Gemengd Nieuws. Eerste Roomsch Katholieke knechts deden alleen wat hij hen gelast te. Spr. concludeerde tot een vernietiging van het vonnis van den kantonrechter wegens vormgebreken en dat de recht bank opnieuw rechtdoende beklaagde zou schuldig verklaren aan het ten laste ge legde en hem veroordeelen tot f5 boete en verbeurdverklaring van het vee, op f 900 geschat. Mr. Thiel, als verdediger optredend, betwistte dat de knechten als bloote in strumenten handelden en vroeg vrijspraak De zaak Jan Valk Jr. 'De rechtbank te Rotterdam veroordeel de Jan Valk Jr., commissionair in effecten en directeur der te Amsterdam gevestigde firma Wed. P. van Eijk, tot twee jaar en zes maanden gevangenisstraf, mei aftrek van zes maanden preventief, wegens op lichting, driemaal gepleegd en verduis tering. Inbreuk op auteursrecht. De rechtbank te Amsterdam deed uit spraak in de zaak van den winkelier, die prentbriefkaarten liet vervaardigen naar een reproductie van het portret van H. K. H. prinses Juliana, voorkomende in den Cadetten Almanak voor 1911 en die deze prentbriefkaarten verspreidde en in zijn winkel voor een ieder openlijk te koop stelde. Het O. M. had f 50 boete of 20 dagen hechtenis geëischt, met last tot verbeurdverklaring der in beslag ge nomen exemplaren. De rechtbank veroor deelde beklaagde, wegens het inbreuk maken op eens anders auteursrecht, tot f200 boete of 80 dagen hechtenis, met last tot verbeurdverklaring der prentbrief kaarten. De Reliquiën van 's Heeren Lijden. Noodigt onze Moeder de H. Kerk hare kinderen in den H. Vastentijd drin gend uit, tot de overweging van 's Hee ren bitter lijden, trachten wij dan ook een blik te slaan op de kostbare reli- quieën, die ons daarvan resten en die elk op hare wijze tot onze verlossing medewerkten. Het kerkje van St. Juliaan van Lune- gardis in het bisdom Cahors in Frank- rjjk mag zich verheugen in 't bezit van den blinddoek, waarmede Jezus' oogen werden bedekt in het huis van Caiphas. ,Deze doek is een stuk linnen, ongeveer 10 centimeter breed en zoo lang, dat men er het hoofd mee kan omwinden. Hij is bedekt met vele bloedvlekken. De „Scala sancta" of heilige trap, welke Jezus tijdens zijn lijden meerma len beklommen heeft, werd in 't jaar 326 naar Rome overgebracht. Dit ge schiedde op bevel der H. Helena. Deze trap wordt bewaard in eene kapel bij de kerk van St. Jan van Lateranen. In het jaar 850 werd door den H. Leo IV 't godvruchtig gebruik ingevoerd, die trap, welke 28 treden telt, op de knieën te bestijgen. Tegenwoordig beklimt men ze knielend, talrijke aflaten zijn daaraan ^verbonden. Paus Innocentius VIII liet, om ze beter te bewaren, de kap met noteboomen dekstukken bekleeden. Van afstand tot afstand ziet men den oor- spronkelijken steen, door met kristal be dekte openingen. De treden zijn van wit warmer met lichtgrijze adren. De acht eerste zijn lang 3.30 M., de overige 2.5 Meter. De geeselkolom, gepurperd door het bloed van den Godmensch, bevindt zich ook te Rome. Naar deze plaats werd zij overgebracht omstreeks 1223 onder Paus Honorius III en wel door de zor gen van den kardinaal Joannes Colonna, Apostolisch Legaat in het Oosten. In de kerk van de H. Praxedis wordt zij be waard onder het altaar eener kleine ka pel. De hoogte der kolom bedraagt 90 c.M. De doorsnede bedraagt aan den voet 33e n aan 't bovendeel 22 c.M. Op ?t bovenvlak bevindt zich een ijzeren ring, waaraan de veroordeelde werd vast gebonden. Het voetstuk der kolom maakt deel uit van den reliquieënschat van St. Marcus te Venetië. De soldatenmantel, waarmede Jezus na de geeseling omhangen werd, was een kleedingstuk, dat tot aan de knieën hing. Het werd vastgehaakt op den rechterschouder. Te Rome vereert men in twee verschillende kerken, deeicnvan dien mantel. De rietstok, welke den Zaligmaker als een scepter in de hand werd gegeven, •was gesneden uit bamboeriet. Een deel van den rietstok bevindt zich in de dom kerk van Florence. Een grooter deel be zit het klooster van Andesch in Beieren en een ander gedeelte van 180 mM. in een klooster van den berg Achos. De kolom van grijskleurigen graniet steen, waarop onze Verlosesr gezeten was, de „Kolom van bespotting"' wordt te Jeruzalem in de kerk van het H. Graf bewaard. In een der kapellen wordt hij achter een ijzeren traliekast tentoonge steld. De hoogte van den steen bedraagt ongeveer een 0.5 M. Voor de doornenkroon kozen de beu len de plant „Zizyphus spina Christi" geheeten tot de wegdoornsoort be'noo- rend. De kroon bevatte tweeërlei door nen, de eene krom en scherp, de andere zeer lang en als een dikke naald in een punt uitloopend. De drie eerste eeuwen werd de doornenkroon zeer zorgvuldig verborgen gehouden. Toen werd zij" naar Xonstantinopel overgebracht. Boudewijn 11 stond ze in 1239 af aan den H. Ko ning Lodewijk IX van Frankrijk. Deze liet nu „de H. Kapel"- oprichten ter be waring der reliquieën. In deze kapel werden ook nog bewaard een aanzienlijk gedeelte van het ware kruishout, de pur perkleurige mantel, dien de soldaten den Zaligmaker om de schouders wierpen, de rietstok, de spons, het ijzer der speer en de doek, waarmede Jezus zich om gordde bij de voetwassching der Apos telen. De band of biezen kring der door nenkroon, van zijne doornen ontdaan, is vervat in een kristallen ring, die ver sierd is met verguld brons en roode zij de. Hij is samengesteld uit bundels ge bonden biezen. De middellijn van den ring van binnen gemeten, bedraagt 21 c.M. Aan de kroon zaten meer dan 100 doornen. Arras, Pisa, Trier, Brugge, Rome en Valencia in Spanje, mogen zich verheugen in het bezit van een groot deel derzelve. 1) De kruisbalk" van den Zaligmaker had volgens den H. Bonavenutra een lengte van 15 voet of 4.S M. en droeg een dwarshout van bijna 8 voet is ruim 2.3 M. Het was blijkbaar een dennestam van ongeveer 100 K.G. gewicht. Door de zorg der H. Helena werd 't kruishout in 't jaar 326 op de plaats van den kruisdood wedergevonden. Een gedeel te ervan schonk zij aan haren zoon, Kon- stantijn. Een ander gedeelte werd naar Rome gezonden om geplaatst te worden in een kerk, die de H. Helena liet bou wen, onder den titel van „het heilig Kruis tc Jeruzalem". In deze kerk berust het heden nog. Het grootste deel bleef echter iri Jeruzalem in de kerk van het H Graf.. In laxeren tijd werden een groot aantal kleinere deeltjes van 't kruis af genomen. Vele kerken en zelfs tal van bijzondere personen zijn in 't bezit van dergelijke reliquiën. De Kerk van het H. Kruis bevat behalve het kostbaar deel van 't Kruishout, nog het opschrift, en twee der spijkers. Te Aken bevindt zich de doek, waar mede de lendenen van den Zaligmaker zijn omgord geweest bij de kruisiging. Trier bezit behalve 's Heeren