De Liturgie. staten-generaal. ingezonden Mededeelingen Eerste Roomsch Katholieke De houding der patroons was zoo on verzoenlijk dat ze wel begrepen toe te moeten geven en toen Norman Qraig, dien zij meenden te mogen houden voor een vertegenwoordiger der reeders hen .verzekerd had, dat de voorwaarden vóór de staking zouden gehandhaafd blijven, meenden ze de mannen hun vrijheid te moeten hergeven, met het oog op de el len-L1 waarin de stakers en hunne gezin nen gedompeld waren. Ook zal wel eenigzins de vrees voor dat, gaven zij niet toe, de patroons misschien ook hun kleine weinigje toeschietelijkheid zouden laten varen en onvoorwaardelijke over gave eischen. Het scheen echter den stakers niet naar den zin te zijn, die den arbeid niet wilden hervatten voor zij eenige zeker heid hadden. Daarbij kwam nog dat Lord Devonport verklaarde niets met de toe zeggingen van het parlementslid Graig te maken te hebben. Geen wonder dat al- gemeene verdeeldheid hiervan het gevolg was. Er waren werklieden, die graag maar weer aan het werk wilden gaan en hliji waren met het manifest der leiders waardoor voor hen de grootste ellende geleden was, daar er ook patroons wa ren, die hun oude personeel weer met open armen ontvingen ze hadden even veel lasi gehad doordat het werk met het noodhulppersoneel niet als naar ge woonte vlotten wilde en nu gaarne 'die hulpkrachten gedaan gaven om plaats te maken voor hun oude mannetjes. Ech ter waren er ook plaatsen waar het min der vlot ging, waar het personeel dus geen plaatsing kon vinden of waar de patroons niet de voorwaarden van vóór staking wilden handhaven. En dit schijnt met de meerderheid het geval te zijn geweest; vandaar dat werd aangedron gen op vol den der staking, waartoe dan ook hei ^mité 's Zondags weer adviseerde. Maandag echter bleken de Matrozen en stakers in meerderheid voor hervatting van het werk, ook de bootwer kers wilden dit, vandaar dat Maandag avond weer een bekrachtiging van het manifest van Zaterdagavond los kwam. Sinds dien is het aan de Londensche havens nog al rumoerig toegegaan. De gewezen stakers wilden natuurlijk weer gaarne de plaatsen in nemen van hen, die de patroons toen deze zonder werk volk zaten zoo goed en kwaad als het ging, uit den nood geholpen hebben. 'Maar dezen wilden nu ook het veld niet ruimen. Het hangt nu van het beleid der patroons af hoe ze in dezen vreemdejn toestand orde zullen scheppen. Het is de eenige manier waarop ze nog iets van hun figuur die weinig nobels had kunnen redden. De staking toch had op zich zelf re den van bestaan. Er bestonden onduld bare toestanden in het Londensche ha venbedrijf en het rapport van Clarke toonde indertijd aan dat de werkgevers op verschillende punten beslist in het ongelijk waren. De pogingen der regee- ting echter tot bijlegging van het ge schil, stuitten echter steeds af op den onwil van den werkgevers, die in hun geheel onmogelijk gedwongen konden worden de getroffen overeenkomsten te aanvaarden, omdat zij onwillig (of on machtig naar zij beweerden), waren om zich te vereenigen. De uitslag is nu een besliste neder laag geweest voor de stakers, waarvan ze niet spoedig bovenop zullen komen. Hun kassen zijn totaal uitgeput en in menig huishouden kan een blind paard geen schade meer aanrichten. Het is slechts een opschorting der vijandelijk heden geweest, die elk oogenblik hervat knunen worden, zoolang de door Clarke gesignaleerde misstanden niet zijn op geheven. Het arbeidsvraagstuk in de ^Londensche haven is door het einde det- 7er stading geen stap nader tot zijn op- Tossing gekomen. V. W eekpraatje. 