DE TWEE_VRIENPEN.
Ingezonden Mededeelingen
Hcufen's
Cacao
olied
Jerde Blad behoorende
ijDeLeidsche Courant van
;aterdag 15 Maart no. 1043.
Uit de Pers
Goeu voortee*en.
Onder dit opschfif. schrijft P. in het
en tifum:
Het Concentratie-program is te vroeg
iomen.
Wij hebben aanstonds gezegd, dat t
,u blijken een politieke fout te wezen.
10 vroeg openlijk voor den dag te
irnen, als men moest komen, zooals
concentratie voor den da'g gekomen
Dat program kon er niet tegen
Ir. Van Houten heeft er aanstonds op
twezen, dat het bekeken en bespro
ei werd.
Maar nu 't zóó vroeg kwam, is '.t
in toch bekeken en besproken gewor-
tn, en blijkt 't jneer en meer veroor-
reld te worden.
Het wilde alleen bevredigen, en bevre-
,gt daardpor nieman4 behalve' hen, die
:eds tevreden zijn, als maar vaststaat,
it anti-clericaal zal worden geregeerd.
Maar van anti-clericalisme alleen le
en kunnen er maar weinigen.
De schare, die volgt prof. Eerdmans,
Ir. P. Tideman en anderen, verstaat
ie kunst.
De groote massa verlangt wat anders.
Van anti-clericalisme alleen kunnen
iet leven de mannen van, zaken, niet le
en de midd,enstan;dprs, niet leven de
rbeiders, niet leven tal van anderen
yr. Die allen verlangen wat anders,
Daaraan dan ook is 't vermoedelijk
je te schrijven, dat 't enthousiasme voor
e concentratie als 't al ooit er ge
feest is i n elk geval nu reeds aardig
a 't bekoelen .raakt.
En dat zulks werkelijk zoo is, kan
lorden afgeleid uit een eigenaardig1
erschijnsei, dat zich thans voordoet.
In sommige districten schijnt men
lotseling te yjn aangegrepen door
tide voor de Christelijk-Historische
larti/.
Het spelletje van Ommen lokt blijk-
isar tot navolging, waarbij men echter
jrfeet, dat de omstandigheden, die het
laar dedjen gelukken elders niet bestaan.
Maar niettemin probeert men het.
Nu verontwaardige men zich daarover
iet te spoedig, en verontruste men
ith niet te zeer.
Veeleer zien we er een goed voortee-
m in.
Wel is waar blijkt, dat onder die
aogenaamd Christelijk-Historischen
(jaristelijk-Historisch-gezind schijnt de
oftieele naam te zijn) zich, werkelijk
Ctristen-mannen bevinden, die, zonder
kijk te hebben op den huidjgen politie-
ken toestand, niettemin als, politieke
leiders meenen te kunnen optreden, maar
dan ook bij den. eersten stap, dien ze
letten, het spoor reeds bijster zijn.
Onderzoekt -men echter de zaak meer
lauwkeurig, dan bemerkt men ail heel
ipoedig, dat achter de schennen de con-
ratratiemannen zdch bevinden, die trach
ten onder Christelijk-Historische vlag te
nlvoeren, wat onder concentratiebanier
liet uit te voeren blijkt.
Zulks nu is zeker beleedigend voor dp
Christelijk-Historische Partij, en we twij
felen er dan ook niet aan, of op den,
partijdag der Cliristelijk-Historischel
Unie, zoo niet eerder, zal op niet mail-
.sch,e wijze tegen dat naammis,bruik wor
den geprotesteerd.
Hun een verwijt er van te jnaken,
Ware onbillijk, zoolang men. niet een
politieken naam, als een handelsmerk,
deponeeren kan.
Ook wij staan machteloos tegenover
het misbruik, dat in net geschrijf „van
katholieke zijde" in de N. Rott. Courant
Wordt gemaakt van den katholieken
naam.
Een verwijt ware pas te maken, indien
de coaiitie-Christeiijk-Historischen daar
aan mede gingen doen, hetgeen, onge-
twijefjd niet het geval is.
FEUILLETON.
140)
Misschien.
Ogij Biarras, gij weet fiat beter
dan iemand, maar gij houdt uw gedach-
ien voor u, gij zijt als een kind in de
wieg, dat men een dot in den mon!d
gestopt heefi, opdat het niet zal schreeu
wen. In uw hart zijt gij het met mij
eens.