kleed zonder naad ook een der nagels, waar mede Christus aan 't kruis gehecht is. In 'n eenvoudiger? monstrans wordt de ze vertoond. Deze geweldige nagel is 17 c.M. lang, vierhoekig en heeft geen punt. In 't midden is hij iets dikker dan onder den kop. Paus Leo IX heeft de punt geschonken aan de stad Toul, waar hij vroeger zijn bisschopszetel had. De zweetdoek van Veronica is in de St. Pieterskerk te Rome. Daar wordt hij vooral op „goeden Vrijdag" plechtig vereerd. De foltertuigingen, zeggen wij met den H. Bernardus, houden een krachti ge en welsprekende rede; hun aanblik is reeds menigen pelgrim als een tweesnij dend zwaard diep in de zie! gedrongen, getuige den stillen traan, die uit zoo menig oog vloeide. Zij prediken de grootte onzer schuld en de onmetelijk heid van 's Heeren liefde: „Zoo zeer heeft God den mensch bemind." P. H. V. (Centr.) 1) De Zeereerw. heer Pastoor F. M. K. van Kersbergen uit Nieuwveen schrijft aan de „N. H. Crt.", dat niet alleen Arras, Pisa, Trier, Brugge, Rome en Va lencia in het bezit zijn van doornen uit de lijdenskroon des Heeren, maar ook Haarlem. De St. Josephkerk bezit be halve e,en stukje van het H. Kruis (ter grootte van ongeveer een kubieke c.M.) een doorn uit 's Heeren doornenkroon, die nog steeds in den H. Vasten-tijd daar vereerd wordt. Ingezonden Stukken. Buiten verantwoordelijkheid der redactie Encycliek Rerum Novarum. Geachte Redactie. Beleefd verzoek ik u ^plaatsing voor het volgende in uw veelgelezen blad. Nog slechts enkele weken en wij staan weer voor het heerlijk Encycliekfeest, de Roomsche Meidag, die waardig is zoo genoemd te worden. Des morgens gaan alle bondsleden gezamenlijk ter H. Tafel, des middags eveneens ter kerk op gegaan om daar nog een dankgebed en een danklied te doen opstijgen voor den troon van God. Om vervolgens in op tocht met ontplooide banieren, waar een ieder getuige van kan zijn, op te trekken naar het Bondsgebouw om daar door een begaafden spreker de schoone leerstukken van onzen H. Vader Paus Leo XIII z.g. in ons te doen herleven. En toch, M- d. R., niettegenstaande dit voor de Bondsleden een Roomschen dag genoemd mag worden, komt zoo onwil lekeurig de vraag bij mij op, wordt dit schoone feest in deze stad in onze da gen niet wat klein en gering gevierd? Zou dit niet wat grootscher, wat alge- meener kunnen? Vergun mij dat ik het antwoord even schuldig blijf. Want, M. d. R., wanneer ik niet te veel plaatsruimte van u vraag, dan zou ik gaarne eerst eens willen navertellen, wat ik verleden jaar in het Handelsblad van Antwerpen las, dat ik toevalligerwijs in handen kreeg, hoe men daar in Antwerpen het Encycliek feest viert. Zoodra de kerkelijke plechtig heden, die in de St. Andrieskerk werden gehouden en door Pastoor A erts werden geleid, waren afgeloopen, begaf de me nigte zich in volmaakte orde op straat en vormde zich tot een reusachtigen stoet. Aan dezen stoet namen deel 75 Maat schappijen en vereenigingen, terwijl acht muziekkorpsen zich hierbij aansloten en ruim 200 vlaggen, banieren en vaandels in dezen stoet wérden itucgfcdragen. En zij die aan dezen optc vrideelnamen wa ren studenten en oud jïu Jemen van alle colleges en instituten onder leiding hun ner bestuurders en prefecten, er waren deputaties van voorname maatschappijen, Schoolpenning, liefdadige inrichtingen, se nators, volksvertegenwoordigers