Uit de Pers. ,0 MAGNA. fweede Blad, behoorende lij De Leidsche Courant van Woensdag 12Nov.no. 1244. r KAMEROVERZICHT. TWEEDE KAIVU R. Indische begrooting. Vooral het optreden van den Chr.- ist. afgevaardigde den heer Van Veeo^ overal ter rechterzijde bijzonderen jval inoogsten. In zeer krasse maar et te krasse termen sprak de Dok- itnsche afgevaardigde er zijn verba- over uit, dat de tegenwoordige Mi lter, de heer Pleyte, die tijdens de ver ezingen zoo heeft uitgepakt tegen het leid van den gouverneur-generaal van dië, nu dienzelfden landvoogd hand aft. Mr. Van Veen aarzelde niet het ilgende alternatief te stellen: óf de an achter de groene tafel maakt zich or de handhaving van den landvoogd huldig aan landsgevaarlijk plichtsver- im, óf wel hij dankt zijn zetel aan ji volksverleugening zonder weerga, fertium non datur" (Een derde moge- kheid bestaat er niet) constateerde de er Van Veen kort en bondig. De heer Pleyte ontzag zich niet tij- as de verkiezingen de Christelijke re- tering er van te beschuldigen, dat zij idië onherstelbare .(let wel: onher- I e 1 b a r e) schade toebracht. Volgens een verslag van 's Ministers de in de „Telegraaf" van 7 Juni, voer- de vorige Regeering het land ten ,ver- irve. Heeft men ginds den 'Meiboom1 de kap, zoo zeide de jMinister ij zullen voeren den bezem in de mast. In het Voorloopig Verslag is gevraagd de Minister de woorden „den bezem den mast" en „liever 'Turksch dan lapsch" inderdaad bezigde, en of Zij ok 's Ministers tegenwoordig inzicht eergaven. Maar in de Memorie van Antwoord teft de minister zich van die vraag te gemakkelijk weten af te maken. De ter Van Veen drong nu aan op een lidelijker antwoord. De heer Scheurer (A. R.) en Bogaard R. K.) hielden eveneens sympathieke ttoogen; beiden ter verdediging van de g. kersteningspolitiek der vorige re- tering. 't Was een gewichtige dag voor irechts. Het pensioen voor zeventigjarigen. Naar aanleiding der korte beiraadsla- «kg-, welke deze week in de Tweede imer plaats ihad over de uitvoering van i artt. 369 en 370 der lnvaliditeits- et, heeft het Centrum een onder- oud gehad met oud-minister Talm a De heer Talma zette uiteen, hoe hij ich de samenstelling der rentecommis- Éên had gedacht, hoe de positie en den werkkring der fusschenpersonen en hoet i aansluiting daarmee, inhoud en strek- dng der instructies bovenbedoeld, e „De rente-commissriën heb ik voor Itder district zóó samengesteld al- Jus de oud-minister dat zij de ele bevatten, de personen, voldoende bekwaam en onderlegd, om de beslissing n door de Rijksverzekeringsbank vooir te bereiden. Drie commissie is de rechter band voor het bestuur van de Bank, 'i vaar deze heeft te beslissen, óf de rente dan niet zal worden toegekend. Voor k rente-comimdssiën was de handleiding s i instructie dus niet bestemd. Zij was li bestemd voor de tussChenpersonen, die eenvoudig zijn aangesteld tot hulp der Rventigjarigen. Deze oude menschen i noesten andere menschen hebben, die i ben konden helpen bij de aanvragen. Inders niet Wat die helpers zeggen, leeft geen beslissende kracht Zij be- ii boeven de wet niet te interpreteeren, li noch uitspraak öf advies te geven in twijfelachtige gevallen. plaarvoor waren zij niet de aangewezen personen. Maar FEUILLETON. Alle drommels ja, dat zijn de 'are jubelde J.osi. Zulke heerlijke bo terhammen zijn bij ons te-lande niet te bekomen. Die