Gemengd Nieuws. Uit de Pers. DE TWEE VRIENDEN. betoog zegt het Groningsche blad, waar bij het voor de vrijhandelaars zoo nood lottige schot valt. Ziehier: De heer Reyne zegt: „de economi sche afzondering, doelwit van elke be schermende staatkunde, is nergens be reikt, zelfs niet door de landen, die hun invoerrecht zeer hoog hebben opge voerd. Het „lückenlos" Duitsch tarief heeft niet belet, dat de Nederlandsche uitvr naar Duitschland van jaar tot jaar toegenomen is. Het zeer hooge ta rief der Vereenigde Staten heeft niet belet, dat de goederen invoer er van 1903 tot 1907 klom van 1025 millioen tot 1423 millioen dollars, tot welk laatste cijfer de belaste halffabrikaten en afge werkte fabrikaten voor niet minder dan 794 millioen dollar hebben bijgedragen.-" Tot zoover de heer Reyne. Wat bewijst dit? Dat hooge bescher ming den invoer niet belet. Integendeel, deel, dat de welvaart, gewekt in een land door protectie, het verbruik doet toenemen, de koopkracht verhoogt en dus meer invoer vraagt en Maar laat ons het schoone betoog van den heer Reyne niet te zeer onderbre ken. Hij vervolgt: „zoo leert de erva ring, dat de uitruiling van goederen eisch blijft onder elk stelsel. Geenszins alleen van goederen, die in het beschermend land niet voort gebracht kunnen worden. De sterke positie eener inheemsche in dustrie, de mode, de meer ontwikkelde bedrijfstechniek, de grootere geoefend heid van v/erklieden, de meer economi sche arbeidssplitsing, de betere leiding der ondernemers, de grootere koopman schap der vertegenwoordigers, het kwa liteitsverschil, de verscheidenheid der goederen, de invloed van den loonstan- daard, het vrachtsverschil, het patent- of octrooi-recht, alle zijn het oorzakeu, die afzonderlijk of te zamen er toe me dewerken dat de vrucht van het wereld verkeer niet geheel verloren gaat, on danks de vele tarief barrières". (Bravo; dit van ons). En zoo eindigt de heer Reyne: „De natuur is weer eens sterker gebleken dan de leer." Inderdaad, zoo besluit het Groning- sche brad: Inderdaad, dan de vTijhandelsleer. Want dat bedoelt de heer Reyne wel niet, maar dit volgt toch wel duidelijk uit zijn betoog. Deze leer zegt, dat uw tariefontwerp den handel doodt, den in voer belemmert, den uitvoer remt Lees echter slechts wat de heer Reyne zegt en gij ziet het tegendeel. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van' &insdcrg-^-Erec: (Vervolg;). Na de pauze wordt gestemd over art 7 van de begrooting voor Buiteiilaudsclie. Zaken dat wordt aangenomen met 64 te gen 4 st. Daarna is weer de Indische Be groot i n g aan de orde. De heer March an t (V. D.) verde digt vervolgens een amendement om den post voor verdere gutta-percha-onderne mingen te verminderen met 2 ton, ge raamd voor een nieuwe fabriek. De lieer Bog aardt (R. K.) betoogt, dat de oplichting van de fabriek door de Regeering niet anders, dan verderfe lijk voor de particuliere nijverheid kan zijn. M i n i s t e r D e W e e 1 M a Ie f jj t ver klaart, dat het. hier alleen geldt, de ver vanging van de bestaande, proeffabriek door een meer blijvende. Wordt de post dus verworpen, dan blijft eenvoudig alles bij het oude en is er dus toch een Staatsfabriek. In een tecfmisch-commer- cieele beschouwing komt spr. ertegen op dat de Staatsfabriek niet rendabel zou kunnen zijn. De heer Bos (V. D.) vraagt, of niet eerst, een geheel onpartijdig lichaam een en ander technisch kan onderzoeken, al vorens de regeering ov.r :aat fat de stich ting van een fabriek. De heer Vliegen (S. D.) is tegen het amendement. De bezwaren tegen den post zijn bij hem tot nul gereduceerd door hetgeen de Regeering heeft mee gedeeld. Na een langdurig debat, waaraan de heeren v. Karnebeek (O.L.), de Meester (U. L.), Patijn (U. L.,) Minister de Waal Male fijt en de heer Mar chant (V.D.) deelnemen, trekt