en ge meenteraadsleden. Voornaam en gering, allen sloten zij zich aan, het was een al gemeen verbroederingsfeest. Gedurende een uur doorkruiste de stoet onder de heerlijke tonen der verschillende muziek korpsen de voornaamste straten tut dat men eindelijk het feestgebouw, genaamd de St. jozefkring, had bereikt. Hier wacht te reeds het Rerum .Novarum Comité, beslaande uit den ZeetEerw. lieer Kanun nik Cieijhens, pastoor-deken, de eerw. heeren Pastoors A erts en Louwers, de volksvertegenwoordigers S eg ers en Hen- aerikx, de notarissen Batkin en van der Velde en tal van voorname personen en werkers voor de sociale zaak. Terwijl als spreker optrad de heer Le Bon, avocaat, die tot de menigte op treffende wijze de schoone Encycliek van Z. H. Paus Leo XIII verklaarde. Ziet, M. d. R., dat is nu eens op schitterende wijze het En cycliekfeest vieren. En dan herhaal ik mijn vraag: |W|Ordt hier in Leiden die schoone gedenkdag niet wat klein en gering ge vierd? Heeft dan Z. ,H. Paus Leo XIII zijn Encycliek alleen voor den R. K. Volksbond uitgevaardigd, is zij dan niet geschreven en over de geheele wereld verspreid voor ieder, opdat allen haar zouden lieeren kennen. Ja, M. d. R„ nu is het j.vel waar, dat we hier niet in Ant werpen zijn. Maar zouden hier in deze stad dan niet meer Katholieke vereeni gingen zijn te noemen, die jaarlijks aan deze echt Roomsche beweging zich kon den aansluiten? Neemt bv. de St. Jo seph Gezellen Vereeniging, de R. K. Mid- denstandsvereeniging, de R. K. Studenten, R. K. Militairen, jonge Garde, de sociale mannen van Futura en die der K. S. A. Ziet. M d. R., wanneer al deze mannen eens samenwerkten om van deze En cycliekdag eens een grooten Katholieken dag te vormen, dan twijfel ik niet of het zou tot eer strekken van Katholiek Leiden, en in het bijzonder tot bloei van het Ka tholiek verenigingsleven. Hartelijk dank voor de verleende p'.ats- ruiinte. Uw getrouwe Lezer. Inhoud van Tijdschriften. Van Onzen Tijd. Over den Boro-Boedoer en andere Indische architectuur op Java spreekt L. J. M. Feber. P. vL d. Meer de Wal cheren tracht de aandacht te vestigen cp den katholieken schrijver Léon Bloy, wiens gelijke hij in geen enkele litera tuur ontdekken kan. Eduard Brom stond drie Sonnetten af. Katholiek Sociaal Weekblad. Het jongste nummer bevat een op stel van E. Venders over De draagwijdte van het kapitaal en het slot van „Ze delijk werk op het land, door Stephan. H. Jansen Jr. beschouwt art. 49 der drankwet in de praktijk. Voorts bevat jhet de gewone rubrieken, als Geloofsver- dediging, berichten, Feuilleton, enz. De varende Zanger. No. 3 van den 2en jaargang bevat arti kelen over Muziek begrijpen 11, Onze Volkszang en het R. K. Vereenigingsleven Het Nedeilandsche lied. Het lied in de studentenwereld. Gedichten van Leo Speet. Muziek H. W. v. d. Mejj; Con cert in het bosch. H. Ermsnn S. j. De Roomsche zanger. Sint Antonius. Inhoud: Liturgisch leven. Is de biecht in de Kerk altijd in gebruik geweest en voor 'noodzakelijk gehouden Si. Anto- nius op den Paulus-berg. Pater Francis- cus Carolus Gielen, enz. Vergiftiging. Naar de „Nijm. Crt.'; verneemt komt het vergiftigingsgc- val van het gezin W. te Nijmegen, tenge volge waarvan een 6-jarig meisje over leed, neer op het volgende: In den tegen- woordigen „duren tijd" is men er toege komen, ter vervanging van