Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 14 Aug, no. 866.
Uit de Pers.
Liberale eenzijdigheid.
De Maasbode haalt ter illustratie
van liberale eenzijdigheid en kortzichtig
heid een frappant voorbeeld aan. Het be
treft een schrijven van den secretaris
van het anti-tariefcomité, welk schrijven
nogal de aandacht getrokken heeft.
Daaruit blijkt toch, zegt het blad, dat
een der hoofdpersonen van een liberaal
comité, dat zich bestrijding van de tarief-
iWet en dus ook van de protectionistische
strcoming die de tarief wet steunt, ten
doel stelt, nog niet eens regelmatig ken
nis neemt van wat een der hoofdorganen
van rechts ten gunste van de tariefwet te
vertellen heeft
En nog wel een der hoofdbladen' dat
zich al mee van het ijverigst het zij
bescheiden opgemerkt ten gunste van
de tariefwet geweerd heeft.
Niet alleen naar aanleiding van deze
.wet, doch ook vroeger reeds hebben
,wij gestreden voor andere beginselen van
buitenlandsche welvaartspolitiekdan
door de oppervlakkige liberale leer van
het internationaal ruilverkeer worden in
gegeven; en in de toekomst zullen wij
daarmede voort blijven gaan.
Maar nu blijkt, dat de liberalen nog
niet eens merken, hoe langzamerhand
hun leer uit elkander wordt gerafeld en
hoe ze al meer en meer buiten het wer
kelijk leven komen te staan.
Want als ze ons blad niet lezen, waar
ze toch als tegenstanders een practisch
belang bij hadden, dan zullen ze nog veel
minder de tegenwoordige schrijvers over
Staathuishoudkunde en handelspolitiek le
zen, die zich al ineer en meer van het li
beralisme af gaan wenden.
Laatst spraken wij van de „oude ster
vende vrijhandelsleer" en de secretaris
Van het anti-tariefvvetcomité spotte daar
Wat mee, zeggende, dat de vrijhandelspar
tij zich heel wel bevond.
Doch de secretaris kan dat niet weten.
Wijl hij niet op de hoogte is van den
stand van de twistvraag
En daarom zullen wij het hem maar
zeggen: de liberale economie heeft al
menige veer moeten laten ;op het gebied
van internationaal ruilverkeer heeft ze
zich wat langer kunnen handhaven, doch
iöe meerderheid der tegenwoordige staat
huishoudkundigen laat haar ook daar
glippen, zelfs in het aartsliberale Neder
land beginnen de menschen anders te
denken over den vrijhandel.
Wat dunkt u van eene partij, die bezig
'js er uitgedrongen te worden, en die nau
welijks weet dat ze tegenstanders heeft
•en wat die te vertellen hebben?
Opvoeding zonder godsdienst.
De Nederlander heeft naar aanlei
ding van de weigering, van den, minister
van justie om staatssubsidie te verleenen
aan de vereeniging „Zedelijke Opvoer
ding", aan welk onderwerp de laatste
Staatkundige Brief van mr. S. van Hou
ten gewijd was, grootendeels overgeno
men een artikel van den oprichter der
bovengenoemde vereeniging, dr. W.
[Meijer, in het laatst van 1910 geschreven
in het Tijdschrift voor Armenzorg en
'Kinderbescherming, waarin dr. Meijer
{uitlegging geeft van de bedoeling der
vereeniging naar aanleiding van een ar
tikel in datzelfde tijdschrift van den heer
IJ. R. Snoeck Henkemans, dat de „Ned."'
eveneens voor het grootste gedeelte over
neemt.
Aan de woorden van beide schrijvers
meent het blad weinig te moeten toevoer-
gen.
Slechts op twee punten vestigt het de
aandacht
Ten eerste blijkt de bewering van mr.
■S. van Houten, dat de vereeniging „Ze
delijke Opvoeding" geen propagandis
tisch karakter zou hebben, in strijd te
[zijn met de ondubbelzinnige verklaring
van den oprichter zelf.
