Gemengd Nieuws.
Eerste Roomsch
Katholieke
knechts deden alleen wat hij hen gelast
te. Spr. concludeerde tot een vernietiging
van het vonnis van den kantonrechter
wegens vormgebreken en dat de recht
bank opnieuw rechtdoende beklaagde zou
schuldig verklaren aan het ten laste ge
legde en hem veroordeelen tot f5 boete
en verbeurdverklaring van het vee, op
f 900 geschat.
Mr. Thiel, als verdediger optredend,
betwistte dat de knechten als bloote in
strumenten handelden en vroeg vrijspraak
De zaak Jan Valk Jr.
'De rechtbank te Rotterdam veroordeel
de Jan Valk Jr., commissionair in effecten
en directeur der te Amsterdam gevestigde
firma Wed. P. van Eijk, tot twee jaar en
zes maanden gevangenisstraf, mei aftrek
van zes maanden preventief, wegens op
lichting, driemaal gepleegd en verduis
tering.
Inbreuk op auteursrecht.
De rechtbank te Amsterdam deed uit
spraak in de zaak van den winkelier, die
prentbriefkaarten liet vervaardigen naar
een reproductie van het portret van H.
K. H. prinses Juliana, voorkomende in
den Cadetten Almanak voor 1911 en die
deze prentbriefkaarten verspreidde en in
zijn winkel voor een ieder openlijk te
koop stelde. Het O. M. had f 50 boete
of 20 dagen hechtenis geëischt, met last
tot verbeurdverklaring der in beslag ge
nomen exemplaren. De rechtbank veroor
deelde beklaagde, wegens het inbreuk
maken op eens anders auteursrecht, tot
f200 boete of 80 dagen hechtenis, met
last tot verbeurdverklaring der prentbrief
kaarten.
De Reliquiën van 's Heeren Lijden.
Noodigt onze Moeder de H. Kerk
hare kinderen in den H. Vastentijd drin
gend uit, tot de overweging van 's Hee
ren bitter lijden, trachten wij dan ook
een blik te slaan op de kostbare reli-
quieën, die ons daarvan resten en die
elk op hare wijze tot onze verlossing
medewerkten.
Het kerkje van St. Juliaan van Lune-
gardis in het bisdom Cahors in Frank-
rjjk mag zich verheugen in 't bezit van
den blinddoek, waarmede Jezus' oogen
werden bedekt in het huis van Caiphas.
,Deze doek is een stuk linnen, ongeveer
10 centimeter breed en zoo lang, dat men
er het hoofd mee kan omwinden. Hij is
bedekt met vele bloedvlekken.
De „Scala sancta" of heilige trap,
welke Jezus tijdens zijn lijden meerma
len beklommen heeft, werd in 't jaar
326 naar Rome overgebracht. Dit ge
schiedde op bevel der H. Helena. Deze
trap wordt bewaard in eene kapel bij de
kerk van St. Jan van Lateranen. In het
jaar 850 werd door den H. Leo IV 't
godvruchtig gebruik ingevoerd, die trap,
welke 28 treden telt, op de knieën te
bestijgen. Tegenwoordig beklimt men ze
knielend, talrijke aflaten zijn daaraan
^verbonden. Paus Innocentius VIII liet,
om ze beter te bewaren, de kap met
noteboomen dekstukken bekleeden. Van
afstand tot afstand ziet men den oor-
spronkelijken steen, door met kristal be
dekte openingen. De treden zijn van wit
warmer met lichtgrijze adren. De acht
eerste zijn lang 3.30 M., de overige 2.5
Meter.
De geeselkolom, gepurperd door het
bloed van den Godmensch, bevindt zich
ook te Rome. Naar deze plaats werd
zij overgebracht omstreeks 1223 onder
Paus Honorius III en wel door de zor
gen van den kardinaal Joannes Colonna,
Apostolisch Legaat in het Oosten. In
de kerk van de H. Praxedis wordt zij be
waard onder het altaar eener kleine ka
pel. De hoogte der kolom bedraagt 90
c.M. De doorsnede bedraagt aan den
voet 33e n aan 't bovendeel 22 c.M. Op
?t bovenvlak bevindt zich een ijzeren
ring, waaraan de veroordeelde werd vast
gebonden. Het voetstuk der kolom maakt
deel uit van den reliquieënschat van St.