laatstgenoemde zijn amendement ten slotte in. Bij de onderafdeeling Boschwezen be toogt de heer Middelberg (A.R.) dat hij het beheer het liefst in handen van den staat zag, niet daarentegen den handel en de exploitatie. Thans bestaat er een zekere spanning tusschen het boschwezen en den handel en die moet uit de wereld. De heer v. V1 ij m e n (R.K.) verdedigt een betere bezoldiging enz. voor Euro peesche houtvesters, Minister De Waal Malefijt geeft toe, dat de zaak van het boschwe zen alle aandacht van de Regeering ver dient, ook dat in buitenbezittingen. Wel dra zal het corps houtvesters compleet zijn, maar de Minister ziet geen reden om de txactementen hooger te maken. Bij „Landbouwbelangen" spreekt de heer Jannink (U.L.) over de toestan den te Palembang van de katoencultuur. Hij gelooft, dat bij een krachtige bevor dering van de katoencultuur ons land ten deze onainankelijk zou worden van Ame rika, in dit opzicht, hetgeen van zeer groot belang zou zijn voor de vaderland- sche textielindustrie. Zelfs zou men er de wereldproductie door verbeteren. Minister De Waal M a T e f ij t acht thans nog niet den tijd gekomen om nopens de resultaten van de katoen- cultuur in het Oosten van den Archi pel veel mededeelingen te doen. Wel kan hij verfciaren, dat het juist schijnt, dat alleen in het Oosten de cultuur sla gen zal. Woensdag voortzetting. Ingezonden Stukken. Buiten veranr.vo. rdi lijkheid der redactie Wassenaar, 3 Dec. 1912. Mijnheer de Redacteur. Mag ik voor de laatste maal een klei ne plaatsruimte in uw veelgelezen blad. 't Is voor de laatste maal, M. de R'., omdat ik geen verdere discussies met B. B. wil, daar men op 't laatst niet meer weet, vanwaar hij schrijft. Hij ant woordt den Voorzitter van de Kiesver- eeniging van Wassenaar niet, wijl, dat niet in Waalsdorp thuis hoort en tegen over mij blijft hij den candidaat, die ver leden jaar in Wassenaar, want daar heb ik 't over gehad, gevallen is verdedigen. Ook verlangt B. B. van mij, dat ik ver tel, wat wij met zekerheid weten van onzen (Wassenaarschen) burgervader, maar daar zal een Waalsdorper toch geen belang ia stellen. Oolc begrijp ik niet,, hoe B. B. van mijn hersenen kan verlangen dat zij de middelen onthou den. waarmee verleden jaar in Waals dorp gewerkt is om een candidaat den zege te. doen behalen. Uit zoo'n men gelmoes van gedachten kunnen Wer- man's hersenen niet wijs worden en al raadt B. B. mij aan, er dan langer dan één week over te doen, ik 'geloof, dat het 'in dit geval weinig zal helpen. Nog cén opmerking echter AL de R., Waar B. B. schrijft dat er wel aanleiding bestaat om mij. en Buitenstaander voor één persoon te verslijten, daar meen ik dat er meer aanleiding bestaat, om B.B. en „Eea lid der Kiesvereeniging Recht en Plicht" uit Wassenaar voor één per soon te lioudterr. En hiermee sluif ik van mijn kant deze discussie,, tenzij mocht blijken, dat het om zeer grondige redenen noodig is. U, M. de Red., dankende voor Uwe welwillendheid, heet ik al weer EEN WERKxMAN. Ongelukken. Zondagmiddag 1 Dec. .werd de zfoon van den stationschef Peters te Oeffeit (N.-B.), terwijl hij door het dorp fietste, aangereden door de van de tegenovergestelde zijde komende auto van den heer Vlijmincx uit Gennep, naar men beweert, doordat de chauffeur verkeerd uitweek. De wielrijder werd Tweede Blad, behoorende bij DeLeidsche Courant van Woensdag 4 Dec. no. 960. KAMEROVERZICHT. ■i ^EDE KAMER. Indische begrooting. De heer van Vlijmen heeft gisteren geconstateerd, dat de behandeling der [Indische begrooting vervelend begint te .worden. Als zulke woorden in de Ka- jner zelve gesproken worden, moet het al héél weinig interessant zijn. Toch praten de Indische grootheden er lustig Dp los, alsof er tijd in overvloed is. Men had gedacht reeds gisteren met de alge- meene beschouwingen