1 Cacao 1 I Van Houten si Een Martelaar. De beste voor den prijs Derde Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 20 April no. 770. Uit de Pers. De Processie der bezetenen. Onder dit bezeten opschrift ontleende jrte „Zondagsbode voor Overijssel" een verhaal aan het tijdschriftje „Het Evan gelie in Spanje". „In het oude Jaca" aldus het blad „een bisschopszetel in Hoog-Arra- gon, wordt elk jaar een o mm e - gang van bezetenen gehouden. Die streek van Spanje is rij k aan boo ze geesten, als wij ten minste de priesters moeten gelooven. Maar daar- om heeft God daar dan ook het pro bate geneesmiddel gegeven, dat de ziekte der bezetenheid geneest. Dat merkwaardig geneesmiddel is de rele- kwie van de heilige Orosia, die Jaca in haar kathedraal bewaart." Op den 24en Juni (ik deel hier met een enkel .woord mede, hetgeen daar uitvoerig .wordt beschreven) trekt men met de relikwie van deze heilige in processie door de stad. Door bemiddeling van een vriend, aldus prof. Knuif van Rijzenburg onder de ru- :briek „Het Rooinsche Schild" in het jCentrum, ontving ik van den hoog- eerw. heer Doinin Borruel, vicaris-gene- ■raal van het bisdom Jaca, de volgende inlichting: „Onder de talrijke geloovigen, die aan 'de processie deelnemen, vindt men vele zieken met verschillende kwa len, Onder die zieken komen somtijds 'enkelen voor, die men voor b e - ze ten HOUDT. (Men merke op de keu ze van dit kapitale woord. Red. L. C.) 'Meermalen werden zij door de voorspraak 'der Heilige Orosia geneezn." Ziedaar wat er overblijft van den „groo ten ommegang van bezetenen" in een streek van Spanje, die „rijk is aan booze geesten." De „Zondagsbodc" deelt verder mee: Een ietwat onbescheiden verslagge ver van een onzer groote bladen men weet dat journalisten nu juist niet aan overmaat van bescheidenheid lijden - - maakte verleden jaar een ge sprek openbaar, dat hij, toevallig met den bisschop \ari Jaca reizende, met dezen over de wonderdoende Heilige en de bezetenen gehad had. „Is het hoofd, dat in Yebra vertoond wordt, werkelijk dat van de Heilige?" vroeg de verslaggever. „Wat zal ik n zeggen?" antwoord de de bisschop. „Wanneer men het hoofd en het lichaam goed beziet, dan kunnen zij, naar mijn oordeel, niet bij dezelfde personen hebben behoord. Het hoofd is dat van een volwassen vrouw, en het lichaam schijnt van een kind te zijn. Het verwondert mij steeds, wan neer ik het lichaam beschouw, dat de legende zoowel als'de overlevering van Santa Orosia een huwbare jonge doch ter hebben gemaakt." Ziehier dus bet oordeel van den bis schop va 11^ Jaca, een der meest ont wikkelde èn tegelijk strijdlustige bis schoppen van Spanje, lid van den Se naat, die nu en dan artikelen voor tijd schriften stelt. De Vicaris-Generaal schrijft: ,,'t IS 1DEHEEL ONWAAR' dat de bisschop van Jaca dit heeft beweerd." „Wat te zeggen" aldus de „Zpn- [dagsbodc" van burgerlijke en militaire «overheden, die in onze twintigste eeuw, pn een land, dat zich beschaafd en Christe lijk noemt, dergelijke droeve dwaasheden idoor hun tegenwoordigheid bekrachti gen Aan dien zin dacht ik onwillekeurig, (toen ik ecnige regels verderde onzinnige 'bewering las, dat men de H. Orosia „als !een afgod vereert en AANBIDT." In- 'derdaad, wat te zeggen van ecu blad, dat 'in onze twintigste eeuw, in een land, |dat zich beschaafd en Christelijk noemt, (dergelijke droeve dwaasheid in zijn ko lommen opneemt? FEUILLETON. (NAAR HET DUITSCH.) 