Uit de Pers.
DE TWEE VRIENDEN.
Tweede Blad, behoorende
bij DeLeidsche Courant van
Donderdag 28 Nov. no. 955.
KAMEROVERZICHT.
T\N fcEDE KAMER.
De Indische begrooting.
Wij kluiven maar voort aan de Indi
sche boutjes.
Ze smaken wel lekker, doch zijn wat
taai en soms bezeeren wij onze tanden,
als we onverwachts op ;n botje stooten.
Maar we krijgen dan ook telkens wat
anders.
't Begin was niet erg lekker. Ouwe
overgebleven kost van dagen hèr. Jak
kes nee, dat smaakte niet. We weten
nu al lang hoe de Minister over de Zen
ding denkt.
Het volgende kluifje a la Hubrecht
zag er malscher uit. openbare aanbe
steding van nieuwe havenwerken; ha,
ida's je ware, juichte de Amsterdamsche
volksvertegenwoordiger! De schijn be
droog hier, want er zou geen openbare
aanbesteding komen, wijl de aard van
het werk 't niet toeliet, ontnuchterde
de Minister het blijde Kamerlid, 't Boutje,
hoe malsch uitziende, was 'n opgeblazen
ding geweest.
Aan de schotel a la Justitie zaten de
heeren v. Hamel, Scheurer, Roessingh
en Boogaardt vergenoegd te peuzelen.
'ft Ging er in als vet, ook bij den Minister,
die alles zou overwegen.
De opium-schotel, die de heeren Scheu
rer en Boogaardt wilden binnen brengen,
imoest buiten blijven. Tot later bewaren,
zei de Voorzitter; dan kun je je hart
aan opium ophalen (d. w. z. aan opium
debatten!). Mag ik nou niet een stukje
opeten, smeekte de heer Bogaardt. De
deur uit, zei vader Van Nispen.
Al het gebodene kon niet worden ver
orberd. Men bleef in een nieuw gerecht
steken, eigenlijk door de schuld van de
heeren zelf, die met hun allen heel ge
moedelijk en kameraadschappelijk aan
hetzelfde einde van hetzelfde been sab
belden. Ze vertelden allemaal, dat ze
"*t eigenlijk met elkaar eens waren.
Dat vonden wij erg pleizierig.
Van de hors d'oeuvre, die bovendien
niet erg smakelijk waren toebereid, ma-v
ken wij geen melding.
A vond zitting.
Men moet z'n best doen er z'n hoofd
te houden. Nu krijgen we tusschen
het Indisch budget door de behandeling
van de hoofdstukken der Staatsbegroo-
Lting. Gisteravond is men begonnen met
!JJustitie. De algemeene beschouwingen
.waren al bijzonder vlug afgeloopen, en
ide Kamer schoot al een aardig eind op
met de artikelen.
Het waschlijstje van wenschen, dat b.v.
de heer v. Hamel opsomde, zullen we
maar niet commemoreeren. 't Is toch
grootendeels bekend.
Met rechtmatige fierheid wees de Mi
nister, de heer -Regout, op de goede uit
werking der zedelijkheidswetten. Dat had
de Minister niet moeten doen, zegt de
'JtNieuwe Courant" van vanmorgen, er
is immers toch geen sprake „van een
ernstige oppositie tegen die in menig
opzicht nuttige wetten". Maar dan toch
wel van een oppositie door middel van
laffe spot, en dat in zeër ernstige bladen
en tijdschriften en door zeer ernstige
personen. En daarom had de Minister
gelijk met nog eens op de zegenrijke
werking dier „in menig opzicht nuttige
wetten" te wijzen. Zc zouden toch
nooit door de linkerzijde in het leven
zijn geroepen....
De verkiezing te Ommen.
Wij laten hier eenige persstemmen
volgen over den uitslag van de verkie
zing ie Ommen.
De Maasbode schrijft:
De heer mr. C. J. A. Bichon van IJs-
selmonde heeft thans zijn zin. Hij heeft
gevraagd candidaat te mogen zijn en hij
zal de Kamer binnentrekken. De rechter-
FEUILLETON.
52)
Alles was er met zorg gekozen, niets
dat tegen den goeden smaak zondigde;
de meubeleering dezer kamer legde een
goede getuigenis af van den kunstzin,
zoowel als van de ruime beurs der be
woners.
Dat laatste getuigenis was evenwel
valsch, zooals wij weten, maar Hubert
Nollan hoopte hierin spoedig verandering
te brengen.