der Staatsbegroo- ting te beginnen, maar 't laat zich aan zien, dat er heden zelfs weinig kans Dp bestaat. Men vraagt zich dan ook wel eens af, hoe 't mogelijk zal zijn voor Kerstmis klaar te komen? De kans daarop schijnt (geringer dan ooit te voren. Maar kracht toeren in het verslinden van begrootiri- gen heeft de Kamer meermalen vertoond ;en waarom zou zij er dit jaar in te kort 'schieten. Den geheelen dag werd bijna in beslag genomen door de motie van den heer 'iMarciiant over de oprichting eener gou- ■vernements-rubberfabriek. De heer Mar- chant bestreed in een breed opgezet be toog de plannen van den Minister, en hij was naar 't ons zelfs toescheen in krachtiger positie dan de Minister bijde (verdediging. De heer Bogaardt viel hem bij. De breede opzet had echtere en slot, gelijk 'aan het uitgaan van een nachtpitje. Voor weinig-zeggende belofte, die pre cies nog iets meer was dan een weg sturen met een kluitje in het riet, trok [de heer Marchant het amendement in. IZoo'n einde kon niemand hebben ver wacht. Nu de voorsteller zelf op tamelijk roemlooze wijze capituleerde, zijn wij 'van de plicht ontslagen de argumenten te wikken en wegen. Voorheen en thans." schrijft X. in het Ce ntrum: De obstructie wordt door de linker zijde in de Tweede Kamer nog steeds voortgezet. Steeds worden allerlei nieuwe jniadeltjes bedacht om den goeden gang van zaken te belemmeren. Eerst heeft men door voortdurende veelpraterij het zóóver gebracht, dat de behandeling van het' Invaliditeitsontwerp geschorst moest worden, thans schijnt men het er óp aan te leggen, dat de Begrooting vóór Kerstmis niet afgehaa ld eld worde. Eu mocht dat lukken, dan zal het heeUn, dat zulks hieraan te wijten is, dat men met de behandeling der Begrooting jdit jaar zoo bijzonder laat is aangevangen. ■Pp die wijze hoopt men dan de gevoerde (obstructie te kunnen maskeeren. 't!s duidelijk, dat reeds in die richting gewerkt wordt. Zoo lazen we in 't Kameroverzicht van 'éde „N. Rotterd. Courant" van verleden '(Zaterdag van: „de begrootingswerkzaam- Jheden (ditmaal zoo laat begonnen)". Wel- \nu, 't is noodig, den voortgang van derge lijke tendentieuze verhalen aanstonds te stuiten. Zeker, in een laatste jaar als dit zijn .uitvoerige debatten te verwachten. Maar fZijn, zelfs met het oog daarop, de be- grootingswerkzaamheden zoo laat be gonnen? Allerminst. Daartoe hebbè men slechts na te gaan, yhoe 't gegaan is, toen rechts in de min derheid was, en op het eind van een [vierjarige periode de balans moest wor- tiden opgemaakt van een linksch Kabinet. jlZulks geschiedde 't laatst in 't jaar 1900, [•onder het Kabinet-Pierson—Borgesius. (.Gelijk men zich toch herinnert, is het ?Kabi*.iet-de Meester wellicht heel ver- .standig verdwenen, vóórdat de tijd van balans opmaken gekomen was. 'En hoe ging 'tnu in 1900? .Begon men toen met de Begrooting FEUILLETON. 57) •De Jacobijnen-bladen zwaaiden hem alle lof toe voor de zekerheid waarmee hij te werk was gegaan, voor de bedre venheid, door hem aan den dag gelegd in deze duistere zaak van de samenzwering, die binnen enkele minuten haar ontknoo ping zou krijgen. Sicard kende Nollan. Hij kwam bij hem aan huis. Het scheen zelfs dat hij er zoo op zijn igemaic was als bij hem thuis. Hoe nog te wijfelen? Jean de Tréinazan had zich tegenover •het huis vau dokter Hubert Nollan ge plaatst omdat een geheime stem hem .waarschuwde, dat hij daar een spoor zou vinden van den verrader, die zooveel hoofden aan het schavot overleverde van menschen, over wie hij bittere tranen schreide en wier nagedachtenis voor eeuwig in zijn geheugen zou geprent zijn. De karren naderden langzaam, gehin derd door den toevloed van nieuwsgieri- op 19 November, gelijk dit jaar? Neen, men begon daarmee op 21 November, dus twee dagen later. En hoe verliep de behandeling? De