't Is de „Komkommertijd", zooals de journalisten oftewel kranten-menschen, hem noemen, de „slappe tijd", zooals hij VIII. DE HEILIGE MIS. In een vorige verhandeling hebben wij verklaard het eerste hoofdgedeelte van de heilige Mis, de Offerande, nu zullen wij, zij 'tdan ook op onvolmaakte wijze, trachten te doorschouwen de hooge ver hevenheid en de sublieme schoonheid van het tweede hoofdgedeelte van de Iheilige Mis, de Consecratie. Een onveranderlijke reeks van gebeden, Canon geheeten, voert ons naar het doel der heilige Mis, het onvolprezen wonder van Gods macht en liefde, de wezenlijke verandering der nu opgedra gen spijsoffers (brood en wijn) in het Goddelijk Lichaam en Bloed des Ver lossers. Als overgang van het eerste hoofdge deelte van de heilige Mis tot het tweede wordt gebeden of gezongen de Prae- fatie. Het is een lied van jubel en dank, waarin priester en volk en engelen, als vereenigd, aan hun aller God en Heer een gezamenlijke hulde brengen. Het be staat uit drie deelenhet onveranderlijke begin en slot en het op1 elf manieren ver wisselende middengedeelte. Na de wisse ling van den gewonen zegegroet: „De Heer zij met u" en „En met uwen in den handel heet, de „drukke tijd", zooals hij door de hotelhouders e. d. wordt betiteld, 'tis de „vacantietijd", 't is de „reistijd." De Tweede Kamer is al enkele weken geleden op reces, d.w.z. vacantie, ge gaan, en de Nederlandsche kiezer wordt niet meer dagelijks uit zijn vreedzame mijmering opgeschrikt door de verschij ning van de Handelingen, het Kort Verslag of de dagbladverslagen, waar door hij te weten kan komen, wat zich in de voormalige danszaal der Oranje-Vor sten tusschen Regeering en volksverte genwoordiging heeft afgespeeld. Toch laat de „politiek" ons niet heelemaal met rust. Van de week nog werd onze aandacht gevraagd voor enkele wetsont werpen der regeering, d ie getuigenis af leggen van haar kloek beleid en chris- telijken zin. Wetsontwerpen, die... ja, die tot wet moeten gemaakt worden; als 't niet vóór 1913 is, dan in de daarop volgende wetgevende periode! Daar moe ten de kiezers voor zorgenOok krijgen we haast iedere dag. te lezen, hoe 't staat met de vordering van de Commissie van Voorbereiding voor de Invaliditeits- en Ouderdomsverzekering, waarbij de on vermoeide minister Talma, de man met 'n reuzenkracht, steeds t egenwoordig is 'tis haast niet denkbaar, dat de werk kracht van den minister van landbouw, handel en nijverheid te overtreffen is! Dan is Woensdag verschenen het zeer lijvig verslag der Commissie van Voor bereiding voor de Tariefwet, samenge steld in overleg met de regeering. Daar is heel veel van te zeggen, maar het meest opmerkelijke vind ik, dat de re geering de voorgestelde rechten op het meel heeft laten vervallen. Die meel- rechten waren het groote agitatie-middel tegen de regeering. Dat die rechten, als ziji geheel en a! door Nederland moesten worden betaald wat niet gebeuren zou, want waarom maakten de Ameri- kaansche meel exporteurs er dan zoo'n spektakel over per. persoon en per jaar een last oplegden van precies zes en een halve cent, dat werd niet ge zegd. Toch heeft de regeering er goed aan gedaan, dat zij die rechten heeft Ia- ten vervallen. Zij heeft daardoor een wapen ontnomen aan haar vijanden, die door opgeschroefde redevoeringen en brochures en krantenartikelen van de voorgestelde meelrechten misbruik maak ten om de menigte tegen de regeering op te hitsen. Over opgeschroefde krantenartikelen en over ophitsen gesproken, 'n prachtig! staaltje van die tactiek gaf laatst het „Volk." De arbeiders werden od gezet tegen de „Invaliditeitswet" van minister Talma, welke, zooals er gezegd werd, „een brutale aanranding is op den nood der door dure levensmiddelen zeer ge teisterde arbeidersklasse, die men dwin gen zal van haar armoede ook noig te sparen voor den ouden dag." Nu, dat de toestanden, waarin de arbeiders ver- keeren, niet overal rooskleurig zijn, zal iedereen moeten toegeven, maar dat ze zoo zijn, als het „Volk" 't wil laten voorkomen, is „dichtung-", is verzinsel, ophitserij. Maar het komische zouden we haast zeggen is, dat in hetzelfde nummer van het „Volk" te lezen staat: „Hedenochtend vertrokken een hon derdtal onzer abonné's vroolijk en wel van Amsterdam voor een zesdaagsche reis naar Parijs." 