7) Graal' Albertus kan niet zonder ontroering in- tegenwoordigheid van uw page zijn; dat kind herinnert hem aan een verschrikkelijk voorval en roept hem on getwijfeld het uur iu het geheugen, waar op ik ook door den dood getroffen werd... Wanneer gij vertrekken zult, wanneer gij huwen zult, neem Otfried mede... Help ■hem een loopbaan kiezen, want wat gij ook voor hem doen zult, nimmer zalt gij het edele bloed betalen, dat gestort werd. Ach, ik zweer het u! riep Johanna uit, nimmer' zal ik de zoon van den braven 'Notberg verlaten. De gravin trok het hoofd barer dochter aan de borst en zeide op zacht en toon: Jk wil den kapelaan spreken. Nu reeds? vroeg. Johanna. Hebt gij hem dan niet eiken dag aan mijn bed gezien? Zeker, maar bet schijnt mij dezen keer toe Deze keer is de laatste. Ja, Johanna 'Mezen keer heb ik de opperste vergiffenis foes hemels noodig. Ten slotte nog deze bemerking: het spreekwoord ,,'s lands Wijs/ 's lands eer", schijnt aan de redactie van de „Zon dagsbode" onbekend te zijn. Ieder land heeft zijn eigenaardige gebruiken, die men moet beoordeelen volgens den volksaard. Van menschen, die vrijheid van denken verkondigen, mocht men bree der opvatting verwachten. Zondagsheiliging. [Wij lezen in de Maasbode: De voordracht van het dagelijkscli be stuur van Rotterdam, strekkende om aan den burgemeester den wensch te kennen te geven, dat deze in den vervolge voor het houden van optochten met muziek of wel van optochten, die liet karakter van betoogingen dragen, geen toestemming meer verleenen zal, heeft bijzonder in het socialistische kamp groote „veront waardiging" gewekt, een gevoel, waaraan in pers en publieke vergadering, zelfs langs den openbaren weg uiting wordt gegeven. Allereerst meenen wij te moeten pro testeeren tegen de wijze, waarop men aan dien kant tracht de Katholieken tegen hunne coaUtiegenooten uit te spelen. Over het algemeen genomen is onze opvatting nopens het gebod der Zondags viering minder gestreng te noemen dan die onzer overige geloovige landgenoo- tenmaar daarneven mag er ook wel op gewezen worden, dat lang niet alles, wat men met een beroep op constante ge woonten in zgn. zuiv er-Katholieke streken als argument ten deze wil laten gelden, door den beugel kan, en er onder vele zulke als echt-Roomsch verdedigde ge bruiken heel wat laksheid schuil gaat. Wie „Het Volk" over de kwestie leest, is geneigd te gaan gelooven, dat het Katholicisme eigenlijk zich minder laat gelegen liggen aan de Zondagsheiliging; een opvatting, waartoe mogelijk door vaak al te tolerante „nalevers" van de wet zeer tot schade van de Katholieke zaak een enkele maal aanleiding wordt gegeven, maar die toch in den grond valsch en onverdedigbaar moet genoemd worden. Een beroep op de practijk, zooals die onder sommige Katholieken tot een mis bruik is geworden, lijkt ons dan ook absoluut onhoudbaar. Ten andere ga ons ernstig protest uit tegen den verregaand onheuschen toon, welke door de heeren socialisten in heel deze aangelegenheid wordt aangeslagen. Het is van zelf sprekend, dat de roode broeders deze kans, om weer wat politie ke munt te slaan, zich niet ontglippen la ten. Maar zij, die heel de maatschappij een ijzeren dwangbuis willen aanleggen, moch ten althans een toontje lager zingen. Dat het onderhavige voorstel louter geïnspireerd werd door „haat jegens de arbeidersbeweging"; dat de voorstellers er van „farizeeën" zijn, „veinzers, die onder mooie woorden, onder aanroeping van hun God, de hatelijkste dingen onder nemen", zie zulke verdachtmaking is eigenlijk te min en te ergerlijk, om er nog een woord aan te verspillen. Wij weten, dat de socialisten elke over weging van godsdienstigen aard uit den booze is; maar dat deze vermaterialiseer- dc volksbevrijders zich niet -eens kunnen indenken, dat er onder hun medemen- schen worden gevonden, die nog voor iets anders oog hebben dan voor het le nigen van stoffelijke nooden, dit doet ons eerst recht inzien, wat de hoofddrijf- veeeveer is van al deze „verontwaardi ging." Immers, het organiseeren van optoch ten verstaan deze heeren ook wel, al is er geen Zondag mcc gemoeid. We durven zelfs beweren, dat de meeste betoogingen die zij op touw zetten, juist op weeksche dagen worden gehouden. De gespatieerde wanhoopstirade in „Het Volk", dat de Zondag de eenige dag is voor het houden van manifestaties beschikbaar, is dan ook pure effect-jagcrij. De kern van het verzet ligt dieper. Dat een