RONA
Cacao
Uit de Pers.
De groote Beursspeculatie.
Van Houten s
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 24 Juli no. 848.
Twee opmerkingen.
;Wij lezen in het „H u i s g e z i n"
Het incident, door den Franschen ge
zant te Brussel met zijn toespraak ver
wekt geeft tot tweeërlei opmerking aan
leiding.
De eerste is, dat tot onze groote verba
zing de liberale pers ten onzent zich aan
de zijde schaart van den Franschen
diplomaat, zullen we maar zeggen.
Natuurlijk is onze liberale pers voor
neutraal onderwijs en dus op dit punt
één van zin met den heer Klobukowsky
'is zij in 't bijzonder zeer weinig ingeno
men met het onderwijs van broeders en
Zusters en kan dus ook onder dit op
zicht den Franschman een hand geven.
Maar van den anderen kant dachten
wij, dat onze liberale pers onpartijdig
ien objectief genoeg was om niet te ge-
doogen, veelmin toe te juichen, dat een
vreemdeling met een officieel e positie
zich in binnenlandsche geschilpunten
mengde en de houding van de eene! helft
van het land laakte.
Denk het geval niet te Brussel, maar
in Den Haag afgespeeld.
Laat den Franschen gezant bij ons hof
in een toespraak tot de Fransche kolo
nie met nadruk opkomen tegen de onder
wijspolitiek der christelijke partijen.
Wat zou onze liberale pers daarvjan
zeggen
En denk daarnaast het geval, dat de
iSpaansche gezant de onderwijspolitiek
der liberalen met nadruk afkeurde.
Nog eens, wat zou onze liberale pers
zeggen
Ze zou toch niet want dat ware
al te kras den Franschman toejuichen
jen den Spanjaard beduiden dat hij z'n
mond had te houden.
Ze zoutd-us zeggen: heeren, gij zijt in
,Den Haag om goede betrekkingen te on
derhouden en te bevorderen tusschen het
land dat ge vertegenwoordigt en het
land waar ge zijt geaccrediteerd, maar
met onze binnenlandsche politiek hebt
ge niets te maken.
Zóó zou de liberale pers spreken. Wel
nu, waarom voert ze thans een andere
taal, nu het niet in Den Haag maar in
(Brussel is voorgevallen, nu de man die
z'n boekje te buiten ging, een politieke
geestverwant van haar is
Voelt zij niet, dat zij morgen voor een
geval kan komen te staan, dat, indien ze
consequent en logisch wil blijven, heel
(netelig voor haar kan zijn
Onze tweede opmerking zij behelst
tevens de tweede reden welke de libe
rale pers ten onzent zoo al niet tot ver
zet tegen de inmenging van den Fran
schen gezant, dan toch tot ingetogen
heid had moeten nopen is, dat de
vertegenwoordiger van een groot land
zich wat hij deed veroorloofde tegenover
,-een klein land.
Keer de rollen een oogenblik om en
denk even dat de Belgische gezant te
Parijs partij had gekozen tegen de open
bare school in Frankrijk.
Of dat om de partijen gelijk te stel
len de Duitsche gezant te Parijs in
.een of andere binnenlandsche kwestie
zich aan de zijde der anti-ministerieelen
had geschaard.
Er zou wat te doen zijn geweest
FEUILLETON.
14)
(Slot.)
