1 Cacao 1
I Van Houten si
Een Martelaar.
De beste voor den prijs
Derde Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Zaterdag 20 April no. 770.
Uit de Pers.
De Processie der bezetenen.
Onder dit bezeten opschrift ontleende
jrte „Zondagsbode voor Overijssel" een
verhaal aan het tijdschriftje „Het Evan
gelie in Spanje".
„In het oude Jaca" aldus het blad
„een bisschopszetel in Hoog-Arra-
gon, wordt elk jaar een o mm e -
gang van bezetenen gehouden.
Die streek van Spanje is rij k aan boo
ze geesten, als wij ten minste de
priesters moeten gelooven. Maar daar-
om heeft God daar dan ook het pro
bate geneesmiddel gegeven, dat de
ziekte der bezetenheid geneest. Dat
merkwaardig geneesmiddel is de rele-
kwie van de heilige Orosia, die Jaca
in haar kathedraal bewaart." Op den
24en Juni (ik deel hier met een enkel
.woord mede, hetgeen daar uitvoerig
.wordt beschreven) trekt men met de
relikwie van deze heilige in processie
door de stad.
Door bemiddeling van een vriend, aldus
prof. Knuif van Rijzenburg onder de ru-
:briek „Het Rooinsche Schild" in het
jCentrum, ontving ik van den hoog-
eerw. heer Doinin Borruel, vicaris-gene-
■raal van het bisdom Jaca, de volgende
inlichting:
„Onder de talrijke geloovigen, die aan
'de processie deelnemen, vindt men vele
zieken met verschillende kwa
len, Onder die zieken komen somtijds
'enkelen voor, die men voor b e -
ze ten HOUDT. (Men merke op de keu
ze van dit kapitale woord. Red. L. C.)
'Meermalen werden zij door de voorspraak
'der Heilige Orosia geneezn."
Ziedaar wat er overblijft van den „groo
ten ommegang van bezetenen" in een
streek van Spanje, die „rijk is aan booze
geesten."
De „Zondagsbodc" deelt verder mee:
Een ietwat onbescheiden verslagge
ver van een onzer groote bladen
men weet dat journalisten nu juist
niet aan overmaat van bescheidenheid
lijden - - maakte verleden jaar een ge
sprek openbaar, dat hij, toevallig met
den bisschop \ari Jaca reizende, met
dezen over de wonderdoende Heilige
en de bezetenen gehad had.
„Is het hoofd, dat in Yebra vertoond
wordt, werkelijk dat van de Heilige?"
vroeg de verslaggever.
„Wat zal ik n zeggen?" antwoord
de de bisschop. „Wanneer men het
hoofd en het lichaam goed beziet, dan
kunnen zij, naar mijn oordeel, niet bij
dezelfde personen hebben behoord. Het
hoofd is dat van een volwassen vrouw,
en het lichaam schijnt van een kind te
zijn. Het verwondert mij steeds, wan
neer ik het lichaam beschouw, dat de
legende zoowel als'de overlevering van
Santa Orosia een huwbare jonge doch
ter hebben gemaakt."
Ziehier dus bet oordeel van den bis
schop va 11^ Jaca, een der meest ont
wikkelde èn tegelijk strijdlustige bis
schoppen van Spanje, lid van den Se
naat, die nu en dan artikelen voor tijd
schriften stelt.
De Vicaris-Generaal schrijft: ,,'t IS
1DEHEEL ONWAAR' dat de bisschop
van Jaca dit heeft beweerd."
„Wat te zeggen" aldus de „Zpn-
[dagsbodc" van burgerlijke en militaire
«overheden, die in onze twintigste eeuw,
pn een land, dat zich beschaafd en Christe
lijk noemt, dergelijke droeve dwaasheden
idoor hun tegenwoordigheid bekrachti
gen
Aan dien zin dacht ik onwillekeurig,
(toen ik ecnige regels verderde onzinnige
'bewering las, dat men de H. Orosia „als
!een afgod vereert en AANBIDT." In-
'derdaad, wat te zeggen van ecu blad, dat
'in onze twintigste eeuw, in een land,
|dat zich beschaafd en Christelijk noemt,
(dergelijke droeve dwaasheid in zijn ko
lommen opneemt?
