DE TWEE VRIENDEN. Tweede öiad Dehoorende bij De LeidscheCourant van Dinsdag 17 Dec. no. 971. "KAMEROVERZICHT. T^N EE DE KAMER. Middags erga der in g. Politiek Debat. De heer Roodhuijzen heeft met bree- den omhaal uitgelegd, dat de linkerzijde zoo zij in 1913 de overwinning mocht behalen (met behulp van de socialisten), !de regeering niet zal aanvaarden, doch ivvel de verantwoordelijkheid op zich neemt. Ra, ra, wat is dat? Wie kan zulk een fijn-doordacht on derscheid snappen. Verder heeft ge doemde afgevaardigde weer tegen de on weersprekelijke klaarblijkelijkheid in trachten' aan te toonen, dat de rechter zijde óók obstructie dreef, als zij min derheid was, terwij! de linkerzijde dan zich zeer loyaal toonde. En weer heeft 'de Christelijk-Historische heer v. Veen met ongemeene duidelijkheid en buiten gewone kalmte deze beschuldiging weer legd. De linkerzijde, zoo zeide de heer van Veen, eischt steeds alles op. 'Als ze meerderheid is, krachtens hare meerderheid, als ze minderheid is, krach tens hare ^superioriteit". Met het oog op de agitatie van de linkerzijde tegen de indirecte belastin gen (denk aan de tariefwet), is het wel .interessant uit de financieele beschou- iwingen, die de heer Van Dedein hield'* eenige cijfers naar voren te brengen. De verhouding tusschen indirecte en directe belastingen bevond hij voor Ne derland aldus, dat per hoofd werd be taald voor directe belastingen 19.06 gld. voor indirecte 16.85. Voor Frankrijk vond hij deze cijfers achtereenvolgens ials 18.50 en 22.32. Voor verstoring in |de verhouding tusschen deze beide- be lastingen, behoeft men dus niet zoover- schrikkelijk bang te zijn. W ijzijn nog lang niet aan zulk een verhouding als in het radicaal-socialistische Frankrijk. Het geschreeuw, juist van socialistische zijde, tegen de betrekkelijk veel te hoo- |ge stijging van de indirecte belastin gen, kan dus met een verwijzing naar 'Frankrijk wel wat getemperd worden. Avond v e r g a d e r i n g. Allerlei. Aan de orde was de begrooting van landbouw, handel en nijverheid. Een groot gedeelte van de zitting werd be steed aan de discussies over ontwerp besluiten tot uitvoering van de veilig heidswet en de arbeidswet. Minister ,Tal- •ma oordeelde en zeer terecht dat zulk een optreden niet gewenscht is. „Verbeeldt u" riep de minister uit „dat men mij ten slotte bij dergelijke onderwerpen inet moties komt bestoken". Besproken werd o.a. deze vraag: Wan- tneer zal het hoofd -eener school of de 'burgemeester de verklaring mogen af geven, dat voor een niet-leerplichtig kind (beneden 13 jaar op die school geen ge legenheid meer bestaat om verder onder wijs te ontvangen? Wanneer zal, met andere woorden ondanks art. 4 der nieuwe arbeidswet een dergelijk kind op de fabriek mogen komen? Minister jTalrna heeft deze vraag, hem door een districtshoofd gesteld, aldus beantwoord, „dat naar zijn oordeel die verklaring moet worden geweigerd, zoowel wanneer aan (de school eene vervolgklasse is verbon den, als wanneer voor niet meer leer plichtige kinderen gelegenheid bestaat, het onderwijs in dezelfde klasse, waarin (zij bij het vervullen van de leerverplich ting zaten, na dien te blijven volgen." T De heer Ketelaar was het met dit antwoord volstrekt niet eens; de heer Schaper juichte het toe. Wij zeggen met den minister: Waar 'blijft men, als over ontwerp-besluiten tot (Uitvoering van wetten in de Kamer moet gesproken, worden? Opgemerkt dient nog te worden, dat 1de begrooting van landbouw, handel en nij verheid gisteren geëindigd was. FEUILLETON. 