Het portret aan den wand, door een
kunstenaar geschilderd, was van Lydie
IManon.
Zij was tooneelspeelster en maakte
deel uit van het gezelschap van den
schouwburg Feydeau, waar zij met veel
succes de grande coquette speelde in
de operettes en opera's comiques en het
.publiek in verrukking bracht zoowel door
"haar stem en haar spel als door haar
schitterende toiletten.
Men roemde haar als een der schoon
ste vrouwen van Parijs en niet ten on
rechte, terwijl ook niemand haar talent
betwistte.
Dokter Nollan was een van haar vu
rigste vereerders en er was een vriend
zijde zal hem daar ongetwijfeld tamelijk
koel ontvangende linkerpartijen, die zich
in het geheim verkneukelen van pleizier,
zullen hem ook niet als een der hunnen
erkennen'.
Niemand heeft trouwens iets aan den
man. Op zeer verwarde wijze heeft hij
in zijn verkiezing-redevoering zijn stand
punt uiteengezet.
De Tijd is van meening, dat de be-
teekenis dezer verkiezing over de gren
zen van het district heen reikt, maar
eerst later zal kunnen worden vastge
steld. Immers, zoo zegt het blad, het is
na Ede, maar nu nog meer na Ommen
duidelijk geworden, dat op de leiding
der Christelijk-Historische partij bii ver
kiezingen niet meer te rekenen valt en
dat bij de nu volgende afspraken hier
op dient te worden gerekend. Ook de li
berale partijen zullen dat ongetwijfeld
doen. Dat zij zich zei ven daarmee in de
grootste verlegenheid brengén, schijnt
daar niet te hinderen.
Aan een driestar in het Centrum
ontleenen we:
Hetzelfde allegaartje van liberalen, so
cialisten en heel of half christelijk-his-
torischen, dat op 28 October 11. ba-
ran Mackay tot zijn uitverkorene maakte,
brengt thans den heer Bichon in de
Kamer.
Het was alleen een goede honderd
man minder sterk.
Vermoedelijk maken die goede hon
derd de kern uit der C.-H. krachten
in het district, terwijl de overigen zich
om organisatie en discipline weinig be
kommeren en met niet minder ijver stem
men op een man als den heer Bichon
van IJsselmonde, die geheel den indruk
maakt van een politieke „wilde" te zijn,
dan op een candidaat als baron Mao-
kay.
Dit is een der belangrijkste kanten van
deze verkiezing.
En de vraag rijst daarbij vanzelfof
deze gesteltenis der C.-H. fractie zich
bepaalt tot Ommen, of ook buiten het
district wordt gevonden
Eenige zekerheid zal dienaangaande
verkregen moeten worden.
De N. Rott Ct teekent bij de cij
fers over den uitslag aan
De heer Bichon deelt zich zelf bij
de rechterzijde in, en schijnt gerekend
te mogen worden tot de christel ijk-his-
torische partij. Overigens is ons de po
litieke geloofsbelijdenis van den ver-
kozene niet bij uitstek duidelijk. Hij
heeft zich een „wilde" genoemd, en
wellicht is dit ook het woord, dat het
beste past bij het wild mengelmoes van
politieke gedachten, dat hij vertegen
woordigt.
Ons laat de afloop van deze verkie
zing daarom koud, zij liet dan ook, dat
de heer Bichon een lauw vrijhandelsman
schijnt te wezen. De heer Kuyper, die
nu door den lieer Bichon vervangen
wordt, was bij tijd en wijle ook wel eens
wat wild, en het zal nog de vraag zijn
in hoeverre de heer Bichon de zelf
standigheid, waarvan hij in zijne verkie
zingscampagne meer dan een origineel
getuigenis heeft afgelegd, zal weten te
bewaren, zoodra hij eenmaal op het
Binnenhof is beland.
Het Vaderland is zeer opgewon
den én acht de verkiezing van den heer
Bichon een goed voorteeken voor zijn
partij in 1913. De uitslag is nu nog
grooter klap voor de Regeering dan de
verkiezing van den heer Mackay het
was. Immers,, aldus besluit het blad:
De heer Bichon komt in het Parle
ment als tegenstander van de Tarief wet,
als tegenstander van de anti-rev. partij
en haren leider, als tegenstander der
coalitie, en naar het edict van dr.
Kuyper als tegenstander der Re-
geêring.