behandeling der Indische Begróo- ting ving aan op 21 November na 'de pauze, werd voortgezet op 22, 23, 28, 29 November en op 30 November bij de pauze beëindigdduurde aizoo juist v ij f dagen terwijl geen enkele avondver gadering werd gehouden. Zoo geschiedde 't voorheen; en thans? En verder: op 30 November 1900 vingen aan de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting, oin na voort zetting op 4 en 5 December, op 6 De cember af te lóopen. En eindelijkop 21 December 1900 was men met den ganschen Begrootings- arbeid, aangevangen op 21 No vember, gereed. Zoo ging 't voorheen; za! 't thans ook zóó gaan? We wachten het af. Mocht het echter thans anders uit vallen, dan blijkt uit 't bovenstaande,, dat men het niet mag schuiven op het „zoo laat" beginnen der werkzaamheden. Neen, laat uien dan tenminste Zoo eerlijk zijn te erkennen, dat de oorzaak daarvan hierin is te vinden, dat toen rechts in de minderheid was en rechts geen obstructie voerde, doch loyaal mede werkte, gelijk 't betaamt. Den verkeerde geraakt. De heer K. Reyne, heeft zijn goede diensten beschikbaar gesteld aan het An ti-Tariefwet-Comité en is er op uitge togen om de Tariefwet morsdood te ma ken. Hij schreef daartoe een boek, dal de Nieuwe Prov. G r o n. C r t. gele zen heeft en het kwam door die lezing- tot de ontdekking, dat de heer Reyne wel een schot heeft gelost, zelfs heeft raak geschoten, maar als slachtoffer viel niet de Tariefverhooging, doch de Vrijhandel. Het blad vertelt hoe dat is toegegaan De heer Reyne toont in zijn boek eerst aan de kernfout van het tarief- ontwerp; d. w. z, toen hij uittoog den vijand tegemoet, toen zei hij tegen zijn anti-tariefwetvriendenzie eens hier, daar zal ik hem raken, dien verwenschten verstoorder van ons vrijhandelsgeluk. En hij teekende de groote kwestoare plek zoo duidelijk mogelijk. De kernfout was deze: het tariefont werp is protectionistisch. Het spitst zich op de verovering der binnenlandsche markt. Het bemoeilijkt het onmisbaar handelsverkeer. Het remt den uitvoer van industrieele en landbouwproducten, door verhooging van productiekosten. Dit was duidelijk, want immers de grondwet van den vrijhandel is nog al tijd de groote machtspreuk van J. B. Say „les produits s'échangent cóntre les produits." Goederen ruilt men met goe deren. Verminder den invoer, gij vermin dert ook den uitvoer. Of zooals de heer Reyne het nog veel mooier zegt: „De beschermer komt de inlandsche markt opvorderen voor de inlandsche produc tie. In den invoer van vreemde goederen ziet hij een kwaad, dat bestreden moet worden. Gevolg geven aan zijn verlangen gaat leiden tot besnoeiing van invoer, hetgeen neerkomt op de beperking van uitvoer der andere landen." Protectie kan dus geen welvaart bren gen. Maar wel zal de handel lijden en de algemeene welvaart. Want gij vermin dert den invoer door de bescherming en derhalve ook den uitvoer. Nu hebben protectionisten meer dan eens gezegd, dat deze „wet" niet deugt. Dat de practijk haar weerspreekt. Ook is het dien akeligen „protectionist" er heelemaal niet om te doen om den invoer te belemmeren, alleen maar om te zor gen dat de productieve krachten van een volk ap de beste wijze worden benut, dat een volk zelf zooveel mogelijk kan voortbrengen. Zoo'n beioog helpt echter niet, als het komt uit deii mond van een „protec tionist." Bescherming vermindert" den invoer, wil dit ook opzettelijk. Zoo is het nu eenmaal. Tin wat heelemaal de deur dicht doet: de heer Reyne zegt het ook. Dan gaat de heer Reyne betoogen, dat de protectie doel mist, en het is dit gen, die voortdurend uiteengedreven moesten worden om een doorgang te banen voor hen, en de gendarmen, die hen begeleidden. Lydic Manon riep den dokter opnieuw en niet zonder ongeduld: Kom toch hier. Och, neen, ik zie hier ook wel. Zii