FEUILLETON.
(NAAR HET DUITSCH.)
7)
Graal' Albertus kan niet zonder
ontroering in- tegenwoordigheid van uw
page zijn; dat kind herinnert hem aan een
verschrikkelijk voorval en roept hem on
getwijfeld het uur iu het geheugen, waar
op ik ook door den dood getroffen werd...
Wanneer gij vertrekken zult, wanneer gij
huwen zult, neem Otfried mede... Help
■hem een loopbaan kiezen, want wat gij
ook voor hem doen zult, nimmer zalt gij
het edele bloed betalen, dat gestort werd.
Ach, ik zweer het u! riep Johanna uit,
nimmer' zal ik de zoon van den braven
'Notberg verlaten.
De gravin trok het hoofd barer dochter
aan de borst en zeide op zacht en toon:
Jk wil den kapelaan spreken.
Nu reeds? vroeg. Johanna.
Hebt gij hem dan niet eiken dag aan
mijn bed gezien?
Zeker, maar bet schijnt mij dezen keer
toe
Deze keer is de laatste. Ja, Johanna
'Mezen keer heb ik de opperste vergiffenis
foes hemels noodig.
Ten slotte nog deze bemerking: het
spreekwoord ,,'s lands Wijs/ 's lands
eer", schijnt aan de redactie van de „Zon
dagsbode" onbekend te zijn. Ieder land
heeft zijn eigenaardige gebruiken, die men
moet beoordeelen volgens den volksaard.
Van menschen, die vrijheid van
denken verkondigen, mocht men bree
der opvatting verwachten.
Zondagsheiliging.
[Wij lezen in de Maasbode:
De voordracht van het dagelijkscli be
stuur van Rotterdam, strekkende om aan
den burgemeester den wensch te kennen
te geven, dat deze in den vervolge voor
het houden van optochten met muziek of
wel van optochten, die liet karakter van
betoogingen dragen, geen toestemming
meer verleenen zal, heeft bijzonder in
het socialistische kamp groote „veront
waardiging" gewekt, een gevoel, waaraan
in pers en publieke vergadering, zelfs
langs den openbaren weg uiting wordt
gegeven.
Allereerst meenen wij te moeten pro
testeeren tegen de wijze, waarop men
aan dien kant tracht de Katholieken tegen
hunne coaUtiegenooten uit te spelen.
Over het algemeen genomen is onze
opvatting nopens het gebod der Zondags
viering minder gestreng te noemen dan
die onzer overige geloovige landgenoo-
tenmaar daarneven mag er ook wel op
gewezen worden, dat lang niet alles, wat
men met een beroep op constante ge
woonten in zgn. zuiv er-Katholieke streken
als argument ten deze wil laten gelden,
door den beugel kan, en er onder vele
zulke als echt-Roomsch verdedigde ge
bruiken heel wat laksheid schuil gaat.
Wie „Het Volk" over de kwestie leest,
is geneigd te gaan gelooven, dat het
Katholicisme eigenlijk zich minder laat
gelegen liggen aan de Zondagsheiliging;
een opvatting, waartoe mogelijk door
vaak al te tolerante „nalevers" van de
wet zeer tot schade van de Katholieke
zaak een enkele maal aanleiding wordt
gegeven, maar die toch in den grond
valsch en onverdedigbaar moet genoemd
worden.
Een beroep op de practijk, zooals die
onder sommige Katholieken tot een mis
bruik is geworden, lijkt ons dan ook
absoluut onhoudbaar.
Ten andere ga ons ernstig protest uit
tegen den verregaand onheuschen toon,
welke door de heeren socialisten in heel
deze aangelegenheid wordt aangeslagen.
Het is van zelf sprekend, dat de roode
broeders deze kans, om weer wat politie
ke munt te slaan, zich niet ontglippen la
ten.