'tls den arbeiders van har te gegund zoo'n uitstapje, maar... dan het voor te stellen alsof de geheielc arbeidersklasse „geteisterd" isü 'tls ook juist de tijd voor een uitstapje, want, ofschoon de weersgesteldheid er dik wijls het minst geëigend voor is, dient dit seizoen zich toch aan, zooals we zeiden, als de „reistijd." Niet -&ileen^d« Kamer heeft vacantie, ook hebben bijv. allerlei onderw ijs-inrichtingen vrij-af, hunne deuren alleen nog openend voor een staf van schoonmakers, ververs en glazenwasschers, om met zeepsop en witkwast de lokalen een opknappertje te geven. Er is een zekere ontspanning in de politieke en maatschappelijke at mosfeer; de zwarte gekleede jassen wor den verruild tegen het grijsgeruite reis pak' de wetboeken en studieboeken geest" klinkt het in zijn bondige kort heid als een bazuinstoot: „Sin^um Cor- da: Omhoog de harten", waarop het antwoord: „Habemus ad Dominum: Wij hebben die tot God verheven". En als een zinnebeeld van dat verheffen dei- harten "tot God heft de priester oogen en handen ten hooge, en daarna klinkt het woord van innige erkentelijkheid: „Laat ons dank brengen aan den Heer, onzen God", met het antwoord van het volk„Dat is voegzaam en plichtmatig". Na dit begin volgt het, zooals wij reeds zeiden, veranderlijke middengedeelte van de Praefatie. Wij laten hier volgen de vertaling van het meest voorkomende. De priester zegt <Ji zingt: „In waarheid, het is voegzaam en plichtmatig, billijk en heilzaam, dat wij ten allen tijde en te aller plaatse U, o heiligen Heer, almogende» Vader, eeu wigen God, door Christus onzen Heer dankzeggenDoor Wien Uwe Majesteit de Engelen loven, de Heerschappijen aan bidden, de Machten in vreeze vereer en, de Hemelen en de Krachten der Hemelen en de welzalige Serafijnen eenparig in verrukking verheerlijken. Vergun ons, zoo smeeken wij, dat ook onze stemmen, mét de hunne ver eenigd, mogen worden aangenomen, ter- wij! wij naar U neeigebogen met hen worden weggeborgen, de Baedekers voor den dag gehaald. Den lezers van dit reis-vacantie- of komkommer-praatje, wien het vrij staat eenigen tijd vacantie te nemejn, welken zij zelf kunnen aanwijzen, of wier plan het is een uitstapje te maken, zou ik' aanradenvoeg het aangename bij het nuttige. Wij hebben ons Maria- Congres, de Duitsche. Katholiekendag te Aken, onze Sociale Week. „Utile Dulci", „Het nuttige met het aangename" is een zinspreuk, die het overdenken waard is. JAN. TWEEDE KAMER. De Tariefwet. I. Het verslag der Commissie van Voor bereiding over het wetsontwerp tot vast stelling een-er nieuwe .Tariefwet vangt aan met eene Inleiding. Nadat het wetsontwerp op 6 en 7 Juli 1911 in de afdeelingen der Kamer was onderzocht, heeft de Commissie van Voorbereiding in vergaderingen, gehou den in de maanden juli, September en volgende, van het jaar 1911, de alge- in eene strekking van het ontwerp en de artikelen, met uitzondering van de arti kelen 20 en 21, behandeld. Naar aan leiding' van hetgeen in die vergaderingen en bij gelegenheid van het afdeelingson- derzoek te berde is gebracht, is onder dagteekening van 29 November en 21 December vastgesteld een overzicht van het verhandelde, dat aan den Minister van Financiën is toegezonden bij schrij ven van den Voorzitter der Commissie dd. 30 December 1911. In dat schrijven werd opgemerkt, dat verschillende leden van de Commissie er prijs op stelden te verklaren, dat het in het overzicht op gemerkte, in het bijzonder voor wat de artikelen betreft, huns inziens niet meer dan een voorloopig karakter, had en na de behandeling van het tarief zelf wet licht>zoude blijken aanvulling en verbe tering te behoeven. De Commissie meen de, dat, ook aldus opgevat, cle kennis neming van het overzicht door den Mi nister zou kunnen strekken tot voorbe reiding van het mondeling overleg, dat zij zich