Gemengd Nieuws.
Uit de Pers.
DE TWEE VRIENDEN.
betoog zegt het Groningsche blad, waar
bij het voor de vrijhandelaars zoo nood
lottige schot valt. Ziehier:
De heer Reyne zegt: „de economi
sche afzondering, doelwit van elke be
schermende staatkunde, is nergens be
reikt, zelfs niet door de landen, die hun
invoerrecht zeer hoog hebben opge
voerd. Het „lückenlos" Duitsch tarief
heeft niet belet, dat de Nederlandsche
uitvr naar Duitschland van jaar tot
jaar toegenomen is. Het zeer hooge ta
rief der Vereenigde Staten heeft niet
belet, dat de goederen invoer er van 1903
tot 1907 klom van 1025 millioen tot
1423 millioen dollars, tot welk laatste
cijfer de belaste halffabrikaten en afge
werkte fabrikaten voor niet minder dan
794 millioen dollar hebben bijgedragen.-"
Tot zoover de heer Reyne.
Wat bewijst dit? Dat hooge bescher
ming den invoer niet belet. Integendeel,
deel, dat de welvaart, gewekt in een
land door protectie, het verbruik doet
toenemen, de koopkracht verhoogt en
dus meer invoer vraagt en
Maar laat ons het schoone betoog van
den heer Reyne niet te zeer onderbre
ken. Hij vervolgt: „zoo leert de erva
ring, dat de uitruiling van goederen eisch
blijft onder elk stelsel. Geenszins alleen
van goederen, die in het beschermend
land niet voort gebracht kunnen worden.
De sterke positie eener inheemsche in
dustrie, de mode, de meer ontwikkelde
bedrijfstechniek, de grootere geoefend
heid van v/erklieden, de meer economi
sche arbeidssplitsing, de betere leiding
der ondernemers, de grootere koopman
schap der vertegenwoordigers, het kwa
liteitsverschil, de verscheidenheid der
goederen, de invloed van den loonstan-
daard, het vrachtsverschil, het patent-
of octrooi-recht, alle zijn het oorzakeu,
die afzonderlijk of te zamen er toe me
dewerken dat de vrucht van het wereld
verkeer niet geheel verloren gaat, on
danks de vele tarief barrières". (Bravo;
dit van ons).
En zoo eindigt de heer Reyne: „De
natuur is weer eens sterker gebleken dan
de leer."
Inderdaad, zoo besluit het Groning-
sche brad:
Inderdaad, dan de vTijhandelsleer.
Want dat bedoelt de heer Reyne wel
niet, maar dit volgt toch wel duidelijk
uit zijn betoog. Deze leer zegt, dat uw
tariefontwerp den handel doodt, den in
voer belemmert, den uitvoer remt
Lees echter slechts wat de heer Reyne
zegt en gij ziet het tegendeel.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van' &insdcrg-^-Erec: (Vervolg;).
Na de pauze wordt gestemd over art
7 van de begrooting voor Buiteiilaudsclie.
Zaken dat wordt aangenomen met 64 te
gen 4 st.
Daarna is weer de Indische Be
groot i n g aan de orde.
De heer March an t (V. D.) verde
digt vervolgens een amendement om den
post voor verdere gutta-percha-onderne
mingen te verminderen met 2 ton, ge
raamd voor een nieuwe fabriek.
De lieer Bog aardt (R. K.) betoogt,
dat de oplichting van de fabriek door
de Regeering niet anders, dan verderfe
lijk voor de particuliere nijverheid kan
zijn.
M i n i s t e r D e W e e 1 M a Ie f jj t ver
klaart, dat het. hier alleen geldt, de ver
vanging van de bestaande, proeffabriek
door een meer blijvende. Wordt de post
dus verworpen, dan blijft eenvoudig alles
bij het oude en is er dus toch een
Staatsfabriek. In een tecfmisch-commer-
cieele beschouwing komt spr. ertegen
op dat de Staatsfabriek niet rendabel
zou kunnen zijn.