Maar zij, die heel de maatschappij een
ijzeren dwangbuis willen aanleggen, moch
ten althans een toontje lager zingen.
Dat het onderhavige voorstel louter
geïnspireerd werd door „haat jegens de
arbeidersbeweging"; dat de voorstellers
er van „farizeeën" zijn, „veinzers, die
onder mooie woorden, onder aanroeping
van hun God, de hatelijkste dingen onder
nemen", zie zulke verdachtmaking is
eigenlijk te min en te ergerlijk, om er
nog een woord aan te verspillen.
Wij weten, dat de socialisten elke over
weging van godsdienstigen aard uit den
booze is; maar dat deze vermaterialiseer-
dc volksbevrijders zich niet -eens kunnen
indenken, dat er onder hun medemen-
schen worden gevonden, die nog voor
iets anders oog hebben dan voor het le
nigen van stoffelijke nooden, dit doet
ons eerst recht inzien, wat de hoofddrijf-
veeeveer is van al deze „verontwaardi
ging."
Immers, het organiseeren van optoch
ten verstaan deze heeren ook wel, al is er
geen Zondag mcc gemoeid. We durven
zelfs beweren, dat de meeste betoogingen
die zij op touw zetten, juist op weeksche
dagen worden gehouden. De gespatieerde
wanhoopstirade in „Het Volk", dat de
Zondag de eenige dag is voor het houden
van manifestaties beschikbaar, is dan ook
pure effect-jagcrij.
De kern van het verzet ligt dieper.
Dat een socialistisch scribent er toe komt
o Marx! de muzikanten eener
Oranje- verceuigiug in bescherming te
Het jonge meisje stond wankelend op,
steunde tegen een der bedkolommen en
bereikte vervolgens met groote krachtsin
spanning de deur.
In de aangrenzende kamer bevond zich
Otfried, die daar in de grootste stilte en
met de nederigste toewijding het oogeu-
blik verbeidde, waarop zijn tegenwoordig
heid vereischt werd.
Otfried, zeide Johanna met ontstelde
stem, waarschuw den eerwaarden kape
laan.
Hij is in de kapel in het gebed.
Gij ook, Otfried, waart in het gebed.
Ja, ik bad voor haar, die mij daarboven
beschermen zal, na mij hier beneden veel
bemind tc hebben.
Terwijl hij die woorden, welke van
zijn groote aandoening getuigden, sprak,
rolde een dikke traan over. zijn wang.
Ik blijf u nog over, voegde Johanna
hem beschroomd toe.
Ach, hernam de page, ik weet het; gij
zijt even goed als de heilige, die ons gaat
verlaten. Maar de graaf van Henegouwen
bemint mij niet... en...
Hij zal de belofte mijner moeder eer
biedigen.
Otfried wischte zich de betraande
oogen af, richtte het hoofd op en sprak:
Ik moet niet, ik wil niet weenen. Gij
beschermt mij nu, omdat uw bloed u
boven mij verheft en u gezag geeft doch
ik zal een man worden, ik zal mijn sporen
verdienen; ik draag een naam ya,n eenige
nemen tegen de „reactie" van het „fari
zeïsme", is alleen hierdoor verklaarbaar,
dat bij hem een ander soort haat op het
fust ligt. Al dat kabaal immers in den vroe
gen Zondagmorgen een gewilde of
ongewilde propaganda voor de ontheili
ging van den dag des Heeren is een
kolfje naar de hand van het roode gilde,
dat in elke afzwakking der godsdienstige
idee een schrede vooruit ziet naar de „be
wustheid", en de onttrekking van de mas
sa aan den invloed der Kerk de eenige
voorwaarde weet, om diezelfde massa on
der zijn noodlottige leiding te brengen.
Vandaar al die „verontwaardiging"
over „geknechte vrijheid" en wat dies
meer zij
Wie sprak daar van „farizeïsme"?
Nog meer klaarheid.