voorstelde te zijner tijd over het wetsontwerp met den Minister te plegen. Inmiddels was aan den Min. bij schrij ven van 2 October 1911 kennis gegevein van het voornemen van de Commissie, verschillende adressanten in de gelegen heid te stellen hunne opmerkingen mon deling voor de Commissie toe te lichten, opdat .de Minister, indien hij" te voren hetzij naar aanleiding van de ingekomen adressen, hetzij anderszins, aan de Com missie nog nadere schriftelijke mededee lingen mocht willen doen toekomen, daartoe gelegenheid zoude hebben. Naar aanleiding daarvan heeft de Mi nister, onder dagteekening van 20 De cember 1911, aan de Commissie een schrijven doen toekomen betreffende de tarraregeling (artt. 20 en 21). In de vergadering van 14 Maart 1912 heeft daarop de Commissie een vervolg op bo venvermeld overzicht vastgesteld, voor zoover betreft de .artikelen, 20 en 21, welk vervolg aan den Minister is toe gezonden bij schrijven van den Voor zitter van 15 Maart 1912. Met de behandeling van de posten niet aangevangen, dan nadat de Minister van het ontwerp-tarief is de Co-mmissie eenigen tijd in het bezit was van de bo vengenoemde missive van 2 October 1911. De Minister verklaarde in antwoord op dat schrljvêll, liét zeer op prijs të stellen, dat hem de gelegenheid tot na dere toelichting werd geboden, en daar van gaarne gebruik te zullen maken, al zouden, naar hij opmerkte, zijne me dedeelingen slechts een zeer voorloopig karakter dragen en bij het overlegd dat later zoude plaats vinden, kunnen wor den aangevuld. Achtereenvolgens heeft de Minister Nota's ingezonden betref fende al de groepen van het ontwer- tarief, met uitzondering van Groep IV. En nu komt het onveranderlijke slot: „Heilig, heilig, heilig is de Lieer, de God dér heerscharen! Hemel en aarde zijn vol van Uw glorie! Hosanna in den hooge! Gezegend Hij, Die komt in den naam des Hceren. Hosanna in den Hooge!" Een enkele bemerking bij dezen lof zang, een der meest plechtige van de geheele liturgie. In het bewustzijn, dat de verheerlijking van ons, arme schepselen, in zich zelve zoo nietig is, brengen wij die door Christus, Gods Zoon, der we reld Verlosser, door Wien ook God Zijn gunsten aan de schepselen schonk. En zoo keert hier, gelijk de H. Thomas be merkt, in dezelfde orde de dank dei- schepselen tof God terug, in welke ook God Zijn gunsten aan de schepselen heeft bewezen. En in herzelfde deemoe dig besef onzer eigene ongenoegzaam heid smeeken wij, 'dat ook onze lofzang moge samenklinken met hun driemaal „heilig", dat zich richt tot de drie Godde lijke Personen. Door het „Hosanna" ver heerlijkt de Kerk, als eens het juichende Israël, de blijde komst van Hem, Die na eenige oogenblikken te midden der zijnen zal verblijven. Daarna volgt de Canon, waaronder, zooals reeds gezegd, verstaan wordt een reeks van onveranderlijke gebeden, in strikten zin ran het jSanctus" 1 tol aan 30 cent per regel. LEV. MIJ. 4e HAARLEM. Over de maand Mei 1910 was de premie-ontvangst f 710.18' 1911 f 3046.45' 1912 f 5636.56 Eeici vooruitgaii^ als deze spot met iedere paging tot verdacht- making" dezer Mij. door minderwaardige blaadjes, die zeer handig (en natuurlijk met succes) speculeeren op de ElRtKwrees waaraan sommige concurrenten ernstig schijnen te lijden. 3553 Volgens mondelinge mededeeling van den Minister ontbraken hem, op het tijd stip dat Groep IV aan de beurt van be handeling was, nog eenige inlichtingen, welke hij in zijn nota wenschte op te nemen. Later heeft de Minister verklaard ef prijs op te stellen deze groep alleen mondeling te behandelen. In het bezit van de betrekkelijke no ta's van den Minister (in het versjag te zamen aangeduid als de „Nota van den Minister), is de Commissie over gegaan tot de behandeling van de ach tereenvolgende groepen van het ontwerp tarief. Bij circulaire heeft zij aan de adressanten, die haars inziens daarvoor in aanme.rkingi kwamen, bericht dat