Wederom klonk een luid gelach, dat
dchter verstomde, toen een- zeer net twee
span met rijk gegalonneerde koetsier en
palfrenier kwam aanrollen. Graaf De-
genthal steeg uit, eene hoog adellijke ge
stalte, en ging terstond naar den ingang.
jDit oogenblik maakte Lorentz zich ten
nutte, den agent te vragen hem binnen
"de agent hem binnenliet en toen hij in
te laten. Lang moest hij praten, alvorens
de prachtig versierde en verlichte vealbu-
Je stond, wist hij eerst niet, tot welke
|der talrijke bedienden, die heen en weer
(draafden, hij zich zou wenden. Daar
'jkwam de, thans in* een prachtige livrei
.gestoken, hofmeester aangeloopen, pak
te hem plotseling bij den arm en vroeg
hem op een heel onvriendelijken toon,
wat hij hier zocht. Lorenz, die een rijke
levenservaring had opgedaan, had reeds,
voor hij op weg ging, twee 3-markstukken
in de hand genomen. Thans drukte hijirr
den brommenden deurwachter een van in
de hand en deelde hem zijn wensch inede.
iDie hofmeester bezat voor deze manier van
ipraten een bijzondere voorliefde, nam den
onwelkomen bezoeker op de ineest vrien-
delijke manier onder den arm en leidde i
hem, daar de hoofdtrap aanhoudend met
nieuw aankomende gasten gevuld was,
langs een achtertrap de gang in van de
eerste verdieping, waar Lorenz weder drie
mark moest offeren om eenen der hoog
moedige bedienden gunstig te stemmen
om zijn kaartje naar den geheimraad te
brengen. Intusschen klonken uit de
feestzaal de wegsleepende melodiën der
ïigcunerkapel hem in de ooien, die met
hare eigenaardige klagende toonen zijn
En wij twijfelen geen oogenblik of ook
onze liberale pers zou dergelijk partij
kiezen in een gezant ten strengste1 heb
ben gelaakt.
Nu het den vertegenwoordiger van een
groote mogendheid in een klein land
gold, had, afgezien van persoonlijke sym
pathieën en anti-pathieën, de pers van
een ander klein land met klem moeten
protesteeren.
De kleinen zijn toch reeds niet bijzon
der in tel. Zij moeten al eens iets over
hun kant laten gaan.
Maar komt men hun nu nog in hun
eigen huis de les lezen, en draagt dit
de goedkeuring weg van een deel der
pers in een ander klein land, dan raken
we heelemaal achterop en wordt de po
sitie der kleine mogendheden ondergra
ven.
't Is meer dan erg, dat partijzucht en
anti-clericalisme dermate verblindt, dat
men de allereerste beginselen van het
recht uit het oog verliest.
Wat hem in den weg staat.
De Maasbode schrijft
Als wij Katholieken klagen, dat wij
stelselmatig 'worden achtergesteld in het
openbare leven, en dat de baantjes en
verdere geurige plukjes uit de Staatsruif
onzen neus voorbijgaan, dan wordt ons
van vrijzinnige zijde altijd tegengevoerd,
dat dit een dwaze idéé fixe van ons is,
dat ook bij Katholieken alleen gelet wordt
op bekwaamheid en kunde.
Wil men, gelijk hier te Rotterdam in
den gemeenteraad, wat al tc streng de
principes doorvoeren, dan worden wij
Katholieken door de vrijzinnigen gevleid
en geprezen als joviale menschen met
blijmoedige levensopvatting, honderd par
ten aangenamer in den omgang dan uie
„fijne anti-revolutionairen".
Ach, wij zouden óók wel knappe, kun
dige, joviale en blijmoedige menschen
zijn, waar iedereen gaarne mede omging,
mits maar één ding ons niet in den weg
stondons Roomsch-zijn.
Dat Roomsch-zijn overschaduwt kunde,
jovialiteit, alle capaciteiten naar lichaam
en geest, en er blijft in dc oogen der
vrijzinnigen niets meer van ons over dan
een paap.
„Het is nu eenmaal zoo. En het zou
dwaasheid zijn het te verbloemen". Dat
meent ook de „Arnhemsche Courant", die
een artikei wijdt aan den aanstaanden
Kamerpresident.
De keuze van jhr. mr. van Nispen tot
Sevenaer heet voor de rechterzijde een
gelukkige keuze. De man is „een krachtig
figuur", „een die weet wat hij wil", en
„hij zal een stevige, strenge leider wezen".