goede Mina moet ik toch eens op gaan zoeken. Daar rekent zij zeker op; bij alle oude kennissen staat zij in goed aanden ken. De vrouw, die ons voorbijging, toen wij: binnenkwamen, kende ik ook nog. Wie was zij ook weer? De vrouw van den schrijnwerker Hellbrinck. Gij zijt met Bernard dikwijls bij' hem in huis geweest, als wij hem v°or onze meubelen noodig hadden. Ja, dat weet ik, riep Josi. De houw deed zich altijd zoo mooi voor, toaar was een echte Xantippe. Zij' had twee jongens; van den een, die er wat aardiger uitzag dan de andere, zeide zij ^tijd, dat hij naar haar man aardde. Wat heb je dat allemaal goed ont houden I Die vrouw is nog altijd even onuitstaanbaar, die jongen is een hup- tohe knaap geworden en staat onder toijh beschikking. Hij is zeer begaafd ri wilde graag studeeren. Ik heb mijn lest gedaan om hem een beurs te ver- het is dan ook tevens duidelijk, dat men hun niet de invaliditeitswet kon iai han den jgeven mét de vierhonderd en zoo veel artikelen, waaruit zij te zoeken zou den hebben, wat voor hun taak noodig was. Zij kregen dus een eenvoudig boek je, dat hun tot handleiding zou strekken voor de vervulling hunner tfiak, het hel pen der aanvragers, of wie voor de aan vragen in de termen meende te valLent En wijl zij in 't minst geen rechter lijke taak hebben, kon die handleiding ook niet sdherp worden opgezet, of een gids zijn voor allerlei dubieuze gevallen, zooals er vele denkbaar zijn* De tusséhen- personen hadden en hebben slechts aan te vragen; dan kan de rente-commissie oordeelen en beslist ten slotte de Bank. Wlare de handleiding te saherp opgezet, te veel gepreciseerd geweest, dan zou de tussdhenpersoon zich gaan verbeeld den, dat hij te beslissen had; dit moest worden voorkomen. Mij dunkt, dat dit toch duidelijk moet wezen en er 'hier geen reden kan bestaan voor eenig ver wijt, óf minder gewensdhte aansprake lijkheid. De tussdhenpersonen hebben eenvoudig te beoordeelen, of iemand voor de aanvrage in de termen valt. Niet te verhinderen, dat vele of te veel aan vragen inkomen is hunne taak, maar te beletten, dat er te weinig zouden komen. Te veel aanvragen is geen bezwaar; te gen misbruik moet worden gewaakt door rentecommissie en Bankbestuur; maar er mag niemand worden overgeslagen, die, volgens de artikelen der wet, recht op uitkeering zou [hebben. Ik zie niiet in, dat men mij daarvan een grief zou kun nen maken." (Minister Treub noemde in de Kamer ook de vergoeding welke de tussdhen personen ontvangen voor elke behandelde en toegewezen aanvrage, als een der re denen, welke het cijfer der aanvragen zoozeer heeft doen stijgen. |Wiat dunkt) u van die opmerking? vroeg de 'interviewer den heer Talma. „Wianneer een andere wijze vari be taling was gevolgd", antwoordde de oud- minister, „had men geen voldoende ze kerheid verkregen, dat de minder ge- makkelijlke of lastige gevallen tot hun "recht zouden zijn gekomen. Dit moet toch óók duidelijk zijn. En dat hier het doel zou zijn voorbijgeschoten, zooals veronderstellenderwijze in de Kamer is te kennen gegeven, vermag ik niet in te zien. Trouwens, het motief, dat door den minister is aangevoerd over den spoed, die bij beoordeeling der aanvragen0 moet worden gemaakt, lijikt miiji evenmin steekhoudend. ,Wianneer een aantal men schen liaat komen met hunne aanvragen, zooais gesahiedt en geschied is, late men hen wat wachten. Alles is