Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 14 Aug, no. 866. Uit de Pers. Liberale eenzijdigheid. De Maasbode haalt ter illustratie van liberale eenzijdigheid en kortzichtig heid een frappant voorbeeld aan. Het be treft een schrijven van den secretaris van het anti-tariefcomité, welk schrijven nogal de aandacht getrokken heeft. Daaruit blijkt toch, zegt het blad, dat een der hoofdpersonen van een liberaal comité, dat zich bestrijding van de tarief- iWet en dus ook van de protectionistische strcoming die de tarief wet steunt, ten doel stelt, nog niet eens regelmatig ken nis neemt van wat een der hoofdorganen van rechts ten gunste van de tariefwet te vertellen heeft En nog wel een der hoofdbladen' dat zich al mee van het ijverigst het zij bescheiden opgemerkt ten gunste van de tariefwet geweerd heeft. Niet alleen naar aanleiding van deze .wet, doch ook vroeger reeds hebben ,wij gestreden voor andere beginselen van buitenlandsche welvaartspolitiekdan door de oppervlakkige liberale leer van het internationaal ruilverkeer worden in gegeven; en in de toekomst zullen wij daarmede voort blijven gaan. Maar nu blijkt, dat de liberalen nog niet eens merken, hoe langzamerhand hun leer uit elkander wordt gerafeld en hoe ze al meer en meer buiten het wer kelijk leven komen te staan. Want als ze ons blad niet lezen, waar ze toch als tegenstanders een practisch belang bij hadden, dan zullen ze nog veel minder de tegenwoordige schrijvers over Staathuishoudkunde en handelspolitiek le zen, die zich al ineer en meer van het li beralisme af gaan wenden. Laatst spraken wij van de „oude ster vende vrijhandelsleer" en de secretaris Van het anti-tariefvvetcomité spotte daar Wat mee, zeggende, dat de vrijhandelspar tij zich heel wel bevond. Doch de secretaris kan dat niet weten. Wijl hij niet op de hoogte is van den stand van de twistvraag En daarom zullen wij het hem maar zeggen: de liberale economie heeft al menige veer moeten laten ;op het gebied van internationaal ruilverkeer heeft ze zich wat langer kunnen handhaven, doch iöe meerderheid der tegenwoordige staat huishoudkundigen laat haar ook daar glippen, zelfs in het aartsliberale Neder land beginnen de menschen anders te denken over den vrijhandel. Wat dunkt u van eene partij, die bezig 'js er uitgedrongen te worden, en die nau welijks weet dat ze tegenstanders heeft •en wat die te vertellen hebben? Opvoeding zonder godsdienst. De Nederlander heeft naar aanlei ding van de weigering, van den, minister van justie om staatssubsidie te verleenen aan de vereeniging „Zedelijke Opvoer ding", aan welk onderwerp de laatste Staatkundige Brief van mr. S. van Hou ten gewijd was, grootendeels overgeno men een artikel van den oprichter der bovengenoemde vereeniging, dr. W. [Meijer, in het laatst van 1910 geschreven in het Tijdschrift voor Armenzorg en 'Kinderbescherming, waarin dr. Meijer {uitlegging geeft van de bedoeling der vereeniging naar aanleiding van een ar tikel in datzelfde tijdschrift van den heer IJ. R. Snoeck Henkemans, dat de „Ned."' eveneens voor het grootste gedeelte over neemt. Aan de woorden van beide schrijvers meent het blad weinig te moeten toevoer- gen. Slechts op twee punten vestigt het de aandacht Ten eerste blijkt de bewering van mr. ■S. van Houten, dat de vereeniging „Ze delijke Opvoeding" geen propagandis tisch karakter zou hebben, in strijd te [zijn met de ondubbelzinnige verklaring van den oprichter zelf. Pr. Meijer begint met te verklaren dat hij geen Christen meer is, en dat meiri FEUILLETON. De Erfgenaam van hertog Jean. NAAR HET FRANSCH. 18) Broeder Regimbertus, rood en bedrij vig, overdekt met kalk en stof, neerge- ijhurkt op den'bodem, legcle de laatste band aan ,het bevestigen van nieuwe pla vuizen op de leege plekken, daarbij ge- [holpen door den braven kleinen Picard. 