voor hen de gelegenheid openstond de adres sen, voor zoover die betrekking' hadden op de aan de orde zijnde groep, mon deling toe te lichten Na die toelichtingen en de daarop ge volgde besprekingen van de posten in de commissie zijn, in den vorm van missi ves aan den Minister van Financiën, aan, dezen de opmerkingen en beschouwingen medegedeeld, waartoe de posten bij die besprekingen aanleiding hadden gege ven. Deze missives zijn in dit verslag gezamenlijk aangeduid als. het Schrijven van de Commissie. Vervolgens heeft de commissie bij monde van haren voorzitter, den Minis ter uitgenoodigfd met haar mondeling overleg te plegen. De Minister heeft aan de uitnoodiging, met de meeste be reidwilligheid gevolg gegeven en daar toe vergezeld van den heer J. C. P. Slote- maker, dir. der Directe belastingen, In voerrechten en Accijnzen, de vergaderin gen der Commissie op 18, 19, 24, 25 26 en 30 April en op 1 Mei bijgewoond. De vergadering, op 26 April, toen de alge- meene strekking van. het wetsontwerp en de artikelen aan orde waren, is bovendien bijgewoond door de heeren Ministers van Buiten!. Zaken en van Landbouw, Nijverheid en Handel. Be schouwingen van algemeenen aard voor zoover zij niet de beteekenis van het tarief in verband met eventueele retor sie-maatregelen betroffen, zijn, bij het mondeling overleg, slechts in geringe ma te gehouden. De Minister verklaarde van oordeel te zijn, dat met betrekking tot de strekking van het wetsontwerp voor overleg uit den aard der zaak geen plaats was, een zienswijze waarmede de Com missie zich kon vereenigen. Wat de op merkingen betreft, in het bovengenoem de overzicht tegen het wetsontwerp in het algemeen aangevoerd, oordeelde de Minister, dat die in hetzelfde stuk op zoodanige wijze door de voorstanders van het wetsontwerp zijn beantwoord, dat er voor den Minister geen aanleiding bestond daaraan veel toe te voegen. Over- rigens wenschte de Minister voor een be spreking van het aangevoerde de open bare behandeling van het wetsontwerp af te wachten. i i Over de artikelen van het wetsontwerp is bij het mondeling overleg uitvoerig van gedachten gewisseld. De Minister heeft daarbij in verscheidene artikelen wijzigingen aangebracht, welke bij schrij ven van den Minister van 29 Mei 1912 aan de Commissie zijn toegezonden, in den vorm van, een gewijzigd wetsont werp, vergezeld van een Nota van Toe lichting. Eveneens heeft over de posten van het „Pater Nosier" of in meer uitge- breiden zin van het „Sanctus" tot aan het einde van de heilige Mis. Nu wordt alles stil! De priester bidt de gebeden in stilte, hij spreekt thans niet meer in wederkeevig beurtgebed tot zijn volk, want hij alleen is gewijd tot offeraar, hij alleen treedt binnen in het Heilige der Heiligen, gelijk de Hooge- priester van het Oude Verbond. Ge- ruischloos gaat de eeredienst voort, en als een sluier ligt de stilte-neergespreid over cle heerlijke gebeden en heilige handelingen van den priester. Het eerste gebed van den Canon is het g ei) e d v oor deKevk. Metvurigen aandrang smeekt de priester: hij verheft handen en oogen ten hemel; doet beide weer dalen; buigt zich diep ter neer; doet de in gebedvorm gevouwen handen op .het altaar 'Vustenstrekt ze laier weer ten hemel uit; teekent vervolgens de offerspijze met het kruis. Na die verzuchtingen voor de geheele Katholieke Kerk houdr de priester, zijn „Memento", voor wie het offer wordt opgedragen, en voor de aanwezigen in het gebed voor de levenden. Dan richt de priester zich tot de „heiligen Gods", onze voorsprekers, in „de ge dachtenis der H ei lig en". In krach tig verhouwen op hunne voorspraak gaat dg Driester het „vlekkejops offer"- aan het ontwerp tarief een uitvoerige gedach ten wisseling plaats gehad. Ook in de posten ziin vele wijzigingen aangebracht- door den Minister bij schrijven van 34. Mei in den vorm van een gewijzigd ont werp tarief aan de Commissie toegezon