Uit de Pers. DE TWEE VRIENDEN. Tweede Blad, behoorende bij DeLeidsche Courant van Donderdag 28 Nov. no. 955. KAMEROVERZICHT. T\N fcEDE KAMER. De Indische begrooting. Wij kluiven maar voort aan de Indi sche boutjes. Ze smaken wel lekker, doch zijn wat taai en soms bezeeren wij onze tanden, als we onverwachts op ;n botje stooten. Maar we krijgen dan ook telkens wat anders. 't Begin was niet erg lekker. Ouwe overgebleven kost van dagen hèr. Jak kes nee, dat smaakte niet. We weten nu al lang hoe de Minister over de Zen ding denkt. Het volgende kluifje a la Hubrecht zag er malscher uit. openbare aanbe steding van nieuwe havenwerken; ha, ida's je ware, juichte de Amsterdamsche volksvertegenwoordiger! De schijn be droog hier, want er zou geen openbare aanbesteding komen, wijl de aard van het werk 't niet toeliet, ontnuchterde de Minister het blijde Kamerlid, 't Boutje, hoe malsch uitziende, was 'n opgeblazen ding geweest. Aan de schotel a la Justitie zaten de heeren v. Hamel, Scheurer, Roessingh en Boogaardt vergenoegd te peuzelen. 'ft Ging er in als vet, ook bij den Minister, die alles zou overwegen. De opium-schotel, die de heeren Scheu rer en Boogaardt wilden binnen brengen, imoest buiten blijven. Tot later bewaren, zei de Voorzitter; dan kun je je hart aan opium ophalen (d. w. z. aan opium debatten!). Mag ik nou niet een stukje opeten, smeekte de heer Bogaardt. De deur uit, zei vader Van Nispen. Al het gebodene kon niet worden ver orberd. Men bleef in een nieuw gerecht steken, eigenlijk door de schuld van de heeren zelf, die met hun allen heel ge moedelijk en kameraadschappelijk aan hetzelfde einde van hetzelfde been sab belden. Ze vertelden allemaal, dat ze "*t eigenlijk met elkaar eens waren. Dat vonden wij erg pleizierig. Van de hors d'oeuvre, die bovendien niet erg smakelijk waren toebereid, ma-v ken wij geen melding. A vond zitting. Men moet z'n best doen er z'n hoofd te houden. Nu krijgen we tusschen het Indisch budget door de behandeling van de hoofdstukken der Staatsbegroo- Lting. Gisteravond is men begonnen met !JJustitie. De algemeene beschouwingen .waren al bijzonder vlug afgeloopen, en ide Kamer schoot al een aardig eind op met de artikelen. Het waschlijstje van wenschen, dat b.v. de heer v. Hamel opsomde, zullen we maar niet commemoreeren. 't Is toch grootendeels bekend. Met rechtmatige fierheid wees de Mi nister, de heer -Regout, op de goede uit werking der zedelijkheidswetten. Dat had de Minister niet moeten doen, zegt de 'JtNieuwe Courant" van vanmorgen, er is immers toch geen sprake „van een ernstige oppositie tegen die in menig opzicht nuttige wetten". Maar dan toch wel van een oppositie door middel van laffe spot, en dat in zeër ernstige bladen en tijdschriften en door zeer ernstige personen. En daarom had de Minister gelijk met nog eens op de zegenrijke werking dier „in menig opzicht nuttige wetten" te wijzen. Zc zouden toch nooit door de linkerzijde in het leven zijn geroepen.... De verkiezing te Ommen. Wij laten hier eenige persstemmen volgen over den uitslag van de verkie zing ie Ommen. De Maasbode schrijft: De heer mr. C. J. A. Bichon van IJs- selmonde heeft thans zijn zin. Hij heeft gevraagd candidaat te mogen zijn en hij zal de Kamer binnentrekken. De rechter- FEUILLETON. 