'Andere leerlingen kwamen en gingen, veinzend tc arbeiden, maar allen pogend [Zich over al die wanorde te vermaken. De kleine Sainfoin speelde met een hand vol spijkers, ,en de kleine Gauchenet Wierp een schuinen, wantrouwenden blik I naar de boeken, cahiers en een fonkel- nieuwe ezelsmuts, .expres ten gebruike der kleinen vervaardigd. Broeder Cisturnus, bijna neerzakkend, poogde met Jichte hamerslagen de gra- .vure van ,den gelukzaligen De la Salie ..vast te .hechten, waarmee broeder Clau- L tlius bovenop een ladder geduldig wachtte lï>ni ze op baar plaats te brengen. Broeder Claudius daalde van de ladder Ljafj om Meg en' mejuffrouw .Espérit te 1 groeten. Na de voorstelling nain hij zijn P-Qst Wéder ,in. .ons Qveclaten.de aan de hem ook niet zoo noemen mag. Verder aanvaardt en bevestigt hij de ojavatting omtrent de bedoeling der nieuwe ver eeniging, zooals die door den heer H. is uitgesproken. Oei ijk dr. Meijer niets onnatuurlijks of onwaars vindt in zijn eigen,e voorstel ling, dat de Christenen barmhartigheid zouden oefenen jegens verwaarloosde kinderen, met de bedoeling daarmee te vens „hunne p ar t ij in de toekomst een belangrijke aanwinst te verzekeren," zoo wenscht hij ook den arbeid zijner vereeniging er toe dienstbaar te.maken om voor „onkerkelijke en vrijdenkers den invloed te behouden op de jeugd, die hun rechtmatig toekomt." Het staat dus vast dat de Vereeniging „Zedelijke Opvoeding" een propagandis tisch karakter heeft, in de richting van vrijdenkers en godsdienstloozen. Wij willen hierover den staf niet bre ken. Ernstiger echter is het tweede punt, waarop wij moeten wijzen, nl. dat dr. Meijer rond en duidelijk als zijn meening uitspreekt, dat alle kinderen, die door een of andere zaak ongedoopt blevenkeen. godsdienstlooze opvoeding behooren te hebben, en dus aan zijne vrijdenkers- vereeniging behooren te worden toever trouwd. Tot twee malen toe herhaalt dr. Meijer het: „Deze kinderen behooren ons.... Zijn kind behoort ons." Tegen deze overmoedige uiting van on- geloof-s-propaganda behoort met groo ten ernst te worden opgekomen. Uit den staatkundigen brief van mr. Van Houten blijkt duidelijk dat ook het bezwaar van den Minister, om deze ver eeniging te subsidieeren, juist gelegen is in dit propagandistisch streven der Vereeniging, een streven dat wel niet letterlijk in de Statuten is uitgedrukt, maar dat toch ook aan den Minister niet onbekend zal zijn en dat bovendien gelijk de Minister terecht opmerkt uit de statuten wel kan worden afge leid. De Minister antwoordde toch aan de vereeniging „Zedelijke Opvoeding" het volgende: „Van verleening van, subsi die voor de verpleging, ook van voogjdij- kinderen, zal in geen geval sprake kurs alen zijn, zoolang n,iet uit uwe Statutes met volkomen duidelijkheid blijkt, dat die verpleging zich beperkt tot die minder jarigen, van wie l\et eenerzijds boven eiken twijfel verheven is dat zij niet tot eenig kerkgenootschap behooren, noch daartoe door afstamming uit eene fami lie van bepaalde godsdienstige gezindte blijkbaar zijn aangewezen, en van, wie het anderzijds uitdrukkelijk is geblekeq, dat hunne niet tot eenig kerkgenootschap behoorende ouders, uit positieve over wegingen in het geestelijk belang der kinderen en uit ernstige vrije gewetens overtuiging, eene godsdienstlooze opvoe ding voor hen meenen te moeten, verlarv- gen." Mr. Van Houten kon zijne oogen, bijna niet gelooven bij het lezen dezer be schikking maar wij zijn den Minister van, Justitie dankbaar voor dit kloek optrep den. Men vergete daarbij één ding niet, dat hier veel meer Protestantsche dan Room* sche kinderen wórden bedreigd. In de Roomsche Kerk wordt, zoowel door geesp telijken als door Ieeken, ernstig de hand gehouden aan het doopen der jonge kinr deren. Maar juist in Protestantsche krin gen wordt door nalatigheid, door onver schilligheid of door gemis aan eenheid tusschen vader en moeder, zoo dikwijls het doopen der kinderen verzuimd, ter wijl toch moeder of grootvader zoo gaar ne anders zou willen. Met de wet in