Wij, die bij de zonderlinge politieke
verwikkelingen in Ommen slechts de be
scheiden 'rol van toeschouwer vervul
den, sedert de candidaat van onze rich
ting op 21 October uitviel, verheugen
ons over de nederlaag, die de coalitie
in Ommen leed, omdat onze hoop op
schappelijke verstandhouding ontstaan
tusschen hem en de schoone tooneel
speelster, die gaarne geschenken van hem
aannam en zich meermalen door hem liet
uitnoodigen.
Zij had een edel karakter en daarom
had men er zich over kunnen verwon
deren, dat zij vriendschap kon hebben
voor een man als Hubert Nollan, maar
die vriendschap was dan ook zeer opper
vlakkig en bestond slechts hierin, dat zij
deelnam aan feestjes, die hij gaf, en met
hem dejeuneerde of dineerde.
Het portret, dat zijn kamer versierde,
was een geschenk van haar. Nu en dan
keek hij er naar, als om zich te ver
strooien, doch met onverschilligen blik.
Zijn gedachten waren elders. Zij dwaal
den naar de zaal, waar de revolutionaire
rechtbank haar zittingen hield.
Hij sidderde bij de gedachte, dat een
enkele van zijn slachtoffers aan een ver
oordeeling zou ontkomen, dat er een zou
overblijven om hem te beschuldigen, om
te getuigen van hetgeen er was voorge
vallen..
Evenwel had hij zijn maatregelen goed
genomen. Zijn werk was dat van een in
dergelijke intriges doorkneden verrader
geweest.
Het zou vrceselijk zijn, als hij nog
eenmaal den blik te doorstaan zou heb
ben van een dier jongelieden of meisjes,
wier vader en moeder hij aan h.en ojjt-
zuivering van den politieken dampkring
daardoor verlevendigd wordt. En met
belangstelling wachten wij af, welke ge
volgen de verkiezing van den heer Bi
chon heeft voor de verdere ontwikkeling
van den politieken toestand.
De Nieuwe Courant meent te
mogen jujehen.
De Christelijk-historische Unie heeft
fc— althans in Ommen bjijkbaar geen
macht hoegenaamd om haar geestver
wanten te nopen tot medewerking aan
een politiek, welke hun mishaagt. Toch
is die politiek, de samenwerking bij
de stembus van Christelijk-historischen,
Rooms^hen en Anti-revolutionairen, de
grondslag alzoo waarop de geheele te
genwoordige meerderheid en het minis
terie berust.
En vervolgt dan:
Voor liberalen had de candidatuur van
mr. Bichon vooral na zijn redevoerin
gen, op zich zelf weinig aantrekkelijks.
Als politiek verschijnsel is zijn verkie
zing voor hen zeer bemoedigend.
In de Kamer zal de taak van den
gekozene voorshands niet benijdenswaar
dig zijn. Of zijn beenen sterk genoeg
zijn om de hem daar wachtende „weel
de" te dragen, daarvan zal reeds binnen
korten tijd in het politieke debat iets
kunnen blijken.
Het Handerlsblad constateert,
dat de uitslag haar genoegen doet en
het blad slaat dan door.
Wij beschouwen <ïie als een verkla
ring van de Ommensche kiezers, dat zij
genoeg hebben van deze machtelooze
en onvaste regeering, die na ruim vier
jaren aan het bewind te zijn geweest,
wetsontwerpen er zonder bespreking
tracht af te rammelen, niet in het belang
van ons volk, maar in het belang van
de kiezerspropaganda.
Prof. Eerdmans heeft gezegdik ge
loof niet dat ons land de regeering heeft
die het verdient.
En Ommen heeft geantwoordIk ge
loof het om den drommel ook niet.
Het vakvereeniglngsleven.
Wij lezen in de Gelderlander:
Blijkens een statistiek telden de ver
schillende vakvereenigingen in ons land
op 1 Januari van dit jaar 169.144 leden,
waarvan de confessioneele vereenigingen
38.848; de overige 130.296 in zooge
naamd neutrale, wat gelijk staat met
socialistische.
Deze cijfers toonen op grof-ruwe wijze
hoever het confessioneele vakvereni
gingsleven nog bij het socialistische ach
terstaat.
Ten opzichte van 1910 toont 1911
zelfs een percentsgewijze daling van de
confessioneele vereenigingen tegenover
de „neutrale".
Wij weten, er -wordt door onze voor
mannen op vakvereenigingsgebied hard
gewerkt en het zou jammer zijn, wan
neer deze cijfers hen moesten ontmoe
digen. Veeleer moeten zij tot nog in-
tensièver arbeid een aansporing zijn.