kon niet nalaten haar buurman op het balkon te vragen Wat scheelt hem toch Sicard glimlachte dubbelzinnig. Gij begrijpt, zegde hij, dat hij zich liever niet vertoont Het zijn landgenoo- ten van hem. Als zii hem eens herken den. Hebben zij hem dan al eens .gezien Wie weet, misschien wel. Die onge- lukkigcu woonden in dezelfde buurt als hij. Het rumoer nam toe, hier en daar werd het een gebrul, maatVyhet was niet meer, zooals vroeger, het woedend ge schreeuw van het volk, dat het bloed der aristocraten eischte. Veeleer waren het kreten van veront waardiging, gemompel van medelijden, weerzin tegen een dergelijken massa moord. Het groote publiek werd die einde- looze terechtstellingen moede. Men teekende, door somber ^einoni- pel, verzet aan tegen zooveel onnoodige wreedheid. De stroom van bloed, die door Parijs vloeide, bracht walging te weeg. In één woord, er kwam een reactie op tegen de Marseiilancn, tegen de Sep- tembriseurs en de moordenaars. De muscadins begonnen zich te ver- toonen, zij liepen door de straten en be reidden zich voor om de vijandelijkheden te openen. De Franschen begonnen een regeering moede te worden die haar macht door bloedvergieten moest handhaven en die regeering zelf, verblind als zij was, zag dat niet in, ging met haar wreedheden voort, die haar ten val zouden brengen. Weldra kwamen de ruiters van het escorte ter hoogte van de rue Saint- Florentin, waardoor de toeschouwers stroomden naar de place de la Revolu tion, in wier midden het afzichtelijke toestel zich verhief, boven een zee van hoofdeh, zoo talrijk, dat men kon mee- nen dat het volk van geheel Parijs op dit plein was samengestroomd. Nu reden de karren langs het huis van den dokter. Jean Trémazan zag, door het gaas van een venstergordijn heen, het bleeke ge laat van Hubert Nollan, dat zich tegen de ruiteu drukte. .Het waren niet de karren met de ver oordeelden, waarnaar hij keek, 't was naar hem, als om zich te verzekeren, dat hij zich niet bedroog en dat het inderdaad de laatste der Trémazan's was, dien hij onder de oogen had. Op hetzelfde oogenblik bevonden zich zijn vader en zijn moeder, de haren kortgeknipt, de kraag van hun kleede ren gesneden, de halzen ontbloot, staan de tegen elkaar gedrukt met de Kérou- al's en de Bazazé's, kalm en waardig, de hoofden fier omhoog, de handen op den rug gebonden, in het midden van de straat, slechts enkele passen van hem verwijderd. Het was een schouwspel, dat den jon gen man het bloed in de aderen deed stollen. Hun gelaat naar zijn zijde gekeerd, schenen zij hem te zoeken in dit men schen gewoel. Zijn moeder was de eerste die hem ontdekte. Een straal van vreugde verhelderde haar trekken, waarop een adel lag uitge drukt, die achting moest afdwingen. Hij had de kracht om zich te bedwin gen. Toch vloeide een stroom van heete tranen langs zijn wangen. Met een gloeienden blik drukte hij tegen den grond geslingerd en vrij ern stig aan hoofd en schouders gewond. iToen Zondagmorgen om kwart over. achten de koster van de Koninginnekerk! aan den Boezemsingel te Rotterdam in hef gebouw kwam, vermiste hij den nfa- chinist van de centrale verwarming, den 38-jarigen L. D., wonende Hendrik de Keyzerstraat 61. Na lang boeken vond hij hem in den kelder liggen. De man gaf geen teeken van leven meer en dr. J. Krull, wrens hulp onmiddellijk werd ingeroepen, kon slechts den dood con- stateeren. .Het lijk is per transportwagen naar Cfooswijlk vervoerd. De 83-jarige J. V., te Rotter dam was Zondagavond bezig op. een ladder de lantaarn aan te steken, aan. ,den ingang van "het hofje, alwaar, hij woonachtig is. Enkele jongens uit de buurt, die in de gang, die naar het hofïe leidt, aan het stoeien waren, had den niet opgemerkt, dat Vredenburg oj> een ladder stond en liepen deze onder uit, waardoor V. met het hoofd op de