De heer Bos (V. D.) vraagt, of niet
eerst, een geheel onpartijdig lichaam een
en ander technisch kan onderzoeken, al
vorens de regeering ov.r :aat fat de stich
ting van een fabriek.
De heer Vliegen (S. D.) is tegen
het amendement. De bezwaren tegen den
post zijn bij hem tot nul gereduceerd
door hetgeen de Regeering heeft mee
gedeeld.
Na een langdurig debat, waaraan de
heeren v. Karnebeek (O.L.), de
Meester (U. L.), Patijn (U. L.,)
Minister de Waal Male fijt en
de heer Mar chant (V.D.) deelnemen,
trekt laatstgenoemde zijn amendement
ten slotte in.
Bij de onderafdeeling Boschwezen be
toogt de heer Middelberg (A.R.)
dat hij het beheer het liefst in handen
van den staat zag, niet daarentegen den
handel en de exploitatie. Thans bestaat
er een zekere spanning tusschen het
boschwezen en den handel en die moet
uit de wereld.
De heer v. V1 ij m e n (R.K.) verdedigt
een betere bezoldiging enz. voor Euro
peesche houtvesters,
Minister De Waal Malefijt
geeft toe, dat de zaak van het boschwe
zen alle aandacht van de Regeering ver
dient, ook dat in buitenbezittingen. Wel
dra zal het corps houtvesters compleet
zijn, maar de Minister ziet geen reden
om de txactementen hooger te maken.
Bij „Landbouwbelangen" spreekt de
heer Jannink (U.L.) over de toestan
den te Palembang van de katoencultuur.
Hij gelooft, dat bij een krachtige bevor
dering van de katoencultuur ons land ten
deze onainankelijk zou worden van Ame
rika, in dit opzicht, hetgeen van zeer
groot belang zou zijn voor de vaderland-
sche textielindustrie. Zelfs zou men er
de wereldproductie door verbeteren.
Minister De Waal M a T e f ij t
acht thans nog niet den tijd gekomen
om nopens de resultaten van de katoen-
cultuur in het Oosten van den Archi
pel veel mededeelingen te doen. Wel
kan hij verfciaren, dat het juist schijnt,
dat alleen in het Oosten de cultuur sla
gen zal.
Woensdag voortzetting.
Ingezonden Stukken.
Buiten veranr.vo. rdi lijkheid der redactie
Wassenaar, 3 Dec. 1912.
Mijnheer de Redacteur.
Mag ik voor de laatste maal een klei
ne plaatsruimte in uw veelgelezen blad.
't Is voor de laatste maal, M. de R'.,
omdat ik geen verdere discussies met
B. B. wil, daar men op 't laatst niet
meer weet, vanwaar hij schrijft. Hij ant
woordt den Voorzitter van de Kiesver-
eeniging van Wassenaar niet, wijl, dat
niet in Waalsdorp thuis hoort en tegen
over mij blijft hij den candidaat, die ver
leden jaar in Wassenaar, want daar heb
ik 't over gehad, gevallen is verdedigen.
Ook verlangt B. B. van mij, dat ik ver
tel, wat wij met zekerheid weten van
onzen (Wassenaarschen) burgervader,
maar daar zal een Waalsdorper toch
geen belang ia stellen. Oolc begrijp ik
niet,, hoe B. B. van mijn hersenen kan
verlangen dat zij de middelen onthou
den. waarmee verleden jaar in Waals
dorp gewerkt is om een candidaat den
zege te. doen behalen. Uit zoo'n men
gelmoes van gedachten kunnen Wer-
man's hersenen niet wijs worden en al
raadt B. B. mij aan, er dan langer dan
één week over te doen, ik 'geloof, dat het
'in dit geval weinig zal helpen.
Nog cén opmerking echter AL de R.,
Waar B. B. schrijft dat er wel aanleiding
bestaat om mij. en Buitenstaander voor
één persoon te verslijten, daar meen ik
dat er meer aanleiding bestaat, om B.B.
en „Eea lid der Kiesvereeniging Recht
en Plicht" uit Wassenaar voor één per
soon te lioudterr.
