DE TWEE VRIENDEN.
Tweede öiad Dehoorende
bij De LeidscheCourant van
Dinsdag 17 Dec. no. 971.
"KAMEROVERZICHT.
T^N EE DE KAMER.
Middags erga der in g.
Politiek Debat.
De heer Roodhuijzen heeft met bree-
den omhaal uitgelegd, dat de linkerzijde
zoo zij in 1913 de overwinning mocht
behalen (met behulp van de socialisten),
!de regeering niet zal aanvaarden, doch
ivvel de verantwoordelijkheid op zich
neemt. Ra, ra, wat is dat?
Wie kan zulk een fijn-doordacht on
derscheid snappen. Verder heeft ge
doemde afgevaardigde weer tegen de on
weersprekelijke klaarblijkelijkheid in
trachten' aan te toonen, dat de rechter
zijde óók obstructie dreef, als zij min
derheid was, terwij! de linkerzijde dan
zich zeer loyaal toonde. En weer heeft
'de Christelijk-Historische heer v. Veen
met ongemeene duidelijkheid en buiten
gewone kalmte deze beschuldiging weer
legd. De linkerzijde, zoo zeide de heer
van Veen, eischt steeds alles op.
'Als ze meerderheid is, krachtens hare
meerderheid, als ze minderheid is, krach
tens hare ^superioriteit".
Met het oog op de agitatie van de
linkerzijde tegen de indirecte belastin
gen (denk aan de tariefwet), is het wel
.interessant uit de financieele beschou-
iwingen, die de heer Van Dedein hield'*
eenige cijfers naar voren te brengen.
De verhouding tusschen indirecte en
directe belastingen bevond hij voor Ne
derland aldus, dat per hoofd werd be
taald voor directe belastingen 19.06 gld.
voor indirecte 16.85. Voor Frankrijk
vond hij deze cijfers achtereenvolgens
ials 18.50 en 22.32. Voor verstoring in
|de verhouding tusschen deze beide- be
lastingen, behoeft men dus niet zoover-
schrikkelijk bang te zijn. W ijzijn nog
lang niet aan zulk een verhouding als
in het radicaal-socialistische Frankrijk.
Het geschreeuw, juist van socialistische
zijde, tegen de betrekkelijk veel te hoo-
|ge stijging van de indirecte belastin
gen, kan dus met een verwijzing naar
'Frankrijk wel wat getemperd worden.
Avond v e r g a d e r i n g.
Allerlei.
Aan de orde was de begrooting van
landbouw, handel en nijverheid. Een
groot gedeelte van de zitting werd be
steed aan de discussies over ontwerp
besluiten tot uitvoering van de veilig
heidswet en de arbeidswet. Minister ,Tal-
•ma oordeelde en zeer terecht dat
zulk een optreden niet gewenscht is.
„Verbeeldt u" riep de minister uit
„dat men mij ten slotte bij dergelijke
onderwerpen inet moties komt bestoken".
Besproken werd o.a. deze vraag: Wan-
tneer zal het hoofd -eener school of de
'burgemeester de verklaring mogen af
geven, dat voor een niet-leerplichtig kind
(beneden 13 jaar op die school geen ge
legenheid meer bestaat om verder onder
wijs te ontvangen? Wanneer zal, met
andere woorden ondanks art. 4 der
nieuwe arbeidswet een dergelijk kind
op de fabriek mogen komen? Minister
jTalrna heeft deze vraag, hem door een
districtshoofd gesteld, aldus beantwoord,
„dat naar zijn oordeel die verklaring moet
worden geweigerd, zoowel wanneer aan
(de school eene vervolgklasse is verbon
den, als wanneer voor niet meer leer
plichtige kinderen gelegenheid bestaat,
het onderwijs in dezelfde klasse, waarin
(zij bij het vervullen van de leerverplich
ting zaten, na dien te blijven volgen."
T De heer Ketelaar was het met dit
antwoord volstrekt niet eens; de heer
Schaper juichte het toe.