52) Alles was er met zorg gekozen, niets dat tegen den goeden smaak zondigde; de meubeleering dezer kamer legde een goede getuigenis af van den kunstzin, zoowel als van de ruime beurs der be woners. Dat laatste getuigenis was evenwel valsch, zooals wij weten, maar Hubert Nollan hoopte hierin spoedig verandering te brengen. Het portret aan den wand, door een kunstenaar geschilderd, was van Lydie IManon. Zij was tooneelspeelster en maakte deel uit van het gezelschap van den schouwburg Feydeau, waar zij met veel succes de grande coquette speelde in de operettes en opera's comiques en het .publiek in verrukking bracht zoowel door "haar stem en haar spel als door haar schitterende toiletten. Men roemde haar als een der schoon ste vrouwen van Parijs en niet ten on rechte, terwijl ook niemand haar talent betwistte. Dokter Nollan was een van haar vu rigste vereerders en er was een vriend zijde zal hem daar ongetwijfeld tamelijk koel ontvangende linkerpartijen, die zich in het geheim verkneukelen van pleizier, zullen hem ook niet als een der hunnen erkennen'. Niemand heeft trouwens iets aan den man. Op zeer verwarde wijze heeft hij in zijn verkiezing-redevoering zijn stand punt uiteengezet. De Tijd is van meening, dat de be- teekenis dezer verkiezing over de gren zen van het district heen reikt, maar eerst later zal kunnen worden vastge steld. Immers, zoo zegt het blad, het is na Ede, maar nu nog meer na Ommen duidelijk geworden, dat op de leiding der Christelijk-Historische partij bii ver kiezingen niet meer te rekenen valt en dat bij de nu volgende afspraken hier op dient te worden gerekend. Ook de li berale partijen zullen dat ongetwijfeld doen. Dat zij zich zei ven daarmee in de grootste verlegenheid brengén, schijnt daar niet te hinderen. Aan een driestar in het Centrum ontleenen we: Hetzelfde allegaartje van liberalen, so cialisten en heel of half christelijk-his- torischen, dat op 28 October 11. ba- ran Mackay tot zijn uitverkorene maakte, brengt thans den heer Bichon in de Kamer. Het was alleen een goede honderd man minder sterk. Vermoedelijk maken die goede hon derd de kern uit der C.-H. krachten in het district, terwijl de overigen zich om organisatie en discipline weinig be kommeren en met niet minder ijver stem men op een man als den heer Bichon van IJsselmonde, die geheel den indruk maakt van een politieke „wilde" te zijn, dan op een candidaat als baron Mao- kay. Dit is een der belangrijkste kanten van deze verkiezing. En de vraag rijst daarbij vanzelfof deze gesteltenis der C.-H. fractie zich bepaalt tot Ommen, of ook buiten het district wordt gevonden Eenige zekerheid zal dienaangaande verkregen moeten worden. De N. Rott Ct teekent bij de cij fers over den uitslag aan De heer Bichon deelt zich zelf bij de rechterzijde in, en schijnt gerekend te mogen worden tot de christel ijk-his- torische partij. Overigens is ons de po litieke geloofsbelijdenis van den ver- kozene niet bij uitstek duidelijk. Hij heeft zich een „wilde" genoemd, en wellicht is dit ook het woord, dat het beste past bij het wild mengelmoes van politieke gedachten, dat hij vertegen woordigt. Ons laat de afloop van deze verkie zing daarom koud, zij liet dan ook, dat de heer Bichon een lauw vrijhandelsman schijnt te wezen. De heer Kuyper, die nu door den lieer Bichon vervangen wordt, was bij tijd en wijle ook wel eens wat wild, en het zal nog de vraag zijn in hoeverre de heer Bichon de zelf standigheid, waarvan hij in zijne verkie zingscampagne meer dan een origineel getuigenis heeft afgelegd, zal weten te bewaren, zoodra hij eenmaal op het Binnenhof is beland. Het Vaderland is zeer opgewon den én acht de verkiezing van den heer Bichon een goed voorteeken voor zijn partij in 1913. De uitslag is nu nog grooter klap voor de Regeering dan de verkiezing van den heer Mackay het was. Immers,, aldus besluit het blad: De heer Bichon komt in het Parle ment als tegenstander van de Tarief wet, als tegenstander van de anti-rev. partij en haren leider, als tegenstander der coalitie, en naar het edict van dr. Kuyper als tegenstander der Re- geêring. Wij, die bij de zonderlinge politieke verwikkelingen in Ommen slechts de be scheiden 'rol van toeschouwer vervul den, sedert de candidaat van onze rich ting op 21 October uitviel, verheugen ons over de nederlaag, die