68) -- Dus gij bezit niets meer? Heb ik het u al niet reeds gezegd? ïk ben zoo arm als een kerkrat. Pierre Lasson hernam: En als gij uw huis zult weergezien hebben? Dan zal ik verder gaan, daar waar de hartader van den opstand klopt. Ik zal weten wat men ondernemen wil, ik zal mij voegen bij de dapperen, die ge noeg hebben van de dwingelandij, die het slavenjuk willen afschudden, de ver raders uitroeien, de beulen tuchtigen of zich willen laten dooden, maar dan niet zonder zich als helden verdedigd en liun leven duur verkocht te hebben. Pierre Lasson zeide koel: Ik weet hct. lk heb er al van hooren spreken. Jean de Trémazan wónd zich meer en meer op. - Gij hebt ook Bretonsch bloed in de aderen, zeide bij, en gij zuit hen begrij pen. Van waar komen zij, die wezens, (opgesmukt met gouden galons, dc domme lompe koppen, bedekt niet een hoed met Uit de Pers. Het „rijke" Holland. Onder deze titel schrijft de Gelder land e r De ouderen onder ons zullen zich nog den tijd herinneren, dat ons vaderland onder de Duitschers steeds met respect werd genoemd „das steinreiche Hol land". Het was in de dagen dat de ma gazijnen en handelskantoren in onze groote steden als bestormd werden door ietwat pummelachtige jonge Pruisen, Westfalers of Rijnlanders, die daar bin nen weinige jaren de eerste plaatsen in namen in de dagen dat de zoogenaamde „hannekemaaiers" van over de grenzen jaarlijks ons land overstroomden om er rijkelijk werk en brood te vinden. Die tijden ?ijn sinds lang veranderd het „steinreiche Holland" is in vergelij king van het krachtig opbloeiende Duitschland en van veel andere landen het arme Nederland geworden. Het sprekendste bewijs daarvan levert de spaarbankstatistiek. Waar veel ge spaard kan worden, daar heerscht wel vaart, daar is overvloed. Waar weinig kan worden overgelegd, daar is armoe troef. Welnu, men oordeele In Pruisen werd in 1910 gemiddeld ingelegd 808.21 M., in 't Duitsche Rijk 733.33; in België 660.58; in Denemar ken 655.57; in Noorwegen 560.10; in Zweden 436.08 in Oostenrijk 762.80 in Hongarije 901.78; in de Vereenigde Sta ten 1765.91 in Australië 706.41 in Rusland 399.71; in Italië 412.41; in Zwitserland 648.94en in Nederland slechts 239.03 Mark. Zou het Nederlandsche volk misschien bij al die andere naties in spaarzaamheid achterstaan Wii weien wel beter. Spaarzaamheid is juist te allen tijde een karaktertrek van ons volk geweest, en de jaarlijlcsche ver slagen der Rijkspostspaarbank bewijzen gestadig, dat de spaarlust toeneemt. Hebben wij niet op een keer uit die verslagen aangetoond dat hier te Nijme gen de derde man een spaarbankboekje heeft Neen het ligt niet aan mindere spaar zaamheid van ons volk, dat het in het sparen zoo ver bij andere volken ten achter blijft. Het moet eenvoudig wor den toegeschreven aan de mindere wel vaart. Trouwens, dat verschil in welvaart -valt onmiddellijk op bji een bezoek aan de genoemde landen. Daar is een bloeiende nijverheid, die tienduizenden en honderdduizenden rij kelijk werk en brood geeft. Dat is het gevolg van verstandige bescherming van vaderlandschen arbeid. Hier daarentegen is onder de ach tereenvolgende liberale regeeringen maar altijd de vrijhandel gehuldigd tot groot voordeel van de buitenlandsche importeurs, maar tot ernstig nadeel van de vaderlandsche nijverheid en daardoor tot groote afbreuk der algemeene volks welvaart. En nu het huidig kabinet door een doelmatige Tariefwet *de bordjes eens wil verhangen, nu wordt juist de werk man, om wiens bil mg het te doen is, te gen de christfcl'jke regeering opgezet! Nu tracht men den werkman te mis leiden opdat hij bij de aanstaande ver kiezingen niet opkome voor eigen b 1 ui- gen, maar voor die van de 1 berale groot handelaar-s Biosco op-ge v aar. Ons Blad geeft het volgende zeer leerrijke schetsje 't Geval speelde zich af in Dresden bij een gewonen burger bakker, 'n baas je, die hard moest werken voor zijn huis gezin, vrouw en kinderen en een dienst meid, 's nachts in de pufwaïme bakkerij en overdag misschien in zijn winkel. Hij had twee „knechts", een jongen van vijf tien en een van zeventien. Tot dusver is het alles heel gewoon: 'n stukje