de hand zal het wel niet altijd mogelijk blijken te verhinde ren, dat met staatsgeld aan kinderen een, beslist-^godsdienstlooze opvoeding .gege ven wordej maar dan moet het zjjn in een uiterst geval, als door den Minister werd omschreven. In geen ander'geval mag worden toe gelaten, dat staatsgeld zou worden ge bruikt om opzettelijk aan een kind te ontr houden, datgene wat hem voor tijd en eeuwigheid gelukkig kan maken. Waar in een Christenland van, over- zorgen van broeder Regimbertus, die juist zijn -laatste plavuis had gelegd en triomfantelijk, luidruchtiger dan ooit, naar ons heen snelde. Niets kon zijn vreugde verstoren. ,Het vertrek was te klein, wat zou 't, dan was het des winters gemakkelijker warm te stoken. Het was er donker, welnu, dat gaf des zomers minder warmte. Als men het aanvankelijk een beetje onge riefelijk had, zou men daarna te meer de voordeelen der toekomstige, zoo groot- sche installatie waardeeren. En vandaar de tegenwoordige voldaanheden de voortreffelijke man zag nog een reeks van stralende vergezichten, welke hem in zalige verrukking brachten. Hij stapte een paar passen achter waarts, rekte zijn reeds jetwat gebogen rug en kruiste de armen over elkaar in een houding van volkomen rust, lettende op den kleinen Picard, die de kalk op den vloer zorgvuldig verwijderde alvorens heen te gaan. Eensklaps veranderde de goede Broe der van houding en sprong vooruit, onder den uitroep: „Wacht even, jk zal je leeren De kleine Sainfoin was namelijk bezig met iets te krassen op een der mooie nieuwe plavuizen. En bij een nader toe zien bleek, dat het iets had van een heidsvvege gelden beschikbaar worden gesteld voor onderwijs en opvoeding, worde niet gehoorzaamd het overmoedig woord van den atheïst: „Dit kind behoort ons" doch wel het woord van den grooten Kindervriend: „Laat de kinde kens tot Mij komen, en verhindert ze niet." Duitsche Katholiekendag. (Van onzen eigen redacteur.) Aken, 12 Aug. 1912. Een heerlijke, oog-verblindende stoet trok hedenmorgen om acht uur naar den Dom. Het waren de Duitsche Katholieke studenten in hunne kleurige costumes. Twee herauten te paard voorop, dan een muziekcorps, een tiental fiere ruiters in schitterende uniformen, waarna de afge vaardigden der versch.Lende rtudenten- vereenigingen volgden, met een tachtigtal vanen. Zij houden in Aken hun jaarlijk- sche algemeene vergadering, maar voor die te beginnen willen zij eerst een open lijke getuigenis afleggen van hun Katho liek geloof, en daarna van hun vaderlands liefde, door een hulde te brengen aan Kei zer Wilhelm I bij diens standbeeld voor het stedelijk theater. Deze stoet is door haar lengte niet zoo imponeerend als die van gisteren, maar door de kleurige wemeling van de unifor men, en bovenal door het fiere zelfbe wustzijn dat straalt, en flikkert uit de hou ding en luide spreekt uit de daad van die jonge manneii is hij ik zou haast zeg gen toch nog indrukwekkender, en dan kan ik begrijpen dat een Akensch blad van hedenavond getuigt, dat binnen de muren van Aken nooit schitterender stoet is getrokken Op hetzelfde uur, waarop drommen menschen zich naar den Dom begaven om de Pont ficale Heilige Mis bij te wo nen, trekken anderen in grooten getale naar het feestgebouw de „feesthaiie", waar gesproken zal worden over de Chr. school en de Christelijke opvoeding. De grootsche vergadering werd geopend en gesloten met den groet: „Geloofd zij Je zus Christus God zegene de Christe lijke school! Door den heer Marx, Prof. Dr. Rosenberg, de leerares mej. Schmitz, rector Oörgen, en eindelijk door den wijbisschop van Keulen dr. Müller, werd in krachtige en be geesterende woorden aangetoond, dat de Christelijke idee op de scholen moet blij ven heerschen tot welzijn van het kind, tot welzijn ook van het vaderland. In de daarop volgende gesloten verga- Kurhaus werden eenige moties aangeno men. Op de allereerste plaats, zooals ge bruikelijk is op de Katholieke