Marcus te Venetië.
De soldatenmantel, waarmede Jezus
na de geeseling omhangen werd, was
een kleedingstuk, dat tot aan de knieën
hing. Het werd vastgehaakt op den
rechterschouder. Te Rome vereert men
in twee verschillende kerken, deeicnvan
dien mantel.
De rietstok, welke den Zaligmaker als
een scepter in de hand werd gegeven,
•was gesneden uit bamboeriet. Een deel
van den rietstok bevindt zich in de dom
kerk van Florence. Een grooter deel be
zit het klooster van Andesch in Beieren
en een ander gedeelte van 180 mM. in
een klooster van den berg Achos.
De kolom van grijskleurigen graniet
steen, waarop onze Verlosesr gezeten
was, de „Kolom van bespotting"' wordt
te Jeruzalem in de kerk van het H. Graf
bewaard. In een der kapellen wordt hij
achter een ijzeren traliekast tentoonge
steld. De hoogte van den steen bedraagt
ongeveer een 0.5 M.
Voor de doornenkroon kozen de beu
len de plant „Zizyphus spina Christi"
geheeten tot de wegdoornsoort be'noo-
rend. De kroon bevatte tweeërlei door
nen, de eene krom en scherp, de andere
zeer lang en als een dikke naald in een
punt uitloopend. De drie eerste eeuwen
werd de doornenkroon zeer zorgvuldig
verborgen gehouden. Toen werd zij" naar
Xonstantinopel overgebracht. Boudewijn
11 stond ze in 1239 af aan den H. Ko
ning Lodewijk IX van Frankrijk. Deze
liet nu „de H. Kapel"- oprichten ter be
waring der reliquieën. In deze kapel
werden ook nog bewaard een aanzienlijk
gedeelte van het ware kruishout, de pur
perkleurige mantel, dien de soldaten den
Zaligmaker om de schouders wierpen,
de rietstok, de spons, het ijzer der speer
en de doek, waarmede Jezus zich om
gordde bij de voetwassching der Apos
telen. De band of biezen kring der door
nenkroon, van zijne doornen ontdaan, is
vervat in een kristallen ring, die ver
sierd is met verguld brons en roode zij
de. Hij is samengesteld uit bundels ge
bonden biezen. De middellijn van den
ring van binnen gemeten, bedraagt 21
c.M. Aan de kroon zaten meer dan 100
doornen. Arras, Pisa, Trier, Brugge,
Rome en Valencia in Spanje, mogen zich
verheugen in het bezit van een groot
deel derzelve. 1)
De kruisbalk" van den Zaligmaker had
volgens den H. Bonavenutra een lengte
van 15 voet of 4.S M. en droeg een
dwarshout van bijna 8 voet is ruim 2.3
M. Het was blijkbaar een dennestam van
ongeveer 100 K.G. gewicht. Door de
zorg der H. Helena werd 't kruishout
in 't jaar 326 op de plaats van den
kruisdood wedergevonden. Een gedeel
te ervan schonk zij aan haren zoon, Kon-
stantijn. Een ander gedeelte werd naar
Rome gezonden om geplaatst te worden
in een kerk, die de H. Helena liet bou
wen, onder den titel van „het heilig
Kruis tc Jeruzalem". In deze kerk berust
het heden nog. Het grootste deel bleef
echter iri Jeruzalem in de kerk van het
H Graf.. In laxeren tijd werden een groot
aantal kleinere deeltjes van 't kruis af
genomen. Vele kerken en zelfs tal van
bijzondere personen zijn in 't bezit van
dergelijke reliquiën. De Kerk van het
H. Kruis bevat behalve het kostbaar deel
van 't Kruishout, nog het opschrift, en
twee der spijkers.
Te Aken bevindt zich de doek, waar
mede de lendenen van den Zaligmaker
zijn omgord geweest bij de kruisiging.
Trier bezit behalve 's Heeren kleed
zonder naad ook een der nagels, waar
mede Christus aan 't kruis gehecht is.