Plotseling zeide de Corsikaan.
Het kan zoo niet langer duren.
Barras glimlachte, maar hij sprak zich
niet uit.
Hij wachtte.
Dat stilzwijgen wond zijn bezoeker
meer op.
Hij strekte de armen uit met een ge
baar van woede.
Waarom veinst gij tegenover mij
r'eP hij uit. Wiij zijn besteimd om el
kaar te begrijpen. Vrees niet, dat ik u
braden zal. Wij zijn een zinkend schip,
dat reeds door de ratten wordjt verlaten,
'k hoor wat men zegt en ik zie wat
fnen doet. O geief4mij een leger, geef mij
de middelen om naam te maken, om te
Veeleer zal de verontwaardiging over
dit afzichtelijk politiek bedrijf hen prik
kelen tot grooter activiteit ten b^te der
coalitie.
Toch geeft de hier gesignaleerde tak-
tiek gevaar tot verwarring.
Trouwens, juist op verwarring wordt
Iduidelijk gespeculeerd,.
Dioor gebruik te maken van eens an
ders naam, hoopt men sommige perso
nen mede te lokken, die, dpor d|en naam
misleid, niet bemerken, daj. ze zich la
ten gebruiken als propagandisten voor
het ongeloof.
Een waarschuwing en een protest mag
daarom niet achterwege blijven.
Maar toch is er ook een goed voor
teeken in te zien.
Wanneer de concentratie zich nu reeds
schaamt 'voor haar naam en zich niet
ontziet den naam van een tegenstan
der te laat ons zeggen J,eenen,
dan blijkt daaruit toch wel zonneklaar^
hoe zwak, naar eigen oordeel, staat eigen
zaak.
Een goed voorteeken voor ons.
Zoo iets geeft den onzen moed, dje
toch reeds vol goeden moed gekomen
zijn, sedert de coalitie, verleden Vrij
dag, bij de stemming over het Invalidi-
teits-ontwerp in de Tweede garner, een
zóó heerlijk beeld van eenheid en eens
gezindheid gegeven heeft.
O zeker, het blijkt wel, dat er voor
Minister Kolkman, alle1 grond was, .om
op 4 Maart 1.1., sprekend over de Alinis-
ters, in verband met de ,a.s. verkiezin
gen, in de Tweede Kamer te zeggen:
„In de eerste plaats zijn wij niet in het
minst van plan heen te gaan, en als' ik
den toestand in het land, goed/ ken, ge
loof ik ook niet, dat wij behoeven weg
te gaan."
Arbeiders wel en niet kleine patroons.
Menigeen heeft er geen vr de mee,
merkt de (A.-R.) Rotterdammer
op, dat door de Invaliditeitsverzekering
arbeiders wel en kleine patroons niet
geholpen worden.
Inderdaad, kunnen soms igevallen wor
den aangevoerd, waarin d,it tot harcfe ge
volgen leidt.
Die principieele zijde aan dit vraagstuk
verbonden kunnen wij thans niet .breed
behandelen.
Maar naar aanleiding van een vraag
die ons gewerd, schijnt het goed, over
te nemen het nuchtere woord, bij de be
handeling der Invaliditeitsverzekering
door den heer Snoeck Henkemans ge
sproken, toen hij zeide:
„Bij het onderzoeken der bezwaren zij
men nuchter en objectief. De klacht b.v.
dat deze regeling slechts een klein getal
menschen zal ten goede komen, is- zeer
overdreven. Ongetwijfeld zal het jammer
zijn in enkele .gevallen dat de Jkleinjë
ondernemer op zijn ouden tf,ag niet van'
deze regeling zal kunnen profiteeren
<doch men verkleint hierbij de beteekenis
van drie omstandigheden: 1. d&t hij, die
zich economisch zelfstandig maakt, in
den regel de kans heeft olpk sociaal voor
uit" te komen en zeer velen zijn er aan(
te wijzen, die i n der daad', langs dien weg
ook tot sociale onafhankelijkheid zijn
gekomen2. zijn de meeste d^zer kleine
ondernemers uit den werkmansstand,
yoortgekomen, en in de toekomst zul-
jen dus deze menschen verplicht verze
kerd zijn en eenmaal een aantal jaren'
betaald hebbende, zullen zij nïet zoo
dom zijn de bespaard,e rente cadteau te
geven, doch zullen zjj wel blijven door
betalen en dus verzekerd blijven. In de
derde plaats zal het aantal behoeftigen,
Idie er buiten vallen, 'toch reer klein
iZijn in verhouding tot het getal derge
nen, die wel een rente ontvangen.