De confessioneele vakvereniging is
voor vele arbeiders het behoud van hun
geloof, het behoud van hun tevredenheid.
Daar worden zij geleid in de richting,
die hen zoowel op stoffelijk als op
geestelijk gebied moet vooruit brengen.
De confessioneele organisaties zijn
ook in de politiek een krachtiger steun
voor een christelijke Regeering tegen
over de schreeuwige actie, die socialis
tische leiders in de „neutrale" veree
nigingen voeren.
Wil het Katholiek en het Christelijk
vakverenigingsleven een dam zijn te
gen het wassend socialisme, dan moet
het een macht zijn, welke zich inet de
neutrale vereenigingen in elk opzicht
kan meten. Maar daartoe is noodig dat
zijn ledental .worde vervierdubbeld.
Neutraliteit is niets anders dan de
groote stroom die de zee van het socia
lisme voedt. Wie voor het confessioneele
vakverenigingsleven is gewonnen, is
verloren voor het socialisme.
Die gedachten mogen onze leiders en
onze propagandisten bezielen, om zoo
mogelijk meer nog dan tot nu toe hun
uiterste krachten in te spannen om alle
arbeiders confessioneel te organiseeren.
rukt had, van de jonge vrouwen, die
hij tot weduwen had gemaakt en tot den
bedelstaf gebracht.
Daarom moesten zij sterven, allen!
Vervolgens zou 'hij aan zijn groot werk
beginnen, dat zeker slagen moest.
Welk een vruchtbare speculatie had hij
op het oog! Voor een appel en een ei,
voor een handvol assignaten, die toch
met den dag in waarde verminderden,
zou hij alles opkoopen wat onbeheerd
achterbleef: domeinen, weilanden^ kas-
teelen. pachthoeven en bosschen, die
niemand zou willen hebben.
Het geweten van eerlijke menschen,
men kan wel zeggen het openbare ge
weten, kwam in opstand tegen den aan
koop van de goederen der kerk, van
veroordeelden en voortvluchtigen, welke
goederen verbeurd verklaard en ten voor-
deele van de natie verkocht werden. Men
beschouwde dit als vrijbuiterij.
De koopers voor die goederen waren
slechts gering in aantal. Zij waren uit
zonderingen op den regel, maar juist
daardoor waren zij in staat de goederen
te koopen tot prijzen verre beneden de
waarde en ze te betalen met het staats
papier, de assignaten, waarover niet de
minste controle bestond en waarven even
veel valsche als echte in omloop waren,
omdat de vervalschingen altijd straffe
loos bleven.
die niet u&yw, van geweten
STATEN-GENER PAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Woensdag 27 Nov. (Verv.)
De Minister van Koloniën, de
heer De Waal Malefijt, zegt ten aan
zien van de unificatie van recht, dat het
beter is, stap voor stap voort te gaan,
dan groote sprongen te nemen. De strijd
tusschen gecodificeerd adatrecht en Ne-
derlandsch recht is nu wat geluwd, men
gaat zich op practisch terrein bewegen en
opbouwen. Den inlander te helpen aan
zijn recht is inderdaad een groot belang
voor Indië, maar het groote beletsel daar
voor is de inlander zelf, die gewoonlijk te
weinig zelfgevoel heeft om zijn recht te
eischen. De bepaling omtrent de toelating
van zendelingen acht ook de minister
onhoudbaar in het wetboek van een
Christelijke natie, vooral omdat de be
paling alleen geldt voor Christelijke zen
delingen. Er zal dus een wijziging worden
voorgesteld.
De heer Scheurer (A. R.) zegt bij
het betrokken artikel, dat hij de stijging
van het opiumgebruik betreurt. Overigens
verwijzende naar de ter tafel liggende la
ter te behandelen motie over de opium
regie, komt hij toch reeds nu tegen de
regie op, waardoor het opium en de
opiumwinsten te zeer ingroeien in ons fi-
nantiënwezen, dan dat de afschaffing zoo
gemakkelijk zal gaan. Meer en meer is
hij tjot de overtuiging gekomen, dat de
handel in opium een christennatie on
waardig is.
De heer Bogaa rdt (R. K.) zegt, dat
men niet alleen opium rookt, maar
hetgeen minder bekend is ook eet.
De afgevaardigde wil over de ingediende
motie spreken, doch ziet daarvan af op
verzoek des voorzitters.