Wij zeggen met den minister: Waar
'blijft men, als over ontwerp-besluiten tot
(Uitvoering van wetten in de Kamer moet
gesproken, worden?
Opgemerkt dient nog te worden, dat 1de
begrooting van landbouw, handel en nij
verheid gisteren geëindigd was.
FEUILLETON.
68)
-- Dus gij bezit niets meer?
Heb ik het u al niet reeds gezegd?
ïk ben zoo arm als een kerkrat.
Pierre Lasson hernam:
En als gij uw huis zult weergezien
hebben?
Dan zal ik verder gaan, daar waar
de hartader van den opstand klopt. Ik
zal weten wat men ondernemen wil, ik
zal mij voegen bij de dapperen, die ge
noeg hebben van de dwingelandij, die
het slavenjuk willen afschudden, de ver
raders uitroeien, de beulen tuchtigen of
zich willen laten dooden, maar dan niet
zonder zich als helden verdedigd en liun
leven duur verkocht te hebben.
Pierre Lasson zeide koel:
Ik weet hct. lk heb er al van hooren
spreken.
Jean de Trémazan wónd zich meer
en meer op.
- Gij hebt ook Bretonsch bloed in de
aderen, zeide bij, en gij zuit hen begrij
pen. Van waar komen zij, die wezens,
(opgesmukt met gouden galons, dc domme
lompe koppen, bedekt niet een hoed met
Uit de Pers.
Het „rijke" Holland.
Onder deze titel schrijft de Gelder
land e r
De ouderen onder ons zullen zich nog
den tijd herinneren, dat ons vaderland
onder de Duitschers steeds met respect
werd genoemd „das steinreiche Hol
land". Het was in de dagen dat de ma
gazijnen en handelskantoren in onze
groote steden als bestormd werden door
ietwat pummelachtige jonge Pruisen,
Westfalers of Rijnlanders, die daar bin
nen weinige jaren de eerste plaatsen in
namen in de dagen dat de zoogenaamde
„hannekemaaiers" van over de grenzen
jaarlijks ons land overstroomden om er
rijkelijk werk en brood te vinden.
Die tijden ?ijn sinds lang veranderd
het „steinreiche Holland" is in vergelij
king van het krachtig opbloeiende
Duitschland en van veel andere landen
het arme Nederland geworden.
Het sprekendste bewijs daarvan levert
de spaarbankstatistiek. Waar veel ge
spaard kan worden, daar heerscht wel
vaart, daar is overvloed. Waar weinig
kan worden overgelegd, daar is armoe
troef.
Welnu, men oordeele
In Pruisen werd in 1910 gemiddeld
ingelegd 808.21 M., in 't Duitsche Rijk
733.33; in België 660.58; in Denemar
ken 655.57; in Noorwegen 560.10; in
Zweden 436.08 in Oostenrijk 762.80 in
Hongarije 901.78; in de Vereenigde Sta
ten 1765.91 in Australië 706.41 in
Rusland 399.71; in Italië 412.41; in
Zwitserland 648.94en in Nederland
slechts 239.03 Mark.
Zou het Nederlandsche volk misschien
bij al die andere naties in spaarzaamheid
achterstaan
Wii weien wel beter. Spaarzaamheid is
juist te allen tijde een karaktertrek van
ons volk geweest, en de jaarlijlcsche ver
slagen der Rijkspostspaarbank bewijzen
gestadig, dat de spaarlust toeneemt.
Hebben wij niet op een keer uit die
verslagen aangetoond dat hier te Nijme
gen de derde man een spaarbankboekje
heeft
Neen het ligt niet aan mindere spaar
zaamheid van ons volk, dat het in het
sparen zoo ver bij andere volken ten
achter blijft. Het moet eenvoudig wor
den toegeschreven aan de mindere wel
vaart.
Trouwens, dat verschil in welvaart
-valt onmiddellijk op bji een bezoek aan
de genoemde landen.