Allright! zou men meenen, nu gaan we
met dezen nieuwen president een toe
komst van vruchtbare werkzaamheid te
gemoet.
Wacht wat! roept de Arnhemmer ons
toe: „iets zal den nieuwen president in
den weg staan".
Hij moge knap, handig, krachtig, stevig
en streng zijn hij is ook Roomsch-
Katholiek.
De heer v. Nispen, verklaart de Arn
hemmer, „behoort tot de sterkste fractie
van rechts, die nu op haar beurt ,als een
recht opeischt, een der hunnen te leveren
voor het bezetten van een der hoogste
ambten in den lande, al zal 't naar wij
hopen hoogstens voor»één jaar wezen.
„En dat zal hem ook telkens in den
weg staan, zoodra hij ook maar in liet
minst inbreuk maakt op het recht van
een der Kamerleden. W a n t dan zal
zooietsaan een Roomse h-K a t h o-
liek door de niet-Roomsch-Ka-
.t h o 1 i e k e n heftiger k w a 1 ij k \v o r
hart troffen. Hoe schril zou liet gejubel
der daar vergaderden binnenkorten tijd
in smart yerkeèren' Hoevelen dergenen
die daar champagne dronken, zlcii aan
het buffet aan de duurste lekkernijen te
goed deden, duizend vleierijen aan huis
heer en huisvrouw zeiden, zouden dan
het gastvrije huis vloeken, waarin zij van
hun eigen geld gegeten en gedronken
hadden"Nog een uur misschien en deze
schitterende, met fabelachtige weelde
gemeubileerde zalen zouden veriaten zijn,
de zwerm van gasten zou doodsbleek
naar alle kanten weggestoven zijn cn
Rosenthal zou in eene vigelante naar de
gevangenis gebracht worden. Een inwen
dig' genot, een gruwzaam leedvermaak
maakte zich meester van den ouden man,
als hij er aan dacht, dat hij ,het zijn
zou, die bijgedragen had tot den val van
dezen grooten zwendelaar.
Welten liet lang op zich wachten. Wat
kon Lorenz, dien hij slechts oppervlakkig
kende als een zijner huurders, hem ge
wichtigs mede te deelen hebben? Hij
praatte zoo gezellig met generaal von
Rosleben, dat er een tweede verzoek moert
gedaan worden, voor hij den wensch van
Lorenz inwilligde.
„Nu, wat is er, mijnheer Lorenz
vroeg hij zeer uit de hoogte.
„Ik moet u iets zeer gewichtigs mecie-
deeien, excellentie", antwoordde Lorenz.
„Is er niet ergens een kamer vrij?"
„Ik geloof het niet! Ataar laten we
hier de zaken maar afmaken en Ik verzoek
u liefst zoo gauw mogelijk", antwoordde
Welten koel.
Lorenz verwenschte inwendig den trots
des mans, wien hij toch zulk een grooten
dienst wilde bewijzen, en had grooten
lust zich zonder verder iets te zeggen te
verwijderen. Zijn betere natuur behi.ld
echter de overhand en hij vertelde.
Welten hoorde hem kalm aan, zonder
een spier op zijn gelaat te vertrekken.
Toen de rentenier geëindigd had, zelde hij:
„Ik dank u. mijnheer Lorenz. Wat gii
den genomen dan aan iemand
van de andere fracties.
„Op duizenden kiezers van rechts zal
het ook stellig een hoogst onaangenamen
indruk maken, dat de Kamer zal worden
gepresideerd door een lid deT R. K.
Staatspartij.
„Het is nu eenmaal zoo. En het zou
dwaasheid zijn <het te verbloemener leeft
nu eenmaal in een groot deel van ons
volk een afkeer van het katholicisme".
De „Arnhemsche Courant" heeft 't nu
eens spontaan-eerlijk gezegd wat er leeft
in elk vrijzinnig gemoed, al beweert
elke vrijzinnige mond ook precies het
omgekeerde.