de coalitie in Ommen leed, omdat onze hoop op schappelijke verstandhouding ontstaan tusschen hem en de schoone tooneel speelster, die gaarne geschenken van hem aannam en zich meermalen door hem liet uitnoodigen. Zij had een edel karakter en daarom had men er zich over kunnen verwon deren, dat zij vriendschap kon hebben voor een man als Hubert Nollan, maar die vriendschap was dan ook zeer opper vlakkig en bestond slechts hierin, dat zij deelnam aan feestjes, die hij gaf, en met hem dejeuneerde of dineerde. Het portret, dat zijn kamer versierde, was een geschenk van haar. Nu en dan keek hij er naar, als om zich te ver strooien, doch met onverschilligen blik. Zijn gedachten waren elders. Zij dwaal den naar de zaal, waar de revolutionaire rechtbank haar zittingen hield. Hij sidderde bij de gedachte, dat een enkele van zijn slachtoffers aan een ver oordeeling zou ontkomen, dat er een zou overblijven om hem te beschuldigen, om te getuigen van hetgeen er was voorge vallen.. Evenwel had hij zijn maatregelen goed genomen. Zijn werk was dat van een in dergelijke intriges doorkneden verrader geweest. Het zou vrceselijk zijn, als hij nog eenmaal den blik te doorstaan zou heb ben van een dier jongelieden of meisjes, wier vader en moeder hij aan h.en ojjt- zuivering van den politieken dampkring daardoor verlevendigd wordt. En met belangstelling wachten wij af, welke ge volgen de verkiezing van den heer Bi chon heeft voor de verdere ontwikkeling van den politieken toestand. De Nieuwe Courant meent te mogen jujehen. De Christelijk-historische Unie heeft fc— althans in Ommen bjijkbaar geen macht hoegenaamd om haar geestver wanten te nopen tot medewerking aan een politiek, welke hun mishaagt. Toch is die politiek, de samenwerking bij de stembus van Christelijk-historischen, Rooms^hen en Anti-revolutionairen, de grondslag alzoo waarop de geheele te genwoordige meerderheid en het minis terie berust. En vervolgt dan: Voor liberalen had de candidatuur van mr. Bichon vooral na zijn redevoerin gen, op zich zelf weinig aantrekkelijks. Als politiek verschijnsel is zijn verkie zing voor hen zeer bemoedigend. In de Kamer zal de taak van den gekozene voorshands niet benijdenswaar dig zijn. Of zijn beenen sterk genoeg zijn om de hem daar wachtende „weel de" te dragen, daarvan zal reeds binnen korten tijd in het politieke debat iets kunnen blijken. Het Handerlsblad constateert, dat de uitslag haar genoegen doet en het blad slaat dan door. Wij beschouwen <ïie als een verkla ring van de Ommensche kiezers, dat zij genoeg hebben van deze machtelooze en onvaste regeering, die na ruim vier jaren aan het bewind te zijn geweest, wetsontwerpen er zonder bespreking tracht af te rammelen, niet in het belang van ons volk, maar in het belang van de kiezerspropaganda. Prof. Eerdmans heeft gezegdik ge loof niet dat ons land de regeering heeft die het verdient. En Ommen heeft geantwoordIk ge loof het om den drommel ook niet. Het vakvereeniglngsleven. Wij lezen in de Gelderlander: Blijkens een statistiek telden de ver schillende vakvereenigingen in ons land op 1 Januari van dit jaar 169.144 leden, waarvan de confessioneele vereenigingen 38.848; de overige 130.296 in zooge naamd neutrale, wat gelijk staat met socialistische. Deze cijfers toonen op grof-ruwe wijze hoever het confessioneele vakvereni gingsleven nog bij het socialistische ach terstaat. Ten opzichte van 1910 toont 1911 zelfs een percentsgewijze daling van de confessioneele vereenigingen tegenover de „neutrale". Wij weten, er -wordt door onze voor mannen op vakvereenigingsgebied hard gewerkt en het zou jammer zijn, wan neer deze cijfers hen moesten ontmoe digen. Veeleer moeten zij tot nog in- tensièver arbeid een aansporing zijn. De confessioneele vakvereniging is voor vele arbeiders het