Daar is een bloeiende nijverheid, die
tienduizenden en honderdduizenden rij
kelijk werk en brood geeft. Dat is het
gevolg van verstandige bescherming van
vaderlandschen arbeid.
Hier daarentegen is onder de ach
tereenvolgende liberale regeeringen
maar altijd de vrijhandel gehuldigd tot
groot voordeel van de buitenlandsche
importeurs, maar tot ernstig nadeel van
de vaderlandsche nijverheid en daardoor
tot groote afbreuk der algemeene volks
welvaart.
En nu het huidig kabinet door een
doelmatige Tariefwet *de bordjes eens
wil verhangen, nu wordt juist de werk
man, om wiens bil mg het te doen is, te
gen de christfcl'jke regeering opgezet!
Nu tracht men den werkman te mis
leiden opdat hij bij de aanstaande ver
kiezingen niet opkome voor eigen b 1 ui-
gen, maar voor die van de 1 berale groot
handelaar-s
Biosco op-ge v aar.
Ons Blad geeft het volgende zeer
leerrijke schetsje
't Geval speelde zich af in Dresden
bij een gewonen burger bakker, 'n baas
je, die hard moest werken voor zijn huis
gezin, vrouw en kinderen en een dienst
meid, 's nachts in de pufwaïme bakkerij
en overdag misschien in zijn winkel. Hij
had twee „knechts", een jongen van vijf
tien en een van zeventien.
Tot dusver is het alles heel gewoon:
'n stukje dagelijksch stadsleven. Nu
komt het ontzettende, de tragiek, waar
van wij straks den ondergrond zullen
geven.
De oudste jongen besloot de bakkers-
pluimen, een sabel opzij dragend, waar
van zij zich niet eens behoorlijk weten te
bedienen en die ons bevelen, die zich
als meesters vestigen te Rennes, teSaint-
Brieuc, te Guingamp, te Quimper, overal
waar zij ons kunnen tyranniseeren en ver
drukken, die eerlijke menschen wegslepen
uit huil huizen, om ze op te hoopen in
de gevangenissen, welke onze voorouders
voor misdadigers hebben gebouwd, en
die grijsaards, vrouwen noch kinderen
ontzien? Zie naar de ledige kasteden,
de verlaten hoeven, de gesloten kerken,
de landerijen, die half voor niets ver
kocht zijn aan gewetenlooze speculanten!
Hoeveel edele familiën zijn er al niet ver
strooid, hoeveel gezinnen al niet in ellende
en rouw gedompeld! Wanneer gij daarbij
niet gloeit van verontwaardiging, wanneer
dat alles uw hart niet doet oplaaien in
haat, .dan ken ik u niet meer, dan vind
ik in u niet den vriend van alles wat
goed en edel is terug, dien ik gekend
heb in de goede jaren, welke, naar ik
vrees, nooit zullen wederkeeren. Vaar
wel, Pierre.
Ga niet heen, Jean, wacht nog
eenige minuten.
Wat gaat gij doen?
Dat zult gij zien.
Pierre nam een pen en schreef haastig
een kort briefje van den volgenden in
houd;
familie te vermoorden en haalde daar
toe den jongen gezel overLach nu
niet en haal uw schouders niet; 't is
geeri vertelsel, 't is 'n nuchtere brok
werkelijkheid en straks komt de psycho
logie van 't geval. De jongens probeer
den samen de heele familie te vergif
tigen met chloorkali, dat ze voor een
zwaar vergift hielden en dat stil door
het eten in de bakkerij klaar gemaakt
mengden.
Het middel had niet de door de jon
gens gehoopte uitwerking. De familie
bleef gezond tot groote verwondering
van de jeugdige misdadigers. Toen ging
de oudste' 's middags naar een drogist
en kocht er arsenicum.... voor de rat
ten, zei hij. De jongen moest dat 's mid
dags door het eten doen, dan zou 't wel
beter gaan.
Maar dien dag was juist de baas zoo
aardig en Zoo goed voor de jongens,
lachte hij met ze onder 't werk en liet
ze misschien eens snoepen, of gaf ze
een sigaar, dat de vijftienjarige de mis
daad niet uitvoerde en het gift niet on
der het eten mengde.