In 'n eenvoudiger? monstrans wordt de
ze vertoond. Deze geweldige nagel is
17 c.M. lang, vierhoekig en heeft geen
punt. In 't midden is hij iets dikker dan
onder den kop.
Paus Leo IX heeft de punt geschonken
aan de stad Toul, waar hij vroeger zijn
bisschopszetel had.
De zweetdoek van Veronica is in de
St. Pieterskerk te Rome. Daar wordt hij
vooral op „goeden Vrijdag" plechtig
vereerd.
De foltertuigingen, zeggen wij met
den H. Bernardus, houden een krachti
ge en welsprekende rede; hun aanblik is
reeds menigen pelgrim als een tweesnij
dend zwaard diep in de zie! gedrongen,
getuige den stillen traan, die uit zoo
menig oog vloeide. Zij prediken de
grootte onzer schuld en de onmetelijk
heid van 's Heeren liefde: „Zoo zeer
heeft God den mensch bemind."
P. H. V.
(Centr.)
1) De Zeereerw. heer Pastoor F. M.
K. van Kersbergen uit Nieuwveen schrijft
aan de „N. H. Crt.", dat niet alleen
Arras, Pisa, Trier, Brugge, Rome en Va
lencia in het bezit zijn van doornen uit
de lijdenskroon des Heeren, maar ook
Haarlem. De St. Josephkerk bezit be
halve e,en stukje van het H. Kruis (ter
grootte van ongeveer een kubieke c.M.)
een doorn uit 's Heeren doornenkroon,
die nog steeds in den H. Vasten-tijd
daar vereerd wordt.
Ingezonden Stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der redactie
Encycliek Rerum Novarum.
Geachte Redactie.
Beleefd verzoek ik u ^plaatsing voor het
volgende in uw veelgelezen blad.
Nog slechts enkele weken en wij staan
weer voor het heerlijk Encycliekfeest, de
Roomsche Meidag, die waardig is zoo
genoemd te worden. Des morgens gaan
alle bondsleden gezamenlijk ter H. Tafel,
des middags eveneens ter kerk op
gegaan om daar nog een dankgebed en
een danklied te doen opstijgen voor den
troon van God. Om vervolgens in op
tocht met ontplooide banieren, waar een
ieder getuige van kan zijn, op te trekken
naar het Bondsgebouw om daar door een
begaafden spreker de schoone leerstukken
van onzen H. Vader Paus Leo XIII z.g.
in ons te doen herleven.
En toch, M- d. R., niettegenstaande dit
voor de Bondsleden een Roomschen dag
genoemd mag worden, komt zoo onwil
lekeurig de vraag bij mij op, wordt dit
schoone feest in deze stad in onze da
gen niet wat klein en gering gevierd?
Zou dit niet wat grootscher, wat alge-
meener kunnen? Vergun mij dat ik het
antwoord even schuldig blijf. Want, M. d.
R., wanneer ik niet te veel plaatsruimte
van u vraag, dan zou ik gaarne eerst eens
willen navertellen, wat ik verleden jaar
in het Handelsblad van Antwerpen las,
dat ik toevalligerwijs in handen kreeg,
hoe men daar in Antwerpen het Encycliek
feest viert. Zoodra de kerkelijke plechtig
heden, die in de St. Andrieskerk werden
gehouden en door Pastoor A erts werden
geleid, waren afgeloopen, begaf de me
nigte zich in volmaakte orde op straat
en vormde zich tot een reusachtigen stoet.