dagen, een motie, waarin geprotesteerd wordt tegen de roof van den Kerkelijken Staat Het hoogte-punt van den dag zou wor den de openbare vergadering in 'de Fvst- halle. Lang voor de opening van de ver gadering om vijf uur verdrong men zich aan alle ingangen om een, gioede plaats machtig te worden. Deze verga dering werd bijgewoond door den aarts bisschop van Utrecht. De voorzitter, Dr. Schinitt, opende de bijeenkomst met een krachtige, herhaaldelijk door enthousiast applaus onderbroken rede. Spr. wijdde allereerst eenige woorden ter nagedach tenis aan Kardinaal Fischer. Laten wij, zeide spr., de nagedachtenis van den beminden kerkvorst eeren door hem na te volgen in zijn trouw aan en, zijn liefde voor het Katholiek geloof, zijn aanhan kelijkheid aan den Paus. Wij zijn hier vergaderd in de oude Keizerstad, de stad van Karei den Qroote. Wat is er gebleven, zoo vragen wij ons af, wat het machtige keizerrijk van Karei den Groote? Niets, alles is verdwenen. Maar één ding is ge bleven het Katholiek geloof, dat Karei de Groote beleed en dat ook wij belijden. (Toejuichingen). Men heeft in den, laat- sten tijd een scheiding willen maken, tusschen de Duitsche Katholieken en Roomsch Katholieken. Dat is een dwaas heid en een grievende beleediging. Wij, Katholieken, laten ons door nieman,d overtreffen in nationaliteit. Wij willen ons goed en ons bloed geven voor va derland en keizer. Ons patriotisme zal niet verdwijnen voor onzen, laatsten ademtocht. (Langdurig applaus). Maar wij scheiden ons patriotisme niet van oiif man op een ladder, een fantastische en weinig vleiende voorstelling van broeder Claudius. Broeder Regimbertus fronste zijn zware wenkbrauwen. Hij hield er niet van, dat er gespot werd met het gezag. Maar broeder Claudius op de ladder lachte er hartelijk om, en iedereen volgde zijn voor beeld, behalve broeder Cisturnus, die nog altijd niet gereed kon komen ju et het ophangen van de schilderij. De kleine Sainfoin had zich na een koddigen sprong uit de voeten gemaakt, als aitijd de andere kinderen meetronend in zijn gevolg. Het dagwerk was overi gens afgeloopen. De zon ging thans vroeg onder, en in dit slecht verlichte vertrek was het al schier duister geworden. Met een phrase, zooals zij die tot haar be schikking had, gaf mejuffrouw Espérit op hare beurt het sein van vertrekken, en op den drempel declameerde zij -een nieuwe, niet minder mooie phrase tot afscheid, toen een groot geraas .eensklaps haar liarmonieuzen volzin onderbrak en ons haastig het hoofd deed omwenden. Wij zagen de ladder op den grond liggen en broeder Claudius ernaast. De slag moest hard zijn aangekomen, te oordeelen naar de hoogte van de ladder en het geraas van den val; maar voor dat men den tijd had gehad, hem ter ze gehe«J:i.'.. a r. Nome. Wjj zijn, wij willen blijven, echte, onvervalschte Roomsch Katholieke Duitschers (Dave rende toejuichingen). Bij meeningsver- schillen volgen wij onvoorwaardelijk on ze bisschoppen, omdat wij weten, dat wij zoo en zóó alleen trouwe kinderen blijt- ven van den H. Vader. Alle wegen on,der ons voeren naar Rome, of zij van Berlijn, Keulen, Munchen of Gladbach komen. (Stormachtig applaus). Daarna besprak spr. de uitsluiting van de Jezuieten en het verbod van onderwijs geven aan de Zusters du Sacré Coeur. De kwestie der geestelijke ordn is een gewichtige Kwes tie, zeide spr. Velen onzer hebben broe ders en zusters onder de kloosterlingen. De kloosterlingen zijn beter dan wij en, daarom komt men aan ons, als men aan, hen komt. (Applaus). Men zegt, dat de Jezuieten zulk een machtig wapen zijn in de handen van Rome, maar laten, onze vijanden dat wapen dan namaken. (Ge lach en toejuichingen.) Na voorlezing van, een motie, welke aan den rijkskanselier zal worden gezonden, en waarin, wordt aangedrongen op opheffing van de Je- zuieten-wet, verheffen zich alle aanwe zigen van hunne plaatse», en stijgt er een gejuich op, dat de zaal er van