socialistisch scribent er toe komt o Marx! de muzikanten eener Oranje- verceuigiug in bescherming te Het jonge meisje stond wankelend op, steunde tegen een der bedkolommen en bereikte vervolgens met groote krachtsin spanning de deur. In de aangrenzende kamer bevond zich Otfried, die daar in de grootste stilte en met de nederigste toewijding het oogeu- blik verbeidde, waarop zijn tegenwoordig heid vereischt werd. Otfried, zeide Johanna met ontstelde stem, waarschuw den eerwaarden kape laan. Hij is in de kapel in het gebed. Gij ook, Otfried, waart in het gebed. Ja, ik bad voor haar, die mij daarboven beschermen zal, na mij hier beneden veel bemind tc hebben. Terwijl hij die woorden, welke van zijn groote aandoening getuigden, sprak, rolde een dikke traan over. zijn wang. Ik blijf u nog over, voegde Johanna hem beschroomd toe. Ach, hernam de page, ik weet het; gij zijt even goed als de heilige, die ons gaat verlaten. Maar de graaf van Henegouwen bemint mij niet... en... Hij zal de belofte mijner moeder eer biedigen. Otfried wischte zich de betraande oogen af, richtte het hoofd op en sprak: Ik moet niet, ik wil niet weenen. Gij beschermt mij nu, omdat uw bloed u boven mij verheft en u gezag geeft doch ik zal een man worden, ik zal mijn sporen verdienen; ik draag een naam ya,n eenige nemen tegen de „reactie" van het „fari zeïsme", is alleen hierdoor verklaarbaar, dat bij hem een ander soort haat op het fust ligt. Al dat kabaal immers in den vroe gen Zondagmorgen een gewilde of ongewilde propaganda voor de ontheili ging van den dag des Heeren is een kolfje naar de hand van het roode gilde, dat in elke afzwakking der godsdienstige idee een schrede vooruit ziet naar de „be wustheid", en de onttrekking van de mas sa aan den invloed der Kerk de eenige voorwaarde weet, om diezelfde massa on der zijn noodlottige leiding te brengen. Vandaar al die „verontwaardiging" over „geknechte vrijheid" en wat dies meer zij Wie sprak daar van „farizeïsme"? Nog meer klaarheid. Onder dit opschrift schrijft S. in liet Katholiek Schoolblad: De algemeene vergadering der St. Le- buïnusvereeniging te Deventer gehouden, heeft over de verschillende quaesties, de laatste weken onder de Katholieke bijzon dere ouderwijzers gerezen,- veel licht en verrassende klaarheid geworpen. Vooral de rede van Baron van Wijn bergen: „Financieele gelijkstelling van liet bijzonder onderwijs", en niet minder dc daarop gevolgde breede gedachtenwissc- ling, waarvan ook de spreker eenige kce- ren deelnam, hebben daartoe bijgedra gen. Vast staat nu: lo. dat door de Katholieke bijzondere onderwijzers van het aartsdiocees, meer dan waarschijnlijk in samenwerking met die van het Bisdojn Haarlem, onder lei ding van een commissie, gevormd uït de hoofdbesturen der beide diocesane orga nisaties t ij cl ig een krachtige propaganda voor de fmancieele gelijkstelling zal wor den begonnen. 2e. dat naast deze propaganda ge voerd kan en moet worden een niet minder krachtige actie ter verbetering van de salarissen aller onderwjjzers; 3o. dat deze actie zich kan noch m a g i richten op een verhooging der wettelijke minima. Een enkele toelichting moge hier vol gen Financieele gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs voor de publieke kas, die bereikt kan worden na 1913, wanneer door de stembus van dat jam de Christelijke meerderheid in de Volks vertegenwoordiging wordt gehandhaafd, zal op zichzelf geen mateneele positie verbetering aller onderwijzers ten gevol ge hebben. Maar deze financieele gelijkstelling zal vergezeld gaan van andere hervor mingen in onze onderwijs wetgeving, en daaronder zal ook vallen de definitieve oplossing van het vraagstuk der salariee- ring. Opdat ueze oplossing de wenschen der onderwijzers zooveel mogelijk zal be vredigen, is actie hunnerzijds zeker ge- wenscht Duidelijk'moet echter zijn dat deze defi nitieve oplossing van het salaris-vraagstuk n i m m erin verhooging der