dagelijksch stadsleven. Nu komt het ontzettende, de tragiek, waar van wij straks den ondergrond zullen geven. De oudste jongen besloot de bakkers- pluimen, een sabel opzij dragend, waar van zij zich niet eens behoorlijk weten te bedienen en die ons bevelen, die zich als meesters vestigen te Rennes, teSaint- Brieuc, te Guingamp, te Quimper, overal waar zij ons kunnen tyranniseeren en ver drukken, die eerlijke menschen wegslepen uit huil huizen, om ze op te hoopen in de gevangenissen, welke onze voorouders voor misdadigers hebben gebouwd, en die grijsaards, vrouwen noch kinderen ontzien? Zie naar de ledige kasteden, de verlaten hoeven, de gesloten kerken, de landerijen, die half voor niets ver kocht zijn aan gewetenlooze speculanten! Hoeveel edele familiën zijn er al niet ver strooid, hoeveel gezinnen al niet in ellende en rouw gedompeld! Wanneer gij daarbij niet gloeit van verontwaardiging, wanneer dat alles uw hart niet doet oplaaien in haat, .dan ken ik u niet meer, dan vind ik in u niet den vriend van alles wat goed en edel is terug, dien ik gekend heb in de goede jaren, welke, naar ik vrees, nooit zullen wederkeeren. Vaar wel, Pierre. Ga niet heen, Jean, wacht nog eenige minuten. Wat gaat gij doen? Dat zult gij zien. Pierre nam een pen en schreef haastig een kort briefje van den volgenden in houd; familie te vermoorden en haalde daar toe den jongen gezel overLach nu niet en haal uw schouders niet; 't is geeri vertelsel, 't is 'n nuchtere brok werkelijkheid en straks komt de psycho logie van 't geval. De jongens probeer den samen de heele familie te vergif tigen met chloorkali, dat ze voor een zwaar vergift hielden en dat stil door het eten in de bakkerij klaar gemaakt mengden. Het middel had niet de door de jon gens gehoopte uitwerking. De familie bleef gezond tot groote verwondering van de jeugdige misdadigers. Toen ging de oudste' 's middags naar een drogist en kocht er arsenicum.... voor de rat ten, zei hij. De jongen moest dat 's mid dags door het eten doen, dan zou 't wel beter gaan. Maar dien dag was juist de baas zoo aardig en Zoo goed voor de jongens, lachte hij met ze onder 't werk en liet ze misschien eens snoepen, of gaf ze een sigaar, dat de vijftienjarige de mis daad niet uitvoerde en het gift niet on der het eten mengde. De oudste was woedend, schold zijn makker bij 't naar huis gaan en sarde hem en plaagde hem. Ten slotte haalde hij hem over dan den volgenden nacht den baas met een ijzeren stang, die in de bakkerij stond, neer te slaande an dere familieleden zou men dan in bed wel knevelen en vermoorden. Daartoe werden touwen klaargemaakt en strik ken. Den volgenden nacht greep de jong ste knecht inderdaad ook onverhouds naar den ijzeren stang en bonkte met een doffen slag op het hoofd van den bakker. Een oogenblik wankelde deze versuft, maar voor de tweede slag neer kon komen, had hij den jongen aange grepen en op den grond gegooid. De oudste sprong nu toe en veinsde de grootste verontwaardiging. Hij sloeg zijn makker-iii-de-misdaad. tot de baas hem zelf terug moest houden. Natuurlijk kwam de zaak toch uit bij het scherpe kruisverhoor voor den rech ter. En n ukomt juist de schrikkelijke psyo- logie van 't feit. Wat bleek uit het on derzoek De -ongste misdadiger had ge handeld geheel haast onder den invloed van den ouderen. En deze? Wel diens hoofd was op hol gebracht, diens zin nen waren verbijsterd en diens heele verbeelding was verbaasd door het le zen van boeken ook, maar vooral door het vele bezoeken van bioscopen De advocaat, die hen moest verdedi gen, zeide met iets van ontzettiug in zijn anders onverschillig (uit gewoonte) klin kende stem, dat zulke gevallen niet al leen stonden, maar dat zijn practijk leer de, dat verreweg de meerderheid der al maar toenemende jeugdmisdaden veroor zaakt werd door de „Lese", maar vooral door de „Kino-Schund".... Ach 'n uitzondering, of 'n geheel bui tengewoon. geval zegt ge natuurlijk. Maar juist de uiterste consequenties spreken 't hardst en duidelijkste! Mis schien dat dit felle otukje leven toch wel hier en daar een weerklank vindt en op doet passen, ook al is 't niet voor (zulke erge consequenties. '"STATËN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Maandag 16 December. Aan de orde is het alge meen Be- grootin gsdebat. De heer Vliegen (S.D.) replicee- rend, sluit zich aan bij de critiek van den heer De Steurs op de houding van de re geering in zake de Paleis Raadhuiskwes- tic, te Amsterdam, eene houding, welke de oplossing van het vraagstuk tot in lengte van jaren vertraagt, doordien de regeering opwerpt de kwestie of Am sterdam dan wel het Rijk eigenaar is, van het gebouw op den Dam. Hij drong er met nadruk bij den Mi nister nader op aan de regeling der ge- meentefinanciën ter hand te nemen, voor al Amsterdam heeft dit zeer noodig. Ten slotte beschouwt hij nog eens nader de Rijksfinanciën en verdedigd daarbij op nieuw verhooging der successiebelasting. „Waarde vader! Wanneer gij hier waart, dan zou ik u geraadpleegd hebben, maar nu gij af wezig zijt, moet ik zelfstandig een besluit .nemen, dat geen uitstel lijden kan. Gij zult wel weten wat er dezer dagen voor de revolutionnaire rechtbank te Parijs is voorgevallen eri dat moet u van toorn hebben doen sidderen. De maat van wan daden en machtsmisbruik is daarmee vol, Bretagne komt er tegen in opstand. Ik ben Bretagner, ik sta op met mijn landgenooten en mijn vrienden. Met deze zend ik u mijn afscheidsgroet, maar het is geen vaarwel, een tot weerzien, dat ik u toeroep. Wij zullen elkaar weerzien, daar vertrouw ik vast op, en ik weet zeker, dat gij in uw hart met ons zijt. Uw zoon PIERRE." Hij riep: Laurent! Een bediende vertoonde zich aan de deur en vroeg: Burger? Pak wat schoon linnengoed in mijn valies' en haal mijn geweer. Jean vroeg: Gij vertrekt ook? Met u. Pierre! Kan ik1 u alleen laten in den ge moedstoestand, waarin gij u bevindt? Wanneer ik dat deed, dan zou ik uw Het financieele beleid van minister Kolkman verder bestrijdende wijst hij er o.a. op dat menig arbeider door de stijging van woninghuur enz. in belas tingen is betrokken, waar hij vroeger buiten viel, zonder dat echter zijn le venstoestand is verhoogd. Hij beveelt aan meer te halen uit de grondbelas ting. De heer Roodhuyzen (U.-L.) re- pliceerend, houdt vol dat de rechtsche partijen den heer Duys medehielpen aan zijn Kamerzetel, wat door den heer Brummelkamp „een legende" was ge noemd, bestrijdt het weder naar voren brengen, o.a. door hoogstaande man nen als de Savornin Lohman, van de antithese en het door dezen beschuldi gen van de liberalen als zijnde tegen Christus en aanhangers van Belial. Ver der critiseerde hij nader 'sheeren Loh- man's ter wille van het coalitiebelang telkens veranderende inzichten, en ont zegde hij de rechterzijde het reclit om de Linkerzijde obstructie te verwijten, waar eensdeels de rechterzijde die ob structie had uitgelokt en anderdeels ge bleken is, ook uit de verzoenende hou ding toenmaals door den heer Drucker aangenomen, dat de linkerzijde geen ge bruik willen maken van den toestand. Spreker verdedigde ten slotte nader het concentratie program en zeide, dat als de liberalen bij het verkrijgen van een niet zuiver linksche meerderheid, niet ge roepen zijn de regeling te aanvaarden, zij wèl aanvaarden de verantwoordelijkheid van den toestand welke in liet leven zal zijn geroepen. Tegenover het beeld, dat de Minister gaf van de concentra tie als een roode vaan in den mist, stel de spreker het beeld, dat de coalitie trein in den nevel rijdt en dat het roo de, dat de Minister zag, steeds was een rood 'sein aan de vrijzinnigen, dat op on veilig staat, om hen te waarschuwen een anderen weg te kiezen. Hierna repliceert de heer van Veen (C.