behoud van hun geloof, het behoud van hun tevredenheid. Daar worden zij geleid in de richting, die hen zoowel op stoffelijk als op geestelijk gebied moet vooruit brengen. De confessioneele organisaties zijn ook in de politiek een krachtiger steun voor een christelijke Regeering tegen over de schreeuwige actie, die socialis tische leiders in de „neutrale" veree nigingen voeren. Wil het Katholiek en het Christelijk vakverenigingsleven een dam zijn te gen het wassend socialisme, dan moet het een macht zijn, welke zich inet de neutrale vereenigingen in elk opzicht kan meten. Maar daartoe is noodig dat zijn ledental .worde vervierdubbeld. Neutraliteit is niets anders dan de groote stroom die de zee van het socia lisme voedt. Wie voor het confessioneele vakverenigingsleven is gewonnen, is verloren voor het socialisme. Die gedachten mogen onze leiders en onze propagandisten bezielen, om zoo mogelijk meer nog dan tot nu toe hun uiterste krachten in te spannen om alle arbeiders confessioneel te organiseeren. rukt had, van de jonge vrouwen, die hij tot weduwen had gemaakt en tot den bedelstaf gebracht. Daarom moesten zij sterven, allen! Vervolgens zou 'hij aan zijn groot werk beginnen, dat zeker slagen moest. Welk een vruchtbare speculatie had hij op het oog! Voor een appel en een ei, voor een handvol assignaten, die toch met den dag in waarde verminderden, zou hij alles opkoopen wat onbeheerd achterbleef: domeinen, weilanden^ kas- teelen. pachthoeven en bosschen, die niemand zou willen hebben. Het geweten van eerlijke menschen, men kan wel zeggen het openbare ge weten, kwam in opstand tegen den aan koop van de goederen der kerk, van veroordeelden en voortvluchtigen, welke goederen verbeurd verklaard en ten voor- deele van de natie verkocht werden. Men beschouwde dit als vrijbuiterij. De koopers voor die goederen waren slechts gering in aantal. Zij waren uit zonderingen op den regel, maar juist daardoor waren zij in staat de goederen te koopen tot prijzen verre beneden de waarde en ze te betalen met het staats papier, de assignaten, waarover niet de minste controle bestond en waarven even veel valsche als echte in omloop waren, omdat de vervalschingen altijd straffe loos bleven. die niet u&yw, van geweten STATEN-GENER PAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 27 Nov. (Verv.) De Minister van Koloniën, de heer De Waal Malefijt, zegt ten aan zien van de unificatie van recht, dat het beter is, stap voor stap voort te gaan, dan groote sprongen te nemen. De strijd tusschen gecodificeerd adatrecht en Ne- derlandsch recht is nu wat geluwd, men gaat zich op practisch terrein bewegen en opbouwen. Den inlander te helpen aan zijn recht is inderdaad een groot belang voor Indië, maar het groote beletsel daar voor is de inlander zelf, die gewoonlijk te weinig zelfgevoel heeft om zijn recht te eischen. De bepaling omtrent de toelating van zendelingen acht ook de minister onhoudbaar in het wetboek van een Christelijke natie, vooral omdat de be paling alleen geldt voor Christelijke zen delingen. Er zal dus een wijziging worden voorgesteld. De heer Scheurer (A. R.) zegt bij het betrokken artikel, dat hij de stijging van het opiumgebruik betreurt. Overigens verwijzende naar de ter tafel liggende la ter te behandelen motie over de opium regie, komt hij toch reeds nu tegen de regie op, waardoor het opium en de opiumwinsten te zeer ingroeien in ons fi- nantiënwezen, dan dat de afschaffing zoo gemakkelijk zal gaan. Meer en meer is hij tjot de overtuiging gekomen, dat de handel in opium een christennatie on waardig is. De heer Bogaa rdt (R. K.) zegt, dat men niet alleen opium rookt, maar hetgeen minder bekend is ook eet. De afgevaardigde wil over de ingediende motie spreken, doch ziet daarvan af op verzoek des voorzitters. Aan de vierde afdeeling der begrooting genaderd, gaat de Kamer over tot de behandeling van het wetsontwerp tot ver hooging van de Indische begrooting voor 1912 ten behoeve van de voorbereiding eener voorgenomen reorganisatie van het bestuursvvezen in Ned.