De oudste was woedend, schold zijn
makker bij 't naar huis gaan en sarde
hem en plaagde hem. Ten slotte haalde
hij hem over dan den volgenden nacht
den baas met een ijzeren stang, die in
de bakkerij stond, neer te slaande an
dere familieleden zou men dan in bed
wel knevelen en vermoorden. Daartoe
werden touwen klaargemaakt en strik
ken.
Den volgenden nacht greep de jong
ste knecht inderdaad ook onverhouds
naar den ijzeren stang en bonkte met
een doffen slag op het hoofd van den
bakker. Een oogenblik wankelde deze
versuft, maar voor de tweede slag neer
kon komen, had hij den jongen aange
grepen en op den grond gegooid. De
oudste sprong nu toe en veinsde de
grootste verontwaardiging. Hij sloeg zijn
makker-iii-de-misdaad. tot de baas hem
zelf terug moest houden.
Natuurlijk kwam de zaak toch uit bij
het scherpe kruisverhoor voor den rech
ter.
En n ukomt juist de schrikkelijke psyo-
logie van 't feit. Wat bleek uit het on
derzoek De -ongste misdadiger had ge
handeld geheel haast onder den invloed
van den ouderen. En deze? Wel diens
hoofd was op hol gebracht, diens zin
nen waren verbijsterd en diens heele
verbeelding was verbaasd door het le
zen van boeken ook, maar vooral door
het vele bezoeken van bioscopen
De advocaat, die hen moest verdedi
gen, zeide met iets van ontzettiug in zijn
anders onverschillig (uit gewoonte) klin
kende stem, dat zulke gevallen niet al
leen stonden, maar dat zijn practijk leer
de, dat verreweg de meerderheid der al
maar toenemende jeugdmisdaden veroor
zaakt werd door de „Lese", maar vooral
door de „Kino-Schund"....
Ach 'n uitzondering, of 'n geheel bui
tengewoon. geval zegt ge natuurlijk.
Maar juist de uiterste consequenties
spreken 't hardst en duidelijkste! Mis
schien dat dit felle otukje leven toch wel
hier en daar een weerklank vindt en op
doet passen, ook al is 't niet voor (zulke
erge consequenties.
'"STATËN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Maandag 16 December.
Aan de orde is het alge meen Be-
grootin gsdebat.
De heer Vliegen (S.D.) replicee-
rend, sluit zich aan bij de critiek van den
heer De Steurs op de houding van de re
geering in zake de Paleis Raadhuiskwes-
tic, te Amsterdam, eene houding, welke
de oplossing van het vraagstuk tot in
lengte van jaren vertraagt, doordien de
regeering opwerpt de kwestie of Am
sterdam dan wel het Rijk eigenaar is,
van het gebouw op den Dam.
Hij drong er met nadruk bij den Mi
nister nader op aan de regeling der ge-
meentefinanciën ter hand te nemen, voor
al Amsterdam heeft dit zeer noodig. Ten
slotte beschouwt hij nog eens nader de
Rijksfinanciën en verdedigd daarbij op
nieuw verhooging der successiebelasting.
„Waarde vader!
Wanneer gij hier waart, dan zou ik u
geraadpleegd hebben, maar nu gij af
wezig zijt, moet ik zelfstandig een besluit
.nemen, dat geen uitstel lijden kan. Gij
zult wel weten wat er dezer dagen voor
de revolutionnaire rechtbank te Parijs is
voorgevallen eri dat moet u van toorn
hebben doen sidderen. De maat van wan
daden en machtsmisbruik is daarmee
vol, Bretagne komt er tegen in opstand.
Ik ben Bretagner, ik sta op met mijn
landgenooten en mijn vrienden. Met deze
zend ik u mijn afscheidsgroet, maar het
is geen vaarwel, een tot weerzien, dat ik
u toeroep. Wij zullen elkaar weerzien,
daar vertrouw ik vast op, en ik weet
zeker, dat gij in uw hart met ons zijt.