En hiermee sluif ik van mijn kant deze
discussie,, tenzij mocht blijken, dat het
om zeer grondige redenen noodig is.
U, M. de Red., dankende voor Uwe
welwillendheid, heet ik al weer
EEN WERKxMAN.
Ongelukken. Zondagmiddag 1
Dec. .werd de zfoon van den stationschef
Peters te Oeffeit (N.-B.), terwijl hij door
het dorp fietste, aangereden door de
van de tegenovergestelde zijde komende
auto van den heer Vlijmincx uit Gennep,
naar men beweert, doordat de chauffeur
verkeerd uitweek. De wielrijder werd
Tweede Blad, behoorende
bij DeLeidsche Courant van
Woensdag 4 Dec. no. 960.
KAMEROVERZICHT.
■i ^EDE KAMER.
Indische begrooting.
De heer van Vlijmen heeft gisteren
geconstateerd, dat de behandeling der
[Indische begrooting vervelend begint te
.worden. Als zulke woorden in de Ka-
jner zelve gesproken worden, moet het
al héél weinig interessant zijn. Toch
praten de Indische grootheden er lustig
Dp los, alsof er tijd in overvloed is. Men
had gedacht reeds gisteren met de alge-
meene beschouwingen der Staatsbegroo-
ting te beginnen, maar 't laat zich aan
zien, dat er heden zelfs weinig kans
Dp bestaat.
Men vraagt zich dan ook wel eens
af, hoe 't mogelijk zal zijn voor Kerstmis
klaar te komen? De kans daarop schijnt
(geringer dan ooit te voren. Maar kracht
toeren in het verslinden van begrootiri-
gen heeft de Kamer meermalen vertoond
;en waarom zou zij er dit jaar in te kort
'schieten.
Den geheelen dag werd bijna in beslag
genomen door de motie van den heer
'iMarciiant over de oprichting eener gou-
■vernements-rubberfabriek. De heer Mar-
chant bestreed in een breed opgezet be
toog de plannen van den Minister, en
hij was naar 't ons zelfs toescheen in
krachtiger positie dan de Minister bijde
(verdediging. De heer Bogaardt viel hem bij.
De breede opzet had echtere en slot, gelijk
'aan het uitgaan van een nachtpitje. Voor
weinig-zeggende belofte, die pre
cies nog iets meer was dan een weg
sturen met een kluitje in het riet, trok
[de heer Marchant het amendement in.
IZoo'n einde kon niemand hebben ver
wacht. Nu de voorsteller zelf op tamelijk
roemlooze wijze capituleerde, zijn wij
'van de plicht ontslagen de argumenten
te wikken en wegen.
Voorheen en thans."
schrijft X. in het Ce ntrum:
De obstructie wordt door de linker
zijde in de Tweede Kamer nog steeds
voortgezet. Steeds worden allerlei nieuwe
jniadeltjes bedacht om den goeden gang
van zaken te belemmeren.
Eerst heeft men door voortdurende
veelpraterij het zóóver gebracht, dat de
behandeling van het' Invaliditeitsontwerp
geschorst moest worden, thans schijnt
men het er óp aan te leggen, dat de
Begrooting vóór Kerstmis niet afgehaa
ld eld worde.
Eu mocht dat lukken, dan zal het
heeUn, dat zulks hieraan te wijten is, dat
men met de behandeling der Begrooting
jdit jaar zoo bijzonder laat is aangevangen.
■Pp die wijze hoopt men dan de gevoerde
(obstructie te kunnen maskeeren.
't!s duidelijk, dat reeds in die richting
gewerkt wordt.
Zoo lazen we in 't Kameroverzicht van
'éde „N. Rotterd. Courant" van verleden
'(Zaterdag van: „de begrootingswerkzaam-
Jheden (ditmaal zoo laat begonnen)". Wel-
\nu, 't is noodig, den voortgang van derge
lijke tendentieuze verhalen aanstonds te
stuiten.