Aan dezen stoet namen deel 75 Maat
schappijen en vereenigingen, terwijl acht
muziekkorpsen zich hierbij aansloten en
ruim 200 vlaggen, banieren en vaandels
in dezen stoet wérden itucgfcdragen. En
zij die aan dezen optc vrideelnamen wa
ren studenten en oud jïu Jemen van alle
colleges en instituten onder leiding hun
ner bestuurders en prefecten, er waren
deputaties van voorname maatschappijen,
Schoolpenning, liefdadige inrichtingen, se
nators, volksvertegenwoordigers en ge
meenteraadsleden. Voornaam en gering,
allen sloten zij zich aan, het was een al
gemeen verbroederingsfeest. Gedurende
een uur doorkruiste de stoet onder de
heerlijke tonen der verschillende muziek
korpsen de voornaamste straten tut dat
men eindelijk het feestgebouw, genaamd
de St. jozefkring, had bereikt. Hier wacht
te reeds het Rerum .Novarum Comité,
beslaande uit den ZeetEerw. lieer Kanun
nik Cieijhens, pastoor-deken, de eerw.
heeren Pastoors A erts en Louwers, de
volksvertegenwoordigers S eg ers en Hen-
aerikx, de notarissen Batkin en van der
Velde en tal van voorname personen en
werkers voor de sociale zaak. Terwijl als
spreker optrad de heer Le Bon, avocaat,
die tot de menigte op treffende wijze
de schoone Encycliek van Z. H. Paus Leo
XIII verklaarde. Ziet, M. d. R., dat is
nu eens op schitterende wijze het En
cycliekfeest vieren. En dan herhaal ik mijn
vraag: |W|Ordt hier in Leiden die schoone
gedenkdag niet wat klein en gering ge
vierd? Heeft dan Z. ,H. Paus Leo XIII
zijn Encycliek alleen voor den R. K.
Volksbond uitgevaardigd, is zij dan niet
geschreven en over de geheele wereld
verspreid voor ieder, opdat allen haar
zouden lieeren kennen. Ja, M. d. R„ nu is
het j.vel waar, dat we hier niet in Ant
werpen zijn. Maar zouden hier in deze
stad dan niet meer Katholieke vereeni
gingen zijn te noemen, die jaarlijks aan
deze echt Roomsche beweging zich kon
den aansluiten? Neemt bv. de St. Jo
seph Gezellen Vereeniging, de R. K. Mid-
denstandsvereeniging, de R. K. Studenten,
R. K. Militairen, jonge Garde, de sociale
mannen van Futura en die der K. S. A.
Ziet. M d. R., wanneer al deze mannen
eens samenwerkten om van deze En
cycliekdag eens een grooten Katholieken
dag te vormen, dan twijfel ik niet of het
zou tot eer strekken van Katholiek Leiden,
en in het bijzonder tot bloei van het Ka
tholiek verenigingsleven.
Hartelijk dank voor de verleende p'.ats-
ruiinte.
Uw getrouwe Lezer.
Inhoud van Tijdschriften.
Van Onzen Tijd.
Over den Boro-Boedoer en andere
Indische architectuur op Java spreekt L.
J. M. Feber. P. vL d. Meer de Wal
cheren tracht de aandacht te vestigen
cp den katholieken schrijver Léon Bloy,
wiens gelijke hij in geen enkele litera
tuur ontdekken kan. Eduard Brom stond
drie Sonnetten af.
Katholiek Sociaal Weekblad.
Het jongste nummer bevat een op
stel van E. Venders over De draagwijdte
van het kapitaal en het slot van „Ze
delijk werk op het land, door Stephan.
H. Jansen Jr. beschouwt art. 49 der
drankwet in de praktijk. Voorts bevat
jhet de gewone rubrieken, als Geloofsver-
dediging, berichten, Feuilleton, enz.
De varende Zanger.
No. 3 van den 2en jaargang bevat arti
kelen over Muziek begrijpen 11, Onze
Volkszang en het R. K. Vereenigingsleven
Het Nedeilandsche lied. Het lied in de
studentenwereld. Gedichten van Leo
Speet. Muziek H. W. v. d. Mejj; Con
cert in het bosch. H. Ermsnn S. j.
De Roomsche zanger.
Sint Antonius.
Inhoud: Liturgisch leven. Is de biecht
in de Kerk altijd in gebruik geweest en
voor 'noodzakelijk gehouden Si. Anto-
nius op den Paulus-berg. Pater Francis-
cus Carolus Gielen, enz.
Vergiftiging. Naar de „Nijm.