gedaan om hen vroeg genoeg te waarschuwen. Dat is de rationeele weg. Of zij de rente een paar weken later ontvangen, geeft reeds daarom niet te veel bezwaar, om dat 'zij er geen cent minder door krij gen; alles moet behoorLijk worden nage keken. At heb ik van den beginne alles gedaan om tot spoed te manen, zou een beslissing zonder onderzoek m. i. toch niet gerechtvaardigd zijn door den wensdh om de menschen te helpen." !De kans, waarvan mr. Treub repte, dat mensdhen met inkomens van f 1500, f2000 en meer, mits zij slechts niet in de vermogensbelasting 'zijn aangeslagen, de rente 'zouden aanvragen en ontvanr gen, adhtte de 'heer Talma zoo- klein, dat dit op het aantal rentetrekkers wel geen belangrijken" invloed zal hebben. ,y'Men moet niet vergeten", zeide hij, „dat geregeld die paar guldens aan de postkantoren moeten worden gehaald; en wie zal daarin pleizier hebben bij een inkomen als waarvan de minister sprak?" De oud-minister sprak er zijn verwon dering over uit, dat zijn ambtsopvolger art. 32 der wet, dat ityij niet goed bleek te hebben begrepen, wat hij aan der. heer Rutgers had moeten toegeven, in de handleiding vermeld had willen zien. Hetgeen door den afgevaardigde voor Hilversum in ;t midden was gebracht, adhtte de heer Talma zeer ad rem. schaffen, maar ben helaas daarin nog niet geslaagd. Terwijl Magna en Josi zich aldoor in oude herinneringen verdiepten, keek Tiny voortdurend naar de pendule; het kwam haar voor, dat die heden met groote haast haar taak vervulde. Als ge nog al je oude kennissen hier bezoeken wil, mag je daar wel een begin mee maken, zoo sprak Tiny eindelijk haar broeder toe. Wij moeten tijdig thuis zijn, willen wij papa niet ongeduldig maken. Dat wil zooveel zeggen als: ga nu heen, want ik wil wat met Magna pratenNeem haar eens onder handen Magna, dat zal haar goed doen, spotte Josi, zich gereed makend om te ver trekken. Ik wil hier eens goed rondzien en hoop dat Bernard terug is, eer wij vertrekken. Naar uw vader ga ik het laatst; ik weet, dat hij niet gaarne vroeg gestoord wordt. Schenkt gij mij ook een oogenblikje, Magna Dat is toch wel wat veel ge vraagd, spatte Magna lachend. Ik had je hier eigenlijk niet moeten laten komen. Graaf Josi maakte een comisch ge baar van vertwijfeling en verliet het ver trek. Magna wendde zich nu tot haar jonge vriendin, die haar weder omhelsde, zoo dra zij samen waren. O, eindelijk alleen! Magna, als „IWJie het artikel goed (eest, ziet, dat het uitzonderingsgevallen geldt, die bij de personen van art 369 wel heel zeld zaam zullen zijn. [W|einigen zullen Sri 152 weken arbeid verrichten, niet iln hun be roep, in buitengewone gevallen, van kor ten du-ur, in chenst van anderen. *Qaar- om zal het den reritecomrnissies, die de vragenlijsten ingevuld voor zich krijgen, wel niet moeilijk vallen, deze personen uit te schiften. Geldelijken invloed van beteekenis kan dit niet hebben." De heer Talma legde er voorts den nadruk op, dat minister Treub verplicht is de wet uit te voeren. „Wil de Regeering haar niet uitvoe ren," zeide de heer Talma, „dan zal zij een voorstel daartoe moeten indie nen, waarover Tweede en Eerste Kamer zullen hebben te beslissen, maar nu is zij gehouden de wet uit te voeren." Dat art. 369 door zijne invoering Van de wet zou zijn losgemaakt, weersprak de oud-minister. 