-Indië, waarbij de heer D e B e a u f o r t (.O L.) betoogt, dat de Kamer haar vrijheid moet voorbehou den ten aanzien van de reorganisatie zelve, ook al wordt dit wetsontwerp aange nomen. Onder dit beding is hij er voor. De heer De Mee s te r (U. L.) ver klaart zich teleurgesteld door de memorie van toelichting bij het wetsontwerp. Men dacht een heele reorganisatie kant en klaar voor zich te hebben als een prach tig panorama, maar plotseling komt er een mist tusschen. Men heeft slechts de voorbereiding van een voorbereiding vóór zich, er zal een Regeeringscommis- saris worden gezonden om de zaak te bestudeeren en zoo meer. De heer Bogaardt (R. K.) sluit zich aan bij het betoog van den heer De Meester. Hij erkent echter zelf de oor zaak t e zijn van de vertraging, omdat hij het vorig jaar heeft voorgesteld, het ont werp te zamen te behandelen met deze Indische Begrooting. Het uitstel heeft inmiddels het voordeel gehad, dat men nu van deskundige zijde nuttige critie- ken heeft kunnen hooien. A vondvergadering. Aan de orde is de Justitie begroo ting. De algemeene beschouwingen worden geopend door den heer v. S a s s e v. IJ s- se 11 (R.K.) die den ijver van den minis ter prees en vroeg om regeling van het testamentair bewindvoerderschap bij par ticuliere wijziging van het B. W. De heer v. Hamel (U. L.) meende dat zoodra de Kamer eenigszins vrij is aan de orde moeten komen ontwerpen op het gebied van strafrecht en strafvorde ring. Wijzende op de voorgekomen verval - selling van een reispas, bepleitte hij in voering van de mogelijkheid tot opleg ging van geldboeten in plaats van gevan genisstraf in eenige speciale gevallen. De M i n i s t e r v. Justitie, de heer Re gou t, erkentelijk voor de hem ge brachte hulde, betreurde dat niemand he denavond met open vizier den aanval in het Voorloopig Verslag op zijn beleid gadaan, had herhaald. waren, konden in dien tijd gemakkelijk rijk worden en zich schatten verzamelen, die noch door diensten aan den Staat bewezen, noch door arbeid, noch door werken van het genie gewettigd werden. Dat Hubert Nollan niet nauw van ge weten was, hebben wij al voldoende gezien. Zijn zelfzuchtig karakter maakte hem vermetel om voor niets terug te deinzen. Hij wilde zich een vermogen verwerven, en omdat doel te bereiken zou hij elke hindernis, die hem in den •weg kwam, vernietigen. De deur werd geopend. Sicard trad binnen met van vreugde stralend gelaat. De dokter zuchtte: Eindelijk De andere riep Het is gedaan. Wat? Hetgeen gij wenschtet. Veroordeeld? Niet allen. De dokter fronste de wenkbrauwen. Sicard haalde zijn schouders op en zeide: Bloodaard! Opnieuw vroeg de dokter: Er zijn er dus vrijgesproken? Enkele boeren en bedienden, men schen, die dan ook volmaakt onscL. idig waren, en de dokter. Cachelin? Ja Over het ontwerp door den heer van Sasse van IJsselt bedoeld was de Minis ter met de betrekkelijke commissie van voorbereiding in gedachtenwisseling. Partieele herzieningen van het B. Wt zouden, bij de werkwijze der Kamer, ver ouderd zijn op het oogenblik dat zij in behandeling zouden komen. Voor zoover zijn Departement aangaat, zorgt de Mi nister voor continuïteit in de wetgeving* Voor partieele herziening van het straf recht was de Minister huiverig. In geval len als door den heer van Hamel bes doeld heeft de Minister nooit geaarzeld aan de Koningin gratie voor te stellen. De werking van de zedelijkheidswet ten is buitengewoon meegevallen. Bij de behaneling deir artikelen werd art. 3 aangehouden tot Vrijdagavondomj dat daarbij dan de