DE TWEE_VRIENPEN. Ingezonden Mededeelingen Hcufen's Cacao olied Jerde Blad behoorende ijDeLeidsche Courant van ;aterdag 15 Maart no. 1043. Uit de Pers Goeu voortee*en. Onder dit opschfif. schrijft P. in het en tifum: Het Concentratie-program is te vroeg iomen. Wij hebben aanstonds gezegd, dat t ,u blijken een politieke fout te wezen. 10 vroeg openlijk voor den dag te irnen, als men moest komen, zooals concentratie voor den da'g gekomen Dat program kon er niet tegen Ir. Van Houten heeft er aanstonds op twezen, dat het bekeken en bespro ei werd. Maar nu 't zóó vroeg kwam, is '.t in toch bekeken en besproken gewor- tn, en blijkt 't jneer en meer veroor- reld te worden. Het wilde alleen bevredigen, en bevre- ,gt daardpor nieman4 behalve' hen, die :eds tevreden zijn, als maar vaststaat, it anti-clericaal zal worden geregeerd. Maar van anti-clericalisme alleen le en kunnen er maar weinigen. De schare, die volgt prof. Eerdmans, Ir. P. Tideman en anderen, verstaat ie kunst. De groote massa verlangt wat anders. Van anti-clericalisme alleen kunnen iet leven de mannen van, zaken, niet le en de midd,enstan;dprs, niet leven de rbeiders, niet leven tal van anderen yr. Die allen verlangen wat anders, Daaraan dan ook is 't vermoedelijk je te schrijven, dat 't enthousiasme voor e concentratie als 't al ooit er ge feest is i n elk geval nu reeds aardig a 't bekoelen .raakt. En dat zulks werkelijk zoo is, kan lorden afgeleid uit een eigenaardig1 erschijnsei, dat zich thans voordoet. In sommige districten schijnt men lotseling te yjn aangegrepen door tide voor de Christelijk-Historische larti/. Het spelletje van Ommen lokt blijk- isar tot navolging, waarbij men echter jrfeet, dat de omstandigheden, die het laar dedjen gelukken elders niet bestaan. Maar niettemin probeert men het. Nu verontwaardige men zich daarover iet te spoedig, en verontruste men ith niet te zeer. Veeleer zien we er een goed voortee- m in. Wel is waar blijkt, dat onder die aogenaamd Christelijk-Historischen (jaristelijk-Historisch-gezind schijnt de oftieele naam te zijn) zich, werkelijk Ctristen-mannen bevinden, die, zonder kijk te hebben op den huidjgen politie- ken toestand, niettemin als, politieke leiders meenen te kunnen optreden, maar dan ook bij den. eersten stap, dien ze letten, het spoor reeds bijster zijn. Onderzoekt -men echter de zaak meer lauwkeurig, dan bemerkt men ail heel ipoedig, dat achter de schennen de con- ratratiemannen zdch bevinden, die trach ten onder Christelijk-Historische vlag te nlvoeren, wat onder concentratiebanier liet uit te voeren blijkt. Zulks nu is zeker beleedigend voor dp Christelijk-Historische Partij, en we twij felen er dan ook niet aan, of op den, partijdag der Cliristelijk-Historischel Unie, zoo niet eerder, zal op niet mail- .sch,e wijze tegen dat naammis,bruik wor den geprotesteerd. Hun een verwijt er van te jnaken, Ware onbillijk, zoolang men. niet een politieken naam, als een handelsmerk, deponeeren kan. Ook wij staan machteloos tegenover het misbruik, dat in net geschrijf „van katholieke zijde" in de N. Rott. Courant Wordt gemaakt van den katholieken naam. Een verwijt ware pas te maken, indien de coaiitie-Christeiijk-Historischen daar aan mede gingen doen, hetgeen, onge- twijefjd niet het geval is. FEUILLETON. 