkennis geen
jota verstand hebben _en rich geheel
moeten verlaten op 'hunne niet altijd
bekwame ondergeschikten.
Zij kunnen bij het afsluiten van con
tracten met fabrikanten veel voordeeüiger
condities bedingen dan de coöperatie
ven. 'Hun gemeenschappelijk kapitaal is
veel grooter dan dit bij, de coöperatie
ooit kan zijn; 'zij zijln dus économisch
de sterks ten, wanneer zij niet wachten
tot hun laatste duiit in hun revolution-
nairen en onzimnigen strijd tegen iedere
coöperatie is opgeteerd of verdwenen
door de kapitalistische ondernemingen,
die azen op datgene wat de coöperatie
nog voor hen overlaat
IWlanneer de in vereenigrimgen tot ge~
zamenlijken inkoop van hunne artikelen
georganiseerde winkeliers voldoende ex
tra winsten maken om hunne cliënten alle
voordeelen te verschaffen, die de parti
culiere coöperatie haren 'leden aanbiedt,
én hun de lasten en nadeelen ervan be
spaart (als het nemen van aandeelen, het
vooruit betalen van een bedrag, "gelijk
staande met gedurende een maand af te
nemen winkelwaren, dikwijls onverschil
lige en nonchalante bediening, en vooral
de verantwoordelijkheid voor de verbinte
nissen eener coöperatieve vereenigiing, in
gevolge art. 7 en 19 deryvet van 17 Nov.
1876, Stsbl. na 227 en hare wijzigingen
van diverse data), dan is het vrijwel
zeker, te kunnen vooropstellen, dat de
coöperatie in dezen ongelijken "strijd het
onderspit delven moet, en de winkeliers
stand, door de reuzenkracht zijner orga
nisatie, zegevierend ujit het strijdperk zal
treden.
Daarvoor is het echter noodjg, dat alle
winkeliers zich aansluiten bij hunne res
pectieve op te riühten syndicaten of ver
eenigingen tot gezam en lijken inkoop van
daarvoor geschikte artikelen...."
Afgewimpeld
zet het Huisgezin boven de volgende
driestar.
'De toegezegde Staatscommissie voor
de subsiidieeriing van het bijlzonder on
derwijs is feitelijk afgewimpeld.
'Die Staatscommissie was een onding.
Iln het stadium, waarin de kwestie
tihan's verkeert, heeft het geen zin meer,
nu nog een Staatscommissie iln te stellen^,
welke moet. onderzoeken in hoever een
algemeen bevredigende regeling moge
lijk lis \ti-er zake van de subsi die ering
van het bijzonder onderwijs,.
'Een regeling, die minder geeft dan
de gelijkstelling, bevredigt de rechter
zijde niet, schenkt deihalve geen ailge-
meene bevrediging.
En voor de gelijkstelling heeft men
geen Staatscommissie noodig^ maar een
wijziging van artikel 192 der Grondwet
'Nu heeft de Katholieke Kamerclub be
sloten verondersteld mag worden,, dat
dit besluit is genomen in overleg met
de beide andere rechtsche Clubs dat
haar lieden .in de Staatscommissie niet
zullen zitting nemen tenzij de regeeriing
artikel 192 in de Grond wetsherziening
betrekt.
'Doet zij dit laatste, dan kan zij de
Waarom zou zij dat niet doen als
zij gevoelt, dat zij hem bevalt en hij
haar.
Waarom niet Omdat zij hem niet
bemint, omdat zij hem niet begrijpt en
omdat zij eigenlijk niets om hem geeft,
riep Tiny nog opgewondener uit.
Magna's gelaat werd ernstig.
Hoe durft gij zoo iets van uw
zuster denken. Kunt gij in haar hart
lezen. En al ware dat zoo, laat het haar
zelf uitmaken. Wat gaat het u aan?
Wat het mij aangaat?
Tiny hield op en verborg het aan
gezicht opnieuw aan Magna's schou
der. En toen fluisterde zij
Magna, hebt gij nooit iemand lief
gehad, zoo lief, dat de gansche wereld
naast hem in 't niet zonk?
Magna lachte eVen en zeide:
Die Vraag moet zeker beduiden,
dat gij iemand zoo lief hebtMint
gij Arthur Dornick erl kunt gij daarom
niet zien, dat hij zich tot uw zuster
wendt
Hij mint haar niet, bevestigde Ti
ny. Geloof mij, hij mint haar niet. Ver
leden [jaar; isl zijl bij ons te Fischenich ge
komen, toen mama met Gaby naar de
zeebaden /was. Ik "whs anet ipapa alléén én
toen is Dornick aangevangen zich met
mij te onderhouden. Dag aan dag deed
hij, alsof hij slechts om mijnentwege
kwam. Papa, hij en ik zijn steeds sa-
ll Staatscommissie opbergen.
Doet zij dit niet, dan kan zij de
Staatscommissie ook opbergen, want een
Staatscommissie van enkel leden der
i inkerzijde heeft geen zin,
'Zoodat, wat de regeering ook besluite,
de Staatscommissie as afgewimpeld.
Het denkbeeld eener Staatscommissie
was een misgreep van minister Cort van
der linden.
De Katholieke Kamercluö "heeft hem
daarvoor schaakmat gezet
STATEN-GENERAAL.
TWE DE KAMER.