steenen sloeg. Dr. Moll van Charante, wiens hulp werd ingeroepen, kon slechts den dood constateeren in de woning van V., waar de pngiëhtkkigp was bin nengedragen. De bejaarde man had in zijn val een schedelbreuk bekomen. Op den Jutphaaschen weg te Utrecht werd gistermiddag een fietsrijder, door een met een paard bespannen melk- wagen overreden. Ernstig gekwetst werd de man per tram naar het politiebureaui en. vandaar per brancard naar het zie kenhuis vervoerd. De 77-jarige mej. tf. aan het Jans- veld te Utrecht, die Vrijdag naar het St. Antoniusgasthuis vervoerd werd, we gens bekomen ernstige brandwonden, doordat haar kleeren boven een stoof met vuur vlam vatten, is in het gasthuis aan de gevolgen daarvan overleden. Een vreemde ontmoeting. Donderdagnacht, omstreeks 12 uur, zoo lezeu we in de „Graafschapsbode", had de jachtopziener Hilge te Wichtnond bij Zutfen een vreemde ontmoeting. Op een gegeven oogenblik hoorde ihij roepen: Help! ,Help! Hij spoedde zich in de richting, van waar het geroep kwam, doch zag niets. Het geroep herhaalde zich echter en eindelijk bleek het, dat het van boven kwam uit een luchtballon, welke verward zat in de boomen. Men vroeg aan den jachtopziener: „Waar zijn wij hier", waarop hij antwoordde: „Na bij Zutfen". De nachtelijke reizigers spra ken Duitsch en waren met 3 personen. Even later gingen ze de hoogte weer in. Vermoord. De correspondent te Smyrna van het „N. v. <L D." schrijft: Een droevig ongeluk heeft een eerbied waardige Hollandsche familie te Smyrna en tevens de Nederlanders in deze, ja, heel de Europeesche kolome, ten zeerste getroffen. 1 i 1 Het slachtoffer was jhr. W'. A. Mock, die, in dit land gevestigd sinds 1896, zijn woonplaats had gekozen in het dorp Sefüikoi, een half uur met den trein van de stad en sinds langen tijd bekend als 'n geliefde verblijfplaats van 'Nederland sche families, die hier het langst geves tigd zijn. In dat dorp had de heer Mock, behalve zijn huis en wat grond, ook een fabriek gebouwd om koren te malen en olijfolie te maken, en ten slotte had lijjj er een bioscoop opgericht. Hij was ge huwd met mej. E. van Lennep. De heer en mevrouw Mock hadden een dochtertje van negen en een zoontje van acht jaar, en de heer Mock besteedde al zijn tijd aan zijn gezin en zijn werk. Den 16en Nov. werd hij, toen hij om half elf 's avonds terugkeerde van zijn bioscoop, laaghartig vermoord. Uit het onderzoek is gebleken, dat hij bij het openen van zijn tuindeur aanbevallen is door twee individuen, dat hij, om zich te verdedigen, geschoten en een zijner aanvallers gewond heeft, maar dat zij op hun beurt hebben geschoten en den- heer Mock in het hart hebben geraakt. Toen de arme vrouw en de bedienden, ge wekt door de schoten, kwamen aanloo- pen, vonden zij den heer Mock dood neerliggende, zijn revolver in de eene hand, zijn uitgedoofde lantaarn in de andere. De aanvallers waren in het duister haar al zijn liefde uit en tegelijkertijd herinnerde hij haar aan de noodzake lijkheid om te zwijgen. Men bespiedde hen. De Trémazan's begrepen het. Zij herinnerden zich dat zij voorbij het huis van Hubert Nollan reden en toen zij zich omkeerden zagen zij op het balkon de schoone tooneelspeelsterw die niet meer luisterde naar de woorden van haar buurman en het hoofd af wendde. Die buurman was Sicard. Sicard, die hen had gevangengeno-< nomen. Hij bevond .zich in het huis van den dokter. Achter hem, in de schaduw, teeken de zich de gestalte van den verrader af. Waartoe behoefde hij zich nu nog te verbergen Waarom zou hij nu nog maatregelen genomen en ,zich in geheimzinnigheid gehuld hebben Het was immers overbodig te veinzen tegenover ongelukkigen, die sterven gin gen De graaf de Trémazan begreep alles en zijn hart was van afkeer vervuld.' (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5