140) Misschien. Ogij Biarras, gij weet fiat beter dan iemand, maar gij houdt uw gedach- ien voor u, gij zijt als een kind in de wieg, dat men een dot in den mon!d gestopt heefi, opdat het niet zal schreeu wen. In uw hart zijt gij het met mij eens. Plotseling zeide de Corsikaan. Het kan zoo niet langer duren. Barras glimlachte, maar hij sprak zich niet uit. Hij wachtte. Dat stilzwijgen wond zijn bezoeker meer op. Hij strekte de armen uit met een ge baar van woede. Waarom veinst gij tegenover mij r'eP hij uit. Wiij zijn besteimd om el kaar te begrijpen. Vrees niet, dat ik u braden zal. Wij zijn een zinkend schip, dat reeds door de ratten wordjt verlaten, 'k hoor wat men zegt en ik zie wat fnen doet. O geief4mij een leger, geef mij de middelen om naam te maken, om te Veeleer zal de verontwaardiging over dit afzichtelijk politiek bedrijf hen prik kelen tot grooter activiteit ten b^te der coalitie. Toch geeft de hier gesignaleerde tak- tiek gevaar tot verwarring. Trouwens, juist op verwarring wordt Iduidelijk gespeculeerd,. Dioor gebruik te maken van eens an ders naam, hoopt men sommige perso nen mede te lokken, die, dpor d|en naam misleid, niet bemerken, daj. ze zich la ten gebruiken als propagandisten voor het ongeloof. Een waarschuwing en een protest mag daarom niet achterwege blijven. Maar toch is er ook een goed voor teeken in te zien. Wanneer de concentratie zich nu reeds schaamt 'voor haar naam en zich niet ontziet den naam van een tegenstan der te laat ons zeggen J,eenen, dan blijkt daaruit toch wel zonneklaar^ hoe zwak, naar eigen oordeel, staat eigen zaak. Een goed voorteeken voor ons. Zoo iets geeft den onzen moed, dje toch reeds vol goeden moed gekomen zijn, sedert de coalitie, verleden Vrij dag, bij de stemming over het Invalidi- teits-ontwerp in de Tweede garner, een zóó heerlijk beeld van eenheid en eens gezindheid gegeven heeft. O zeker, het blijkt wel, dat er voor Minister Kolkman, alle1 grond was, .om op 4 Maart 1.1., sprekend over de Alinis- ters, in verband met de ,a.s. verkiezin gen, in de Tweede Kamer te zeggen: „In de eerste plaats zijn wij niet in het minst van plan heen te gaan, en als' ik den toestand in het land, goed/ ken, ge loof ik ook niet, dat wij behoeven weg te gaan." Arbeiders wel en niet kleine patroons. Menigeen heeft er geen vr de mee, merkt de (A.-R.) Rotterdammer op, dat door de Invaliditeitsverzekering arbeiders wel en kleine patroons niet geholpen worden. Inderdaad, kunnen soms igevallen wor den aangevoerd, waarin d,it tot harcfe ge volgen leidt. Die principieele zijde aan dit vraagstuk verbonden kunnen wij thans niet .breed behandelen. Maar naar aanleiding van een vraag die ons gewerd, schijnt het goed, over te nemen het nuchtere woord, bij de be handeling der Invaliditeitsverzekering door den heer Snoeck Henkemans ge sproken, toen hij zeide: „Bij het onderzoeken der bezwaren zij men nuchter en objectief. De klacht b.v. dat deze regeling slechts een klein getal menschen zal ten goede komen, is- zeer overdreven. Ongetwijfeld zal het jammer zijn in enkele .gevallen dat de Jkleinjë ondernemer op zijn ouden tf,ag niet van' deze regeling zal kunnen profiteeren <doch men verkleint hierbij de beteekenis van drie omstandigheden: 1. d&t hij, die zich economisch zelfstandig maakt, in den regel de kans heeft olpk sociaal voor uit" te komen en zeer velen zijn er aan( te wijzen, die i n der daad', langs dien weg ook tot sociale onafhankelijkheid zijn gekomen2. zijn de meeste d^zer kleine ondernemers uit den werkmansstand, yoortgekomen, en in de toekomst zul- jen dus deze menschen verplicht verze kerd zijn en eenmaal een aantal jaren' betaald hebbende, zullen zij nïet zoo dom zijn de bespaard,e rente cadteau te geven, doch zullen zjj wel blijven door betalen en dus verzekerd