Zeker, in een laatste jaar als dit zijn
.uitvoerige debatten te verwachten. Maar
fZijn, zelfs met het oog daarop, de be-
grootingswerkzaamheden zoo laat be
gonnen?
Allerminst.
Daartoe hebbè men slechts na te gaan,
yhoe 't gegaan is, toen rechts in de min
derheid was, en op het eind van een
[vierjarige periode de balans moest wor-
tiden opgemaakt van een linksch Kabinet.
jlZulks geschiedde 't laatst in 't jaar 1900,
[•onder het Kabinet-Pierson—Borgesius.
(.Gelijk men zich toch herinnert, is het
?Kabi*.iet-de Meester wellicht heel ver-
.standig verdwenen, vóórdat de tijd
van balans opmaken gekomen was.
'En hoe ging 'tnu in 1900?
.Begon men toen met de Begrooting
FEUILLETON.
57)
•De Jacobijnen-bladen zwaaiden hem
alle lof toe voor de zekerheid waarmee
hij te werk was gegaan, voor de bedre
venheid, door hem aan den dag gelegd in
deze duistere zaak van de samenzwering,
die binnen enkele minuten haar ontknoo
ping zou krijgen.
Sicard kende Nollan.
Hij kwam bij hem aan huis.
Het scheen zelfs dat hij er zoo op zijn
igemaic was als bij hem thuis.
Hoe nog te wijfelen?
Jean de Tréinazan had zich tegenover
•het huis vau dokter Hubert Nollan ge
plaatst omdat een geheime stem hem
.waarschuwde, dat hij daar een spoor zou
vinden van den verrader, die zooveel
hoofden aan het schavot overleverde van
menschen, over wie hij bittere tranen
schreide en wier nagedachtenis voor
eeuwig in zijn geheugen zou geprent
zijn.
De karren naderden langzaam, gehin
derd door den toevloed van nieuwsgieri-
op 19 November, gelijk dit jaar? Neen,
men begon daarmee op 21 November,
dus twee dagen later.
En hoe verliep de behandeling?
De behandeling der Indische Begróo-
ting ving aan op 21 November na 'de
pauze, werd voortgezet op 22, 23, 28, 29
November en op 30 November bij de
pauze beëindigdduurde aizoo juist v ij f
dagen terwijl geen enkele avondver
gadering werd gehouden. Zoo geschiedde
't voorheen; en thans?
En verder: op 30 November 1900
vingen aan de algemeene beschouwingen
over de Staatsbegrooting, oin na voort
zetting op 4 en 5 December, op 6 De
cember af te lóopen.
En eindelijkop 21 December 1900
was men met den ganschen Begrootings-
arbeid, aangevangen op 21 No
vember, gereed.
Zoo ging 't voorheen; za! 't thans ook
zóó gaan?
We wachten het af.
Mocht het echter thans anders uit
vallen, dan blijkt uit 't bovenstaande,, dat
men het niet mag schuiven op het „zoo
laat" beginnen der werkzaamheden.
Neen, laat uien dan tenminste Zoo
eerlijk zijn te erkennen, dat de oorzaak
daarvan hierin is te vinden, dat toen
rechts in de minderheid was en rechts
geen obstructie voerde, doch loyaal mede
werkte, gelijk 't betaamt.
Den verkeerde geraakt.
De heer K. Reyne, heeft zijn goede
diensten beschikbaar gesteld aan het An
ti-Tariefwet-Comité en is er op uitge
togen om de Tariefwet morsdood te ma
ken. Hij schreef daartoe een boek, dal
de Nieuwe Prov. G r o n. C r t. gele
zen heeft en het kwam door die lezing-
tot de ontdekking, dat de heer Reyne wel
een schot heeft gelost, zelfs heeft raak
geschoten, maar als slachtoffer viel niet
de Tariefverhooging, doch de Vrijhandel.