0,'H:et is altijd mijn bedoeling geweest," zeide hij, „om de 70-jarlgen zoo spoe dig mogelijk te helpen en ik heb daar van ook geen geheim gemaakt Bij de bespreking van het door mjj overgeno men amendement-Duys heb jjc er in 't voorjaar nog aan herinnerd, dat ik reeds in 1911, zooals uit het verslag der com missie zelf, dit voornemen aan de Ka mer heb te kennen gegeven. Die Kamer verzette zich daar niet tegen. Niemand kwam er tegen op, toen het tijd was, om te spreken. "En daarom is het wer kelijk vreemd, dat men thans hierovei met op- en aanmerkingen komt. Men heeft vooruit geweten, wat geschieden zou zonder daartegen bezwaar te ma ken." f i n M iddenstands-coöperatie. Op de a.s. centrale raadsvergadering van „De Hanze", Bond van R. K. vei- eenJigingen van dem handeldrijvend en en industiieelen middenstand in het bisdom Haarlem, zail gesproken worden over de middelen tot bestrijding van de inkoops- qooperatie „Eigen Hulp". Naar aanlei ding 'hiervan herinnert de Haarlem- sche Hanze, orgaan van bovenge- noemden bond, aan een praeadvies, pat- gebracht door den heer *C. M. M. v. d. Berg op een congres van den neutralen Bond, toen daar dezelfde kwestie ter tafel werd gebracht Wij ontleenen aan dit praeadvies het volgende: wAlle tot nu toe aangeprezen middelen, als-daar Zijn: het boycotten van leveran ciers en fabrikanten van „Eigen Hulp"; het afschaffen van de wét op.de coöpe ratieve vereenigingenhet verbod aan ambtenaren lid te zijln eener coöperatieve vereeniging; het nilet verkiezen van lieden van 4,Eigen Hulp" in de wetgevende lichamen en al dergelijke reactionaire handelingen, gelijkstaande met den strijd van de trekschuit tegen de stoomschepen en van de oude diligence tegen de spoor treinen, zijn, getoetst aan de practijk, niets anders gebleken te zijln dan kwak zalversmiddelen, d. w. z. zonder bhjlvend gunstig resultaat" En verder: „Na langdurige en rijlpe overweging zijn wij tot de conclusie gekomen, dat geen 'directe strijd met bovengenoemde middelen tegen de coöperatie ons kan baten, maar dat alléén een eerlij ke mededinging naar'de gunst van het koopkrachtig publiek din staat is, niet de coo peratiiie t:en onder te brengen, maar *deze overbodig Je make n. iDe consument van onzen ttijd tracht zich zooveel mogelijk te bevoordeelen, en dat is zijn onbetwistbaar recht, door direct bij de bron, dat is bij den pro ducent, te koopen. Aangezien er echter in de meeste ge vallen iemand noodig ial zijln, die de goederen voor den consument detailleert1, zal deze zijn Óf de winkelier, óf dc consumpti e-coop eratie. Nu ligt het eenvoudig aan den Win kelier zelf, of hij dien tusschensühakeï blijven zal, of dat de coöperatie den ge- heelen detailhandel Jot zich zal trekken. ik je alles maar zeggen kan. Én het meisje verborg haar gelaat aan de schouder van haar vriendin, ter wijl ze voortging Ik Idacht, Idat ik het nooit tover mijn lippen zou laten kamem, mjaar ik kali het niet langer verzwijgen. Be werd er ver bitterd en boos onder, besloot zij in groote (opgewondenheid;. Magna trok het meisje met zachten aandrang naast zich op de sofa. Kom hier, en zeg mij eens wat er aan scheelt. Ik dacht dat gij alle reden hadt om gelukkig te zijn. Gelukkig! Ik? Dat is lang voorbij, riep Tiny met de vertwijfeling der jeugd die geen zelfbeheersching. kent. Hebt gij gisteren niets bemerkt? ging zij met zachter, onzekere stem voort. Ik bedoel Gaby en... en.... Dornick, meent gij? vulde