RONA Cacao Uit de Pers. De groote Beursspeculatie. Van Houten s Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 24 Juli no. 848. Twee opmerkingen. ;Wij lezen in het „H u i s g e z i n" Het incident, door den Franschen ge zant te Brussel met zijn toespraak ver wekt geeft tot tweeërlei opmerking aan leiding. De eerste is, dat tot onze groote verba zing de liberale pers ten onzent zich aan de zijde schaart van den Franschen diplomaat, zullen we maar zeggen. Natuurlijk is onze liberale pers voor neutraal onderwijs en dus op dit punt één van zin met den heer Klobukowsky 'is zij in 't bijzonder zeer weinig ingeno men met het onderwijs van broeders en Zusters en kan dus ook onder dit op zicht den Franschman een hand geven. Maar van den anderen kant dachten wij, dat onze liberale pers onpartijdig ien objectief genoeg was om niet te ge- doogen, veelmin toe te juichen, dat een vreemdeling met een officieel e positie zich in binnenlandsche geschilpunten mengde en de houding van de eene! helft van het land laakte. Denk het geval niet te Brussel, maar in Den Haag afgespeeld. Laat den Franschen gezant bij ons hof in een toespraak tot de Fransche kolo nie met nadruk opkomen tegen de onder wijspolitiek der christelijke partijen. Wat zou onze liberale pers daarvjan zeggen En denk daarnaast het geval, dat de iSpaansche gezant de onderwijspolitiek der liberalen met nadruk afkeurde. Nog eens, wat zou onze liberale pers zeggen Ze zou toch niet want dat ware al te kras den Franschman toejuichen jen den Spanjaard beduiden dat hij z'n mond had te houden. Ze zoutd-us zeggen: heeren, gij zijt in ,Den Haag om goede betrekkingen te on derhouden en te bevorderen tusschen het land dat ge vertegenwoordigt en het land waar ge zijt geaccrediteerd, maar met onze binnenlandsche politiek hebt ge niets te maken. Zóó zou de liberale pers spreken. Wel nu, waarom voert ze thans een andere taal, nu het niet in Den Haag maar in (Brussel is voorgevallen, nu de man die z'n boekje te buiten ging, een politieke geestverwant van haar is Voelt zij niet, dat zij morgen voor een geval kan komen te staan, dat, indien ze consequent en logisch wil blijven, heel (netelig voor haar kan zijn Onze tweede opmerking zij behelst tevens de tweede reden welke de libe rale pers ten onzent zoo al niet tot ver zet tegen de inmenging van den Fran schen gezant, dan toch tot ingetogen heid had moeten nopen is, dat de vertegenwoordiger van een groot land zich wat hij deed veroorloofde tegenover ,-een klein land. Keer de rollen een oogenblik om en denk even dat de Belgische gezant te Parijs partij had gekozen tegen de open bare school in Frankrijk. Of dat om de partijen gelijk te stel len de Duitsche gezant te Parijs in .een of andere binnenlandsche kwestie zich aan de zijde der anti-ministerieelen had geschaard. Er zou wat te doen zijn geweest FEUILLETON. 14) (Slot.) Wederom klonk een luid gelach, dat dchter verstomde, toen een- zeer net twee span met rijk gegalonneerde koetsier en palfrenier kwam aanrollen. Graaf De- genthal steeg uit, eene hoog adellijke ge stalte, en ging terstond naar den ingang. jDit oogenblik maakte Lorentz zich ten nutte, den agent te vragen hem binnen "de agent hem binnenliet en toen hij in te laten. Lang moest hij praten, alvorens de prachtig versierde en verlichte vealbu- Je stond, wist hij eerst niet, tot welke |der talrijke bedienden, die heen en weer (draafden, hij zich zou wenden. Daar 'jkwam de, thans in* een prachtige livrei .gestoken, hofmeester aangeloopen, pak te hem plotseling bij den arm en vroeg hem op een heel onvriendelijken toon, wat hij hier zocht. Lorenz, die een rijke levenservaring had opgedaan, had reeds, voor hij op weg ging, twee 3-markstukken in de hand genomen. Thans drukte hijirr den brommenden deurwachter een van in de hand en deelde