Men is nog altijd liever „Turksch dan
Paapsch".
Men kan een liberale nulliteit zijn als
de Klerk, men kan een brutale kwajongen
zijn als Duys, één ding staat hun niet in
den weg om „één der hoogste pos-
t e n" in den lande te bekleedenzij
zijn in ieder geval nietR ooms c li-
Ka t h o 1 i e k.
Handel en Nijverheid in 1911.
Telken jare verschijnt een dik boek
werk, uitgegeven door de afd. handel van
het departement van Landbouw, Nijver
heid en Handel, en waarin talrijke ge
gevens zijn verwerkt met betrekking tot
onzen handel, onze nijverheid en scheep
vaart, gedurende het jaar 1911.
Evenals het verslag over 1910, van
waaruit wij voor onze lezers menig feit
opdischten om de beweringen van de
vrijhandelaren te logenstraffen, levért het
verslag over 1911 uitstekend materiaal
ter verdediging van de tariefwet-voor
stellen der Regeering.
En dit materiaal is te waardevoller,
omdat de gegevens van officieelte zijde
zijn verstrekt en elke tendenz aan het
verslag bleef.
Het „Geld. Dagbl." verwerkte deze
gegevens in een beknopt overzicht dat
wij onze lezers niet willen onthouden.
Onder het hoofd Aardewerk-fabricage
lezen wij: „Evenals vorige jaren werden
ook in 1911 de producten van buiten-
landsche fabrieken (inzonderheid Duit
sche) tegen zeer lage prijzen hier te
lande ingevoerd, waardoor de prijzen
ook voor de Nederlandsche .fabrieken
werden gedrukt.
Geklaagd werd over scherpe concur
rentie in Ned.-lndië ondervonden van de
Duitsche en Fransche industrie, welke
hare producten tot zeer lage prijzen aan
biedt. Uitvoer naar de Vereenigde Sta
ten van Noord-Amerika is nog steeds
vrijwel onmogelijk door de hooge in
voerrechten, welke aldaar worden gehe
ven. Eenige werkloosheid kwam ook dit
jaar voor.
De fabrikanten van aarden buizen,
roemden nog minder. De gang van zaken
was in hooge mate onbevredigend. Als
oorzaak werd opgegeven „de zware con
currentie, welke het uit het buitenland,
met name uit België en Duitschland in
gevoerde fabrikaat de Nederlandsche in
dustrie aandeed. Veelal tengevplge van
overproductie in die landen worden die
producten in Nederland tegen zeer la
gen prijs (vaak beneden kostprijs) aan
de markt gebracht." Eenige fabrikanten
herhaalden de klacht, dat sommige ge
meentebesturen nog steeds de voorkeur
blijven geven aan buicenlandsch fabrikaat
hoewel de Nederlandsche industrie een
even goed, zoo niet beter, product kan
leveren en daarenboven in staat is aan
alle aanvragen te voldoen, aangezien de
capaciteit der Nederlandsche fabrieken
groot genoeg is om belangrijk meer te
mij daar hebt verteld, is zoo laag, dat
ik het nauwelijks kan gelooven
„Ik ben uitgepraat, Excellentie", ant
woordde Lorenz korzeiig. „Wat u verder
doen wilt, is uwe zaak", en nog voor
dat de geheimraad een woord tot hem
kon richten, was hij op de achtertrap
verdwenen.
Nu begon Welten toch na te denken.
Meerdere dergelijke zwendeLrijen, welke
hij in de residentie gekend had, en waar
het eveneens bankiershuizen waren, die
men voor absoluut zeker hield, kwamen
hem voor den geest. Als het nu toch
eens zoo was, als Lorenz gezegd had?
De gchecle geschiedenis geleek wel een
roman, maar was ze niet juist daarom
geloofwaardig? Zulke nieuwtjes zuigt
men niet uit zijn duim en in geen geval
zulke eenvoudige lui als Lingen en Lorenz.