Pr. Meijer begint met te verklaren dat
hij geen Christen meer is, en dat meiri
FEUILLETON.
De Erfgenaam van hertog Jean.
NAAR HET FRANSCH.
18)
Broeder Regimbertus, rood en bedrij
vig, overdekt met kalk en stof, neerge-
ijhurkt op den'bodem, legcle de laatste
band aan ,het bevestigen van nieuwe pla
vuizen op de leege plekken, daarbij ge-
[holpen door den braven kleinen Picard.
'Andere leerlingen kwamen en gingen,
veinzend tc arbeiden, maar allen pogend
[Zich over al die wanorde te vermaken.
De kleine Sainfoin speelde met een hand
vol spijkers, ,en de kleine Gauchenet
Wierp een schuinen, wantrouwenden blik
I naar de boeken, cahiers en een fonkel-
nieuwe ezelsmuts, .expres ten gebruike
der kleinen vervaardigd.
Broeder Cisturnus, bijna neerzakkend,
poogde met Jichte hamerslagen de gra-
.vure van ,den gelukzaligen De la Salie
..vast te .hechten, waarmee broeder Clau-
L tlius bovenop een ladder geduldig wachtte
lï>ni ze op baar plaats te brengen.
Broeder Claudius daalde van de ladder
Ljafj om Meg en' mejuffrouw .Espérit te
1 groeten. Na de voorstelling nain hij zijn
P-Qst Wéder ,in. .ons Qveclaten.de aan de
hem ook niet zoo noemen mag. Verder
aanvaardt en bevestigt hij de ojavatting
omtrent de bedoeling der nieuwe ver
eeniging, zooals die door den heer
H. is uitgesproken.
Oei ijk dr. Meijer niets onnatuurlijks
of onwaars vindt in zijn eigen,e voorstel
ling, dat de Christenen barmhartigheid
zouden oefenen jegens verwaarloosde
kinderen, met de bedoeling daarmee te
vens „hunne p ar t ij in de toekomst
een belangrijke aanwinst te verzekeren,"
zoo wenscht hij ook den arbeid zijner
vereeniging er toe dienstbaar te.maken
om voor „onkerkelijke en vrijdenkers den
invloed te behouden op de jeugd, die
hun rechtmatig toekomt."
Het staat dus vast dat de Vereeniging
„Zedelijke Opvoeding" een propagandis
tisch karakter heeft, in de richting van
vrijdenkers en godsdienstloozen.
Wij willen hierover den staf niet bre
ken.
Ernstiger echter is het tweede punt,
waarop wij moeten wijzen, nl. dat dr.
Meijer rond en duidelijk als zijn meening
uitspreekt, dat alle kinderen, die door
een of andere zaak ongedoopt blevenkeen.
godsdienstlooze opvoeding behooren te
hebben, en dus aan zijne vrijdenkers-
vereeniging behooren te worden toever
trouwd.
Tot twee malen toe herhaalt dr. Meijer
het: „Deze kinderen behooren ons....
Zijn kind behoort ons."
Tegen deze overmoedige uiting van on-
geloof-s-propaganda behoort met groo
ten ernst te worden opgekomen.
Uit den staatkundigen brief van mr.
Van Houten blijkt duidelijk dat ook het
bezwaar van den Minister, om deze ver
eeniging te subsidieeren, juist gelegen
is in dit propagandistisch streven der
Vereeniging, een streven dat wel niet
letterlijk in de Statuten is uitgedrukt,
maar dat toch ook aan den Minister niet
onbekend zal zijn en dat bovendien
gelijk de Minister terecht opmerkt
uit de statuten wel kan worden afge
leid.