hem zijn wensch inede. iDie hofmeester bezat voor deze manier van ipraten een bijzondere voorliefde, nam den onwelkomen bezoeker op de ineest vrien- delijke manier onder den arm en leidde i hem, daar de hoofdtrap aanhoudend met nieuw aankomende gasten gevuld was, langs een achtertrap de gang in van de eerste verdieping, waar Lorenz weder drie mark moest offeren om eenen der hoog moedige bedienden gunstig te stemmen om zijn kaartje naar den geheimraad te brengen. Intusschen klonken uit de feestzaal de wegsleepende melodiën der ïigcunerkapel hem in de ooien, die met hare eigenaardige klagende toonen zijn En wij twijfelen geen oogenblik of ook onze liberale pers zou dergelijk partij kiezen in een gezant ten strengste1 heb ben gelaakt. Nu het den vertegenwoordiger van een groote mogendheid in een klein land gold, had, afgezien van persoonlijke sym pathieën en anti-pathieën, de pers van een ander klein land met klem moeten protesteeren. De kleinen zijn toch reeds niet bijzon der in tel. Zij moeten al eens iets over hun kant laten gaan. Maar komt men hun nu nog in hun eigen huis de les lezen, en draagt dit de goedkeuring weg van een deel der pers in een ander klein land, dan raken we heelemaal achterop en wordt de po sitie der kleine mogendheden ondergra ven. 't Is meer dan erg, dat partijzucht en anti-clericalisme dermate verblindt, dat men de allereerste beginselen van het recht uit het oog verliest. Wat hem in den weg staat. De Maasbode schrijft Als wij Katholieken klagen, dat wij stelselmatig 'worden achtergesteld in het openbare leven, en dat de baantjes en verdere geurige plukjes uit de Staatsruif onzen neus voorbijgaan, dan wordt ons van vrijzinnige zijde altijd tegengevoerd, dat dit een dwaze idéé fixe van ons is, dat ook bij Katholieken alleen gelet wordt op bekwaamheid en kunde. Wil men, gelijk hier te Rotterdam in den gemeenteraad, wat al tc streng de principes doorvoeren, dan worden wij Katholieken door de vrijzinnigen gevleid en geprezen als joviale menschen met blijmoedige levensopvatting, honderd par ten aangenamer in den omgang dan uie „fijne anti-revolutionairen". Ach, wij zouden óók wel knappe, kun dige, joviale en blijmoedige menschen zijn, waar iedereen gaarne mede omging, mits maar één ding ons niet in den weg stondons Roomsch-zijn. Dat Roomsch-zijn overschaduwt kunde, jovialiteit, alle capaciteiten naar lichaam en geest, en er blijft in dc oogen der vrijzinnigen niets meer van ons over dan een paap. „Het is nu eenmaal zoo. En het zou dwaasheid zijn het te verbloemen". Dat meent ook de „Arnhemsche Courant", die een artikei wijdt aan den aanstaanden Kamerpresident. De keuze van jhr. mr. van Nispen tot Sevenaer heet voor de rechterzijde een gelukkige keuze. De man is „een krachtig figuur", „een die weet wat hij wil", en „hij zal een stevige, strenge leider wezen". Allright! zou men meenen, nu gaan we met dezen nieuwen president een toe komst van vruchtbare werkzaamheid te gemoet. Wacht wat! roept de Arnhemmer ons toe: „iets zal den nieuwen president in den weg staan". Hij moge knap, handig, krachtig, stevig en streng zijn hij is ook Roomsch- Katholiek. De heer v. Nispen, verklaart de Arn hemmer, „behoort tot de sterkste fractie van rechts, die nu op haar beurt ,als een recht opeischt, een der hunnen te leveren voor het bezetten van een der hoogste ambten in den lande, al zal 't naar wij hopen hoogstens voor»één jaar wezen. „En dat zal hem ook telkens in den weg staan, zoodra hij ook maar in liet minst inbreuk maakt op het recht van een der Kamerleden. W a n t dan zal zooietsaan een Roomse h-K a t h o- liek door de niet-Roomsch-Ka- .t h o 1 i e k e n heftiger k w a 1 ij k \v o r hart troffen. Hoe schril zou liet gejubel der daar vergaderden binnenkorten tijd in smart yerkeèren' Hoevelen dergenen die daar champagne