bruine boo- nen, zoogenaamde „Rangoon-boontjes" te eten, die per kop 6 cents kosten, ter wijl voor dezelfde hoeveelheid bruine boa nen 18 ets. moet worden betaald. Het zijn de uit Indië voor veevoeder geïmpor teerde Kratokboontjes, een soort grijze, gespikkelde en paarsche boonen, die een belangrijk gehalte aan blauwzuur bevat ten, in het bijzonder de paarsche. Opge zet met veel water en goed afgekookt, zijn deze boonen als voedsel voor het vee onschadelijk. Voor den mensch blijkbaar niet temeer nog waar zij tegelijk met aardappelen werden gekookt en deze dus ook van het blauwzuurhoudend water doortrokken werden. Te Rotterdam is in 1905 onder de boot werkers op dezelfde wijze een massa-ver giftiging geconstateerd. In bet laboratorium te Nijmegen is deze zaak nauwkeurig onderzocht, en, naar bovengenoemd blad verneemt, zijn er maatregelen genomen, om de nog bij de winkeliers aanwezige boonen te ver wijderen. Goede vangst. Het is aan de maréchaussees der brigade te Gulpen ge lukt, de hand te leggen op een zeer ge vaarlijk individu, zekere Cransveld, die uit België voortvluchtig was, waar hij nog een tweejarig verblijf in een rijkswerkm- richting te goesh Jiad, en pajlex vgrtje,oJs,ing staat van erschillende diefstallen. Voor eenigen tijd deed hij odk in Zuid-Limburg van zich spreken door de uitgifte van een soort jetans voor goede pasmunt. De ge arresteerde h«eld thans zijn verblijf in de uitgestrekte bosschen op de Duitsch-Bel- gisch-Nederlandsche grenzen. Bij zijn aan houding droeg hij nog het boevenpak, waarin hij uit de Belgische gevangenis ontsnapt was. Hij werd gevankeljjk naar Maastricht gevoerd en ter beschikking der Justitie gesteld. Geen m i s d a a d. De lijkschou wing heeft uitgemaakt, dat het dienst meisje J. L. te Westerbork door ver drinking om liet leven is gekomen. Aan een misdrijf wordt niet gedacht. Eene aardige vergissing. Een rijke Schotsche reeder kwam op ze keren dag in het jaar 1853 in hetlkantoor van zijn vriend George Lindsay in Lon den. Daar deze evenwel niet aanwezig was bracht een beambte den Schot in de wachtkamer, met verzoek daar de komst van den heer Lindsay af te wach ten. Aan een der tafels in deze kanier zat een jongmensen ijverig te schrijvenbij het binnenkomen van den Schot keek hij vluchtig op, maar verdiepte zich onmid dellijk weder in zijn werk. De Schot liep eenige malen in de ka mer op en neer, bleef eindelijk dicht voor de tafel van het schrijvende jongmensch staan en keek hem nieuwsgierig aan. Vragend Leek deze eindelijk op en hem toeknikkend, zeide de Schot op welwil- lenden toon: „U schrijft heel mooi, jonge man." „Het doet. mij genoegen, dat u dat vindt," antwoordde de aangesprokene op glimlachenden toon. „Werkelijk, u schijft heel goed; ook uwe cijfers zijn netejs en duidelijk. U zoudt juist de man zijn, dien ik gebruiken kan." „Inderdaad?" vroeg de schrijver. „Ja, inderdaad", herhaalde de Schot. „Ik ben een man van weinig woorden, maar als u met mij naar Schotland wilt gaan, zal ik u een salaris geven van hondertwintig pond per jaar. Dat is een aanbieding, die u hier in Londen niet eiken dag zal gedaan worden, zou ik zoo zeggen. Wat zegt u ervan? Wat is uw besluit?" De schrijver dankte den bewonderaar van zijn handschrift beleefd voor zijn voorslag, maar gaf te kennen, dat hi), alvorens een besluit te nemen, er toch den