davert, men zwaait met hoeden en er schijnt geen einde aan de toejuichingen, te ko men. Uit deze begeestering gaat spr. voort, zooals men nog zelden op een Ka tholiekendag a< nschouwd heeft, zal men begrijpen, dat men ons op den duur niet kan blijven weerstaan; wij moe ten de vrijheid voor onze kloosterlin gen hebben. Wederom stijgt een langj- durig applaus op. Voordat de voorzitter het woord geeft aan Mgr. v. Keppler, bisschop van Ro- thenburg, vraagt hij aan de aanwezige bisschoppen hun zegen aan de vergade ring te schenken, 't Was een indrukwek kend schouwspel van Roomsch gelooven als het stil werd n de zaal, en die acht of tienduizend aanwezigen de knie bogen, terwijl een tiental prelaten, waaronder Kardinaal Mercier en Mgr. v.d.Wetering, Aartsbisschop van Utrecht, zich van hun zetels verhieven en luide den zegen uit spraken over de aanwezigen. Daarna be trad de bisschop van Rothenburg den katheder tot het uitspreken eener rede over: het pausschap een steun van 'het gezag. Wij zagen voor ons de ascetische verschijning van den diepzinnigen schrij ver o.a. van het ook in het jHollandsch vertaalde „Meer vreugde", wij hoorden zijn kalme, deinende, soms sleepende stem, die toch tintelde van den gloed der overtuiging. Hij toonde aan, dat de Heiland het Pausschap niet slechts heeft ingesteld als den hoeksteen Zijner Kerk, maar ook als den steun van alle recht matig gezag op aarde. Wie den Paus ge hoorzaamt, zal ook aan ander rechtmatig gezag gehoorzamen. Er zijn tegenwoordig Katholieken, zeide spr. verder in zijn rede, wien Petrus' Rots in den weg staat, die zich stooten aan die Rots, en dan klagen, dat deze zoo hard is. Maar moet dan een rots niet hard zijn? Waarom dan ook altijd met het hoofd tegen de Rots gestooten? Daartoe dient de rots niet, en daartoe dient uw hoofd niet. De rots is er, opdat wij daarop bouwen en ver trouwen en ons schip cr aan vast ankeren. Ofschoon meestal op eenzelfden toon voorgedragen, verwekte de rede, waarin de gedachten soms opsprongen als vuur vonken, levendige toejuichingen. Nadat de bisschop van Milwaukee (N. Amerika) de vergadering nog op mee- sleepende wijze had toegesproken, werd door dr. Porsch, eersten presient van het Pruissische huis van afgevaardigden, een gloedvolle rede uitgesproken over Windthorst, waarin hij in het bijzonder aantoonde, dat de groote staatsman in en vóór alles een trouw en vurig Katho liek was. Deez eerste openbare vergadering is schitterend geslaagd. Aken, 12 Augustus. Ik beloofde u nog iets mede te deelen over de hartelijke ontvangst van de jour nalisten door het gemeentebestuur van Aken en het perscomité. Wij kwamen Zaterdagmiddag om vier uur te zamen in het prachtvol in Dorischen stijl opge trokken gebouw boven de „Elisenbrun- hulp te komen, was broeder Claudius al opgestaan. „O, 'tis niets", zei hij bedaard. Evenwel wankelde hij op zijn beenen, geheel versuft, -en viel veeleer dan hij zich neerzette op een stoel, welken broe der Cisturnus, bleek van aandoening, hem toeschoof. Broeder Claudius had steeds zijn roode gelaatskleur en zijn vriendelijk lachje behouden, maar reeds vormde zich een groote buil op zijn voorhoofd, en zijn wang bloedde hevig. „Hoe heeft u zoo kunnen vallen?" riep broeder Regimbertus uit, wiens ruwe goedheid zich gaarne in verwijten uitte. Met bevende hand wees broeder Cis turnus naar den wegloopenden Gauche net en mompelde: „Die daar heeft de ladder doen kan telen!" „O, jou kleine deugniet! Slechte jon gen!" kreet broeder Regimbertus, den schuldige grijpend en hem terdeeg heen en weer schuddend. „Dat is Weer een van je kwajongensstreken!" „Ik kon het niet helpen", griende de schuldige, en broeder Claudius gaf een verklaring van het geval. „Hij is in liet voorbijgaan met zijn voet blijven haken", zei hij. „Dat kon iedereen gebeuren, en ik ben er zeker van. .dat dit kind zulk .een slechte be- Ingezonden Mededeelingen. nen". In Aken ontspringen verschillende