dronken, zlcii aan het buffet aan de duurste lekkernijen te goed deden, duizend vleierijen aan huis heer en huisvrouw zeiden, zouden dan het gastvrije huis vloeken, waarin zij van hun eigen geld gegeten en gedronken hadden"Nog een uur misschien en deze schitterende, met fabelachtige weelde gemeubileerde zalen zouden veriaten zijn, de zwerm van gasten zou doodsbleek naar alle kanten weggestoven zijn cn Rosenthal zou in eene vigelante naar de gevangenis gebracht worden. Een inwen dig' genot, een gruwzaam leedvermaak maakte zich meester van den ouden man, als hij er aan dacht, dat hij ,het zijn zou, die bijgedragen had tot den val van dezen grooten zwendelaar. Welten liet lang op zich wachten. Wat kon Lorenz, dien hij slechts oppervlakkig kende als een zijner huurders, hem ge wichtigs mede te deelen hebben? Hij praatte zoo gezellig met generaal von Rosleben, dat er een tweede verzoek moert gedaan worden, voor hij den wensch van Lorenz inwilligde. „Nu, wat is er, mijnheer Lorenz vroeg hij zeer uit de hoogte. „Ik moet u iets zeer gewichtigs mecie- deeien, excellentie", antwoordde Lorenz. „Is er niet ergens een kamer vrij?" „Ik geloof het niet! Ataar laten we hier de zaken maar afmaken en Ik verzoek u liefst zoo gauw mogelijk", antwoordde Welten koel. Lorenz verwenschte inwendig den trots des mans, wien hij toch zulk een grooten dienst wilde bewijzen, en had grooten lust zich zonder verder iets te zeggen te verwijderen. Zijn betere natuur behi.ld echter de overhand en hij vertelde. Welten hoorde hem kalm aan, zonder een spier op zijn gelaat te vertrekken. Toen de rentenier geëindigd had, zelde hij: „Ik dank u. mijnheer Lorenz. Wat gii den genomen dan aan iemand van de andere fracties. „Op duizenden kiezers van rechts zal het ook stellig een hoogst onaangenamen indruk maken, dat de Kamer zal worden gepresideerd door een lid deT R. K. Staatspartij. „Het is nu eenmaal zoo. En het zou dwaasheid zijn <het te verbloemener leeft nu eenmaal in een groot deel van ons volk een afkeer van het katholicisme". De „Arnhemsche Courant" heeft 't nu eens spontaan-eerlijk gezegd wat er leeft in elk vrijzinnig gemoed, al beweert elke vrijzinnige mond ook precies het omgekeerde. Men is nog altijd liever „Turksch dan Paapsch". Men kan een liberale nulliteit zijn als de Klerk, men kan een brutale kwajongen zijn als Duys, één ding staat hun niet in den weg om „één der hoogste pos- t e n" in den lande te bekleedenzij zijn in ieder geval nietR ooms c li- Ka t h o 1 i e k. Handel en Nijverheid in 1911. Telken jare verschijnt een dik boek werk, uitgegeven door de afd. handel van het departement van Landbouw, Nijver heid en Handel, en waarin talrijke ge gevens zijn verwerkt met betrekking tot onzen handel, onze nijverheid en scheep vaart, gedurende het jaar 1911. Evenals het verslag over 1910, van waaruit wij voor onze lezers menig feit opdischten om de beweringen van de vrijhandelaren te logenstraffen, levért het verslag over 1911 uitstekend materiaal ter verdediging van de tariefwet-voor stellen der Regeering. En dit materiaal is te waardevoller, omdat de gegevens van officieelte zijde zijn verstrekt en elke tendenz aan het verslag bleef. Het „Geld. Dagbl." verwerkte deze gegevens in een beknopt overzicht dat wij onze lezers niet willen onthouden. Onder het hoofd Aardewerk-fabricage lezen wij: „Evenals vorige jaren werden ook in 1911 de producten van buiten- landsche fabrieken (inzonderheid Duit sche) tegen zeer lage prijzen hier te lande ingevoerd, waardoor de prijzen ook voor de Nederlandsche .fabrieken werden gedrukt. Geklaagd werd over scherpe concur rentie in Ned.