Crt.'; verneemt komt het vergiftigingsgc-
val van het gezin W. te Nijmegen, tenge
volge waarvan een 6-jarig meisje over
leed, neer op het volgende: In den tegen-
woordigen „duren tijd" is men er toege
komen, ter vervanging van bruine boo-
nen, zoogenaamde „Rangoon-boontjes"
te eten, die per kop 6 cents kosten, ter
wijl voor dezelfde hoeveelheid bruine boa
nen 18 ets. moet worden betaald. Het zijn
de uit Indië voor veevoeder geïmpor
teerde Kratokboontjes, een soort grijze,
gespikkelde en paarsche boonen, die een
belangrijk gehalte aan blauwzuur bevat
ten, in het bijzonder de paarsche. Opge
zet met veel water en goed afgekookt,
zijn deze boonen als voedsel voor het vee
onschadelijk. Voor den mensch blijkbaar
niet temeer nog waar zij tegelijk met
aardappelen werden gekookt en deze dus
ook van het blauwzuurhoudend water
doortrokken werden.
Te Rotterdam is in 1905 onder de boot
werkers op dezelfde wijze een massa-ver
giftiging geconstateerd.
In bet laboratorium te Nijmegen is
deze zaak nauwkeurig onderzocht, en,
naar bovengenoemd blad verneemt, zijn
er maatregelen genomen, om de nog bij
de winkeliers aanwezige boonen te ver
wijderen.
Goede vangst. Het is aan de
maréchaussees der brigade te Gulpen ge
lukt, de hand te leggen op een zeer ge
vaarlijk individu, zekere Cransveld, die
uit België voortvluchtig was, waar hij nog
een tweejarig verblijf in een rijkswerkm-
richting te goesh Jiad, en pajlex vgrtje,oJs,ing
staat van erschillende diefstallen. Voor
eenigen tijd deed hij odk in Zuid-Limburg
van zich spreken door de uitgifte van een
soort jetans voor goede pasmunt. De ge
arresteerde h«eld thans zijn verblijf in de
uitgestrekte bosschen op de Duitsch-Bel-
gisch-Nederlandsche grenzen. Bij zijn aan
houding droeg hij nog het boevenpak,
waarin hij uit de Belgische gevangenis
ontsnapt was. Hij werd gevankeljjk naar
Maastricht gevoerd en ter beschikking
der Justitie gesteld.
Geen m i s d a a d. De lijkschou
wing heeft uitgemaakt, dat het dienst
meisje J. L. te Westerbork door ver
drinking om liet leven is gekomen. Aan
een misdrijf wordt niet gedacht.
Eene aardige vergissing.
Een rijke Schotsche reeder kwam op ze
keren dag in het jaar 1853 in hetlkantoor
van zijn vriend George Lindsay in Lon
den. Daar deze evenwel niet aanwezig
was bracht een beambte den Schot in
de wachtkamer, met verzoek daar de
komst van den heer Lindsay af te wach
ten.
Aan een der tafels in deze kanier zat
een jongmensen ijverig te schrijvenbij
het binnenkomen van den Schot keek hij
vluchtig op, maar verdiepte zich onmid
dellijk weder in zijn werk.
De Schot liep eenige malen in de ka
mer op en neer, bleef eindelijk dicht voor
de tafel van het schrijvende jongmensch
staan en keek hem nieuwsgierig aan.
Vragend Leek deze eindelijk op en hem
toeknikkend, zeide de Schot op welwil-
lenden toon:
„U schrijft heel mooi, jonge man."
„Het doet. mij genoegen, dat u dat
vindt," antwoordde de aangesprokene op
glimlachenden toon.
„Werkelijk, u schijft heel goed; ook
uwe cijfers zijn netejs en duidelijk. U
zoudt juist de man zijn, dien ik gebruiken
kan."
„Inderdaad?" vroeg de schrijver.
„Ja, inderdaad", herhaalde de Schot.
„Ik ben een man van weinig woorden,
maar als u met mij naar Schotland wilt
gaan, zal ik u een salaris geven van
hondertwintig pond per jaar. Dat is een
aanbieding, die u hier in Londen niet
eiken dag zal gedaan worden, zou ik zoo
zeggen. Wat zegt u ervan? Wat is uw
besluit?"