Een kleine proef nam ik ten aanzien
van de verpleegden in h,et oud,e lieden ge
sticht der Ned. Herv. Gemeente alhier,
dus fatsoenlijke menschen, die zeker
voor een pensioen van1 staatswege in
aanmerking zullen komen. En wat bleek
mij nu? Van de 83 mannen warenl 75
of 90 pCt. altijd loonarbeider geweest;
3 of 4 pCt. waren afwisselend loonar
beider en eigen ondernemer5 of 6
pCt. waren zelfstandige ondernemers'
geweest.
vechten, om overwinningen te behalen en
vervolgens sta ik voor de orde in. Wjj
zullen den inwendigen vrede herstellen.
Als men u eens hoorde?
Wie?
Robespiere bijvoorbeeld, Chaumet-
te Collot d'Herbois!
Die Corsikaan fronste zijn dikke wenk
brauwen, die zoo zwart waren als eb
benhout en in zijn breed voorhoofd trok
zich een rimpel en hij maakte een ge
baar van minachting.
Maar zij zullen mij niet hooren.
zeide hij. En al) hoorden zijl mij, wax
dan nog? Zij zouden mij naar de place
de la Revolution zenden? Misschien.
Daarvoor zouden zij mij te midden van
mijn soldaten moeten weghalen ^n zij
houden al van mij, mijn soldaten, zij zou
den het niet lijdzaam aanzien, dfat men
mij aan den beul wilde overleveren. Met
hen zou ik een beleg kunnen doorstaan.
Wil ik u eens wat zeggen, Barras.?
Neen, zeg niets, gij hebt al te veel
gezegd. Die muren hebben somtijds
ooren
De Corsikaan beet zich op te lipipen.
Hij kwam +erug op Marguerite Mon-
tansier.
Zij moet schoon geweest zijn, die
vrouw.
Meer dan schoon, aanbiddjelijk.
Deze laatsten zouden dan bljjven bui- i
ten de verplichte verzekering, maar is
h/et nu te verdedigen ^een regeling te
Verwerpen die 94 pCt. der behoeftigen
hjelpt, omdat zij niet tevens voorziet in
de nooden dier overige 6 pCt.
De Vredesbeweging.
De Leidsch,e hoogleeraar Van Vollen-
hoven heeft enkele vroegere opstellen
tot een geheel vereenigd en dat onder
den titel „De Eendracht van het Land,"
uitgegeven.
Doel van dit boekje is, om ons land
op te wekken, de eerste stappen te doen,
om tegen te gaan de algemeene bewa
pening, waardoor de Europeesche Sta
ten hun Budget uitputten in onderlin-
gen wedstrijd. Verschillend wordt er
over dit boekje geoordeeld-
De (A.-R.) Rotterdammer, is zeer
gunstig in haar appreciatie.
De hoogleeraar ziet zeer wel in, zegt
het blad, dat men met wat los enthousi-
rne <en groote woorden niet vordert. Met
een of anderen kwasie-heldhaftigen zet
komt men er niet.
Hij stelt nu een drietal eenvoudige en
zijns inziens uitvoeibare maatregelen
voor, die Nederland zon kunnen voor
stellen aan de eers't-komende vred,es-con-
ferentie, en die alle strekkepj om een
begin te maken met de samenstelling
eener internationale strijdmacht, om
dwang bij te zetten aan volkenrechtelijke
beslissingen van zeer eenvoudigen en
vweinig ingrijpenden aard. Uit d,eze eer
ste kiem zou zioh dan langzamerhand van
zelf een oplossing der internationale
geschillen langs rechterlijken weg kun
nen ontwikkelen.
Het boekje is pikant geschreven, geeft
blijk van groote jaakkennis, vereenigt
'warme geestdrift met practis.chen zin en
loont zeer de moeite der lezing.
Zijn voorstel komt ons voor, ernstige
overweging waard te zjjn. Vooral de Ne-
derlandsche voorbereidjngs-commissie
voor de derde Haagsche conferentie,
'bestaande uit de heeren De Beaufort,
Asser, Röell (oud Minister van Marine)
Loeff, Van Oordt, Van Eysinga, en Van
Heeckeren, zal dit voorstel niet mogen
passeeren.