-lndië ondervonden van de Duitsche en Fransche industrie, welke hare producten tot zeer lage prijzen aan biedt. Uitvoer naar de Vereenigde Sta ten van Noord-Amerika is nog steeds vrijwel onmogelijk door de hooge in voerrechten, welke aldaar worden gehe ven. Eenige werkloosheid kwam ook dit jaar voor. De fabrikanten van aarden buizen, roemden nog minder. De gang van zaken was in hooge mate onbevredigend. Als oorzaak werd opgegeven „de zware con currentie, welke het uit het buitenland, met name uit België en Duitschland in gevoerde fabrikaat de Nederlandsche in dustrie aandeed. Veelal tengevplge van overproductie in die landen worden die producten in Nederland tegen zeer la gen prijs (vaak beneden kostprijs) aan de markt gebracht." Eenige fabrikanten herhaalden de klacht, dat sommige ge meentebesturen nog steeds de voorkeur blijven geven aan buicenlandsch fabrikaat hoewel de Nederlandsche industrie een even goed, zoo niet beter, product kan leveren en daarenboven in staat is aan alle aanvragen te voldoen, aangezien de capaciteit der Nederlandsche fabrieken groot genoeg is om belangrijk meer te mij daar hebt verteld, is zoo laag, dat ik het nauwelijks kan gelooven „Ik ben uitgepraat, Excellentie", ant woordde Lorenz korzeiig. „Wat u verder doen wilt, is uwe zaak", en nog voor dat de geheimraad een woord tot hem kon richten, was hij op de achtertrap verdwenen. Nu begon Welten toch na te denken. Meerdere dergelijke zwendeLrijen, welke hij in de residentie gekend had, en waar het eveneens bankiershuizen waren, die men voor absoluut zeker hield, kwamen hem voor den geest. Als het nu toch eens zoo was, als Lorenz gezegd had? De gchecle geschiedenis geleek wel een roman, maar was ze niet juist daarom geloofwaardig? Zulke nieuwtjes zuigt men niet uit zijn duim en in geen geval zulke eenvoudige lui als Lingen en Lorenz. Welten ging in den met de prachtigste en zeldzaamste gewassen versierden win tertuin, om hier, gemakkelijk gezeten in een bamboezen leunstoel, eens na te denken, wat in dit geval het beste was. Plotseling schoot hem eene gedachte te binnen; hij sprong op en liep snel naai de salons. Hij zocht naar het oogenblik, waarop Rosenthal vrij zou zijn, naderde hem en verzocht hem onder woorden van verontschuldiging even over zaken te mogen spreken. Rosenthal, wien als een bliksemstraal de gedachte door hit hoofd schoot, dat Lingen in de achterkamers van Weltens huis woont, zocht zijne angst onder eene diepe buiging te verbergen, en antwoordde dan „Zooals van zelf spreekt, sta ik uwe Excellentie altijd ten dienste. Willen wij hier of daar in eene kamer gaan?" „O neen, yólstrekt niet, ik heb slechts een paar oogenblikken noodig. Ik zou, waarde mijnheer Rosenthal, binnenkort misschien in de mogelijkheid kunnen ko men u mijn kapitaal te moeten op vragen „Dat ligt geheel te uwer beschikking, Excellentie", antwoordde Rosenthal voor- produceeren, dan zij thans kunnen af zetten." i i Ziedaar weer een bewijs voor de juist heid van onze door de „vrijhandela ren" betwiste stellihg, dat „het pro ductievermogen des volks niet gëheel wordt benuttigd." De Nederlandsche steen-industrie lijdt onder de zware concurrentie met het Belgische fabrikaat. De steenhouwers klagen nog, luider oyer de voortdurende toeneming van den invoer van bewerk te steen uit het buitenland. Er is hier werkeloosheid. Ook ontbreekt door dien toenemenden invoer de gelegenheid tot goede vakopleiding voor de werklieden. Bij de trottoir-tegels vinden wij ver meld: „Ook hier deed zich de concur rentie van ingevoerd buitenlandsch fabri kaat met name uit België gevoelen, terwijl het binnenlandsch product we de hooge invoerrechten geen afzet in het buitenland kon vinden." In aanver wante vakken wordt dezelfde verschijn sel geconstateerd. De inkt-fabrikanten wijzen ook op den invoer van buitenlandsche drukinkten, die geheel vrij is. De buitenlanders trachten door zeer lage aanbiedingen Ne derland als afzetgebied te behouden. Zij slagen daarin slechts ten deele. Onze