blijven. In de derde plaats zal het aantal behoeftigen, Idie er buiten vallen, 'toch reer klein iZijn in verhouding tot het getal derge nen, die wel een rente ontvangen. Een kleine proef nam ik ten aanzien van de verpleegden in h,et oud,e lieden ge sticht der Ned. Herv. Gemeente alhier, dus fatsoenlijke menschen, die zeker voor een pensioen van1 staatswege in aanmerking zullen komen. En wat bleek mij nu? Van de 83 mannen warenl 75 of 90 pCt. altijd loonarbeider geweest; 3 of 4 pCt. waren afwisselend loonar beider en eigen ondernemer5 of 6 pCt. waren zelfstandige ondernemers' geweest. vechten, om overwinningen te behalen en vervolgens sta ik voor de orde in. Wjj zullen den inwendigen vrede herstellen. Als men u eens hoorde? Wie? Robespiere bijvoorbeeld, Chaumet- te Collot d'Herbois! Die Corsikaan fronste zijn dikke wenk brauwen, die zoo zwart waren als eb benhout en in zijn breed voorhoofd trok zich een rimpel en hij maakte een ge baar van minachting. Maar zij zullen mij niet hooren. zeide hij. En al) hoorden zijl mij, wax dan nog? Zij zouden mij naar de place de la Revolution zenden? Misschien. Daarvoor zouden zij mij te midden van mijn soldaten moeten weghalen ^n zij houden al van mij, mijn soldaten, zij zou den het niet lijdzaam aanzien, dfat men mij aan den beul wilde overleveren. Met hen zou ik een beleg kunnen doorstaan. Wil ik u eens wat zeggen, Barras.? Neen, zeg niets, gij hebt al te veel gezegd. Die muren hebben somtijds ooren De Corsikaan beet zich op te lipipen. Hij kwam +erug op Marguerite Mon- tansier. Zij moet schoon geweest zijn, die vrouw. Meer dan schoon, aanbiddjelijk. Deze laatsten zouden dan bljjven bui- i ten de verplichte verzekering, maar is h/et nu te verdedigen ^een regeling te Verwerpen die 94 pCt. der behoeftigen hjelpt, omdat zij niet tevens voorziet in de nooden dier overige 6 pCt. De Vredesbeweging. De Leidsch,e hoogleeraar Van Vollen- hoven heeft enkele vroegere opstellen tot een geheel vereenigd en dat onder den titel „De Eendracht van het Land," uitgegeven. Doel van dit boekje is, om ons land op te wekken, de eerste stappen te doen, om tegen te gaan de algemeene bewa pening, waardoor de Europeesche Sta ten hun Budget uitputten in onderlin- gen wedstrijd. Verschillend wordt er over dit boekje geoordeeld- De (A.-R.) Rotterdammer, is zeer gunstig in haar appreciatie. De hoogleeraar ziet zeer wel in, zegt het blad, dat men met wat los enthousi- rne <en groote woorden niet vordert. Met een of anderen kwasie-heldhaftigen zet komt men er niet. Hij stelt nu een drietal eenvoudige en zijns inziens uitvoeibare maatregelen voor, die Nederland zon kunnen voor stellen aan de eers't-komende vred,es-con- ferentie, en die alle strekkepj om een begin te maken met de samenstelling eener internationale strijdmacht, om dwang bij te zetten aan volkenrechtelijke beslissingen van zeer eenvoudigen en vweinig ingrijpenden aard. Uit d,eze eer ste kiem zou zioh dan langzamerhand van zelf een oplossing der internationale geschillen langs rechterlijken weg kun nen ontwikkelen. Het boekje is pikant geschreven, geeft blijk van groote jaakkennis, vereenigt 'warme geestdrift met practis.chen zin en loont zeer de moeite der lezing. Zijn voorstel komt ons voor, ernstige overweging waard te zjjn. Vooral de Ne- derlandsche voorbereidjngs-commissie voor de derde Haagsche conferentie, 'bestaande uit de heeren De Beaufort, Asser, Röell (oud Minister van Marine) Loeff, Van Oordt, Van Eysinga, en Van Heeckeren, zal dit voorstel niet mogen passeeren. 