1 Al schuilt -er in de vredesbeweging wel
een en ander, wat ons minder sympa
thiek is, elk doeltreffend middel, om
de ontzaggelijke opdrijving der militaire
lasten in Europa tegen te gaan, verdient
van alle zijden steun. i
Het Huisgezin denkt er echter
anders over. Het blad zegt naar aanlei
ding van een zeer gunstige recensie over
dit boekje van Hans in de Telegraaf.
Maar toost nu eens niet, wind u nu
ééns niet op. laat u niet door herinne
ringen aan Hollands grootheid in 4e
zleventiiende eeuw tot lyriek vervoeren.
Neem Europa niet zooals gij het zoudt
wenschen, maar zooals het is.
Zie de Balkan-Statem en hun bedrijf;
Ifeie Oostenrijk len Rusland in hun ver
houding, hun naijver, hun strijdige be
langen zie het half milliard waardoor
Frankrijk zijn weerkracht wil' verster
ken zie Duitschlands antwoord d&arop
zie Engeland met zijn dreadnoughts.
Zie dit alles en zeg dan of er in
Europa, bij de landen die iets Jn te
brengen hebben, eenige geneigdheid is
om aan een internationale politiemacht
Üe zorg voor het recht en de naleving
voor het recht over te laten.
Maar wat praten wij van recht? Men
kent en erkent geen ander recht dan "djat
van den sterkste. Zoolang dit zoo is,
kan men met voorstellen als dat van
professor Van Vollenhoven gerust thuis
blijven. Tenzij men met een succes
d'estime tevreden is, of uitgelachen
wil worden.
De „Zwijgers".
In de Oprechte Haarlemsche
Courant heeft Politicus een binnen
hof-schets geschreven over de „Zwij
gers". 't Is eer. stukje dat de aandacht
'en de overweging der kiezers ten zeerstie
Verdient.
„Politicus" eischt den eerbied en de
waardeering op voor de „zwijgers" inde
Kamers, niet bij wijze van satyre, nochuit
reactie tegen de veelpraterij van ,een
1354
Zij is het nog.
Zeker.
En rijk?
Millionnaire.
Boneparte drukte zijn beide handfen
tegen zijn voorhoofd.
Wat zou men al niet kunnen on
dernemen met millioenen, mompelde hij.
En bitter ging hij vuort:
Gij zijt wel gelukkig, Barras. Gij
hebt niet achter u een sleep van broe
ders en zusters, een familie waar geen
eind aan komt en .die jnij overstelpt
met haar gejammer en haar eischen, on
der voorwendsel van dfc offers, d.ie ik
haar gekost 'heb. Wat waren dat voor
offers Als gij eens wisjt wat een ellen
de ik doorstaan heb in mijn eerste jaren
op de krijgsschool, welke vernederingen
ik mij heb laten welgevallenOchv la
ten wij daar maar niet meer aan denken.
Trouwens, ben, ik er pu wel zooveel
beter aan toe? Geen geld, geen vriend..'!..
En ik? riep de Provengaal uit, tel
ik dan niet mee? ik geef u raad, altijd'
denzelfdengedold',
Dial zal ik dan Rebben, als het
niet anders kan.
Ga Marguerite eens bezoeken.
Gij zegt?
iMarguérite Montansier. Ik heb haar
haar ook een goeden raad gegeven. Zeg
Er zal wel geen geneeskundige gevonden
worden, die uit hygiënisch oogpunt aan goeds
cacao de voorkeur ontzegt boven koffie, thee
of uicohoiische dranken.
is een krachtig: fabrikaat, afkomstig uit de
Kx-iinid jke van Houten's Cacaofabriek. De
algenuene waardeering doet verwachten dat
R3MA Cacao steeds meer zal worden de vo!k>-
draik bij uitnemendheid.
J3T?-
Duys of Ter Laan, maar in allen ernst
en als een soort van eerherstel voor
deze dikwijls hard,e werkers, die door
het groote publiek voor „nulliteiten'^
worden uitgemaakt.
Het publiek rekent alleen met de pra
ters, wie het meeste rumoer maakt,
wordt voor een kranigsten man versle
ten.
Het publii k vergaapt zich aan de
Rand-diaman1en, die het in kunstmatige
schittering voor de oogen worden ge
draaid voor den voornamen gloedi der
echte steeneri in de stille étalage van
den juwelier heeft het meestal geen blik.