wettelijke minima kan liggen. Immers: financieele gelijkstelling verkregen zijnde, moeten noodzakelijk verdwenen zijn de wettelijke minima, die door Gemeente- en Schoolbe sturen naar willekeur al dan niet, met veel of weinig verhoogd zouden kunnen worden. Behoud van de minima in de wet zou oorzaak worden van hernieuwde schrijnende ongelijkheid, waar gelijkstel ling wordt geëischt. in dezen zin sluiten financieele gelijk stelling van bijzonder en openbaar on derwijs eenerzijds en behoud en dus ook verliooging van de wettelijke m i- n i m a anderzijds elkaar practisch uit. De twee omstandigheden: le. dat vóór 1913 uitgezonderd dan het kinder-toe- slagwetje geen verbetering der onder wijzerssalarissen is te verwachten, en 2e. dat na 1913 niet een partiëele maar een algeheele oplossing van het onderwijs vraagstuk aan de orde moet komen, ma ken het blijven voeren van actie tot ver hooging der wettelijke minima tot overbo dige Don-Quichotterie. Zooals gezegd, staat het met de salaris- waarde, en geve de Hemel, dat ik eenmaal op mijn beurt uw ridder en beschermer zij. Mijn God, dacht Johanna, mijn moeder sprak zooeven van de beproevingen des levens, en ziedaar, Otfried die schijnt te voorzien, dat ik bescherming zal behoe ven. Welk noodlottig teeken is er dan op mijn voorhoofd zichtbaar? De page legde de met het geslachtswa pen voorziene missaal van het jonge meis je op dc gebeeldhouwde bank, boog toen voor zijn aangenomen zuster en verliet de zaal. Toen deze haar jjebed geëindigd had, keerde zij onmiddellijk tot haar moe der terug. Een kwartier later kwam de kapelaan binnen, en nu was het de beurt aan Jo hanna om den zieke te verlaten. Zonder elkander hun goede voorne mens mede te deelen, doch beiden onder denzelfden indruk gingen Johanna en Ot fried naar de kapel, om daar voor den ta bernakel bun hart uit te storten. Middelerwijl bevond de priester zich met de gravin alleen, en hoe moeilijk in vele'gevallen het voor een dienaar des Heeren ook moge zijn, wanneer hij ver plicht is een zieke op het oordeel van God te wijzen, hier was zijn taak gemakkelijk, omdat hij niet te worsteleen had tegen de gehechtheid aan het aardsche leven, om dat deze zuivere ziel den strijd tegen den boozen engel niet afschrikt. Slechts had ,de priester een ongerqste Christin op de actie, die de wettelijke minima niet als ba sis neemt, geheel anders, en moet deze niet alleen gewettigd, maar zelfs noodza kelijk worden geacht. Over deze quaesties een helder licht te hebben verspreid, is niet de kleinste ver dienste der jongste vergadering van St. Lebuïnus." Privilegie voor den handel. De Standaard geeft de volgende principieele en heldere uiteenzetting van wat het Tarief-ontwerp beoogt en van de gronden, waarop de bestrijding steunt. De strijd tegen het Tarief-ontwerp wordt gevoerd onder de leus van: Voor den Vrijhandel. De handel wil, dat het Ta riefgeding zoo goed als uitsluitend met het oog op zijn speciaal belang zal wor den uitgewezen. En daar het nu van zelf spreekt, dat een ieder die handel drijft, liefst geheel onbelemmerd en ongehin derd in zijn doen blijft, komt het geroep om Vrijhandel in de eerste plaats hierop neer, dat ten deze aan den handel het privilegie zal worden verleend, dat over heid en volk, op het stuk van het Tarief, allereerst, en zoo het kan eeniglijk, naar zijn belang, gemak en vrijheid van bewe ging zich voegen. Hiermede is niet gezegd, dat de voor standers van den Vrijhandel niet ook op andere aangelegenheden de aandacht ge vestigd houden. Liefst zelfs pogen ze u voor te rekenen, dat Vrijhandel voor al lerlei belangen het meest fortuinlijk is. Maar dit neemt niet weg, dat hoofdmotief is en blijft, dat de handel onbelemmerd in zijn vrijheid van beweging moet blijven. Dat ook de landbouw, ook de nijverheid, ook het budget van het Rijk belangen vertegenwoordigen, die met het Tarief in het nauwste verband staan, wordt wel niet ontkend, maar er wordt niet