1 Al schuilt -er in de vredesbeweging wel een en ander, wat ons minder sympa thiek is, elk doeltreffend middel, om de ontzaggelijke opdrijving der militaire lasten in Europa tegen te gaan, verdient van alle zijden steun. i Het Huisgezin denkt er echter anders over. Het blad zegt naar aanlei ding van een zeer gunstige recensie over dit boekje van Hans in de Telegraaf. Maar toost nu eens niet, wind u nu ééns niet op. laat u niet door herinne ringen aan Hollands grootheid in 4e zleventiiende eeuw tot lyriek vervoeren. Neem Europa niet zooals gij het zoudt wenschen, maar zooals het is. Zie de Balkan-Statem en hun bedrijf; Ifeie Oostenrijk len Rusland in hun ver houding, hun naijver, hun strijdige be langen zie het half milliard waardoor Frankrijk zijn weerkracht wil' verster ken zie Duitschlands antwoord d&arop zie Engeland met zijn dreadnoughts. Zie dit alles en zeg dan of er in Europa, bij de landen die iets Jn te brengen hebben, eenige geneigdheid is om aan een internationale politiemacht Üe zorg voor het recht en de naleving voor het recht over te laten. Maar wat praten wij van recht? Men kent en erkent geen ander recht dan "djat van den sterkste. Zoolang dit zoo is, kan men met voorstellen als dat van professor Van Vollenhoven gerust thuis blijven. Tenzij men met een succes d'estime tevreden is, of uitgelachen wil worden. De „Zwijgers". In de Oprechte Haarlemsche Courant heeft Politicus een binnen hof-schets geschreven over de „Zwij gers". 't Is eer. stukje dat de aandacht 'en de overweging der kiezers ten zeerstie Verdient. „Politicus" eischt den eerbied en de waardeering op voor de „zwijgers" inde Kamers, niet bij wijze van satyre, nochuit reactie tegen de veelpraterij van ,een 1354 Zij is het nog. Zeker. En rijk? Millionnaire. Boneparte drukte zijn beide handfen tegen zijn voorhoofd. Wat zou men al niet kunnen on dernemen met millioenen, mompelde hij. En bitter ging hij vuort: Gij zijt wel gelukkig, Barras. Gij hebt niet achter u een sleep van broe ders en zusters, een familie waar geen eind aan komt en .die jnij overstelpt met haar gejammer en haar eischen, on der voorwendsel van dfc offers, d.ie ik haar gekost 'heb. Wat waren dat voor offers Als gij eens wisjt wat een ellen de ik doorstaan heb in mijn eerste jaren op de krijgsschool, welke vernederingen ik mij heb laten welgevallenOchv la ten wij daar maar niet meer aan denken. Trouwens, ben, ik er pu wel zooveel beter aan toe? Geen geld, geen vriend..'!.. En ik? riep de Provengaal uit, tel ik dan niet mee? ik geef u raad, altijd' denzelfdengedold', Dial zal ik dan Rebben, als het niet anders kan. Ga Marguerite eens bezoeken. Gij zegt? iMarguérite Montansier. Ik heb haar haar ook een goeden raad gegeven. Zeg Er zal wel geen geneeskundige gevonden worden, die uit hygiënisch oogpunt aan goeds cacao de voorkeur ontzegt boven koffie, thee of uicohoiische dranken. is een krachtig: fabrikaat, afkomstig uit de Kx-iinid jke van Houten's Cacaofabriek. De algenuene waardeering doet verwachten dat R3MA Cacao steeds meer zal worden de vo!k>- draik bij uitnemendheid. J3T?