Het blad vertelt hoe dat is toegegaan
De heer Reyne toont in zijn boek
eerst aan de kernfout van het tarief-
ontwerp; d. w. z, toen hij uittoog den
vijand tegemoet, toen zei hij tegen zijn
anti-tariefwetvriendenzie eens hier,
daar zal ik hem raken, dien verwenschten
verstoorder van ons vrijhandelsgeluk. En
hij teekende de groote kwestoare plek
zoo duidelijk mogelijk.
De kernfout was deze: het tariefont
werp is protectionistisch. Het spitst zich
op de verovering der binnenlandsche
markt. Het bemoeilijkt het onmisbaar
handelsverkeer. Het remt den uitvoer
van industrieele en landbouwproducten,
door verhooging van productiekosten.
Dit was duidelijk, want immers de
grondwet van den vrijhandel is nog al
tijd de groote machtspreuk van J. B.
Say „les produits s'échangent cóntre les
produits." Goederen ruilt men met goe
deren. Verminder den invoer, gij vermin
dert ook den uitvoer. Of zooals de heer
Reyne het nog veel mooier zegt: „De
beschermer komt de inlandsche markt
opvorderen voor de inlandsche produc
tie. In den invoer van vreemde goederen
ziet hij een kwaad, dat bestreden moet
worden. Gevolg geven aan zijn verlangen
gaat leiden tot besnoeiing van invoer,
hetgeen neerkomt op de beperking van
uitvoer der andere landen."
Protectie kan dus geen welvaart bren
gen. Maar wel zal de handel lijden en
de algemeene welvaart. Want gij vermin
dert den invoer door de bescherming
en derhalve ook den uitvoer.
Nu hebben protectionisten meer dan
eens gezegd, dat deze „wet" niet deugt.
Dat de practijk haar weerspreekt. Ook
is het dien akeligen „protectionist" er
heelemaal niet om te doen om den invoer
te belemmeren, alleen maar om te zor
gen dat de productieve krachten van een
volk ap de beste wijze worden benut,
dat een volk zelf zooveel mogelijk kan
voortbrengen.
Zoo'n beioog helpt echter niet, als
het komt uit deii mond van een „protec
tionist."
Bescherming vermindert" den invoer,
wil dit ook opzettelijk. Zoo is het nu
eenmaal. Tin wat heelemaal de deur
dicht doet: de heer Reyne zegt het ook.
Dan gaat de heer Reyne betoogen, dat
de protectie doel mist, en het is dit
gen, die voortdurend uiteengedreven
moesten worden om een doorgang te
banen voor hen, en de gendarmen, die
hen begeleidden.
Lydic Manon riep den dokter opnieuw
en niet zonder ongeduld:
Kom toch hier.
Och, neen, ik zie hier ook wel.
Zii kon niet nalaten haar buurman op
het balkon te vragen
Wat scheelt hem toch
Sicard glimlachte dubbelzinnig.
Gij begrijpt, zegde hij, dat hij zich
liever niet vertoont Het zijn landgenoo-
ten van hem. Als zii hem eens herken
den.
Hebben zij hem dan al eens .gezien
Wie weet, misschien wel. Die onge-
lukkigcu woonden in dezelfde buurt als
hij.
Het rumoer nam toe, hier en daar
werd het een gebrul, maatVyhet was niet
meer, zooals vroeger, het woedend ge
schreeuw van het volk, dat het bloed der
aristocraten eischte.
Veeleer waren het kreten van veront
waardiging, gemompel van medelijden,
weerzin tegen een dergelijken massa
moord.
Het groote publiek werd die einde-
looze terechtstellingen moede.
Men teekende, door somber ^einoni-
pel, verzet aan tegen zooveel onnoodige
wreedheid.
De stroom van bloed, die door Parijs
vloeide, bracht walging te weeg.
In één woord, er kwam een reactie op
tegen de Marseiilancn, tegen de Sep-
tembriseurs en de moordenaars.