heer Lindsay eerst- eens graag over zou willen raadplegen. „Jawel, mijn Vriend, goed", antwoord de de Schot, „dat is niet meer dan recht en billijk. Maar Lindsay is al jaren lang een goed vriend van mij. Ik denk niet, dat hij uw geluk in den weg zal willen staan." Op dit oogenblik kwam Lindsay binnen 'en begroette zijn Schotsqhen vriend recht hartelijk. De schrijver stond nu ook van de tafel op en deed den heer Lindsay mededeêling van het aanbod, dat de Schot hem had gedaan. „Zeer goed''", antwoordde Lindsay, zon der een spier van zijn gezicht te vertrek ken, „eene betrekking met een jaarlijkseh inkomen van honderd en twintig pond is niet te verwerpen. Dij zult in mijn vriend hier een goeden, achtenswaardigen patroon vinden, die soms wel een beetje kort van stof is, maar die in elk geval een hart van goud bezit. Onder deze omstan digheden is het, dunkt mij het beste, dat ik de heeren aan elkander voorstej, des te eerder zult ge elkander leeren kennen Mr. Tomkins uit Sunderland Mr. W. E. Gladstone, schatskanselier van Hare Ma jesteit de Koningin Gladstone was juist bezig geweest aan- teekeningen over de scheepvaart voor zijn begrooting te verzamelen, toen hij door den Schot, die hem natuurlijk niet kende, met zijn „schitterend aanbod" werd ver rast. De Schot, die er in den beginne wel een beetje verlegen bij stond, herstelde zich vrij spoedig en lachte toen even har telijk als de minister over het dwaze van het geval. De papegaai van Keizerin Eugenie. Van hun tocht naan Mexico hadden de Franscheu behalve een aantal andere merkwaardigheden uit dat land, ook vele papegaaien meege bracht, waaronder een bijzonder schoon exemplaar, dat men den naam van Mon tezuma had gegeven. Graaf Castelnau had het leerzame dier gedurende den overtocht naar Frankrijk persoonlijk on derricht in het spreken gegeven. Toen hij in Parijs aankwam gaf hij den vogel ten geschenke aan de keizerin, die zich buitengewoon verheugde over de wijze, waarop het dier haar begroette. Het beest riep namelijk zeer duidelijk: „Vive 1' impératrice!" (Leve de keizerin). Voor taan leefde Montezuma in een vergulde kooi in het boudoir van keizerin Eugenie en scheen bijzonder aanhankelijk te zijn aan zijne meesteres. Toen kwamen de Septemberdagen van 1870 en de vlucht van Eugenie uit Pa rijs. Toen zij op-liet kasteel Chislehurst in Engeland was aangekomen, herinner de z,ij zich haar papegaai, die zes jaren aan een haar lieveling was geweest en die haar vaak had opgevroolijkt. Door den haastigen aftocht was liet dier ver geten. Eugenie zond zoo spoedig moge lijk een vertrouwden dienaar naar Frank rijk, om te trachten het dier in zijn be zit te krijgen, maar hij keerde zonder: Montezuma terug. Parijs was door de Duitschers ingesloten en de vogel daar door onbereikbaar. Éindelijk #a vijf maand sn Ra pi tul,eer dé Ingezonden Mededeelingen. a 30 cents per regel. Levensverzekering Mij. te HAARLEM. De netto productie nadert de f 1.500.000. De jaarlijksche premie f 50.000. In Parochiën waar nog niet vertegenwoórdigd, R.