Welten ging in den met de prachtigste
en zeldzaamste gewassen versierden win
tertuin, om hier, gemakkelijk gezeten in
een bamboezen leunstoel, eens na te
denken, wat in dit geval het beste was.
Plotseling schoot hem eene gedachte te
binnen; hij sprong op en liep snel naai
de salons. Hij zocht naar het oogenblik,
waarop Rosenthal vrij zou zijn, naderde
hem en verzocht hem onder woorden van
verontschuldiging even over zaken te
mogen spreken. Rosenthal, wien als een
bliksemstraal de gedachte door hit hoofd
schoot, dat Lingen in de achterkamers
van Weltens huis woont, zocht zijne angst
onder eene diepe buiging te verbergen,
en antwoordde dan
„Zooals van zelf spreekt, sta ik uwe
Excellentie altijd ten dienste. Willen wij
hier of daar in eene kamer gaan?"
„O neen, yólstrekt niet, ik heb slechts
een paar oogenblikken noodig. Ik zou,
waarde mijnheer Rosenthal, binnenkort
misschien in de mogelijkheid kunnen ko
men u mijn kapitaal te moeten op
vragen
„Dat ligt geheel te uwer beschikking,
Excellentie", antwoordde Rosenthal voor-
produceeren, dan zij thans kunnen af
zetten." i i
Ziedaar weer een bewijs voor de juist
heid van onze door de „vrijhandela
ren" betwiste stellihg, dat „het pro
ductievermogen des volks niet gëheel
wordt benuttigd."
De Nederlandsche steen-industrie lijdt
onder de zware concurrentie met het
Belgische fabrikaat. De steenhouwers
klagen nog, luider oyer de voortdurende
toeneming van den invoer van bewerk
te steen uit het buitenland. Er is hier
werkeloosheid. Ook ontbreekt door dien
toenemenden invoer de gelegenheid tot
goede vakopleiding voor de werklieden.
Bij de trottoir-tegels vinden wij ver
meld: „Ook hier deed zich de concur
rentie van ingevoerd buitenlandsch fabri
kaat met name uit België gevoelen,
terwijl het binnenlandsch product we
de hooge invoerrechten geen afzet in
het buitenland kon vinden." In aanver
wante vakken wordt dezelfde verschijn
sel geconstateerd.
De inkt-fabrikanten wijzen ook op den
invoer van buitenlandsche drukinkten,
die geheel vrij is. De buitenlanders
trachten door zeer lage aanbiedingen Ne
derland als afzetgebied te behouden. Zij
slagen daarin slechts ten deele. Onze
inktfabricage schijnt er weer wat boven
op te komen. Het tariefontwerp-Kolk-
man zal wordt het straks tot wet ver
heven deze goede ontwikkeling bevor
deren.
Wij hebben hier te lande 'n bloeien
de kaarsen-fabricage. Veel producten
worden naar het buitenland uitgevoerd.
Maar het voortschrijden der protectionis
tische politiek in tal van landen, werkt
toch in hooge mate belemmerend. Men
heeft in het buitenland niet zooveel me
delijden met ons. De uitvoer van stae-
rine- en andere kaarsen naar de Fransche
koloniën is bijv. geheel onmogelijk ge
maakt. Ook de grenzen der Vereenigde
Staten zijn vrijwel gesloten.
Er is bijna geen export-industrie, die
niet over soortgelijke moeilijkheden
klaagt. En hadden zij dan nog maar een
krachtigen ruggesteun in het binnen
land. Maar telkens weer leest ge in het
verslag: „Onze uitvoer wordt bemoei
en op 't binnenlandsche afzetgebied tracht
de buitenlander in eigen land „be
schermd" ons bovendien nog te ver
dringen','
Onder de rubriek „Drukkerijen" lezen
wij:
Buitenlandsche concurrentie wordt
hier te lande voornamelijk ondervonden
in het steendrukkersbedrijf, en vooral
wat aangaat drukwerk, waarmede geen
directe haast is, als verpakkingen, show-
cards, enz. Naar bericht werd, zijn het
juist deze orders, welke de Nederland
sche drukker niet missen kan, wil zijn
bedrff loonend zijn. In dit verband werd
het als een miskenning der nationale in
dustrie en der nationale belangen be
schouwd, dat de gemeente Rotterdam de
levering van een reclameplaat aan een
buitenlandsche firma opdroeg.