De schrijver dankte den bewonderaar
van zijn handschrift beleefd voor zijn
voorslag, maar gaf te kennen, dat hi),
alvorens een besluit te nemen, er toch
den heer Lindsay eerst- eens graag over
zou willen raadplegen.
„Jawel, mijn Vriend, goed", antwoord
de de Schot, „dat is niet meer dan recht
en billijk. Maar Lindsay is al jaren lang
een goed vriend van mij. Ik denk niet, dat
hij uw geluk in den weg zal willen staan."
Op dit oogenblik kwam Lindsay binnen
'en begroette zijn Schotsqhen vriend recht
hartelijk. De schrijver stond nu ook van
de tafel op en deed den heer Lindsay
mededeêling van het aanbod, dat de Schot
hem had gedaan.
„Zeer goed''", antwoordde Lindsay, zon
der een spier van zijn gezicht te vertrek
ken, „eene betrekking met een jaarlijkseh
inkomen van honderd en twintig pond
is niet te verwerpen. Dij zult in mijn
vriend hier een goeden, achtenswaardigen
patroon vinden, die soms wel een beetje
kort van stof is, maar die in elk geval een
hart van goud bezit. Onder deze omstan
digheden is het, dunkt mij het beste, dat
ik de heeren aan elkander voorstej, des te
eerder zult ge elkander leeren kennen
Mr. Tomkins uit Sunderland Mr. W. E.
Gladstone, schatskanselier van Hare Ma
jesteit de Koningin
Gladstone was juist bezig geweest aan-
teekeningen over de scheepvaart voor zijn
begrooting te verzamelen, toen hij door
den Schot, die hem natuurlijk niet kende,
met zijn „schitterend aanbod" werd ver
rast.
De Schot, die er in den beginne wel
een beetje verlegen bij stond, herstelde
zich vrij spoedig en lachte toen even har
telijk als de minister over het dwaze van
het geval.
De papegaai van Keizerin
Eugenie. Van hun tocht naan
Mexico hadden de Franscheu behalve
een aantal andere merkwaardigheden uit
dat land, ook vele papegaaien meege
bracht, waaronder een bijzonder schoon
exemplaar, dat men den naam van Mon
tezuma had gegeven. Graaf Castelnau
had het leerzame dier gedurende den
overtocht naar Frankrijk persoonlijk on
derricht in het spreken gegeven. Toen
hij in Parijs aankwam gaf hij den vogel
ten geschenke aan de keizerin, die zich
buitengewoon verheugde over de wijze,
waarop het dier haar begroette. Het
beest riep namelijk zeer duidelijk: „Vive
1' impératrice!" (Leve de keizerin). Voor
taan leefde Montezuma in een vergulde
kooi in het boudoir van keizerin Eugenie
en scheen bijzonder aanhankelijk te zijn
aan zijne meesteres.
Toen kwamen de Septemberdagen van
1870 en de vlucht van Eugenie uit Pa
rijs. Toen zij op-liet kasteel Chislehurst
in Engeland was aangekomen, herinner
de z,ij zich haar papegaai, die zes jaren
aan een haar lieveling was geweest en
die haar vaak had opgevroolijkt. Door
den haastigen aftocht was liet dier ver
geten. Eugenie zond zoo spoedig moge
lijk een vertrouwden dienaar naar Frank
rijk, om te trachten het dier in zijn be
zit te krijgen, maar hij keerde zonder:
Montezuma terug. Parijs was door de
Duitschers ingesloten en de vogel daar
door onbereikbaar.
Éindelijk #a vijf maand sn Ra pi tul,eer dé
Ingezonden Mededeelingen.
a 30 cents per regel.
Levensverzekering Mij. te
HAARLEM.
De netto productie nadert de
f 1.500.000.
De jaarlijksche premie
f 50.000.
In Parochiën waar nog niet
vertegenwoórdigd, R.-K., pro
pagandistisch aangelegde ver
tegenwoordigers gevraagd.