Uw zoon PIERRE."
Hij riep:
Laurent!
Een bediende vertoonde zich aan de
deur en vroeg:
Burger?
Pak wat schoon linnengoed in mijn
valies' en haal mijn geweer.
Jean vroeg:
Gij vertrekt ook?
Met u.
Pierre!
Kan ik1 u alleen laten in den ge
moedstoestand, waarin gij u bevindt?
Wanneer ik dat deed, dan zou ik uw
Het financieele beleid van minister
Kolkman verder bestrijdende wijst hij
er o.a. op dat menig arbeider door de
stijging van woninghuur enz. in belas
tingen is betrokken, waar hij vroeger
buiten viel, zonder dat echter zijn le
venstoestand is verhoogd. Hij beveelt
aan meer te halen uit de grondbelas
ting.
De heer Roodhuyzen (U.-L.) re-
pliceerend, houdt vol dat de rechtsche
partijen den heer Duys medehielpen aan
zijn Kamerzetel, wat door den heer
Brummelkamp „een legende" was ge
noemd, bestrijdt het weder naar voren
brengen, o.a. door hoogstaande man
nen als de Savornin Lohman, van de
antithese en het door dezen beschuldi
gen van de liberalen als zijnde tegen
Christus en aanhangers van Belial. Ver
der critiseerde hij nader 'sheeren Loh-
man's ter wille van het coalitiebelang
telkens veranderende inzichten, en ont
zegde hij de rechterzijde het reclit om
de Linkerzijde obstructie te verwijten,
waar eensdeels de rechterzijde die ob
structie had uitgelokt en anderdeels ge
bleken is, ook uit de verzoenende hou
ding toenmaals door den heer Drucker
aangenomen, dat de linkerzijde geen ge
bruik willen maken van den toestand.
Spreker verdedigde ten slotte nader
het concentratie program en zeide, dat
als de liberalen bij het verkrijgen van een
niet zuiver linksche meerderheid, niet ge
roepen zijn de regeling te aanvaarden, zij
wèl aanvaarden de verantwoordelijkheid
van den toestand welke in liet leven zal
zijn geroepen. Tegenover het beeld, dat
de Minister gaf van de concentra
tie als een roode vaan in den mist, stel
de spreker het beeld, dat de coalitie
trein in den nevel rijdt en dat het roo
de, dat de Minister zag, steeds was een
rood 'sein aan de vrijzinnigen, dat op on
veilig staat, om hen te waarschuwen een
anderen weg te kiezen.
Hierna repliceert de heer van Veen
(C.-H.) die zijne beweringen omtrent de
lemmering der werkzaamheden door de
linkerzijde, volhoud.
Ten 4 uur ging de Kamer afdeelings-
arbeid verrichten.
Heden IOV2 uur voortzetting van het
debat.
Avondvergadering.
De motie-Duyraaer van Twist inzake
de nestvisscherij wordt aangenomen met
33 tegen 32 stemmen.
Daarna besprak de heer H e l s d i 11 g e n
(S.D.) het ontwerp-bestuursmaatregel ter
uitvoering van de steenhouwerswet. Hij'
verklaarde zich ingenomen o.a. met de
bepaling, waarbij een minimum-ruimte
voor eiken werkman wordt geëischt en
verboden wordt het gebruik van bouchard-
ihamer en grendel. De Minister late zich
niet van de wijs brengen door het ge
jammer van de steenhouwerspatroons.
De heer Schaper (S.D.) critiseerde
ihet K. B. van 6 Dec. 1912 tot uitvoe
ring van een deel der Arbeidswet, waar
door de vrouw in steenbakkerijen er
slechter op wordt, evenals beschermde
personen in winkels, die tevens werk
plaats zijn, en de arbeidstijd van vrou
wen tusschen 7 en 9 wordt toegelaten.