-K., pro pagandistisch aangelegde ver tegenwoordigers gevraagd. (1930) de Franschë hoofdstad. Nauwelijks had de ex-keizerin de tijding hierover ver nomen, of zij zond denzelfden dienaar nogmaals naar Parijs, om tot eiken prijs haar lieveling weder voor haar te be machtigen. Als een gewoon man, uit het volk verkleed, trachtte de getrouwe die naar overal inlichtingen in te winnen om trent het lot van de papegaai. Niemand evenwel kon hem met zekerheid iets daarvan medcdeelen. Mismoedig slenter de hii op zekeren dag door eene smalle, donkere steeg, bleef onwillekeurig staan voor den winkel van een uitdrager en tot zijne groote verrassing zag hij daar een aantal meubelen, die nog'voor korten tijd de vertrekken zijner meeste res hadden gevuld. Plotseling zag hij iets verder in de uitdragerij ook de bekende vergulde kooi en daarin zat als van ouds Montezuma, heel genoeglijk een nooit je pellend. Het duurde niet lang, of Euge nie's bediende was het met den uitdra ger eens omtrent den prijs en haastte zich met den wedergevonden vogel naar het station du Nord, om zii*-e gebiedster den vriend waarnaar zij zoo lang had verlangd, zoo spoedig mogeLjk terug te brengen. Eugenie was zeer verheugd, liefkoosde het schoone dier en gaf het allerlei lek kers. Op Montezuma echter scheen het wederzien niet zooveel indruk ie maken. „Maar zeg dan toch eens wat, Montezu ma!" vleide Eugenie; de papegaai bleef evenwel zwijgen en onverschilligen. Ein delijk scheen hij toch voor 'haar aan dringen te zwichten. Montezuma opende den snavel en luid klonk door de zaal: „Vive la république!" (Leve de repu bliek.) De aanwezigen verkeerden in eene pijnlijke verlegenheid. De ex-keizerin evenwel zuchtte: „De ondankbare", en begaf zich zoo snel mogelijk naar eene andere kamer, om daar eens goed uit te huilen. L i c h t g e r a a k t. Op de tram staat een van onze meest bekende toonceispe- lers; een tweede passagier stapt op en trapt den ander op den voet, waarop deze zoo uitvaart, dat de onhandige passagier niet kan nalaten te vragen: ,,W.ie' is u, dat u zóó te keer gaat?"- De acteur antwoordt, wat opgeblazen: „Ik ben(volgt,zijn naam). De passagier betoont zichonderdanig en verzekert: „O, als ik dat geweten had.. ..Ik hoop, dat ik u geen pijn gedaan heb?'-' De tooneelspeler in zijn zwak getast door de waardeerende erkenning die uit deze woorden blijkt; dus zegt hij pathe-- tisch „Het spijt mij, dat ik u straks uitschold, ik neem mijn woorden terug." En de ander: meneer X., ik óók"! Ee n dankbare. Uit de adverten tie van een bewoner te Velden uit dank baarheid voor een gebluschten brand: „Mijn hartelijkên dank aan de brand weer van dorp en Schandelo en aan al len welke zoo krachtig medegewerkt heb ben tot blussching van den brand op 19j Maart jl. en aan de jongedochters in het bijzonder voor den voldoenden watertoe voer, waardoor ondanks den sterken wind het woonhuis is gespaard geble ven." 1 iWijsheid over vrouwen en meisjes. „Eens was ik een onbeschreven blad< Nu ben ik een uitgelezen boek"... In deze twee zinnen ligt de geschiedenis van menig vrouwenleven. Jrots alle verzet en zucht naar yeix andering zal ons steeds de overtuiging blijven, dat de vrouw van de toekomst steeds de vrouw zal zijn van het verle< den. Het is moeilijk het karakter der vrou wen uit te maken uit hare woorden. Wanj de dwazen weten niet wat zij zeggen,- en de verstandigen zeggen niet, wat zij weten. JW enige man, die de hand vn eet vrouw wint, raakt onder haar duim. Menige vrouw lijkt voor haar huwd lijk een engel, na het huwelijk merkt man vaak spoedig, dat zij h,aar yj&ugejgfl verloren heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 10