„Het is zoo enorm grotesk op smal en
den toon te spreken over de zwijgers'",
.schrijft „Politicus,"
„Vooreerst wijl zich in die bonte ca
tegorie van 2eld(:n-3peechc!iden, ook de
uitnemende Iraciliten eencr wetgevende
vergadering bevinden. Mannen namelijk,
die het versmaden, om vóór ce tribunes
te praten. Die slechts het woord vragen,
als zij tot de conclusie zijn gekomen,
dat het werkelijk door het algemeen be
lang wordt gevorderd, een brokje natio-
nalen tijd in beklag te nemen, omdat men
iets heeft te zeggen, dat gezegd moet
worden, om misverstand uit den weg te
ruimen, opheldering te verschaffen, een
nieuwen kijk op de zaak te _gjeven. En
die, wanneer zulke overweging niet
geldt, zich bepalen tot de rol van den
zwijger-toehoorder."
„Politicus" wijst dan verder op d,e
.sectie-vergaderingen, waar „de intelli
gente zwijgers aan den arbeid zijn."
„Maar Jan Publiek ziet zie niet. Het
Binnenhof schijnt te slapen als zij wer
ken.
Noch veldwachters, noch s.oldaten,
Geen gebedel om kaartjes voor de gere
serveerde tribune. Geen schei-schrille
fan'faronnades van den heer Diuys, die
de tribune dort glunderen. Geen gewich-
tigdoenerige, kwasi moppige, ipseudo-
staatsmannige kwastigheden yan den
heer Roodhuyzen."
Men ziet, liet oordeel over Roodhuy-
zen luidt niet zeer gunstig.
„Hier wordt nu serieus werk gedaan.
De minder-officieele-omslachtige wijze
van arbeiden maakt, dat men veel snel
ler opschiet....
„Orkaantjes worden gauwerdoor
windstilte gevolgd. En d:e zwijgers ko
men uit den hoek. Vruchten .van studee-
rend-overpeinzing worden op den disch
gelegd. Manren voor wie het denkbeeld
om in de groote vergaderinlg, ten, aan
schouwen van het volk te redevoeren, on
aantrekkelijk is ontplooien zich. Een te
genstander van het beginsel der ^en-
baarheid van de zittingen d'er ^Volks
vertegenwoordiging kan hier praphtiig en
krachtig materiaal verzamelen."
„Dit ééne staat vast", concludeert
„Politicus", ,^dat zeven-achtste van den
legislatieven arbeid, die djan npg in dfë
Kamer tot stand komt, er zondeT het
biet-openbaar sectiën-werk niet zou we-
Land en Tuinbouw.
h,aar dat zij moet wachten, dat zij zich
piet aan gevaren moet blootstellen met
haar schuldvorderingen aan dié Commu
ne. Daar zijn menscnten bij, die een
eigenaardig middel hebben om zich van
schuldeischers te ontdoen. Sluit vriend{-
schap met haar en .ga dikwijls, naar de
schouwburgen waar haar gezelschappen
spelen, dat zal u afleiidingi geven. Die
eenzaamheid is slecht voor werkzame
mannen zooals wij. Zij wekt .kwade .ge
dachten op, zooals een zekere Di-
afomis moet ^gezegd hebben. En
,!laat u niet ontmoedigen. Wat drommel,
gij zijt generaal op uw 25e jaar en
wij hebben nog oorlogen in het vooruit
zicht aan alle zijden. Kom mij "dikwijls
bezoeken, dan kunnen wij wat praten,
maar wees vooral voorzichtig. Te veel
spreken schaadt. Goeden dag, generaal.
Gegroet, Barras.
Zij wisselden een handdruk en
scheidden.
Terwijl hij de trap afging, zeide de
Corsikaan voor aich:
-Ja, ik ben generaal op mijn 25e
jaar, maar wat zaf'ik op mijn 30e zijn?
Een levend raadsel, die Provengaal.