bronnen, waarvan het water om z^jn gassen en dampen een versterkenden in vloed uitoefent op wie er zich in baden. De voornaamste is wel de „Kaiser- brunnen"-, welks water ook veel ge dronken worden. Nadat een vertegen woordiger van het gemeentebestuur ons met eenige woorden verwelkomd had, geleidde hij ons dan ook allereerst naar de „Kaiserbrunnen" of het uKaiserbad"« In deze inrichting komen jaarlijks hon derden vreemdelingen uit Duitschland en het buitenland genezing zoeken. Op de lijst der hooge bezoekers trekken eenige namen aanstonds de aandacht van den Hollander; 't zijn die van Stadhouder Willem IV, Stadhouder Willem V, Koning Lodewijk en Koningin Hortense. Het gebouw is zoo ingericht, dat het tevens als hotel kan dienen, zoodat de vreem delingen, ora een bad te nemen, niet buitenshias behoeven te gaan. Wij be zochten ook een inhallatie-inrichting, waar men door middel van de meest mo derne instrumenten de urt het water op stijgende dampen en gassen kan in ademen. Van het „Kaiserbad" wandelen we naar het stadhuis, waar der Herr Ober- bürgerineister der Stadt Aachen ons op hartelijke wijze verwelkomt. Het stad huis is een van de pracht-werken in Gothischen stijl uit de veertiende eeuw met een rijk en weelderig versierden gevel, gebouwd op de plaats van het oude Karolingische paleis. Wij worden door een lid van het gemeentebestuur rondgeleid door de kroningszaal, waar omheen het nieuwere gedeelte is ge bouwd en waarin drie en dertig keer het feest van de Duitsche keizerskroning is gevierd. Op de muren zijn een aantal fresco's aangebracht van Rethel en Keh- rens, verschillende feiten uit het leven van Karei den Groote voorstellend. Men kan dezé fresco's met de levensgroote figuren en de sprekende samenstelling en groepeering beschouwen als het meest monumentale werk van de oudere Düssel- dorfsche school. Tegenover het stadhuis verheft zich een bronzen standbeeld van keizer Karei den Groote, dagteekenend uit de zeven tiende eeuw. Als volgend punt stond op het pro gramma een rijtoer door het „Stadt- wald". Helaas moest dit geschieden in dichte rijtuigen, daar de regen in ge weldige stroomen neerkletste. Veel van het natuurschoon van dat heerlijk-schoone bosch ging voor ons verloren, maar toch hebben wij genoten, al was het alleen maar in de oogenblikken tusschen de buien door, waarin wij de kappen van onze rijtuigen konden neerlaten of de zeilen konden oprollen. Het bosch ligt grootendeels op een heuvel, en wij zagen voor ons prachtige panorama's van val leien en hadden heerlijke vergezichten over de stad met zijn hooge huizen en statige torens. Hier en daar kabbelen en deinen stille vijvers, omzoomd door boom groepen, die hun bladertrossen over het water hangen. En toen wij voor één van die vijvers enkele oogenbbkken stilhiel- doeling niet kan hebben gehad." „Ik kon het niet helpen", herhaalde de kleine met zijn dofsten blik en zijn domsten lach. Die zeer aannemelijke uitlegging was evenwel niet voldoende, om den toorn van broeder Regimbertus te stillen, die scherpzinnig was cn den deugniet door en door keiride. En een zoo verschrikke lijk mogelijke uitdrukking aan zijn gezicht gevend, sprak hij: „Ditmaal is de maat vol. Ga aan je moeder zeggen, dat ik er meer dan ge noeg van 'heb. Al mijn tijd verspil ik aan je. Je bent twaalf jaar en je kunt nog niet lezen, jc haalt niets dan dwaasheden en domme streken uit. Ik schei er uit met je op te leiden. Je behoort niet tot het dorp; je huis staat op het gebied van Fargy, zie het dus met den onder wijzer van Fargy te schikken. Komaan, opgemarcheerd en je hier niet meer ver toond!" Meg knikte goedkeurend met 'het hoofd en ik zelf zei met de strenge rechtvaar digheid, waartoe mijn overwegend gezag mij noodzaakte: „Jonge Gauchenet, je gedrag is af schuwelijk, ik schaam me over je, en je kunt voortaan niet meer'op jnijn goed heid rekenen." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5