De Minister antwoordde toch aan de
vereeniging „Zedelijke Opvoeding" het
volgende: „Van verleening van, subsi
die voor de verpleging, ook van voogjdij-
kinderen, zal in geen geval sprake kurs
alen zijn, zoolang n,iet uit uwe Statutes
met volkomen duidelijkheid blijkt, dat die
verpleging zich beperkt tot die minder
jarigen, van wie l\et eenerzijds boven
eiken twijfel verheven is dat zij niet tot
eenig kerkgenootschap behooren, noch
daartoe door afstamming uit eene fami
lie van bepaalde godsdienstige gezindte
blijkbaar zijn aangewezen, en van, wie het
anderzijds uitdrukkelijk is geblekeq, dat
hunne niet tot eenig kerkgenootschap
behoorende ouders, uit positieve over
wegingen in het geestelijk belang der
kinderen en uit ernstige vrije gewetens
overtuiging, eene godsdienstlooze opvoe
ding voor hen meenen te moeten, verlarv-
gen."
Mr. Van Houten kon zijne oogen, bijna
niet gelooven bij het lezen dezer be
schikking maar wij zijn den Minister van,
Justitie dankbaar voor dit kloek optrep
den.
Men vergete daarbij één ding niet, dat
hier veel meer Protestantsche dan Room*
sche kinderen wórden bedreigd. In de
Roomsche Kerk wordt, zoowel door geesp
telijken als door Ieeken, ernstig de hand
gehouden aan het doopen der jonge kinr
deren. Maar juist in Protestantsche krin
gen wordt door nalatigheid, door onver
schilligheid of door gemis aan eenheid
tusschen vader en moeder, zoo dikwijls
het doopen der kinderen verzuimd, ter
wijl toch moeder of grootvader zoo gaar
ne anders zou willen.
Met de wet in de hand zal het wel
niet altijd mogelijk blijken te verhinde
ren, dat met staatsgeld aan kinderen een,
beslist-^godsdienstlooze opvoeding .gege
ven wordej maar dan moet het zjjn in
een uiterst geval, als door den Minister
werd omschreven.
In geen ander'geval mag worden toe
gelaten, dat staatsgeld zou worden ge
bruikt om opzettelijk aan een kind te ontr
houden, datgene wat hem voor tijd en
eeuwigheid gelukkig kan maken.
Waar in een Christenland van, over-
zorgen van broeder Regimbertus, die
juist zijn -laatste plavuis had gelegd en
triomfantelijk, luidruchtiger dan ooit, naar
ons heen snelde.
Niets kon zijn vreugde verstoren. ,Het
vertrek was te klein, wat zou 't, dan
was het des winters gemakkelijker warm
te stoken. Het was er donker, welnu,
dat gaf des zomers minder warmte. Als
men het aanvankelijk een beetje onge
riefelijk had, zou men daarna te meer de
voordeelen der toekomstige, zoo groot-
sche installatie waardeeren. En vandaar
de tegenwoordige voldaanheden de
voortreffelijke man zag nog een reeks
van stralende vergezichten, welke hem
in zalige verrukking brachten.
Hij stapte een paar passen achter
waarts, rekte zijn reeds jetwat gebogen
rug en kruiste de armen over elkaar in
een houding van volkomen rust, lettende
op den kleinen Picard, die de kalk op
den vloer zorgvuldig verwijderde alvorens
heen te gaan.
Eensklaps veranderde de goede Broe
der van houding en sprong vooruit,
onder den uitroep: „Wacht even, jk zal
je leeren
De kleine Sainfoin was namelijk bezig
met iets te krassen op een der mooie
nieuwe plavuizen. En bij een nader toe
zien bleek, dat het iets had van een
heidsvvege gelden beschikbaar worden
gesteld voor onderwijs en opvoeding,
worde niet gehoorzaamd het overmoedig
woord van den atheïst: „Dit kind behoort
ons" doch wel het woord van den
grooten Kindervriend: „Laat de kinde
kens tot Mij komen, en verhindert ze
niet."
Duitsche Katholiekendag.
(Van onzen eigen redacteur.)
Aken, 12 Aug. 1912.
Een heerlijke, oog-verblindende stoet
trok hedenmorgen om acht uur naar den
Dom. Het waren de Duitsche Katholieke
studenten in hunne kleurige costumes.