Magna aan, daar de naam van den jongen man niet over de lippen van het meisje scheen te willen komen. Me duinkt, dat kon toch ieder zien, dat graaf Dornick uw zuster het hof maakte. Dat is buiten twijfel en evenzeer staat het vast, dat zij zijn aanzoek niet zal weigeren. Gaby zal wel veel vereerders hebben, zij is bui tengewoon mooi. Tiny's hoofdje richtte zich op; de oogen van het meisje schitterden. Zij is coquet, erg coquet. Zij heeft alles gedaan om hem aan te trekken. [Wanneer de .winkelier zijln reactiom- riaire ideeën blijft handhaven, en steeds tegen den stroom des tijds oproeit, kan het niet anders of hij moet stranden qp de klip der reactie, waarop reeds zoo- velen gestrand zijn, 'die in hun eigen wijsheid meenden, dat het niet noodig was, om bij het verloopen van het getij de bakens te verzetten. Maar wanneer de winkeliers zrch ver eenigen en overgaan tot het oprichten van coöperatieve vereenigingen tot ge- zamélijken inkoop van goederen, dan zullen ze ondervinden, dat de strijd tegen de particuliere coöperatie niet zo. zowaar is, als zij zich voorstellen. [De winkeliers toch hebben alles bij de particuliere coöperaties voor; zij kunnen door hunne beproefde vakkennis en het kennen der beste en voonjeelrigste bronnen, hun door langjarige ondervin ding geleerd, veel goedkooper en beter inkoopen dan de verbruiksvereeiuigjilngen, die meestal beheerd worden door 'ambte naren, die van vak- of warenkennis geen jota verstand hebben _en rich geheel moeten verlaten op 'hunne niet altijd bekwame ondergeschikten. Zij kunnen bij het afsluiten van con tracten met fabrikanten veel voordeeüiger condities bedingen dan de coöperatie ven. 'Hun gemeenschappelijk kapitaal is veel grooter dan dit bij, de coöperatie ooit kan zijn; 'zij zijln dus économisch de sterks ten, wanneer zij niet wachten tot hun laatste duiit in hun revolution- nairen en onzimnigen strijd tegen iedere coöperatie is opgeteerd of verdwenen door de kapitalistische ondernemingen, die azen op datgene wat de coöperatie nog voor hen overlaat IWlanneer de in vereenigrimgen tot ge~ zamenlijken inkoop van hunne artikelen georganiseerde winkeliers voldoende ex tra winsten maken om hunne cliënten alle voordeelen te verschaffen, die de parti culiere coöperatie haren 'leden aanbiedt, én hun de lasten en nadeelen ervan be spaart (als het nemen van aandeelen, het vooruit betalen van een bedrag, "gelijk staande met gedurende een maand af te nemen winkelwaren, dikwijls onverschil lige en nonchalante bediening, en vooral de verantwoordelijkheid voor de verbinte nissen eener coöperatieve vereenigiing, in gevolge art. 7 en 19 deryvet van 17 Nov. 1876, Stsbl. na 227 en hare wijzigingen van diverse data), dan is het vrijwel zeker, te kunnen vooropstellen, dat de coöperatie in dezen ongelijken "strijd het onderspit delven moet, en de winkeliers stand, door de reuzenkracht zijner orga nisatie, zegevierend ujit het strijdperk zal treden. Daarvoor is het echter noodjg, dat alle winkeliers zich aansluiten bij hunne res pectieve op te riühten syndicaten of ver eenigingen tot gezam en lijken inkoop van daarvoor geschikte artikelen...." Afgewimpeld zet het Huisgezin boven de volgende driestar. 'De toegezegde Staatscommissie voor de subsiidieeriing van het bijlzonder on derwijs is feitelijk afgewimpeld. 