Terwijl hij den generaal uitliet, zag
Barras, dat op een bank in de vestibule
Jean. de Trémazan en zijn vriend Pierre
Lasson zaten, die stipt op het afgesproken
Crocussen.
v. ,L schrijft in h'et „Handelsblad"
Van de hyacinthen, tulpen en cro
cussen, drie 'h'oofdoulturen onzer bloem-
b'oll'enstreek, zijn de crocussen de vroeg
ste. Er (zijn wel gewasjes, welke vroeger
bloeien, izooals Biet sneeuwklokje en de
winteraconiet, maar „kleur" komt er pas
op de bollenvelden met den bloei) der
crocussen. f
En dat begint at zoodra om dezen tijld
des jaars de eerste ochtendzonnestralen
de aarde beginnen te verwarmen, en
houdt aan, «zoolang de dagvorstin ze be
schijnt. Dan kómen de prachtig gevormde
kelkjes open bij duizendtallen en het is
dra een jubellied van kleur en leven,
dat de ontwakende aarde zendt aan de
rijzende zon.
'Bij de pronkende pracht van tulpen en
hyacinthen wordt de frissche schoonheid
der crocussen al te veel veronachtzaamd.
Men telt fce te weinig nen vindt, dat de
bollenvelden pas "beginnen te feesten als
de hyacinthen en de tulpen haar gloed
over het 'blonde land werpen.
't Is waar, als het donker weder is en
triestig, dan 'houden de crocussen haar
kelkjes gesloten, 'maar op dagen alfe we
thans hebben, ajs de zon door de voch
tige blauwzilveren voorjaarsnevelen heen
de aarde overgiet niet haar weeldeschep-
pend licht, dan wprdt men getroffen' door
de alles beheerschende schoonheid 'der
crocussen. Zij -zingen dan een lied] van
licht en kleur. 1
Alle tuinen moesten er thans mede
feestdos staan; hij duizenden en tien
duizenden moesten ze thans overal, ïin
tuinen en pafken, haar lentegroet uit
jubelen, in het grps, 'tusschen de heesters^
onder de hoornen.
En hoe passen de verschillende kleuren
der crocussen bij eikander! De hoofd-
toonen zijn zilver en goud. Men heeft ze
van het reinste wit, het zachtste lila, het
diepste paars, het helderste tlauw, het
güiisterendst goudgeel, en die tinten
door elkander geven leen kleurenspel als
geen enkele andere om 'dezen tijd vier-
mag te geven. I
Men moet de icrocussen planten, vele
bijeen, het goud itegen het donkere ipaars
en deze kleuren ,Weer door het blankte
>yit en ongerepte lila en blauw.
Zeker, ze do^n het ook prachtig tus
schen het gras en in groepjes van ééne
kleur, maar 'een (gemengde beplanting
van alle kleuren, iop dichten, maar toch
luchtig verspreiden stand, waarin de Ver
schillende kleuren tegen 'dkander uit
komen, deze geeft tohh eerst de -volle
schatten van schoonheid te zien, die er
in die nederige voorjaarsbloemen schuilen.
Elke Hollandsche tuin, elk park, moest
in dezen tijd des jaars zijn crocussenr
weelde hebben! Dat zou zijn een hulde,
die deze bij uitstek Hollandsche cultuur
plant toekomt. En de crocus is een 'bol
gewas, 'twelik niet veeleischendi is, want
de (bolletjes komen elk jaar voller (en
uur gekomen waren.
IHij ontving hen met zichtbare vol
doening.
De geschiedenis van jie Trémazans had
zijn belangstelling gaande gemaakt en
tevens was het 'hem! alles maar omi An
nette Lange aan zich te verplichten, want
die jonge tooneelispeelster hadi veel in
vloed te Parijs, waardoor haar vriend
schap kostbaar, maar haar vijandschap
gevaarlijk was.
Bovendien was Barras- een' voortreffe
lijk menschenkenner. Op het gelaat van
die twee Bretagners had hij de eerlijk
heid en den moed gelezen, die bezielen,
en zij, die zulke ^genschappen bezitten,
zijn te zeldzaam, dat, men hen van zich
zou afstooten, wanneer men hen kan
noodig hebben.
IHij nam hen mee naar den salon,
die Bonaparte zooeven had verlaten, en,
daar gekomen, vroeg hij hun1 dadelijk:
Wat wilt gij jdoen? Zegt het. De
oogenblikken zijn kostbaar. Ik heb veel
lust om uw schoons beschermster aan
genaam te zijn.
En tot Jean gewend, ging hij voort:
Gij zijt ;de voormalige graaf de
Trémazan?
Ja, burger.
Gij hebt samengezworen tegen de
republiek? (Wordt vervolgd.)