Twee herauten te paard voorop, dan een
muziekcorps, een tiental fiere ruiters in
schitterende uniformen, waarna de afge
vaardigden der versch.Lende rtudenten-
vereenigingen volgden, met een tachtigtal
vanen. Zij houden in Aken hun jaarlijk-
sche algemeene vergadering, maar voor
die te beginnen willen zij eerst een open
lijke getuigenis afleggen van hun Katho
liek geloof, en daarna van hun vaderlands
liefde, door een hulde te brengen aan Kei
zer Wilhelm I bij diens standbeeld voor
het stedelijk theater.
Deze stoet is door haar lengte niet zoo
imponeerend als die van gisteren, maar
door de kleurige wemeling van de unifor
men, en bovenal door het fiere zelfbe
wustzijn dat straalt, en flikkert uit de hou
ding en luide spreekt uit de daad van die
jonge manneii is hij ik zou haast zeg
gen toch nog indrukwekkender, en dan
kan ik begrijpen dat een Akensch blad
van hedenavond getuigt, dat binnen de
muren van Aken nooit schitterender stoet
is getrokken
Op hetzelfde uur, waarop drommen
menschen zich naar den Dom begaven
om de Pont ficale Heilige Mis bij te wo
nen, trekken anderen in grooten getale
naar het feestgebouw de „feesthaiie",
waar gesproken zal worden over de Chr.
school en de Christelijke opvoeding. De
grootsche vergadering werd geopend en
gesloten met den groet: „Geloofd zij Je
zus Christus God zegene de Christe
lijke school! Door den heer Marx,
Prof. Dr. Rosenberg, de leerares mej.
Schmitz, rector Oörgen, en eindelijk
door den wijbisschop van Keulen
dr. Müller, werd in krachtige en be
geesterende woorden aangetoond, dat de
Christelijke idee op de scholen moet blij
ven heerschen tot welzijn van het kind,
tot welzijn ook van het vaderland.
In de daarop volgende gesloten verga-
Kurhaus werden eenige moties aangeno
men. Op de allereerste plaats, zooals ge
bruikelijk is op de Katholieke dagen, een
motie, waarin geprotesteerd wordt tegen
de roof van den Kerkelijken Staat
Het hoogte-punt van den dag zou wor
den de openbare vergadering in 'de Fvst-
halle. Lang voor de opening van de ver
gadering om vijf uur verdrong men
zich aan alle ingangen om een, gioede
plaats machtig te worden. Deze verga
dering werd bijgewoond door den aarts
bisschop van Utrecht. De voorzitter, Dr.
Schinitt, opende de bijeenkomst met een
krachtige, herhaaldelijk door enthousiast
applaus onderbroken rede. Spr. wijdde
allereerst eenige woorden ter nagedach
tenis aan Kardinaal Fischer. Laten wij,
zeide spr., de nagedachtenis van den
beminden kerkvorst eeren door hem na
te volgen in zijn trouw aan en, zijn liefde
voor het Katholiek geloof, zijn aanhan
kelijkheid aan den Paus. Wij zijn hier
vergaderd in de oude Keizerstad, de stad
van Karei den Qroote. Wat is er gebleven,
zoo vragen wij ons af, wat het machtige
keizerrijk van Karei den Groote? Niets,
alles is verdwenen. Maar één ding is ge
bleven het Katholiek geloof, dat Karei
de Groote beleed en dat ook wij belijden.
(Toejuichingen). Men heeft in den, laat-
sten tijd een scheiding willen maken,
tusschen de Duitsche Katholieken en
Roomsch Katholieken. Dat is een dwaas
heid en een grievende beleediging. Wij,
Katholieken, laten ons door nieman,d
overtreffen in nationaliteit. Wij willen
ons goed en ons bloed geven voor va
derland en keizer. Ons patriotisme zal
niet verdwijnen voor onzen, laatsten
ademtocht. (Langdurig applaus). Maar
wij scheiden ons patriotisme niet van oiif
man op een ladder, een fantastische en
weinig vleiende voorstelling van broeder
Claudius.