Onder dit opschrift schrijft S. in liet
Katholiek Schoolblad:
De algemeene vergadering der St. Le-
buïnusvereeniging te Deventer gehouden,
heeft over de verschillende quaesties, de
laatste weken onder de Katholieke bijzon
dere ouderwijzers gerezen,- veel licht en
verrassende klaarheid geworpen.
Vooral de rede van Baron van Wijn
bergen: „Financieele gelijkstelling van liet
bijzonder onderwijs", en niet minder dc
daarop gevolgde breede gedachtenwissc-
ling, waarvan ook de spreker eenige kce-
ren deelnam, hebben daartoe bijgedra
gen.
Vast staat nu:
lo. dat door de Katholieke bijzondere
onderwijzers van het aartsdiocees, meer
dan waarschijnlijk in samenwerking met
die van het Bisdojn Haarlem, onder lei
ding van een commissie, gevormd uït de
hoofdbesturen der beide diocesane orga
nisaties t ij cl ig een krachtige propaganda
voor de fmancieele gelijkstelling zal wor
den begonnen.
2e. dat naast deze propaganda ge
voerd kan en moet worden een niet
minder krachtige actie ter verbetering van
de salarissen aller onderwjjzers;
3o. dat deze actie zich kan noch m a g i
richten op een verhooging der wettelijke
minima.
Een enkele toelichting moge hier vol
gen
Financieele gelijkstelling van bijzonder
en openbaar onderwijs voor de publieke
kas, die bereikt kan worden na 1913,
wanneer door de stembus van dat jam
de Christelijke meerderheid in de Volks
vertegenwoordiging wordt gehandhaafd,
zal op zichzelf geen mateneele positie
verbetering aller onderwijzers ten gevol
ge hebben.
Maar deze financieele gelijkstelling
zal vergezeld gaan van andere hervor
mingen in onze onderwijs wetgeving, en
daaronder zal ook vallen de definitieve
oplossing van het vraagstuk der salariee-
ring. Opdat ueze oplossing de wenschen
der onderwijzers zooveel mogelijk zal be
vredigen, is actie hunnerzijds zeker ge-
wenscht
Duidelijk'moet echter zijn dat deze defi
nitieve oplossing van het salaris-vraagstuk
n i m m erin verhooging der wettelijke
minima kan liggen. Immers: financieele
gelijkstelling verkregen zijnde, moeten
noodzakelijk verdwenen zijn de wettelijke
minima, die door Gemeente- en Schoolbe
sturen naar willekeur al dan niet, met
veel of weinig verhoogd zouden kunnen
worden. Behoud van de minima in de
wet zou oorzaak worden van hernieuwde
schrijnende ongelijkheid, waar gelijkstel
ling wordt geëischt.
in dezen zin sluiten financieele gelijk
stelling van bijzonder en openbaar on
derwijs eenerzijds en behoud en dus
ook verliooging van de wettelijke m i-
n i m a anderzijds elkaar practisch uit.
De twee omstandigheden: le. dat vóór
1913 uitgezonderd dan het kinder-toe-
slagwetje geen verbetering der onder
wijzerssalarissen is te verwachten, en 2e.
dat na 1913 niet een partiëele maar een
algeheele oplossing van het onderwijs
vraagstuk aan de orde moet komen, ma
ken het blijven voeren van actie tot ver
hooging der wettelijke minima tot overbo
dige Don-Quichotterie.
Zooals gezegd, staat het met de salaris-
waarde, en geve de Hemel, dat ik eenmaal
op mijn beurt uw ridder en beschermer
zij.
Mijn God, dacht Johanna, mijn moeder
sprak zooeven van de beproevingen des
levens, en ziedaar, Otfried die schijnt te
voorzien, dat ik bescherming zal behoe
ven. Welk noodlottig teeken is er dan op
mijn voorhoofd zichtbaar?
De page legde de met het geslachtswa
pen voorziene missaal van het jonge meis
je op dc gebeeldhouwde bank, boog toen
voor zijn aangenomen zuster en verliet de
zaal. Toen deze haar jjebed geëindigd
had, keerde zij onmiddellijk tot haar moe
der terug.