'Die Staatscommissie was een onding. Iln het stadium, waarin de kwestie tihan's verkeert, heeft het geen zin meer, nu nog een Staatscommissie iln te stellen^, welke moet. onderzoeken in hoever een algemeen bevredigende regeling moge lijk lis \ti-er zake van de subsi die ering van het bijzonder onderwijs,. 'Een regeling, die minder geeft dan de gelijkstelling, bevredigt de rechter zijde niet, schenkt deihalve geen ailge- meene bevrediging. En voor de gelijkstelling heeft men geen Staatscommissie noodig^ maar een wijziging van artikel 192 der Grondwet 'Nu heeft de Katholieke Kamerclub be sloten verondersteld mag worden,, dat dit besluit is genomen in overleg met de beide andere rechtsche Clubs dat haar lieden .in de Staatscommissie niet zullen zitting nemen tenzij de regeeriing artikel 192 in de Grond wetsherziening betrekt. 'Doet zij dit laatste, dan kan zij de Waarom zou zij dat niet doen als zij gevoelt, dat zij hem bevalt en hij haar. Waarom niet Omdat zij hem niet bemint, omdat zij hem niet begrijpt en omdat zij eigenlijk niets om hem geeft, riep Tiny nog opgewondener uit. Magna's gelaat werd ernstig. Hoe durft gij zoo iets van uw zuster denken. Kunt gij in haar hart lezen. En al ware dat zoo, laat het haar zelf uitmaken. Wat gaat het u aan? Wat het mij aangaat? Tiny hield op en verborg het aan gezicht opnieuw aan Magna's schou der. En toen fluisterde zij Magna, hebt gij nooit iemand lief gehad, zoo lief, dat de gansche wereld naast hem in 't niet zonk? Magna lachte eVen en zeide: Die Vraag moet zeker beduiden, dat gij iemand zoo lief hebtMint gij Arthur Dornick erl kunt gij daarom niet zien, dat hij zich tot uw zuster wendt Hij mint haar niet, bevestigde Ti ny. Geloof mij, hij mint haar niet. Ver leden [jaar; isl zijl bij ons te Fischenich ge komen, toen mama met Gaby naar de zeebaden /was. Ik "whs anet ipapa alléén én toen is Dornick aangevangen zich met mij te onderhouden. Dag aan dag deed hij, alsof hij slechts om mijnentwege kwam. Papa, hij en ik zijn steeds sa- ll Staatscommissie opbergen. Doet zij dit niet, dan kan zij de Staatscommissie ook opbergen, want een Staatscommissie van enkel leden der i inkerzijde heeft geen zin, 'Zoodat, wat de regeering ook besluite, de Staatscommissie as afgewimpeld. Het denkbeeld eener Staatscommissie was een misgreep van minister Cort van der linden. De Katholieke Kamercluö "heeft hem daarvoor schaakmat gezet STATEN-GENERAAL. TWE DE KAMER. Vergadering van Dinsdflg 11 Novt De heer Biogaard (R. K.) komt nu tot de Sarikat Islam. Deze is geen gods dienstige vereeniging]. ,Qie ïnlandiers on derscheiden niet zoo scherp* tussehien ras en godsdienst. Zjji was een economische Vereeniging van inlanders tegen die Chi- neezen vooral. Vijiandig tegen dje Nedfer- landsche regeering 'is zij tot nu toe nie(t geweest; de regeeringfJs haar djan ook tegemoet gekomen. Dat eir wel eens ex cessen plaats haddjen, is te begrijpen. Wel van bed enkel ijken aardl maar ralét de oorspronkelijke bedjoeling van dé Sa rikat Islam stonden deze niet ihiverbandt Zeer zeker heeft de kersteningspolitiek er niets mee te maken. Spr. verdedjgt ook de onderwijspo litiek van de Indische regeering. De in lander, zoo betoogt hift heeft een zeer begrijpelijk en drang naar Wiestersche be schaving en de oorsprong Van die be schaving is nu eenmaal het Christendom. Het eigenlijk confessioneel onderwijs be hoeft men daarom niet aan d[e inlanders te brengen. Spri zelf zoui