Aan de vierde afdeeling der begrooting
genaderd, gaat de Kamer over tot de
behandeling van het wetsontwerp tot ver
hooging van de Indische begrooting voor
1912 ten behoeve van de voorbereiding
eener voorgenomen reorganisatie van het
bestuursvvezen in Ned.-Indië, waarbij de
heer D e B e a u f o r t (.O L.) betoogt, dat
de Kamer haar vrijheid moet voorbehou
den ten aanzien van de reorganisatie zelve,
ook al wordt dit wetsontwerp aange
nomen. Onder dit beding is hij er voor.
De heer De Mee s te r (U. L.) ver
klaart zich teleurgesteld door de memorie
van toelichting bij het wetsontwerp. Men
dacht een heele reorganisatie kant en
klaar voor zich te hebben als een prach
tig panorama, maar plotseling komt er
een mist tusschen. Men heeft slechts
de voorbereiding van een voorbereiding
vóór zich, er zal een Regeeringscommis-
saris worden gezonden om de zaak te
bestudeeren en zoo meer.
De heer Bogaardt (R. K.) sluit zich
aan bij het betoog van den heer De
Meester. Hij erkent echter zelf de oor
zaak t e zijn van de vertraging, omdat hij
het vorig jaar heeft voorgesteld, het ont
werp te zamen te behandelen met deze
Indische Begrooting. Het uitstel heeft
inmiddels het voordeel gehad, dat men
nu van deskundige zijde nuttige critie-
ken heeft kunnen hooien.
A vondvergadering.
Aan de orde is de Justitie begroo
ting.
De algemeene beschouwingen worden
geopend door den heer v. S a s s e v. IJ s-
se 11 (R.K.) die den ijver van den minis
ter prees en vroeg om regeling van het
testamentair bewindvoerderschap bij par
ticuliere wijziging van het B. W.
De heer v. Hamel (U. L.) meende
dat zoodra de Kamer eenigszins vrij is
aan de orde moeten komen ontwerpen op
het gebied van strafrecht en strafvorde
ring.
Wijzende op de voorgekomen verval -
selling van een reispas, bepleitte hij in
voering van de mogelijkheid tot opleg
ging van geldboeten in plaats van gevan
genisstraf in eenige speciale gevallen.
De M i n i s t e r v. Justitie, de heer
Re gou t, erkentelijk voor de hem ge
brachte hulde, betreurde dat niemand he
denavond met open vizier den aanval in
het Voorloopig Verslag op zijn beleid
gadaan, had herhaald.
waren, konden in dien tijd gemakkelijk
rijk worden en zich schatten verzamelen,
die noch door diensten aan den Staat
bewezen, noch door arbeid, noch door
werken van het genie gewettigd werden.
Dat Hubert Nollan niet nauw van ge
weten was, hebben wij al voldoende
gezien. Zijn zelfzuchtig karakter maakte
hem vermetel om voor niets terug te
deinzen. Hij wilde zich een vermogen
verwerven, en omdat doel te bereiken
zou hij elke hindernis, die hem in den
•weg kwam, vernietigen.
De deur werd geopend. Sicard trad
binnen met van vreugde stralend gelaat.
De dokter zuchtte:
Eindelijk
De andere riep
Het is gedaan.
Wat?
Hetgeen gij wenschtet.
Veroordeeld?
Niet allen.
De dokter fronste de wenkbrauwen.
Sicard haalde zijn schouders op en
zeide:
Bloodaard!
Opnieuw vroeg de dokter:
Er zijn er dus vrijgesproken?
Enkele boeren en bedienden, men
schen, die dan ook volmaakt onscL. idig
waren, en de dokter.
Cachelin?
Ja
Over het ontwerp door den heer van
Sasse van IJsselt bedoeld was de Minis
ter met de betrekkelijke commissie van
voorbereiding in gedachtenwisseling.
Partieele herzieningen van het B. Wt
zouden, bij de werkwijze der Kamer, ver
ouderd zijn op het oogenblik dat zij in
behandeling zouden komen. Voor zoover
zijn Departement aangaat, zorgt de Mi
nister voor continuïteit in de wetgeving*
Voor partieele herziening van het straf
recht was de Minister huiverig. In geval
len als door den heer van Hamel bes
doeld heeft de Minister nooit geaarzeld
aan de Koningin gratie voor te stellen.
De werking van de zedelijkheidswet
ten is buitengewoon meegevallen.
Bij de behaneling deir artikelen werd
art. 3 aangehouden tot Vrijdagavondomj
dat daarbij dan de tractementsherzieningj
van de departementsambtenaren zal be
handeld worden.