De uitzondering, wat den vrijen Zater
dagmiddag betreft, voor wasch- en strijk-
inrichtingen had tot de strijkinrichtingen
beperkt moeten worden. Hij dringt aan
op zoo streng mogelijke toepassing van
het veiligheidsbesluit.
De heer de Vlugt (A.R.) critiseerde
dit besluit, waarvan de resultaten niet
'evenredig zullen zijn aan de nieuwe las
ten, welke aan de nijverheid zullen wor
den Opgelegd.
De heer Ketelaar (V.D.) wees er
op, dat schoolopzieners de uitzonderings
bepaling betreffende het verrichten van
arbeid door kinderen, die den leerplich
tigen leeftijd bereikt hebben, doch die,
waarop zij arbeid mogen verrichten nog
niet, zóó uitleggen, dat de vrijstelling van
het arbeidsverbod vervalt, wanneer er
gelegenheid is om nog eens in dezelfde
klasse van de lagere school het niet meer
leerplichtige kind te laten. Door die uit
legging wordt het verbinden van een 7e
leerjaar aan de lagere school uitgesteld.
De Minister van Landbouw
enz., de lieer T a 1 m a, wees er op, dat
vriend niet' moeten zijn. Wij zullen de
zelfde gevaren deelen, uw lot zal het
mijne zijn.
Uw vader
...is een Bretagner in zijn hart en
hij zal goedkeuren, wat ik doe.
Evenwel
Gij wilt zeggen, dat hij de nieuwere
denkbeelden is toegedaan en dat het
woord vrijheid hem in geestdrift brengt?
Ja-
t— De gebeurtenissen van den laatsten
tijd hebben ook hem de oogen geopend
en zijn illusies in rook doen vervliegen.
Weet gij dat wel zeker?
Pierre haalde dc schouders op.
Al was het niet zoö, dan zou het aan
mijn besluit toch niets veranderen, voeg
de hij er bij. In dezen ongelukkigen tijd
zijn zooveel familiën verdeeld.
Uw besluit staat dus vast?
Met kracht antwoordde Pierre
Zooals ik gezegd hebik vertrek
met u. Wanneer gij een zending te ver
vullen hebt, zal ik u daarbij helpen/
Dat is mijn plicht als vriend. Ben ik
uw vriend of ben ik het niet?
Een krachtige handdruk was het ant
woord.
Daarna wendde Pierre zich tot den
knecht en beval hem
Gij zult dezen brief aan mijn vader
geven, zoodra hij terugkomt, aan hem
de uitlegging hierboven bedoeld ook de.
zijne is, wijl hij de bepalingen, die vroun
wen en kinderen beschermen, steeds zóó(
uitlegt, dat' zij het gunstigst voor hen
werken.
Handhaving der bepalingen voor de
steenbakkerijen zou de betrokkenen be
nadeeld hebben.
De Minister komt er voorts tegen op,
dat men over bepalingen van bestuurs
maatregelen, waarvan de bespreking niet
in de Kamer thuis hoort, gaat debatteeren.:
Beslissingen omtrent de bezwaren van
deskundigen zullen alleen genomen wor
den op zuiver zakelijke gronden. Wan
neer de Kamer erover discussieert, be
staat het gevaar, dat ook andere argu
menten daartoe zullen medewerken.
Bij de replieken deelde de Minister
•mede, dat de inwerking-treding van het
'K. B. inzake de steenhouwerswet in het
voorjaar kan worden verwacht Wanneer
het regel werd, bestuursmaatregelen in de
Kamer te bespreken, zou hij niet kunnen
voortgaan met het raadplegen van des
kundigen vóór de totstandkoming.
De heeren EI horst (A.R.) en Jan-
n i n k (U.L.) pleitten voor hulp van regee-
ringswege aan Enschedé inzake maat
regelen tegen waterverontreiniging door
afvaHoozende fabrieken, waarop de Mi
nister verwees naar de krachtige en
belangstellende medewerking, die van het
departement steeds is gebleken, maar de
tijd voor proefinstallaties is voor
bij en daarvoor kan de Regeering;
geen steun geven uit 's Rijks kas.