mee gerekend. De handel gaat voor. Met den handel moet in de allereerste plaats ge rekend worden. Aan wat de handel ver langt, moet al het overige zich onderwer pen. Er kan hier van .gelijkheid van rech ten geen sprake zijn. Men mag het een zijdig zich voegen naar de wenschen van den handel dan ook eigenlijk niet eens een privilegie noemen. Uit de natuur der zaak volgt, dat de handel hier de wet stelt. En daar nu al wat handelt en win kelt, als één man voor Vrijhandel roept, moest er zelfs geen dispuut meer over worden .opgeworpen, en moest heel het land, zoo 't zijn waarachtig belang be greep, in één koor met onze Liberalisten meezingen: De Vrijhandel is in Neder land groot! Dat onder zwaar Tarief de buitenland- sche handel zich juist sterk kan uitbreiden toont Duitschland, zoo men er bv. de ja ren 1890 en 1910 vergelijkt. In 1890 stond de invoer voor Duitschland op 31.732.000 ton, terwijl ze 20 jaar later, m 1910, gestegen was op 70.735.000 ton. Al- zoo meer dan verdubbeld. En niet anders stond het met den uitvoer, die in 1890 nog 22.414.000 ton stond, en voor 1910 in het „Statistisches Jahrbuch," zie blz. 205, voor 60,465.000 is aangegeven. Al- zoo omgezet in het drievoud, en dat in 20 jaar, en onder een Tarief, veel, veel zwaar der dan hier te lande wordt voorgesteld. Er kan dus allerminst beweerd, dat de handel in omvang schade zou lijden. Eer het tegendeel blijkt uit de cijfers. Maar dit heft het bezwaar niet op, dat men ge kant blijft tegen al wat de vrijheid van den handel belemmert. En daarom blijft vrij handel de leus. Nu was dit in vroeger eeuwen te ver staan, toen de dichter zingen kon: „De welvaart van dit land die komt van 't varen". Onze handel werd toen met eigen schepen gedreven, en de wereldscheep vaart had grootendeels onder onze vlag plaats. Thans daarentegen worden we in onze eigen havens door de Engelsche, Duitsche en Noorsche vloot overvleugeld Heel onze handelsvloot bestaat uit niet meer dan 440 zeilschepen en 324 stoom- vaartuigen, en hierbij vergete men vooral niet, dat onder de 440 zeilschepen 385 tjalken en schepen van nog kleiner kali ber zijn. Volgens de „World's Commer ce", uitgave 1907, stond -onze koopvaar dijvloot, met een inhoud van 410.915 oneindige goedheid van God te wijzen, en de laatste beroeringen van een gewe ten tot kalmte te brengen, dat duidelijker de geheimen van het verlossingswerk be schouwende, zich den hemel onwaardig achtte. Daartoe koos hij die teksten uit de H. Schrift, welke den onschatbaren prijs der menschelijke deugden in ver een iging met de oneindige verdiensten van Christus in het licht stelden. Daaren- enboven wees hij op haar dagelijksche overwinningen, haar onafgebroken strijd gepaard aan geduld en zachtmoedigheid. En hiérbij had hij geenszins te vreezen dat de hoogmoed het hart van Isabella zou in nemen, veeleer bestond er gevaar, dat ontmoediging die schoone ziel kon bena- deelen. Toch bleef de gravin een zware kamp te strijden over. Zij was inocder en mocht zij al voor zich zelf volkomen bereid zijn het aardsche tranendal te verlaten, haar dochter had zij, o zoo gaarne, een langer bestaan gewijd. Te meer nog, omdat de toekomst van haar kind haar zoo vol stor men toescheen. In haar ontstelden geest woelden dreigende gestalten, welke Jo hanna steeds op den weg door het leven volgden. Kon het anders, of al de roerse len van het moederhart moesten zich op dat eene richten Ik kan niet sterven, ik kan mijn Johanna niet alleen achterlaten. In die pijnlijke oogenblikken klonken de woorden in het oor: „Maar vertrouwt gij dan niet op God?