tractementsherzieningj van de departementsambtenaren zal be handeld worden. De heer Sasse v. IJsselt (R.K.) klaagde over de hooge eischen voor het examen voor Rijksklerk gesteld bij de lage bezoldiging en de onmogelijkheidl van de betrokkenen om een meer behoor lijke positie te krijgen en de heer Duijn st e e (R.K.) over het feit dat de waar nemende griffier van de kantongerecht, ten 3e kl. niet voor zijn griffiersdien sten wordt beloond. De heer v. Hamel (U. L.) drong er, op aan geen jongelieden tot substituut griffier te benoemen, wanneer men hen niet geschikt acht voor rechter, daar. iemand die eenigen tijd naar genoegen substituut griffier is geweest, meent ze kere aanspraak te hebben op de benoe ming tot rechter. De Minister zeide dat in de prak tijk nog niet gebleken is dat de examens voor klerk te zwaar zijn en dat de waar neming van het griffierschap in het al gemeen bezoldigd worden moet wanneer die waarneming zeer lang duurt, maar dat daarvoor geen regeling is te maken- Het overige zal hij overwegen. Op eene "klacht van den heer van. Sasse van IJsselt v(R. K.) over de circulaire die de uitbetaling van getui- gengelden voortaan bij de griffie brengt; wat groote last ter griffie zou brengen, antwoordde de Minister dat die cir culaire hare oorzaak vindt in de vele misbruiken die 't gevolg waren van de bestaande regeling, nl. in de kortingen die werden genomen door de beambten met de uitbetaling belast. Op een klacht door den heer van| Hamel geu:t over te lage bezoldiging) van de Rijksveldwachters antwoordde dc Minister dat de salarissen in 1910, zijn herzien en dat er steeds zeer tal rijke sollicitanten zijn, terwijl eene klacht van den heer van Hamel over te lange cellulaire gevangenisstraf bij cumula tie van straffen en eene opmerking over, de beslissing of een gedetineerde een stervende bloedverwant mag bezoeken door den Minister beantwoord werd met eene verwijzing naar zijn Memorie van Antwoord. Daarna werd te twaalf ure de verga dering gesloten. Indische Begrooting. De heer Marchant heeft een amende ment ingediend, beoogend vooralsnog geen gelden toe te staan voor den bouw van een gutta-perchafabriek. Oorlogsbegrooting. Sommige ledeu brachten volgens hel voorloopig verslag in de eerste plaats het beleid op militair gebied van het tegenwoordig Kabinet ter sprake, in de vier jaar van zijn bestaan. Zij oordeelden daarover ongunstig en meenden, dat het Kabinet in zijn roeping op dit gebied van Staatsbemoeiing deerlijk is tekort geschoten. Van meer dan ééne zijde werd den minister hulde gebracht ter zake van de door hem betoonde werkkracht en voortvarendheid. Verscheidene leden had het verbaasd en ontstemd, dat deze begrooting ge baseerd is op de nieuwe legerorganisa- tie, die de minister wenscht en die bij een afzonderlijk wetsontwerp aanhangig is gemaakt. Enkele andere leden konden zich daarentegen geheel vereenigen met 's ministers standpunt, dat thans, bij de En de anderen? Vier zijn tot deportatie veroor deeld. Ook bedienden. Zij zullen niet te- rugkeeren. De d'Achets? Ter dood veroordeeld, de mannen zoowel als de vrouwen. Sicard beet zich op de lippen en voeg de er bij: Het was hard, want zij zagen er allerliefst uit, die arme burgeressen, Balazé? Eveneens. Kéroual? Hetzelfde. Trémazan? Zonder uitzondering. Ook Rose? O, neen, zij niet. De jury is voor, zulk een monsterachtigheid terugge schrikt. Hoe weinig menschelijk gevoel die gezworenen ook hebben, de schoon heid dier jonge dame heeft nog indruk* op hen kunnen maken. Vrij? Neen, zij is vrijgesproken op voor waarde, dat zij als verdachte voorloopig) gevangen blijft en wanneer zij ontslagen wordt, zal het haar toch verboden zijn Parijs te verlaten. Koel zeide de dokter: Het is goed. (Woedt vgvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5