Een kwartier later kwam de kapelaan
binnen, en nu was het de beurt aan Jo
hanna om den zieke te verlaten.
Zonder elkander hun goede voorne
mens mede te deelen, doch beiden onder
denzelfden indruk gingen Johanna en Ot
fried naar de kapel, om daar voor den ta
bernakel bun hart uit te storten.
Middelerwijl bevond de priester zich
met de gravin alleen, en hoe moeilijk
in vele'gevallen het voor een dienaar des
Heeren ook moge zijn, wanneer hij ver
plicht is een zieke op het oordeel van God
te wijzen, hier was zijn taak gemakkelijk,
omdat hij niet te worsteleen had tegen de
gehechtheid aan het aardsche leven, om
dat deze zuivere ziel den strijd tegen den
boozen engel niet afschrikt. Slechts had
,de priester een ongerqste Christin op de
actie, die de wettelijke minima niet als ba
sis neemt, geheel anders, en moet deze
niet alleen gewettigd, maar zelfs noodza
kelijk worden geacht.
Over deze quaesties een helder licht te
hebben verspreid, is niet de kleinste ver
dienste der jongste vergadering van St.
Lebuïnus."
Privilegie voor den handel.
De Standaard geeft de volgende
principieele en heldere uiteenzetting van
wat het Tarief-ontwerp beoogt en van
de gronden, waarop de bestrijding steunt.
De strijd tegen het Tarief-ontwerp
wordt gevoerd onder de leus van: Voor
den Vrijhandel. De handel wil, dat het Ta
riefgeding zoo goed als uitsluitend met
het oog op zijn speciaal belang zal wor
den uitgewezen. En daar het nu van zelf
spreekt, dat een ieder die handel drijft,
liefst geheel onbelemmerd en ongehin
derd in zijn doen blijft, komt het geroep
om Vrijhandel in de eerste plaats hierop
neer, dat ten deze aan den handel het
privilegie zal worden verleend, dat over
heid en volk, op het stuk van het Tarief,
allereerst, en zoo het kan eeniglijk, naar
zijn belang, gemak en vrijheid van bewe
ging zich voegen.
Hiermede is niet gezegd, dat de voor
standers van den Vrijhandel niet ook op
andere aangelegenheden de aandacht ge
vestigd houden. Liefst zelfs pogen ze u
voor te rekenen, dat Vrijhandel voor al
lerlei belangen het meest fortuinlijk is.
Maar dit neemt niet weg, dat hoofdmotief
is en blijft, dat de handel onbelemmerd
in zijn vrijheid van beweging moet blijven.
Dat ook de landbouw, ook de nijverheid,
ook het budget van het Rijk belangen
vertegenwoordigen, die met het Tarief in
het nauwste verband staan, wordt wel
niet ontkend, maar er wordt niet mee
gerekend. De handel gaat voor. Met den
handel moet in de allereerste plaats ge
rekend worden. Aan wat de handel ver
langt, moet al het overige zich onderwer
pen. Er kan hier van .gelijkheid van rech
ten geen sprake zijn. Men mag het een
zijdig zich voegen naar de wenschen van
den handel dan ook eigenlijk niet eens
een privilegie noemen. Uit de natuur der
zaak volgt, dat de handel hier de wet
stelt. En daar nu al wat handelt en win
kelt, als één man voor Vrijhandel roept,
moest er zelfs geen dispuut meer over
worden .opgeworpen, en moest heel het
land, zoo 't zijn waarachtig belang be
greep, in één koor met onze Liberalisten
meezingen: De Vrijhandel is in Neder
land groot!
Dat onder zwaar Tarief de buitenland-
sche handel zich juist sterk kan uitbreiden
toont Duitschland, zoo men er bv. de ja
ren 1890 en 1910 vergelijkt. In 1890
stond de invoer voor Duitschland op
31.732.000 ton, terwijl ze 20 jaar later, m
1910, gestegen was op 70.735.000 ton. Al-
zoo meer dan verdubbeld. En niet anders
stond het met den uitvoer, die in 1890
nog 22.414.000 ton stond, en voor 1910
in het „Statistisches Jahrbuch," zie blz.