De cliché-industrie verkeert, naar ge
meld wordt, in geen bevredigenden toe
stand. Oorzaak o.a. de invoer uit het
buitenland. De glasnijverheid dito, di
to. Hier is België de zwaarste concur
rent.
Bitter klagen ook nu weer de klom
penmakers. De invoer van het inferieure
Belgische fabrikaat berokkent onzen
klompenmakers menschen van zeer
kleine middelen ernstige schade. Ve
len verlaten dit handwerk. Ook wel een
komend en geheel gerustgesteld. „Zend
mij slechts tegen dien tijd een briefje 'en
ik zend u kapitaal en afrekening."
„Ik dank u wel, mijnheer", zei Welten
gerustgesteld. „Vergeef mij de stoornis"
En met een warmen handdruk scheid
den beide heeren, de eene blij, dat ihij den
strop nog had ontloopen, de andere met
eene verwensching tegen Lorenz, die hem
onnoodig een schrik op het lijf gejaagd
had.
Het feest had geheel en al het schitte
rende verloop, dat mevrouw Rosenthal
gewenscht had. De gasten waren in den
prettigsten luim en hadden zich voorge
nomen naar het scheen, alle lasterpraatjes
over gastheer en gastvrouw, alsook over
de beurs en beursspeculaties, tot den
volgenden dag uit te stelten. Tegen tien
uur werd in de eetzaal het diner opge
zet, waarnaar de heereji reeds lang had
den verlangd. De heeren hadden reeds
hunne dames opgezocht, om ze naar ta
fel te brengen. Daar nadert een bediende
den bankier, die juist nog iets aan zijne
handschoenen terecht doet, en geeft
hem een enveloppe, met de opmer
king, dat de heer niet had opge
houden met den last hem aan te dienen;
hij had zelfs gedreigd de zaal binnen
te treden. Met donkere blikken verbrak
Rosenthal het couvert en las, doodsbleek
wordend: „De commissaris van politie,
Dr. Brauser, verzoekt om gehoor. Uitstel
onmogelijk."
„Het is voorbij roept Rosenthal uit
en zich tot zijn echtgenoote wendend,
zegt hij: „Verontschuldig mij nog maar
een enkele minuut bij de gasten."
.Onmogelijk, Oskar", antwoordde zijn
vrouw boos. „Gij moet...." Maar reeds
staat Rosenthal in de gang en beveelt zijn
bediende hem bij den heer te brengen. De
commissaris staat in de rooksalon en is,
naar het schijnt, verdiept in de beschou
wing van een schilderstuk. Toen Ro
senthal binnenkomt, keert hij zich om en
zegt op beleefden toon:
Ingezonden Mededeelingen.
GOED en GOEDKOOP^
is
in vierkante bussen
1 Kg. 150\V$Kg.f0A2\\
y<i - 0.80 }/fo - 0-18 J
gevtolg van de machinale productie, die!
toeneemt I
Roemen doen zeker ook de leerlooie
rijen niet. „De geheele zool leder-in dus
trie in al haar onderdeden, ondervfindt
bij voortduring veel nadeel door den
invoer van buitenlandsch fabrikaat." Er
wordt uit het buitenland zeer veel in
gevoerd z.g. „croute", en „split", een'
minderwaardig artikel, hetwelk in be
langrijke mate voor schoenzolen van in
ferieure kwaliteit wordt verwerkt. Wij
vernamen daarover dezer dagen interes
sante dingen. Het schijnt, dat de tus-
schenpersonen aan dit inferieure goedje!
aardig wat verdienen. Voor den arbeider
die zijn schoenen laat repareeren, blijkt
„goedkoop" echter „duurkoop" te zijn.