Vergadering van Dinsdflg 11 Novt
De heer Biogaard (R. K.) komt nu
tot de Sarikat Islam. Deze is geen gods
dienstige vereeniging]. ,Qie ïnlandiers on
derscheiden niet zoo scherp* tussehien ras
en godsdienst. Zjji was een economische
Vereeniging van inlanders tegen die Chi-
neezen vooral. Vijiandig tegen dje Nedfer-
landsche regeering 'is zij tot nu toe nie(t
geweest; de regeeringfJs haar djan ook
tegemoet gekomen. Dat eir wel eens ex
cessen plaats haddjen, is te begrijpen.
Wel van bed enkel ijken aardl maar ralét
de oorspronkelijke bedjoeling van dé Sa
rikat Islam stonden deze niet ihiverbandt
Zeer zeker heeft de kersteningspolitiek
er niets mee te maken.
Spr. verdedjgt ook de onderwijspo
litiek van de Indische regeering. De in
lander, zoo betoogt hift heeft een zeer
begrijpelijk en drang naar Wiestersche be
schaving en de oorsprong Van die be
schaving is nu eenmaal het Christendom.
Het eigenlijk confessioneel onderwijs be
hoeft men daarom niet aan d[e inlanders
te brengen. Spri zelf zoui niét willen dat
het gouvernement dit deed, maar men kan
wel de goedje vruchten tfoonen van "het
Christendom, cji'at is van de Wiestersche
beschaving. Ook het neutraal onderwijs
doet d(at en ondermijnt daardoor cfus
toch zij het onwillekeurig de
Oostersche levensbeschouwing. De In
lander geeft evenwel geheel uit eigfen
beweging de voorkeur aan dfe zendings
scholen, waar zij den boom d(er beschla-
ving zeiven en niet alleen de vruchteh
zien. In weerwil daarvan zijn f°cli lang
niet zooveel zendingsscholen ^gebouwd
als gouvernementsscholen (in 4 jaar
tijfds tegenover'38 zendingsscholen 478
gouven em entsscho 1 en
Er bestaat dus geen enkele riedfen voor
hdt verwijjt dat dje concentratie maaktip
aan de Indische politiek als zou djeze
ons koloniaal bezit in gevaar brengen'.
De tegenwoordige minister heeft per
soonlijk ook dat verwijt gemaakt en die
rechterzijde heeft ier rech.t op d]a(t hij zich;
verantwoordt. W:at be(teekent anders ook
de verklaring van den minister, djat hij'
zich zelf verantwoordlelijk blijft achten
voor al wat hij in de verkiezingen sprak.
De beschuldiging djat de schoolstrijd
naar Indië zou zijln overgebracht door
menschen van de rechterzijdie ,fs eeh uit
vinding van een troepje fanatieke anti
clerical en. De antithese in Indië is er
eene van twee rass-en, het oVerheersch]-
te en het overheersdhiende. Daar-omimbet
de koloniale politiek zijn gericht op dfe
Verzoening en verzachting van die anti
these: liefde voor het moederland en
begeerte naar ,y|estersche beschaving.
Die heer Van Veen (C. H.) komt er
ook tegen op dat de minister zou weU
geren zich te verantwoorden ov|er het
geen hij! in de verkieringsdageini .heeft
gezegd.
Die verantwoording is thans vooral
noodig, omdat nog nooit Indië zoozeer
in den politieken strijd bij dfe verkieïzinr
gen is gemengd geweest en vooral dje
tegenwoordige minister js zeer persoon
lijk en agressief daarbij opgetredjein. De
redenaar leest ten be\yjjze ^eenige zin
sneden .uit verslagen van de .redevoerin
gen |des heeren Pleijte. 1
De redenaar Vraagt, of die imeeningéW»
daar geuit, nog door hem woridfen gekoe
sterd. Dé Kamer had; hierop in dje me
morie van antwoohd reedjs iets moeten
vernemen.
men uitgereden. Hij bracht mij boeken,
gaf mij' onderricht in de kunstgeschie
denis en sprak met mij over allerlei
onderwerpen. O, hij is zoo knap, zoo
degelijk, zoo- rijk van geest, ging zij
begeesterd voort. Magna, 't was zoo'n
schoone tijd voor mij en ik was zoo
overgeluklag.... tot mama en Gaby te
rugkwamen. In 't eerst beviel hem Ga
by volstrekt niet; zij was zoo koud, zoo
nietszeggend, Vond hij. Maar zij kon hiet
hebben, dat hij mij het hof maakte; zij
is zoo schoonzij weet, dat zij alles
vermag wat zij wil. Zij begon toen ook
naar hem te luisteren; en al verveelde
zij zich ook nog zoo, deed zij toch of
het haar interesseerde. En hoe zag zij
hem daarbij aan.
Over mij maakte zij zich in zijn te
genwoordigheid vroolijk en wist mij zoo
ver te tarten, dat ik' heftig wederstre
vend ondraaglijk werd, zelfs jegens hem.
Tiny zuchtte en ging voort:
Later toen wij in Weenen waren,
was Gaby de schoonste, lag iedereen
aan haar voeten en., en..
Zij kon niet voortgaan.
En heeft hij zich gansch aan Gaby
gewijd, Voltooide Magna den zin, ter
wijl zij het meisje liefdevol en medelij
dend over het hoofd streek.
(Wordt vervolgd).