-H.) die zijne beweringen omtrent de lemmering der werkzaamheden door de linkerzijde, volhoud. Ten 4 uur ging de Kamer afdeelings- arbeid verrichten. Heden IOV2 uur voortzetting van het debat. Avondvergadering. De motie-Duyraaer van Twist inzake de nestvisscherij wordt aangenomen met 33 tegen 32 stemmen. Daarna besprak de heer H e l s d i 11 g e n (S.D.) het ontwerp-bestuursmaatregel ter uitvoering van de steenhouwerswet. Hij' verklaarde zich ingenomen o.a. met de bepaling, waarbij een minimum-ruimte voor eiken werkman wordt geëischt en verboden wordt het gebruik van bouchard- ihamer en grendel. De Minister late zich niet van de wijs brengen door het ge jammer van de steenhouwerspatroons. De heer Schaper (S.D.) critiseerde ihet K. B. van 6 Dec. 1912 tot uitvoe ring van een deel der Arbeidswet, waar door de vrouw in steenbakkerijen er slechter op wordt, evenals beschermde personen in winkels, die tevens werk plaats zijn, en de arbeidstijd van vrou wen tusschen 7 en 9 wordt toegelaten. De uitzondering, wat den vrijen Zater dagmiddag betreft, voor wasch- en strijk- inrichtingen had tot de strijkinrichtingen beperkt moeten worden. Hij dringt aan op zoo streng mogelijke toepassing van het veiligheidsbesluit. De heer de Vlugt (A.R.) critiseerde dit besluit, waarvan de resultaten niet 'evenredig zullen zijn aan de nieuwe las ten, welke aan de nijverheid zullen wor den Opgelegd. De heer Ketelaar (V.D.) wees er op, dat schoolopzieners de uitzonderings bepaling betreffende het verrichten van arbeid door kinderen, die den leerplich tigen leeftijd bereikt hebben, doch die, waarop zij arbeid mogen verrichten nog niet, zóó uitleggen, dat de vrijstelling van het arbeidsverbod vervalt, wanneer er gelegenheid is om nog eens in dezelfde klasse van de lagere school het niet meer leerplichtige kind te laten. Door die uit legging wordt het verbinden van een 7e leerjaar aan de lagere school uitgesteld. De Minister van Landbouw enz., de lieer T a 1 m a, wees er op, dat vriend niet' moeten zijn. Wij zullen de zelfde gevaren deelen, uw lot zal het mijne zijn. Uw vader ...is een Bretagner in zijn hart en hij zal goedkeuren, wat ik doe. Evenwel Gij wilt zeggen, dat hij de nieuwere denkbeelden is toegedaan en dat het woord vrijheid hem in geestdrift brengt? Ja- t— De gebeurtenissen van den laatsten tijd hebben ook hem de oogen geopend en zijn illusies in rook doen vervliegen. Weet gij dat wel zeker? Pierre haalde dc schouders op. Al was het niet zoö, dan zou het aan mijn besluit toch niets veranderen, voeg de hij er bij. In dezen ongelukkigen tijd zijn zooveel familiën verdeeld. Uw besluit staat dus vast? Met kracht antwoordde Pierre Zooals ik gezegd hebik vertrek met u. Wanneer gij een zending te ver vullen hebt, zal ik u daarbij helpen/ Dat is mijn plicht als vriend. Ben ik uw vriend of ben ik het niet? Een krachtige handdruk was het ant woord. Daarna wendde Pierre zich tot den knecht en beval hem Gij zult dezen brief aan mijn vader geven, zoodra hij terugkomt, aan hem de uitlegging hierboven bedoeld ook de. zijne is, wijl hij de bepalingen, die vroun wen en kinderen beschermen, steeds zóó( uitlegt, dat' zij het gunstigst voor hen werken. Handhaving der bepalingen voor de steenbakkerijen zou de betrokkenen be nadeeld hebben. De Minister komt er voorts tegen op, dat men over bepalingen van bestuurs maatregelen, waarvan de bespreking niet in de Kamer thuis hoort, gaat debatteeren.: Beslissingen omtrent de bezwaren van deskundigen zullen alleen genomen wor den op zuiver zakelijke gronden. Wan neer de Kamer erover discussieert, be staat het gevaar, dat ook andere argu menten daartoe zullen medewerken. Bij de replieken deelde de Minister •mede, dat de inwerking-treding van het 'K. B. inzake de steenhouwerswet in het voorjaar kan