De zolen zijn minder sterk.
De lederfabrikanten vragen om een
invoerrecht ook op „overleer." Daarte
gen zijn echter wij erkennen het
bezwaren met het oog op de belangen
der Nederlandsche schoenenindustrie dia
in toenemende mate voor export werkt.
Hier staan twee groepen tegenover el-
elkander.
Onze rijwiel-industrie gaat vooruit.
Het buitenland concurreert wel, maar de
vraag naar eigeii fabricaat is toenemen
de.
Hoe jammer, dat vele industrieel en'
geheel anders moeten spreken. De elec-
tro-technische industrie klaagt zelfs over
het feit, dat door Rijks- en gemeente-in
stellingen nog maar al te dikwijls aan
het buitenlandsche fabrikaat de voorkeur
wordt geschonken. De fabrikanten van
Morsetelegraaftoestellen maken 'n soort
gelijke opmerking.
De industrie van haarden en kachels
staat zeer hoog. Maar toch werkt de
invoer van buitenlandsche haarden en.
kachels nog zeer belemmerend op haar
groei.
Onze machine-nijverheid kan ook een
veel hoogere vlucht nemen. Maar
Duitschland voert veel in ,wat evengoed
hier te lande kan vervaardigd worden.
Een onderneming, die zich toelegt op de
vervaardiging van tramweglocomotieven
wijst er terecht op, dat dergelijke loco
motieven hier dank zij ook den vrijen
invoer beneden kostprijs worden aange
boden. Uitvoer van deze machines naar
Duitschland is daarentegen vrijwel on
mogelijk. Onze Oosterburen zorgen voor
hun eigen nijverheid.
„Verontschuldig de stoornis, mijnheer,-
maar de zaak is zeer dringend. Wees zoo
goed en lees dit even."
Hij geeft Rosenthal een blad papier,
hetwelk een bevelschrift tot inhechtenis
neming bevat.
„U staat m?j zeker wel toe, dat ik mij
anders ga kleeden?"
„Zeker, maar ik zal u begeleiden," ant
woordde de ambtenaar, beide mannen
gaan naar de tweede verdieping en tre
den in Rosenthal's weelderig ingerichte
slaapkamer, welker tweede uitgang de
ambtenaar sluit, terwijl hij bij den anderen
post vat. Rosenthal haalt eenige kleercn
uit de kast en treedt er mede achter een
kamerschut. Eenige seconden later klinkt
een schot, een licht rookwolkjezweeft
over het schot, in de hoogte, een doffe
val doet den vloer der kamer schudden,
enRosenthal staat voor zijn eeu
wigen Rechter!
Wij kunnen thans kort zijn. Den volgen
den morgen probeerde eene tot vertwij
feling gebrachte volksmenigte het huis
van Rosenthal te bestormen, maar uit
de ledige brandkasten kwamen de kapi
talen niet meer te voorschijn. Duizenden
hadden door hun goed vertrouwen hun
fortuin verloren, velen waren van rijke
lieden behoeftigen geworden.
De geheimraad verloor het grootste
gedeelte van zijn vermogen en dezen slag
kwain hij niet te boven. Toen de winter
aanbrak, moest Welten het bed houden
en stond niet weder od.
Baas Lingen is van zijne geldzucht, die
hem een derde van zijn vermogen had'ge
kost, geheel genezen. Hij is tevreden met
een klein percent en verkondigt al zijn
bekenden en vrienden: „Op de jacht naar
het geluk, loopt men gewoonlijk veel te
vlug, daarom is het beter, dat men de
fortuin niet naloopt maar haar naar zich
toe laat komen."