niét willen dat het gouvernement dit deed, maar men kan wel de goedje vruchten tfoonen van "het Christendom, cji'at is van de Wiestersche beschaving. Ook het neutraal onderwijs doet d(at en ondermijnt daardoor cfus toch zij het onwillekeurig de Oostersche levensbeschouwing. De In lander geeft evenwel geheel uit eigfen beweging de voorkeur aan dfe zendings scholen, waar zij den boom d(er beschla- ving zeiven en niet alleen de vruchteh zien. In weerwil daarvan zijn f°cli lang niet zooveel zendingsscholen ^gebouwd als gouvernementsscholen (in 4 jaar tijfds tegenover'38 zendingsscholen 478 gouven em entsscho 1 en Er bestaat dus geen enkele riedfen voor hdt verwijjt dat dje concentratie maaktip aan de Indische politiek als zou djeze ons koloniaal bezit in gevaar brengen'. De tegenwoordige minister heeft per soonlijk ook dat verwijt gemaakt en die rechterzijde heeft ier rech.t op d]a(t hij zich; verantwoordt. W:at be(teekent anders ook de verklaring van den minister, djat hij' zich zelf verantwoordlelijk blijft achten voor al wat hij in de verkiezingen sprak. De beschuldiging djat de schoolstrijd naar Indië zou zijln overgebracht door menschen van de rechterzijdie ,fs eeh uit vinding van een troepje fanatieke anti clerical en. De antithese in Indië is er eene van twee rass-en, het oVerheersch]- te en het overheersdhiende. Daar-omimbet de koloniale politiek zijn gericht op dfe Verzoening en verzachting van die anti these: liefde voor het moederland en begeerte naar ,y|estersche beschaving. Die heer Van Veen (C. H.) komt er ook tegen op dat de minister zou weU geren zich te verantwoorden ov|er het geen hij! in de verkieringsdageini .heeft gezegd. Die verantwoording is thans vooral noodig, omdat nog nooit Indië zoozeer in den politieken strijd bij dfe verkieïzinr gen is gemengd geweest en vooral dje tegenwoordige minister js zeer persoon lijk en agressief daarbij opgetredjein. De redenaar leest ten be\yjjze ^eenige zin sneden .uit verslagen van de .redevoerin gen |des heeren Pleijte. 1 De redenaar Vraagt, of die imeeningéW» daar geuit, nog door hem woridfen gekoe sterd. Dé Kamer had; hierop in dje me morie van antwoohd reedjs iets moeten vernemen. men uitgereden. Hij bracht mij boeken, gaf mij' onderricht in de kunstgeschie denis en sprak met mij over allerlei onderwerpen. O, hij is zoo knap, zoo degelijk, zoo- rijk van geest, ging zij begeesterd voort. Magna, 't was zoo'n schoone tijd voor mij en ik was zoo overgeluklag.... tot mama en Gaby te rugkwamen. In 't eerst beviel hem Ga by volstrekt niet; zij was zoo koud, zoo nietszeggend, Vond hij. Maar zij kon hiet hebben, dat hij mij het hof maakte; zij is zoo schoonzij weet, dat zij alles vermag wat zij wil. Zij begon toen ook naar hem te luisteren; en al verveelde zij zich ook nog zoo, deed zij toch of het haar interesseerde. En hoe zag zij hem daarbij aan. Over mij maakte zij zich in zijn te genwoordigheid vroolijk en wist mij zoo ver te tarten, dat ik' heftig wederstre vend ondraaglijk werd, zelfs jegens hem. Tiny zuchtte en ging voort: Later toen wij in Weenen waren, was Gaby de schoonste, lag iedereen aan haar voeten en., en.. Zij kon niet voortgaan. En heeft hij zich gansch aan Gaby gewijd, Voltooide Magna den zin, ter wijl zij het meisje liefdevol en medelij dend over het hoofd streek. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1913 | | pagina 3