inktfabricage schijnt er weer wat boven op te komen. Het tariefontwerp-Kolk- man zal wordt het straks tot wet ver heven deze goede ontwikkeling bevor deren. Wij hebben hier te lande 'n bloeien de kaarsen-fabricage. Veel producten worden naar het buitenland uitgevoerd. Maar het voortschrijden der protectionis tische politiek in tal van landen, werkt toch in hooge mate belemmerend. Men heeft in het buitenland niet zooveel me delijden met ons. De uitvoer van stae- rine- en andere kaarsen naar de Fransche koloniën is bijv. geheel onmogelijk ge maakt. Ook de grenzen der Vereenigde Staten zijn vrijwel gesloten. Er is bijna geen export-industrie, die niet over soortgelijke moeilijkheden klaagt. En hadden zij dan nog maar een krachtigen ruggesteun in het binnen land. Maar telkens weer leest ge in het verslag: „Onze uitvoer wordt bemoei en op 't binnenlandsche afzetgebied tracht de buitenlander in eigen land „be schermd" ons bovendien nog te ver dringen',' Onder de rubriek „Drukkerijen" lezen wij: Buitenlandsche concurrentie wordt hier te lande voornamelijk ondervonden in het steendrukkersbedrijf, en vooral wat aangaat drukwerk, waarmede geen directe haast is, als verpakkingen, show- cards, enz. Naar bericht werd, zijn het juist deze orders, welke de Nederland sche drukker niet missen kan, wil zijn bedrff loonend zijn. In dit verband werd het als een miskenning der nationale in dustrie en der nationale belangen be schouwd, dat de gemeente Rotterdam de levering van een reclameplaat aan een buitenlandsche firma opdroeg. De cliché-industrie verkeert, naar ge meld wordt, in geen bevredigenden toe stand. Oorzaak o.a. de invoer uit het buitenland. De glasnijverheid dito, di to. Hier is België de zwaarste concur rent. Bitter klagen ook nu weer de klom penmakers. De invoer van het inferieure Belgische fabrikaat berokkent onzen klompenmakers menschen van zeer kleine middelen ernstige schade. Ve len verlaten dit handwerk. Ook wel een komend en geheel gerustgesteld. „Zend mij slechts tegen dien tijd een briefje 'en ik zend u kapitaal en afrekening." „Ik dank u wel, mijnheer", zei Welten gerustgesteld. „Vergeef mij de stoornis" En met een warmen handdruk scheid den beide heeren, de eene blij, dat ihij den strop nog had ontloopen, de andere met eene verwensching tegen Lorenz, die hem onnoodig een schrik op het lijf gejaagd had. Het feest had geheel en al het schitte rende verloop, dat mevrouw Rosenthal gewenscht had. De gasten waren in den prettigsten luim en hadden zich voorge nomen naar het scheen, alle lasterpraatjes over gastheer en gastvrouw, alsook over de beurs en beursspeculaties, tot den volgenden dag uit te stelten. Tegen tien uur werd in de eetzaal het diner opge zet, waarnaar de heereji reeds lang had den verlangd. De heeren hadden reeds hunne dames opgezocht, om ze naar ta fel te brengen. Daar nadert een bediende den bankier, die juist nog iets aan zijne handschoenen terecht doet, en geeft hem een enveloppe, met de opmer king, dat de heer niet had opge houden met den last hem aan te dienen; hij had zelfs gedreigd de zaal binnen te treden. Met donkere blikken verbrak Rosenthal het couvert en las, doodsbleek wordend: „De commissaris van politie, Dr. Brauser, verzoekt om gehoor. Uitstel onmogelijk." „Het is voorbij roept Rosenthal uit en zich tot zijn echtgenoote wendend, zegt hij: „Verontschuldig mij nog maar een enkele minuut bij de gasten." .Onmogelijk, Oskar", antwoordde zijn vrouw boos. „Gij moet...." Maar reeds staat Rosenthal in de gang en beveelt zijn bediende hem bij den heer te brengen. De commissaris staat in de rooksalon en is, naar het schijnt, verdiept in de beschou wing van een schilderstuk. Toen Ro senthal binnenkomt, keert hij zich om en zegt op beleefden toon: Ingezonden Mededeelingen. GOED en GOEDKOOP^ is in vierkante