205, voor 60,465.000 is aangegeven. Al-
zoo omgezet in het drievoud, en dat in 20
jaar, en onder een Tarief, veel, veel zwaar
der dan hier te lande wordt voorgesteld.
Er kan dus allerminst beweerd, dat de
handel in omvang schade zou lijden. Eer
het tegendeel blijkt uit de cijfers. Maar
dit heft het bezwaar niet op, dat men ge
kant blijft tegen al wat de vrijheid van den
handel belemmert. En daarom blijft vrij
handel de leus.
Nu was dit in vroeger eeuwen te ver
staan, toen de dichter zingen kon: „De
welvaart van dit land die komt van 't
varen". Onze handel werd toen met eigen
schepen gedreven, en de wereldscheep
vaart had grootendeels onder onze vlag
plaats. Thans daarentegen worden we
in onze eigen havens door de Engelsche,
Duitsche en Noorsche vloot overvleugeld
Heel onze handelsvloot bestaat uit niet
meer dan 440 zeilschepen en 324 stoom-
vaartuigen, en hierbij vergete men vooral
niet, dat onder de 440 zeilschepen 385
tjalken en schepen van nog kleiner kali
ber zijn. Volgens de „World's Commer
ce", uitgave 1907, stond -onze koopvaar
dijvloot, met een inhoud van 410.915
oneindige goedheid van God te wijzen,
en de laatste beroeringen van een gewe
ten tot kalmte te brengen, dat duidelijker
de geheimen van het verlossingswerk be
schouwende, zich den hemel onwaardig
achtte. Daartoe koos hij die teksten uit
de H. Schrift, welke den onschatbaren
prijs der menschelijke deugden in ver
een iging met de oneindige verdiensten
van Christus in het licht stelden. Daaren-
enboven wees hij op haar dagelijksche
overwinningen, haar onafgebroken strijd
gepaard aan geduld en zachtmoedigheid.
En hiérbij had hij geenszins te vreezen dat
de hoogmoed het hart van Isabella zou in
nemen, veeleer bestond er gevaar, dat
ontmoediging die schoone ziel kon bena-
deelen.
Toch bleef de gravin een zware kamp
te strijden over. Zij was inocder en mocht
zij al voor zich zelf volkomen bereid zijn
het aardsche tranendal te verlaten, haar
dochter had zij, o zoo gaarne, een langer
bestaan gewijd. Te meer nog, omdat de
toekomst van haar kind haar zoo vol stor
men toescheen. In haar ontstelden geest
woelden dreigende gestalten, welke Jo
hanna steeds op den weg door het leven
volgden. Kon het anders, of al de roerse
len van het moederhart moesten zich op
dat eene richten Ik kan niet sterven, ik
kan mijn Johanna niet alleen achterlaten.
In die pijnlijke oogenblikken klonken
de woorden in het oor: „Maar vertrouwt
gij dan niet op God?/'
ingezonden Mededeelingen.
ian het publiek kau het^ffit
Scordeel worden gelaten, ofBB
Rona
8g inderdaad is
Él Kg. 1.501 Kg. f °'42i j|
2180
tons, zelfs beneden die van Denemarken,
Noorwegen en Zweden, die waren aan
gegeven op 473.409, op 1,436.502 en op
673.872 tons. Al is er vooruitgang, toch
blijft onze koopvaardijvloot tot de minst-
beduidende behooren, en de handel in
onze eigen havens wordt meerendeels
nog altoos met vreemde schepen gevoerd.
En dit niet alleen, maar overmits een zoo
groot deel van onzen handel doorvoer
handel naar Duitschland is, hebben tal
van Duitsche kantoren ten onzent succur
salen gevestigd, zoodat een niet gering
deel van onzen handel aan eigen landge-
nooten al zeer weinig voordeel oplevert.