/' ingezonden Mededeelingen. ian het publiek kau het^ffit Scordeel worden gelaten, ofBB Rona 8g inderdaad is Él Kg. 1.501 Kg. f °'42i j| 2180 tons, zelfs beneden die van Denemarken, Noorwegen en Zweden, die waren aan gegeven op 473.409, op 1,436.502 en op 673.872 tons. Al is er vooruitgang, toch blijft onze koopvaardijvloot tot de minst- beduidende behooren, en de handel in onze eigen havens wordt meerendeels nog altoos met vreemde schepen gevoerd. En dit niet alleen, maar overmits een zoo groot deel van onzen handel doorvoer handel naar Duitschland is, hebben tal van Duitsche kantoren ten onzent succur salen gevestigd, zoodat een niet gering deel van onzen handel aan eigen landge- nooten al zeer weinig voordeel oplevert. Doch ook al legt men hier minder nadruk op, in elk geval blijft het feit niet te weer spreken, dat onze buitenlandsche handel niet dan aan zeer enkele steden ten goede komt, en volstrekt niet gezegd kan wor den aaii heel ons land in al zijn provin ciën ook maar eenigszins te vergoeden, wat door de kwijning van onze nijver heid inboet. En juist uït dit oogpunt be zien, wordt het duidelijk, welk ongerecht vaardigd privilege voor den handel door het vrijhandelssysteem wordt opgecischt. Een goede regeling van het Tarief be hoort aan de onderscheidene landsbelan gen gelijk voordeel te verzekeren, ge lijk dit in Duitschland dan ook geschied is. Onder het vrij krasse tarief toch heelt de handel zich daar reusachtig uitgebreid, is de scheepvaart, die in 1870 nog op een inhoud van slechts 980.000 ton stond, nu gekomen op 2,350.000 ton en is de nij verheid een geheel nieuwe toekomst te- gengegaan. Wat men daarentegen van li berale zijde ten onzent verlangt, is, dat men het Tarief uitsluitend op den handel doe kloppen, en hierbij de overige be langen geheel veronachtzame. Tegen dit standpunt nil kwam Rechts in verzet. We beweren bovendien, dat een herzien tarief zeer stellig ook den handel ten goe de zal komen, maar ook al ware dit zoo niet, clan nog ontkennen we, dat aan onze handel en scheepvaart voor geheel ons nationale leven zulk een allesbeheerschen- de beteelcenis zou toekomen, dat voor den handel elk ander belang zou moeten wijken. Uit een opgave, nog onlangs in de bla den meegedeeld, bleek dat onze ïinanci- eele positie zelfs bij die van België ten ach ter staat; in België 25, ten onzent slechts 22 milliard. En dit is uitsluitend tc verkla roen uit de achterlijkheid van onze indu strie. Is het nu voor geen tegenspraak vat baar, dat onze nijverheid ten onder wordt gehouden door het te lage Tarief, dan ontstaat hier strijd van belangen. Eener zijds wil de handel liefst dat 't al geïm porteerd worde, wijl dc handel daaraan verdient, en anderzijds wil de nijverheid, dat wat even kan, n i et ingevoerd maar hier gefabriceerd worde, opdat er werk zij voor de fabriek, loon voor den ar beider cn winst voor den patroon. Tus- schen die beiden met elkaar strijdige be- Toen boog Isabella vol berouw het hoofd en de laatste opstand was onder drukt. De vergiffenis schonk haar nu zulk een onveranderlijkeu vrede, dat zij voor de zaken der wereld reeds dood scheen. Nauwelijks'had-de gravin haar rekening met God vereffend en voelde zij zich sterk genoeg om haar offer te eindigen of zij liet den graaf aan haar bed ontbie den. Deze was sedert de ziekte zijner vrouw somber en zwijgend gewordenwant bad het treurig sterven van Notberg hem le vendig getroffen, de toenemende verzwak king van Isabella, welke hem niets goeds voorspelde, had flicm den laatsten slag toe gebracht. Wel trachtte hij in den aanvang haar toestand aan een zwak zenuwgestel to te schrijven, maar raadpleegde hij ver stand en hart, dan kon hij zich geenszins verhelen, dat het leven der jonge vrouw in een angstvollen strijd verteerd was. Wat stond hem nu met duidelijke en on- uitwischbare letters voor den geest? Het schouwspel dier bloedige jachttooneelen heeft het lichaam van dit onderworpen en zachtmoedige schepsel gesloopt, de ru we en dikwijls ergerlijke gesprekken heb ben elk oogenblik in die stille en reine ziel ontsteltenis gebracht. En bij dit alles moest zij haar afkeer en schrik overwin nen, zich slachtofferen voor den plicht, die haar leven tot een martelaarschap maakten. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5