De muscadins begonnen zich te ver-
toonen, zij liepen door de straten en be
reidden zich voor om de vijandelijkheden
te openen.
De Franschen begonnen een regeering
moede te worden die haar macht door
bloedvergieten moest handhaven en die
regeering zelf, verblind als zij was, zag
dat niet in, ging met haar wreedheden
voort, die haar ten val zouden brengen.
Weldra kwamen de ruiters van het
escorte ter hoogte van de rue Saint-
Florentin, waardoor de toeschouwers
stroomden naar de place de la Revolu
tion, in wier midden het afzichtelijke
toestel zich verhief, boven een zee van
hoofdeh, zoo talrijk, dat men kon mee-
nen dat het volk van geheel Parijs op dit
plein was samengestroomd.
Nu reden de karren langs het huis van
den dokter.
Jean Trémazan zag, door het gaas van
een venstergordijn heen, het bleeke ge
laat van Hubert Nollan, dat zich tegen
de ruiteu drukte.
.Het waren niet de karren met de ver
oordeelden, waarnaar hij keek, 't was naar
hem, als om zich te verzekeren, dat hij
zich niet bedroog en dat het inderdaad
de laatste der Trémazan's was, dien hij
onder de oogen had.
Op hetzelfde oogenblik bevonden zich
zijn vader en zijn moeder, de haren
kortgeknipt, de kraag van hun kleede
ren gesneden, de halzen ontbloot, staan
de tegen elkaar gedrukt met de Kérou-
al's en de Bazazé's, kalm en waardig,
de hoofden fier omhoog, de handen op
den rug gebonden, in het midden van
de straat, slechts enkele passen van hem
verwijderd.
Het was een schouwspel, dat den jon
gen man het bloed in de aderen deed
stollen.
Hun gelaat naar zijn zijde gekeerd,
schenen zij hem te zoeken in dit men
schen gewoel.
Zijn moeder was de eerste die hem
ontdekte.
Een straal van vreugde verhelderde
haar trekken, waarop een adel lag uitge
drukt, die achting moest afdwingen.
Hij had de kracht om zich te bedwin
gen.
Toch vloeide een stroom van heete
tranen langs zijn wangen.
Met een gloeienden blik drukte hij
tegen den grond geslingerd en vrij ern
stig aan hoofd en schouders gewond.
iToen Zondagmorgen om kwart over.
achten de koster van de Koninginnekerk!
aan den Boezemsingel te Rotterdam in
hef gebouw kwam, vermiste hij den nfa-
chinist van de centrale verwarming, den
38-jarigen L. D., wonende Hendrik de
Keyzerstraat 61. Na lang boeken vond
hij hem in den kelder liggen. De man
gaf geen teeken van leven meer en dr.
J. Krull, wrens hulp onmiddellijk werd
ingeroepen, kon slechts den dood con-
stateeren. .Het lijk is per transportwagen
naar Cfooswijlk vervoerd.
De 83-jarige J. V., te Rotter
dam was Zondagavond bezig op.
een ladder de lantaarn aan te steken,
aan. ,den ingang van "het hofje, alwaar,
hij woonachtig is. Enkele jongens uit
de buurt, die in de gang, die naar het
hofïe leidt, aan het stoeien waren, had
den niet opgemerkt, dat Vredenburg oj>
een ladder stond en liepen deze onder
uit, waardoor V. met het hoofd op de
steenen sloeg. Dr. Moll van Charante,
wiens hulp werd ingeroepen, kon slechts
den dood constateeren in de woning
van V., waar de pngiëhtkkigp was bin
nengedragen. De bejaarde man had in
zijn val een schedelbreuk bekomen.
Op den Jutphaaschen weg te
Utrecht werd gistermiddag een fietsrijder,
door een met een paard bespannen melk-
wagen overreden. Ernstig gekwetst werd
de man per tram naar het politiebureaui
en. vandaar per brancard naar het zie
kenhuis vervoerd.