bussen 1 Kg. 150\V$Kg.f0A2\\ y<i - 0.80 }/fo - 0-18 J gevtolg van de machinale productie, die! toeneemt I Roemen doen zeker ook de leerlooie rijen niet. „De geheele zool leder-in dus trie in al haar onderdeden, ondervfindt bij voortduring veel nadeel door den invoer van buitenlandsch fabrikaat." Er wordt uit het buitenland zeer veel in gevoerd z.g. „croute", en „split", een' minderwaardig artikel, hetwelk in be langrijke mate voor schoenzolen van in ferieure kwaliteit wordt verwerkt. Wij vernamen daarover dezer dagen interes sante dingen. Het schijnt, dat de tus- schenpersonen aan dit inferieure goedje! aardig wat verdienen. Voor den arbeider die zijn schoenen laat repareeren, blijkt „goedkoop" echter „duurkoop" te zijn. De zolen zijn minder sterk. De lederfabrikanten vragen om een invoerrecht ook op „overleer." Daarte gen zijn echter wij erkennen het bezwaren met het oog op de belangen der Nederlandsche schoenenindustrie dia in toenemende mate voor export werkt. Hier staan twee groepen tegenover el- elkander. Onze rijwiel-industrie gaat vooruit. Het buitenland concurreert wel, maar de vraag naar eigeii fabricaat is toenemen de. Hoe jammer, dat vele industrieel en' geheel anders moeten spreken. De elec- tro-technische industrie klaagt zelfs over het feit, dat door Rijks- en gemeente-in stellingen nog maar al te dikwijls aan het buitenlandsche fabrikaat de voorkeur wordt geschonken. De fabrikanten van Morsetelegraaftoestellen maken 'n soort gelijke opmerking. De industrie van haarden en kachels staat zeer hoog. Maar toch werkt de invoer van buitenlandsche haarden en. kachels nog zeer belemmerend op haar groei. Onze machine-nijverheid kan ook een veel hoogere vlucht nemen. Maar Duitschland voert veel in ,wat evengoed hier te lande kan vervaardigd worden. Een onderneming, die zich toelegt op de vervaardiging van tramweglocomotieven wijst er terecht op, dat dergelijke loco motieven hier dank zij ook den vrijen invoer beneden kostprijs worden aange boden. Uitvoer van deze machines naar Duitschland is daarentegen vrijwel on mogelijk. Onze Oosterburen zorgen voor hun eigen nijverheid. „Verontschuldig de stoornis, mijnheer,- maar de zaak is zeer dringend. Wees zoo goed en lees dit even." Hij geeft Rosenthal een blad papier, hetwelk een bevelschrift tot inhechtenis neming bevat. „U staat m?j zeker wel toe, dat ik mij anders ga kleeden?" „Zeker, maar ik zal u begeleiden," ant woordde de ambtenaar, beide mannen gaan naar de tweede verdieping en tre den in Rosenthal's weelderig ingerichte slaapkamer, welker tweede uitgang de ambtenaar sluit, terwijl hij bij den anderen post vat. Rosenthal haalt eenige kleercn uit de kast en treedt er mede achter een kamerschut. Eenige seconden later klinkt een schot, een licht rookwolkjezweeft over het schot, in de hoogte, een doffe val doet den vloer der kamer schudden, enRosenthal staat voor zijn eeu wigen Rechter! Wij kunnen thans kort zijn. Den volgen den morgen probeerde eene tot vertwij feling gebrachte volksmenigte het huis van Rosenthal te bestormen, maar uit de ledige brandkasten kwamen de kapi talen niet meer te voorschijn. Duizenden hadden door hun goed vertrouwen hun fortuin verloren, velen waren van rijke lieden behoeftigen geworden. De geheimraad verloor het grootste gedeelte van zijn vermogen en dezen slag kwain hij niet te boven. Toen de winter aanbrak, moest Welten het bed houden en stond niet weder od. Baas Lingen is van zijne geldzucht, die hem een derde van zijn vermogen had'ge kost, geheel genezen. Hij is tevreden met een klein percent en verkondigt al zijn bekenden en vrienden: „Op de jacht naar het geluk, loopt men gewoonlijk veel te vlug, daarom is het beter, dat men de fortuin niet naloopt maar haar naar zich toe laat komen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5