- Duys of Ter Laan, maar in allen ernst en als een soort van eerherstel voor deze dikwijls hard,e werkers, die door het groote publiek voor „nulliteiten'^ worden uitgemaakt. Het publiek rekent alleen met de pra ters, wie het meeste rumoer maakt, wordt voor een kranigsten man versle ten. Het publii k vergaapt zich aan de Rand-diaman1en, die het in kunstmatige schittering voor de oogen worden ge draaid voor den voornamen gloedi der echte steeneri in de stille étalage van den juwelier heeft het meestal geen blik. „Het is zoo enorm grotesk op smal en den toon te spreken over de zwijgers'", .schrijft „Politicus," „Vooreerst wijl zich in die bonte ca tegorie van 2eld(:n-3peechc!iden, ook de uitnemende Iraciliten eencr wetgevende vergadering bevinden. Mannen namelijk, die het versmaden, om vóór ce tribunes te praten. Die slechts het woord vragen, als zij tot de conclusie zijn gekomen, dat het werkelijk door het algemeen be lang wordt gevorderd, een brokje natio- nalen tijd in beklag te nemen, omdat men iets heeft te zeggen, dat gezegd moet worden, om misverstand uit den weg te ruimen, opheldering te verschaffen, een nieuwen kijk op de zaak te _gjeven. En die, wanneer zulke overweging niet geldt, zich bepalen tot de rol van den zwijger-toehoorder." „Politicus" wijst dan verder op d,e .sectie-vergaderingen, waar „de intelli gente zwijgers aan den arbeid zijn." „Maar Jan Publiek ziet zie niet. Het Binnenhof schijnt te slapen als zij wer ken. Noch veldwachters, noch s.oldaten, Geen gebedel om kaartjes voor de gere serveerde tribune. Geen schei-schrille fan'faronnades van den heer Diuys, die de tribune dort glunderen. Geen gewich- tigdoenerige, kwasi moppige, ipseudo- staatsmannige kwastigheden yan den heer Roodhuyzen." Men ziet, liet oordeel over Roodhuy- zen luidt niet zeer gunstig. „Hier wordt nu serieus werk gedaan. De minder-officieele-omslachtige wijze van arbeiden maakt, dat men veel snel ler opschiet.... „Orkaantjes worden gauwerdoor windstilte gevolgd. En d:e zwijgers ko men uit den hoek. Vruchten .van studee- rend-overpeinzing worden op den disch gelegd. Manren voor wie het denkbeeld om in de groote vergaderinlg, ten, aan schouwen van het volk te redevoeren, on aantrekkelijk is ontplooien zich. Een te genstander van het beginsel der ^en- baarheid van de zittingen d'er ^Volks vertegenwoordiging kan hier praphtiig en krachtig materiaal verzamelen." „Dit ééne staat vast", concludeert „Politicus", ,^dat zeven-achtste van den legislatieven arbeid, die djan npg in dfë Kamer tot stand komt, er zondeT het biet-openbaar sectiën-werk niet zou we- Land en Tuinbouw. h,aar dat zij moet wachten, dat zij zich piet aan gevaren moet blootstellen met haar schuldvorderingen aan dié Commu ne. Daar zijn menscnten bij, die een eigenaardig middel hebben om zich van schuldeischers te ontdoen. Sluit vriend{- schap met haar en .ga dikwijls, naar de schouwburgen waar haar gezelschappen spelen, dat zal u afleiidingi geven. Die eenzaamheid is slecht voor werkzame mannen zooals wij. Zij wekt .kwade .ge dachten op, zooals een zekere Di- afomis moet ^gezegd hebben. En ,!laat u niet ontmoedigen. Wat drommel, gij zijt generaal op uw 25e jaar en wij hebben nog oorlogen in het vooruit zicht aan alle zijden. Kom mij "dikwijls bezoeken, dan kunnen wij wat praten, maar wees vooral voorzichtig. Te veel spreken schaadt. Goeden dag, generaal. Gegroet, Barras. Zij wisselden een handdruk en scheidden. Terwijl hij de trap afging, zeide de Corsikaan voor aich: -Ja, ik ben generaal op mijn 25e jaar, maar wat zaf'ik op mijn 30e zijn? Een levend raadsel, die Provengaal. Terwijl hij den generaal uitliet, zag Barras, dat op een bank in de vestibule Jean. de Trémazan en zijn vriend Pierre Lasson zaten, die stipt op het afgesproken Crocussen. v. ,L schrijft in h'et „Handelsblad" Van de hyacinthen, tulpen en cro cussen, drie 'h'oofdoulturen onzer bloem- b'oll'enstreek, zijn de crocussen de vroeg ste. Er (zijn wel gewasjes, welke vroeger bloeien, izooals Biet sneeuwklokje en de winteraconiet, maar „kleur" komt er pas op de bollenvelden met den bloei) der crocussen. f En dat begint at zoodra om dezen tijld des jaars de eerste ochtendzonnestralen de aarde beginnen te verwarmen, en houdt aan, «zoolang de dagvorstin ze be schijnt. Dan kómen de prachtig gevormde kelkjes open bij duizendtallen en het is dra een jubellied van kleur en leven, dat de ontwakende aarde zendt aan de rijzende zon. 