Broeder Regimbertus fronste zijn zware
wenkbrauwen. Hij hield er niet van, dat
er gespot werd met het gezag. Maar
broeder Claudius op de ladder lachte er
hartelijk om, en iedereen volgde zijn voor
beeld, behalve broeder Cisturnus, die nog
altijd niet gereed kon komen ju et het
ophangen van de schilderij.
De kleine Sainfoin had zich na een
koddigen sprong uit de voeten gemaakt,
als aitijd de andere kinderen meetronend
in zijn gevolg. Het dagwerk was overi
gens afgeloopen. De zon ging thans vroeg
onder, en in dit slecht verlichte vertrek
was het al schier duister geworden. Met
een phrase, zooals zij die tot haar be
schikking had, gaf mejuffrouw Espérit
op hare beurt het sein van vertrekken,
en op den drempel declameerde zij -een
nieuwe, niet minder mooie phrase tot
afscheid, toen een groot geraas .eensklaps
haar liarmonieuzen volzin onderbrak en
ons haastig het hoofd deed omwenden.
Wij zagen de ladder op den grond
liggen en broeder Claudius ernaast. De
slag moest hard zijn aangekomen, te
oordeelen naar de hoogte van de ladder
en het geraas van den val; maar voor
dat men den tijd had gehad, hem ter
ze gehe«J:i.'.. a r. Nome. Wjj zijn, wij
willen blijven, echte, onvervalschte
Roomsch Katholieke Duitschers (Dave
rende toejuichingen). Bij meeningsver-
schillen volgen wij onvoorwaardelijk on
ze bisschoppen, omdat wij weten, dat wij
zoo en zóó alleen trouwe kinderen blijt-
ven van den H. Vader. Alle wegen on,der
ons voeren naar Rome, of zij van Berlijn,
Keulen, Munchen of Gladbach komen.
(Stormachtig applaus). Daarna besprak
spr. de uitsluiting van de Jezuieten en
het verbod van onderwijs geven aan de
Zusters du Sacré Coeur. De kwestie der
geestelijke ordn is een gewichtige Kwes
tie, zeide spr. Velen onzer hebben broe
ders en zusters onder de kloosterlingen.
De kloosterlingen zijn beter dan wij en,
daarom komt men aan ons, als men aan,
hen komt. (Applaus). Men zegt, dat de
Jezuieten zulk een machtig wapen zijn
in de handen van Rome, maar laten, onze
vijanden dat wapen dan namaken. (Ge
lach en toejuichingen.) Na voorlezing van,
een motie, welke aan den rijkskanselier
zal worden gezonden, en waarin, wordt
aangedrongen op opheffing van de Je-
zuieten-wet, verheffen zich alle aanwe
zigen van hunne plaatse», en stijgt er
een gejuich op, dat de zaal er van davert,
men zwaait met hoeden en er schijnt
geen einde aan de toejuichingen, te ko
men. Uit deze begeestering gaat spr.
voort, zooals men nog zelden op een Ka
tholiekendag a< nschouwd heeft, zal men
begrijpen, dat men ons op den duur
niet kan blijven weerstaan; wij moe
ten de vrijheid voor onze kloosterlin
gen hebben. Wederom stijgt een langj-
durig applaus op.