(1930)
de Franschë hoofdstad. Nauwelijks had
de ex-keizerin de tijding hierover ver
nomen, of zij zond denzelfden dienaar
nogmaals naar Parijs, om tot eiken prijs
haar lieveling weder voor haar te be
machtigen. Als een gewoon man, uit het
volk verkleed, trachtte de getrouwe die
naar overal inlichtingen in te winnen om
trent het lot van de papegaai. Niemand
evenwel kon hem met zekerheid iets
daarvan medcdeelen. Mismoedig slenter
de hii op zekeren dag door eene smalle,
donkere steeg, bleef onwillekeurig staan
voor den winkel van een uitdrager en
tot zijne groote verrassing zag hij
daar een aantal meubelen, die nog'voor
korten tijd de vertrekken zijner meeste
res hadden gevuld. Plotseling zag hij iets
verder in de uitdragerij ook de bekende
vergulde kooi en daarin zat als van ouds
Montezuma, heel genoeglijk een nooit je
pellend. Het duurde niet lang, of Euge
nie's bediende was het met den uitdra
ger eens omtrent den prijs en haastte
zich met den wedergevonden vogel naar
het station du Nord, om zii*-e gebiedster
den vriend waarnaar zij zoo lang had
verlangd, zoo spoedig mogeLjk terug te
brengen.
Eugenie was zeer verheugd, liefkoosde
het schoone dier en gaf het allerlei lek
kers. Op Montezuma echter scheen het
wederzien niet zooveel indruk ie maken.
„Maar zeg dan toch eens wat, Montezu
ma!" vleide Eugenie; de papegaai bleef
evenwel zwijgen en onverschilligen. Ein
delijk scheen hij toch voor 'haar aan
dringen te zwichten. Montezuma opende
den snavel en luid klonk door de zaal:
„Vive la république!" (Leve de repu
bliek.)
De aanwezigen verkeerden in eene
pijnlijke verlegenheid. De ex-keizerin
evenwel zuchtte: „De ondankbare", en
begaf zich zoo snel mogelijk naar eene
andere kamer, om daar eens goed uit te
huilen.
L i c h t g e r a a k t. Op de tram staat
een van onze meest bekende toonceispe-
lers; een tweede passagier stapt op en
trapt den ander op den voet, waarop deze
zoo uitvaart, dat de onhandige passagier
niet kan nalaten te vragen:
,,W.ie' is u, dat u zóó te keer gaat?"-
De acteur antwoordt, wat opgeblazen:
„Ik ben(volgt,zijn naam).
De passagier betoont zichonderdanig
en verzekert:
„O, als ik dat geweten had.. ..Ik
hoop, dat ik u geen pijn gedaan heb?'-'
De tooneelspeler in zijn zwak getast
door de waardeerende erkenning die uit
deze woorden blijkt; dus zegt hij pathe--
tisch
„Het spijt mij, dat ik u straks uitschold,
ik neem mijn woorden terug."
En de ander:
meneer X., ik óók"!
Ee n dankbare. Uit de adverten
tie van een bewoner te Velden uit dank
baarheid voor een gebluschten brand:
„Mijn hartelijkên dank aan de brand
weer van dorp en Schandelo en aan al
len welke zoo krachtig medegewerkt heb
ben tot blussching van den brand op 19j
Maart jl. en aan de jongedochters in het
bijzonder voor den voldoenden watertoe
voer, waardoor ondanks den sterken
wind het woonhuis is gespaard geble
ven." 1
iWijsheid over vrouwen en
meisjes.
„Eens was ik een onbeschreven blad<
Nu ben ik een uitgelezen boek"...
In deze twee zinnen ligt de geschiedenis
van menig vrouwenleven.
Jrots alle verzet en zucht naar yeix
andering zal ons steeds de overtuiging
blijven, dat de vrouw van de toekomst
steeds de vrouw zal zijn van het verle<
den.
Het is moeilijk het karakter der vrou
wen uit te maken uit hare woorden. Wanj
de dwazen weten niet wat zij zeggen,-
en de verstandigen zeggen niet, wat zij
weten.
JW enige man, die de hand vn eet
vrouw wint, raakt onder haar duim.
Menige vrouw lijkt voor haar huwd
lijk een engel, na het huwelijk merkt
man vaak spoedig, dat zij h,aar yj&ugejgfl
verloren heeft.