den. I Na deze inleiding volgen eenige in lichtingen over den vorm van het ven slag. i Een gewijzigd wetsontwerp een ge wijzigd ontwerp tarief inbegrepen en een exempted —in het oorspronkelijke wetsontwerp, waarop ter zijde de aan gebrachte wijzigingen zijn aangegeven, vergezellen het verslag. De Commissie heeft besloten geen ge bruik te maken van de bevoegdheid, haar gegeven bij het Reglement van Orde om een termijn te bepalen voor de indiening van amendementen. Aan de i Al gemeene beschouwingen over het wetsontwerp is het volgende ontleend: Verscheidene leden waren van oor deel, dat karakter en roeping van het Kabinet de indiening van dit wetsont werp niet rechtvaardigen. Zij betoogden dat het niet mogelijk i9 tot een anderei slotsom te komen dan dat bij verkiezings strijd er over de vraag van vrijhandel of protectie zoo gpecl als geen rol heeft gespeeld. Trouwens, ook in de Troonrede van 1908, de laatste, die aan de verkiezin gen van 1909 voorafging komt over ta- riefhervorining niets voor. Het zou de daarom regelmatig zijn, als de Re geering; zich in deze zittingsperiode van eiken verderen stap op den weg van ta rief-hervorming onthield en bij den stembusstrijd van 1913 de tarief quaestie door de partijen tot inzet van den strijd werd gemaakt. Van andere zijde verklaarde men deze beschouwingen geenszins te deelen. In 1909 heeft de strijd wel degelijk mede over de quaestie van tariefhervonning geloopen. Dat dit punt in den politieleen strijd dier dagen op den achtergrond is geraakt, betwistte men. De Troonrede van 1908 sprak wel niet over tariefher vorming, maar in de Millioenennota van dat jaar werd, onomwonden het voor nemen der Regeering medegedeeld. Trouwens, van 1901 af was het van al- gemeene bekendheid, dat de rechtsche partijen zulk' eén hervorming wenschten. De „N. R. Crt." den uitslag van 19ÖQ besprekende, schreef o. a., dat tariefher ziening nu weldra op komst was. Sommige leden verklaarden gaarne te zullen worden ingelicht omtrent het ver band, dat naar de meening der Regeet- ring bestaat tusschen deze tariefherzie ning en de Christelijke beginselen, wel ke het Kabinet immers wenscht in toe passing te brengen. Voorstanders van. het wetsontwerp verklaarden, naar aan leiding van deze opmerking, dat naar hunne meening Christelijke beginselen en een protectionistische handelspolitiek! niets met elkaar hebben te maken, daar bij wijzende op andere landen, waar personen aan het bewind zijn, die met kunnen worden gerekend tot de geestver wanten van dit Kabinet en waar noch tans streng protectionistische tarieven bestaan. Trouwens het bekende feit, dat verschillende rechtsgezinden, zoowel Ka- God opdragen ter uifdelging' van 'smen- schen zondenschuld. Hij breidt de 'handen uit over de aanwezige offergaven, liet brood en den wijn (hierdoor zinnebeeldig aanduidend, dat de schuldenlast der we reld wordt overgedragen op het aange boden offer) onder het uitspreken van het gebed: „Wil dan dit offer van ons, Uwe die naren, alsmede van Uwe geheele ge meenschap goedgunstig aanvaarden, oi Heer, en leid onze dagen in Uwen vrede en wil ons aan de eeuwige verwerping ontrukken en tellen onder de schare! Uwer uitverkorenen. Door Christus on zen Heer. Amen."- En thans, alle voorgaande gebeden vereenigend, spreekt de priester: „Wij smeeken U, o God, doe deze offer gave in alles gezegend, ons toerekenbaar, voor U geldend, bezield en aanneembaar zijn, opdat ons ten heil moge worden! het Lichaam en Bloed van Uwen zeer ge liefden Zoon, onzen Heer Jesus Christus.'^ Deze smeekbede de laatste voor dei heilige Consecratie wordt begeleid door een vijfvuldig vormen van het heilig kruisteeken over de offerspijzen. Dan is aangebroken het onmetelijke* verheven oogenblik, waarop het brood eni de wijn veranderd wordt in Christus5 Lichaam en Bloed, het oogenblik' dei heiligeConsecratie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 6