worden verwacht Wanneer het regel werd, bestuursmaatregelen in de Kamer te bespreken, zou hij niet kunnen voortgaan met het raadplegen van des kundigen vóór de totstandkoming. De heeren EI horst (A.R.) en Jan- n i n k (U.L.) pleitten voor hulp van regee- ringswege aan Enschedé inzake maat regelen tegen waterverontreiniging door afvaHoozende fabrieken, waarop de Mi nister verwees naar de krachtige en belangstellende medewerking, die van het departement steeds is gebleken, maar de tijd voor proefinstallaties is voor bij en daarvoor kan de Regeering; geen steun geven uit 's Rijks kas. Bij „arbeidsverzekering" critiseerde de iheeer Duys (S.D.), dat de Minister heeft toegegeven aan de eischen der doc toren tot verandering van de welstands- (grens in de Ziektewet. De arbeiders, die deze grens overschrijden, kunnen bij hunne ziekenfondsen niet meer terecht. En zij krijgen geen uitkeering, volgens (het ontwerp, als zij zich geen genees kundige hulp verschaffen. Nu de Minister top zoo'n goeden voet staat met de doc toren, brenge hij de geneeskundige be handeling weer in het ontwerp, vroeg spr. (Ook vond spr., dat de Minister zich at te gemakkelijk afmaakte van de beroeps- ziektewet, en vraagt hij, of het rapport over de Landbouw-Onderlinge niet wordt gepubliceerd, omdat dit wellicht vernie tigend is. De Minister heeft met de doctoren onderhandeld juist uit eerbied voor het particulier initiatief. Welke die bespre kingen waren, kan hij niet aan de Kameil mededeelen. Het rapport inzake de Laud en Tuinbouw-Onderlinge was alleen tot 's Ministers voorlichting. Gemeentezaken. Verzekering Brandweerpersoneel. Krachtens de Ongevallenwet 1901 is het brandweerpersoneel verzekerd tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen, in de uitoefening van het bedrijf over komen. De schadevergoedeng omvat zoo wel genees- en heelkundige behandeling als eene geldelijke uitkeering van ten hoogste 70 pet. van het dagloon van den verzekerde. Deze laatste uitkeering nu wordt voor het brandweerpersoneel, wegens het ge ringe aantal werkuren per jaar, zóó klein, dat in dit opzicht van een „verzekering"- bezwaarlijk sprake kan zijn. Het behoeft wel geen betoog, dat met een dergelijke verzekering tegen onge vallen, overkomen in diensten, welke vrij'-. willig' worden bewezen, de gemeente moreel niet volstaan kan, afgescheiden nog hiervan, dat de animo tot toetreding bij de vrijwillige brandweer er niet door wordt bevorderd. B. en W. hebben zich daarom in ver binding gesteld met verschillende ver- zekeringmaatschappijen, onder welke de Amsterdamsche Mij. Providentia de meest aannemelijke voorwaarden aanbiedt, nl. voor elk der kaderleden: f4000 in geval van dood; f4000 in geval van blijvende algeheele ongeschiktheid; bij blijvende ge deeltelijke ongeschiktheid ten hoogste 60 pet. van dat bedrag, al naar gelang van het verlies of de onbruikbaarheid van het getroffen lichaamsdeel; f4 per dag in geval van tijdelijke ongeschiktheid voor den arbeid. alleen, verstaat gij Ja. En verder geen woord, tegen nie** mand. Neen. Jean de Trémazan merkte op: En als gij niet terugkeert? Dan zult ge mij naar het kerkhof laten dragen, daar, als gij kunt. En hij strekte den arm uit in dc rich ting van de dorpskerk. Ik wensch te rusten naast de over blijfselen van mijn arme moeder, die mij zoo innig lief had. Beloof ge liet mij? Ik beloof het u niet alleen, ik zweer het u, maar het is een treurige plicht en ik hoop, dat de toekomst mij de vervulling daarvan zal besparen. Op weg dan? Het sloeg elf uur op de dorpskerk toen zij het huis verlieten en te paard stegen. De nacht was donker. Geen ster vertoonde zich aan het fir mament. Een dikke nevel omhulde alles, boo- men, veld en huizen. Het was alsof de grond dampen op gaf, die ruiters en paarden verblindden. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5