Voordat de voorzitter het woord geeft
aan Mgr. v. Keppler, bisschop van Ro-
thenburg, vraagt hij aan de aanwezige
bisschoppen hun zegen aan de vergade
ring te schenken, 't Was een indrukwek
kend schouwspel van Roomsch gelooven
als het stil werd n de zaal, en die acht
of tienduizend aanwezigen de knie bogen,
terwijl een tiental prelaten, waaronder
Kardinaal Mercier en Mgr. v.d.Wetering,
Aartsbisschop van Utrecht, zich van hun
zetels verhieven en luide den zegen uit
spraken over de aanwezigen. Daarna be
trad de bisschop van Rothenburg den
katheder tot het uitspreken eener rede
over: het pausschap een steun van 'het
gezag. Wij zagen voor ons de ascetische
verschijning van den diepzinnigen schrij
ver o.a. van het ook in het jHollandsch
vertaalde „Meer vreugde", wij hoorden
zijn kalme, deinende, soms sleepende
stem, die toch tintelde van den gloed
der overtuiging. Hij toonde aan, dat de
Heiland het Pausschap niet slechts heeft
ingesteld als den hoeksteen Zijner Kerk,
maar ook als den steun van alle recht
matig gezag op aarde. Wie den Paus ge
hoorzaamt, zal ook aan ander rechtmatig
gezag gehoorzamen. Er zijn tegenwoordig
Katholieken, zeide spr. verder in zijn
rede, wien Petrus' Rots in den weg
staat, die zich stooten aan die Rots, en dan
klagen, dat deze zoo hard is. Maar moet
dan een rots niet hard zijn? Waarom dan
ook altijd met het hoofd tegen de Rots
gestooten? Daartoe dient de rots niet,
en daartoe dient uw hoofd niet. De rots
is er, opdat wij daarop bouwen en ver
trouwen en ons schip cr aan vast ankeren.
Ofschoon meestal op eenzelfden toon
voorgedragen, verwekte de rede, waarin
de gedachten soms opsprongen als vuur
vonken, levendige toejuichingen.
Nadat de bisschop van Milwaukee (N.
Amerika) de vergadering nog op mee-
sleepende wijze had toegesproken, werd
door dr. Porsch, eersten presient van
het Pruissische huis van afgevaardigden,
een gloedvolle rede uitgesproken over
Windthorst, waarin hij in het bijzonder
aantoonde, dat de groote staatsman in
en vóór alles een trouw en vurig Katho
liek was.
Deez eerste openbare vergadering is
schitterend geslaagd.
Aken, 12 Augustus.
Ik beloofde u nog iets mede te deelen
over de hartelijke ontvangst van de jour
nalisten door het gemeentebestuur van
Aken en het perscomité. Wij kwamen
Zaterdagmiddag om vier uur te zamen
in het prachtvol in Dorischen stijl opge
trokken gebouw boven de „Elisenbrun-
hulp te komen, was broeder Claudius
al opgestaan.
„O, 'tis niets", zei hij bedaard.
Evenwel wankelde hij op zijn beenen,
geheel versuft, -en viel veeleer dan hij
zich neerzette op een stoel, welken broe
der Cisturnus, bleek van aandoening, hem
toeschoof. Broeder Claudius had steeds
zijn roode gelaatskleur en zijn vriendelijk
lachje behouden, maar reeds vormde zich
een groote buil op zijn voorhoofd, en zijn
wang bloedde hevig.
„Hoe heeft u zoo kunnen vallen?"
riep broeder Regimbertus uit, wiens ruwe
goedheid zich gaarne in verwijten uitte.
Met bevende hand wees broeder Cis
turnus naar den wegloopenden Gauche
net en mompelde:
„Die daar heeft de ladder doen kan
telen!"
„O, jou kleine deugniet! Slechte jon
gen!" kreet broeder Regimbertus, den
schuldige grijpend en hem terdeeg heen
en weer schuddend. „Dat is Weer een
van je kwajongensstreken!"
„Ik kon het niet helpen", griende de
schuldige, en broeder Claudius gaf een
verklaring van het geval.
„Hij is in liet voorbijgaan met zijn
voet blijven haken", zei hij. „Dat kon
iedereen gebeuren, en ik ben er zeker
van. .dat dit kind zulk .een slechte be-
Ingezonden Mededeelingen.
nen". In Aken ontspringen verschillende
bronnen, waarvan het water om z^jn
gassen en dampen een versterkenden in
vloed uitoefent op wie er zich in baden.