'Bij de pronkende pracht van tulpen en hyacinthen wordt de frissche schoonheid der crocussen al te veel veronachtzaamd. Men telt fce te weinig nen vindt, dat de bollenvelden pas "beginnen te feesten als de hyacinthen en de tulpen haar gloed over het 'blonde land werpen. 't Is waar, als het donker weder is en triestig, dan 'houden de crocussen haar kelkjes gesloten, 'maar op dagen alfe we thans hebben, ajs de zon door de voch tige blauwzilveren voorjaarsnevelen heen de aarde overgiet niet haar weeldeschep- pend licht, dan wprdt men getroffen' door de alles beheerschende schoonheid 'der crocussen. Zij -zingen dan een lied] van licht en kleur. 1 Alle tuinen moesten er thans mede feestdos staan; hij duizenden en tien duizenden moesten ze thans overal, ïin tuinen en pafken, haar lentegroet uit jubelen, in het grps, 'tusschen de heesters^ onder de hoornen. En hoe passen de verschillende kleuren der crocussen bij eikander! De hoofd- toonen zijn zilver en goud. Men heeft ze van het reinste wit, het zachtste lila, het diepste paars, het helderste tlauw, het güiisterendst goudgeel, en die tinten door elkander geven leen kleurenspel als geen enkele andere om 'dezen tijd vier- mag te geven. I Men moet de icrocussen planten, vele bijeen, het goud itegen het donkere ipaars en deze kleuren ,Weer door het blankte >yit en ongerepte lila en blauw. Zeker, ze do^n het ook prachtig tus schen het gras en in groepjes van ééne kleur, maar 'een (gemengde beplanting van alle kleuren, iop dichten, maar toch luchtig verspreiden stand, waarin de Ver schillende kleuren tegen 'dkander uit komen, deze geeft tohh eerst de -volle schatten van schoonheid te zien, die er in die nederige voorjaarsbloemen schuilen. Elke Hollandsche tuin, elk park, moest in dezen tijd des jaars zijn crocussenr weelde hebben! Dat zou zijn een hulde, die deze bij uitstek Hollandsche cultuur plant toekomt. En de crocus is een 'bol gewas, 'twelik niet veeleischendi is, want de (bolletjes komen elk jaar voller (en uur gekomen waren. IHij ontving hen met zichtbare vol doening. De geschiedenis van jie Trémazans had zijn belangstelling gaande gemaakt en tevens was het 'hem! alles maar omi An nette Lange aan zich te verplichten, want die jonge tooneelispeelster hadi veel in vloed te Parijs, waardoor haar vriend schap kostbaar, maar haar vijandschap gevaarlijk was. Bovendien was Barras- een' voortreffe lijk menschenkenner. Op het gelaat van die twee Bretagners had hij de eerlijk heid en den moed gelezen, die bezielen, en zij, die zulke ^genschappen bezitten, zijn te zeldzaam, dat, men hen van zich zou afstooten, wanneer men hen kan noodig hebben. IHij nam hen mee naar den salon, die Bonaparte zooeven had verlaten, en, daar gekomen, vroeg hij hun1 dadelijk: Wat wilt gij jdoen? Zegt het. De oogenblikken zijn kostbaar. Ik heb veel lust om uw schoons beschermster aan genaam te zijn. En tot Jean gewend, ging hij voort: Gij zijt ;de voormalige graaf de Trémazan? Ja, burger. Gij hebt samengezworen tegen de republiek? (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1913 | | pagina 9