De heer Sasse v. IJsselt (R.K.)
klaagde over de hooge eischen voor het
examen voor Rijksklerk gesteld bij de
lage bezoldiging en de onmogelijkheidl
van de betrokkenen om een meer behoor
lijke positie te krijgen en de heer Duijn
st e e (R.K.) over het feit dat de waar
nemende griffier van de kantongerecht,
ten 3e kl. niet voor zijn griffiersdien
sten wordt beloond.
De heer v. Hamel (U. L.) drong er,
op aan geen jongelieden tot substituut
griffier te benoemen, wanneer men hen
niet geschikt acht voor rechter, daar.
iemand die eenigen tijd naar genoegen
substituut griffier is geweest, meent ze
kere aanspraak te hebben op de benoe
ming tot rechter.
De Minister zeide dat in de prak
tijk nog niet gebleken is dat de examens
voor klerk te zwaar zijn en dat de waar
neming van het griffierschap in het al
gemeen bezoldigd worden moet wanneer
die waarneming zeer lang duurt, maar
dat daarvoor geen regeling is te maken-
Het overige zal hij overwegen.
Op eene "klacht van den heer van.
Sasse van IJsselt v(R. K.) over de
circulaire die de uitbetaling van getui-
gengelden voortaan bij de griffie brengt;
wat groote last ter griffie zou brengen,
antwoordde de Minister dat die cir
culaire hare oorzaak vindt in de vele
misbruiken die 't gevolg waren van de
bestaande regeling, nl. in de kortingen
die werden genomen door de beambten
met de uitbetaling belast.
Op een klacht door den heer van|
Hamel geu:t over te lage bezoldiging)
van de Rijksveldwachters antwoordde dc
Minister dat de salarissen in 1910,
zijn herzien en dat er steeds zeer tal
rijke sollicitanten zijn, terwijl eene klacht
van den heer van Hamel over te lange
cellulaire gevangenisstraf bij cumula
tie van straffen en eene opmerking over,
de beslissing of een gedetineerde een
stervende bloedverwant mag bezoeken
door den Minister beantwoord werd met
eene verwijzing naar zijn Memorie van
Antwoord.
Daarna werd te twaalf ure de verga
dering gesloten.
Indische Begrooting.
De heer Marchant heeft een amende
ment ingediend, beoogend vooralsnog
geen gelden toe te staan voor den bouw
van een gutta-perchafabriek.
Oorlogsbegrooting.
Sommige ledeu brachten volgens hel
voorloopig verslag in de eerste plaats
het beleid op militair gebied van het
tegenwoordig Kabinet ter sprake, in de
vier jaar van zijn bestaan. Zij oordeelden
daarover ongunstig en meenden, dat het
Kabinet in zijn roeping op dit gebied
van Staatsbemoeiing deerlijk is tekort
geschoten. Van meer dan ééne zijde werd
den minister hulde gebracht ter zake
van de door hem betoonde werkkracht
en voortvarendheid.
Verscheidene leden had het verbaasd
en ontstemd, dat deze begrooting ge
baseerd is op de nieuwe legerorganisa-
tie, die de minister wenscht en die bij
een afzonderlijk wetsontwerp aanhangig
is gemaakt. Enkele andere leden konden
zich daarentegen geheel vereenigen met
's ministers standpunt, dat thans, bij de
En de anderen?
Vier zijn tot deportatie veroor
deeld. Ook bedienden. Zij zullen niet te-
rugkeeren.
De d'Achets?
Ter dood veroordeeld, de mannen
zoowel als de vrouwen.
Sicard beet zich op de lippen en voeg
de er bij:
Het was hard, want zij zagen
er allerliefst uit, die arme burgeressen,
Balazé?
Eveneens.
Kéroual?
Hetzelfde.
Trémazan?
Zonder uitzondering.
Ook Rose?
O, neen, zij niet. De jury is voor,
zulk een monsterachtigheid terugge
schrikt. Hoe weinig menschelijk gevoel
die gezworenen ook hebben, de schoon
heid dier jonge dame heeft nog indruk*
op hen kunnen maken.
Vrij?
Neen, zij is vrijgesproken op voor
waarde, dat zij als verdachte voorloopig)
gevangen blijft en wanneer zij ontslagen
wordt, zal het haar toch verboden zijn
Parijs te verlaten.
Koel zeide de dokter:
Het is goed.
(Woedt vgvolgd.)