Bij „arbeidsverzekering" critiseerde de
iheeer Duys (S.D.), dat de Minister
heeft toegegeven aan de eischen der doc
toren tot verandering van de welstands-
(grens in de Ziektewet. De arbeiders, die
deze grens overschrijden, kunnen bij
hunne ziekenfondsen niet meer terecht.
En zij krijgen geen uitkeering, volgens
(het ontwerp, als zij zich geen genees
kundige hulp verschaffen. Nu de Minister
top zoo'n goeden voet staat met de doc
toren, brenge hij de geneeskundige be
handeling weer in het ontwerp, vroeg spr.
(Ook vond spr., dat de Minister zich at
te gemakkelijk afmaakte van de beroeps-
ziektewet, en vraagt hij, of het rapport
over de Landbouw-Onderlinge niet wordt
gepubliceerd, omdat dit wellicht vernie
tigend is.
De Minister heeft met de doctoren
onderhandeld juist uit eerbied voor het
particulier initiatief. Welke die bespre
kingen waren, kan hij niet aan de Kameil
mededeelen. Het rapport inzake de Laud
en Tuinbouw-Onderlinge was alleen tot
's Ministers voorlichting.
Gemeentezaken.
Verzekering Brandweerpersoneel.
Krachtens de Ongevallenwet 1901 is
het brandweerpersoneel verzekerd tegen
de geldelijke gevolgen van ongevallen,
in de uitoefening van het bedrijf over
komen. De schadevergoedeng omvat zoo
wel genees- en heelkundige behandeling
als eene geldelijke uitkeering van ten
hoogste 70 pet. van het dagloon van
den verzekerde.
Deze laatste uitkeering nu wordt voor
het brandweerpersoneel, wegens het ge
ringe aantal werkuren per jaar, zóó klein,
dat in dit opzicht van een „verzekering"-
bezwaarlijk sprake kan zijn.
Het behoeft wel geen betoog, dat met
een dergelijke verzekering tegen onge
vallen, overkomen in diensten, welke vrij'-.
willig' worden bewezen, de gemeente
moreel niet volstaan kan, afgescheiden
nog hiervan, dat de animo tot toetreding
bij de vrijwillige brandweer er niet door
wordt bevorderd.
B. en W. hebben zich daarom in ver
binding gesteld met verschillende ver-
zekeringmaatschappijen, onder welke de
Amsterdamsche Mij. Providentia de meest
aannemelijke voorwaarden aanbiedt, nl.
voor elk der kaderleden: f4000 in geval
van dood; f4000 in geval van blijvende
algeheele ongeschiktheid; bij blijvende ge
deeltelijke ongeschiktheid ten hoogste 60
pet. van dat bedrag, al naar gelang van
het verlies of de onbruikbaarheid van
het getroffen lichaamsdeel; f4 per dag in
geval van tijdelijke ongeschiktheid voor
den arbeid.
alleen, verstaat gij
Ja.
En verder geen woord, tegen nie**
mand.
Neen.
Jean de Trémazan merkte op:
En als gij niet terugkeert?
Dan zult ge mij naar het kerkhof
laten dragen, daar, als gij kunt.
En hij strekte den arm uit in dc rich
ting van de dorpskerk.
Ik wensch te rusten naast de over
blijfselen van mijn arme moeder, die mij
zoo innig lief had. Beloof ge liet mij?
Ik beloof het u niet alleen, ik zweer
het u, maar het is een treurige plicht
en ik hoop, dat de toekomst mij de
vervulling daarvan zal besparen.
Op weg dan?
Het sloeg elf uur op de dorpskerk
toen zij het huis verlieten en te paard
stegen.
De nacht was donker.
Geen ster vertoonde zich aan het fir
mament.
Een dikke nevel omhulde alles, boo-
men, veld en huizen.
Het was alsof de grond dampen op
gaf, die ruiters en paarden verblindden.
(Wordt vervolgd.)