Doch ook al legt men hier minder nadruk
op, in elk geval blijft het feit niet te weer
spreken, dat onze buitenlandsche handel
niet dan aan zeer enkele steden ten goede
komt, en volstrekt niet gezegd kan wor
den aaii heel ons land in al zijn provin
ciën ook maar eenigszins te vergoeden,
wat door de kwijning van onze nijver
heid inboet. En juist uït dit oogpunt be
zien, wordt het duidelijk, welk ongerecht
vaardigd privilege voor den handel door
het vrijhandelssysteem wordt opgecischt.
Een goede regeling van het Tarief be
hoort aan de onderscheidene landsbelan
gen gelijk voordeel te verzekeren, ge
lijk dit in Duitschland dan ook geschied
is. Onder het vrij krasse tarief toch heelt
de handel zich daar reusachtig uitgebreid,
is de scheepvaart, die in 1870 nog op een
inhoud van slechts 980.000 ton stond,
nu gekomen op 2,350.000 ton en is de nij
verheid een geheel nieuwe toekomst te-
gengegaan. Wat men daarentegen van li
berale zijde ten onzent verlangt, is, dat
men het Tarief uitsluitend op den handel
doe kloppen, en hierbij de overige be
langen geheel veronachtzame.
Tegen dit standpunt nil kwam Rechts
in verzet.
We beweren bovendien, dat een herzien
tarief zeer stellig ook den handel ten goe
de zal komen, maar ook al ware dit zoo
niet, clan nog ontkennen we, dat aan onze
handel en scheepvaart voor geheel ons
nationale leven zulk een allesbeheerschen-
de beteelcenis zou toekomen, dat voor
den handel elk ander belang zou moeten
wijken.
Uit een opgave, nog onlangs in de bla
den meegedeeld, bleek dat onze ïinanci-
eele positie zelfs bij die van België ten ach
ter staat; in België 25, ten onzent slechts
22 milliard. En dit is uitsluitend tc verkla
roen uit de achterlijkheid van onze indu
strie. Is het nu voor geen tegenspraak vat
baar, dat onze nijverheid ten onder wordt
gehouden door het te lage Tarief, dan
ontstaat hier strijd van belangen. Eener
zijds wil de handel liefst dat 't al geïm
porteerd worde, wijl dc handel daaraan
verdient, en anderzijds wil de nijverheid,
dat wat even kan, n i et ingevoerd maar
hier gefabriceerd worde, opdat er
werk zij voor de fabriek, loon voor den ar
beider cn winst voor den patroon. Tus-
schen die beiden met elkaar strijdige be-
Toen boog Isabella vol berouw het
hoofd en de laatste opstand was onder
drukt. De vergiffenis schonk haar nu zulk
een onveranderlijkeu vrede, dat zij voor
de zaken der wereld reeds dood scheen.
Nauwelijks'had-de gravin haar rekening
met God vereffend en voelde zij zich
sterk genoeg om haar offer te eindigen
of zij liet den graaf aan haar bed ontbie
den.
Deze was sedert de ziekte zijner vrouw
somber en zwijgend gewordenwant bad
het treurig sterven van Notberg hem le
vendig getroffen, de toenemende verzwak
king van Isabella, welke hem niets goeds
voorspelde, had flicm den laatsten slag toe
gebracht. Wel trachtte hij in den aanvang
haar toestand aan een zwak zenuwgestel
to te schrijven, maar raadpleegde hij ver
stand en hart, dan kon hij zich geenszins
verhelen, dat het leven der jonge vrouw
in een angstvollen strijd verteerd was.
Wat stond hem nu met duidelijke en on-
uitwischbare letters voor den geest? Het
schouwspel dier bloedige jachttooneelen
heeft het lichaam van dit onderworpen
en zachtmoedige schepsel gesloopt, de ru
we en dikwijls ergerlijke gesprekken heb
ben elk oogenblik in die stille en reine
ziel ontsteltenis gebracht. En bij dit alles
moest zij haar afkeer en schrik overwin
nen, zich slachtofferen voor den plicht,
die haar leven tot een martelaarschap
maakten.
(Wordt vervolgd.)