De 77-jarige mej. tf. aan het Jans-
veld te Utrecht, die Vrijdag naar het
St. Antoniusgasthuis vervoerd werd, we
gens bekomen ernstige brandwonden,
doordat haar kleeren boven een stoof
met vuur vlam vatten, is in het gasthuis
aan de gevolgen daarvan overleden.
Een vreemde ontmoeting.
Donderdagnacht, omstreeks 12 uur, zoo
lezeu we in de „Graafschapsbode", had
de jachtopziener Hilge te Wichtnond bij
Zutfen een vreemde ontmoeting. Op een
gegeven oogenblik hoorde ihij roepen:
Help! ,Help! Hij spoedde zich in de
richting, van waar het geroep kwam,
doch zag niets. Het geroep herhaalde zich
echter en eindelijk bleek het, dat het
van boven kwam uit een luchtballon,
welke verward zat in de boomen. Men
vroeg aan den jachtopziener: „Waar zijn
wij hier", waarop hij antwoordde: „Na
bij Zutfen". De nachtelijke reizigers spra
ken Duitsch en waren met 3 personen.
Even later gingen ze de hoogte weer in.
Vermoord. De correspondent te
Smyrna van het „N. v. <L D." schrijft:
Een droevig ongeluk heeft een eerbied
waardige Hollandsche familie te Smyrna
en tevens de Nederlanders in deze, ja,
heel de Europeesche kolome, ten zeerste
getroffen. 1 i 1
Het slachtoffer was jhr. W'. A. Mock,
die, in dit land gevestigd sinds 1896, zijn
woonplaats had gekozen in het dorp
Sefüikoi, een half uur met den trein van
de stad en sinds langen tijd bekend als
'n geliefde verblijfplaats van 'Nederland
sche families, die hier het langst geves
tigd zijn. In dat dorp had de heer Mock,
behalve zijn huis en wat grond, ook een
fabriek gebouwd om koren te malen en
olijfolie te maken, en ten slotte had lijjj
er een bioscoop opgericht. Hij was ge
huwd met mej. E. van Lennep. De heer
en mevrouw Mock hadden een dochtertje
van negen en een zoontje van acht jaar,
en de heer Mock besteedde al zijn tijd
aan zijn gezin en zijn werk.
Den 16en Nov. werd hij, toen hij om
half elf 's avonds terugkeerde van zijn
bioscoop, laaghartig vermoord. Uit het
onderzoek is gebleken, dat hij bij het
openen van zijn tuindeur aanbevallen is
door twee individuen, dat hij, om zich
te verdedigen, geschoten en een zijner
aanvallers gewond heeft, maar dat zij op
hun beurt hebben geschoten en den- heer
Mock in het hart hebben geraakt. Toen
de arme vrouw en de bedienden, ge
wekt door de schoten, kwamen aanloo-
pen, vonden zij den heer Mock dood
neerliggende, zijn revolver in de eene
hand, zijn uitgedoofde lantaarn in de
andere.
De aanvallers waren in het duister
haar al zijn liefde uit en tegelijkertijd
herinnerde hij haar aan de noodzake
lijkheid om te zwijgen.
Men bespiedde hen.
De Trémazan's begrepen het.
Zij herinnerden zich dat zij voorbij
het huis van Hubert Nollan reden en
toen zij zich omkeerden zagen zij op
het balkon de schoone tooneelspeelsterw
die niet meer luisterde naar de woorden
van haar buurman en het hoofd af
wendde.
Die buurman was Sicard.
Sicard, die hen had gevangengeno-<
nomen.
Hij bevond .zich in het huis van den
dokter.
Achter hem, in de schaduw, teeken
de zich de gestalte van den verrader af.
Waartoe behoefde hij zich nu nog te
verbergen
Waarom zou hij nu nog maatregelen
genomen en ,zich in geheimzinnigheid
gehuld hebben
Het was immers overbodig te veinzen
tegenover ongelukkigen, die sterven gin
gen
De graaf de Trémazan begreep alles
en zijn hart was van afkeer vervuld.'
(Wordt vervolgd.)