De voornaamste is wel de „Kaiser-
brunnen"-, welks water ook veel ge
dronken worden. Nadat een vertegen
woordiger van het gemeentebestuur ons
met eenige woorden verwelkomd had,
geleidde hij ons dan ook allereerst naar
de „Kaiserbrunnen" of het uKaiserbad"«
In deze inrichting komen jaarlijks hon
derden vreemdelingen uit Duitschland en
het buitenland genezing zoeken. Op de
lijst der hooge bezoekers trekken eenige
namen aanstonds de aandacht van den
Hollander; 't zijn die van Stadhouder
Willem IV, Stadhouder Willem V, Koning
Lodewijk en Koningin Hortense. Het
gebouw is zoo ingericht, dat het tevens
als hotel kan dienen, zoodat de vreem
delingen, ora een bad te nemen, niet
buitenshias behoeven te gaan. Wij be
zochten ook een inhallatie-inrichting,
waar men door middel van de meest mo
derne instrumenten de urt het water op
stijgende dampen en gassen kan in
ademen.
Van het „Kaiserbad" wandelen we
naar het stadhuis, waar der Herr Ober-
bürgerineister der Stadt Aachen ons op
hartelijke wijze verwelkomt. Het stad
huis is een van de pracht-werken in
Gothischen stijl uit de veertiende eeuw
met een rijk en weelderig versierden
gevel, gebouwd op de plaats van het
oude Karolingische paleis. Wij worden
door een lid van het gemeentebestuur
rondgeleid door de kroningszaal, waar
omheen het nieuwere gedeelte is ge
bouwd en waarin drie en dertig keer
het feest van de Duitsche keizerskroning
is gevierd. Op de muren zijn een aantal
fresco's aangebracht van Rethel en Keh-
rens, verschillende feiten uit het leven
van Karei den Groote voorstellend. Men
kan dezé fresco's met de levensgroote
figuren en de sprekende samenstelling
en groepeering beschouwen als het meest
monumentale werk van de oudere Düssel-
dorfsche school.
Tegenover het stadhuis verheft zich
een bronzen standbeeld van keizer Karei
den Groote, dagteekenend uit de zeven
tiende eeuw.
Als volgend punt stond op het pro
gramma een rijtoer door het „Stadt-
wald". Helaas moest dit geschieden in
dichte rijtuigen, daar de regen in ge
weldige stroomen neerkletste. Veel van
het natuurschoon van dat heerlijk-schoone
bosch ging voor ons verloren, maar toch
hebben wij genoten, al was het alleen
maar in de oogenblikken tusschen de
buien door, waarin wij de kappen van
onze rijtuigen konden neerlaten of de
zeilen konden oprollen. Het bosch ligt
grootendeels op een heuvel, en wij zagen
voor ons prachtige panorama's van val
leien en hadden heerlijke vergezichten
over de stad met zijn hooge huizen en
statige torens. Hier en daar kabbelen en
deinen stille vijvers, omzoomd door boom
groepen, die hun bladertrossen over het
water hangen. En toen wij voor één van
die vijvers enkele oogenbbkken stilhiel-
doeling niet kan hebben gehad."
„Ik kon het niet helpen", herhaalde
de kleine met zijn dofsten blik en zijn
domsten lach.
Die zeer aannemelijke uitlegging was
evenwel niet voldoende, om den toorn
van broeder Regimbertus te stillen, die
scherpzinnig was cn den deugniet door
en door keiride. En een zoo verschrikke
lijk mogelijke uitdrukking aan zijn gezicht
gevend, sprak hij:
„Ditmaal is de maat vol. Ga aan je
moeder zeggen, dat ik er meer dan ge
noeg van 'heb. Al mijn tijd verspil ik aan
je. Je bent twaalf jaar en je kunt nog
niet lezen, jc haalt niets dan dwaasheden
en domme streken uit. Ik schei er uit
met je op te leiden. Je behoort niet tot
het dorp; je huis staat op het gebied
van Fargy, zie het dus met den onder
wijzer van Fargy te schikken. Komaan,
opgemarcheerd en je hier niet meer ver
toond!"
Meg knikte goedkeurend met 'het hoofd
en ik zelf zei met de strenge rechtvaar
digheid, waartoe mijn overwegend gezag
mij noodzaakte:
„Jonge Gauchenet, je gedrag is af
schuwelijk, ik schaam me over je, en je
kunt voortaan niet meer'op jnijn goed
heid rekenen."
(Wordt vervolgd.)