Rona Cacao Kiezerslijst. Liefde en Haat. Van Houten s |De beste voor den prijs Derde Blad, behoorende bij DeLeidscheCourantvan Zaterdag 30 Maart no. 753. [Tot 21 April: ter visieligging en ver- Icrijgbaarsteliing der reclames. Vóór 15 Mei: definitieve vaststelling tter kiezerslijst. >We zullen dit lijstje nu en dan af drukken. Aanzien doet gedenken. Een lied per week. No. 51 uit „De Leeuwerk". Lied van den molenaar. Woorden van Muziek van jO. W, Loven daal. J. Worp,. Mijn molentje draait er lustig en wel, Mijn schoorsteen rookt er neven, Maar 'k ben nog altijd een vrijgezel, Wat heb ik alleen aan zoo'n leven! Och trad er Marieke mijn molentje in, Dan wist ik waarvoor ik mijn broodje win. Dan wist ik waarvoor ik mijn broodje win. De hemel bezorgt mijn gunstigen wind, Het boertje geld en koren. iDe steenen ronken en 't werkend bint, Laat vroolijk zijn krikkakken hooren Doch klonk door den molen Marieke heur taal, Dan wist ik waarvoor ik mijn koren maal, enz. De disch is bereid, de pot hangt te vuur Gevuld zijn kisten en kasfen, "Maar 't is geen leven zoo op den duur, A! heb ik meer lusten dan lasten. Och trouwde er het blonde Marieke met mij, Dan wist ik waarvoor "ik den disch 'berei, enz. Blaas, windeke, blaas, en molentje draai Vivat het muldersleven! Maar ziet mijn molen nooit kind of kraai, Dan is het mij net om het even, Och kwam op den molen Marieke mijn schat, Ik denk, dat ik spoedig zoo'n dreumes had, enz. R.K. Volkszang. Nu dan ook hier ter stede aan de oprichting eener plaatselijke afdeeling der R. K. Volkszang-vereeniging gewerkt [wordt, en door oemoeilng der K. 5. A. zich een commissie gevormd heeft om tSat doel te bereiken, achten we het niet ondienstig, vooral waar door het voor- loopig comité blijken van instemming ge vraagd worden, de zaak onder Leiden's Katholieken wat nader bekend te maken. Velen immers zullen er zijn, die geen gelegenheid hadden de beweging te vol gen, en die niet op de hoogte zijn van jhet doel en de middelen van de R. K. Diocesane Volkszang-vcreeniging, ter be reiking van dit doelverbetering van den volkszang; maar die toch, bij nadere bekendheid, warme voorstanders en medewerkers zouden blijken. De oorsprong der beweging we geiden het reeds in het artikel „R. K. iVolkszangactie" in de L. C. van 6 Maart fj. ügt in Limburg, waar na 'n flinke opwekking en een nadere uiteenzetting van de zaak door „Leobarth Maertensz" j(L. L. Mertens) in „De Kath. School", de zaak nader aangepakt, en daarna de vereeniging den 31 Januari 1909 teRoer- tnond werd opgericht. Wel had men, en reeds jaren, andere vereenigingen, die vrijwel een gelijk doel beoogden, wèl had men verschillende volksliederen-uit gaven, zooals b.v. het „Nederlandsch Volksliederenboek", „Coer's Liederboek FEUILLETON. ROMAN UIT WESTFALEN. 99) (Slot.) „En moet je nu niet spoedig weer een boerin'op den hof hebben?" vroeg Job Weikamp. Dirk lachte verlegen. Hij had ook reeds idaarover nagedacht, maar kon niet be sluiten. Naar één verlangde zijn hart, doch de traditie verzette zich daartegen en nu nog minder dan zeven jaar get- leden had hij den moed daarmede te breken. Hij gaf geen antwoord op de vraag van zijn zwager en keek peinzend naar de spelende kinderen, die juist het restje -van' hun koek opaten. Dan vlogen zij de deur uit. Job Weikamp had een spraakzame bui. Hij meende: v,Ik weet wel een goede vrouw voor jou, Dirk. Je mag Ze graag lijden, daar ben ik zeker van." „Wie is het dan?" „Cathrien." „Dat arme meisje?" vroeg Betje een beetje afkeurend. „Ja, dat arme meisje", herhaalde Job, |,want dat kind heeft een hart van goud. fen zij heeft vaa den SqhoMte,nhof gccfi voor Groot Nederland" en uitgaven als: Wierts' „Liederen voor het Volk" enz. enz., maar het groote doel, werkelijk goede en geschikte v o 1 ks liederen onder het volk te brengen, werd er niet mede bereikt. Eenheid en sa men werking van alle factoren in deze zaak werden gemist, dingen, op de eerste plaats noodig, en waarnaar de D. V. v. d. Volkszang wel degelijk is ingericht. Zoo kregen we, als eerste daad van de nog jonge ver eeniging, dan de uitgave van een be paald aantal der meest geschikt geachte volksliedjes, bijeengebracht in een bun deltje, dat „De Leeuwerk" genoemd werd, en dat direct in grooten getale alom verspreid, instemming en bijval van alle kanten vond. En wie kent thans v,De Leeuwerk" niet? We willen kort zijn. Thans, nu de verschillende Bisdom men zich bij de D. V. V. hebben aan gesloten, en alom afdeelingen worden opgelicht, beschikt de vereeniging over verscheidene krachtige propagandamid delen, over een uitgebreide bibliotheek, over al wat mét het lied in verband staat handelend, en als h e t middel tot onder linge voeling een degelijk maandschrift: „De Varende Zanger", waar alle leden gratis van profiteeren kunnen. Doel der vereeniging is den volks zang te bevorderen en te verbeteren vol gens Katholieke beginselen. Middelen: De vereeniging tracht haar doel te bereiken door: a. het oprichten van plaatselijke afdee lingen en het benoemen van plaatselijke commissies; b. het oefenen van invloed op den zang en het zangonderwijs in alle inrich tingen van onderwijs; c. het oefenen van invloed op de keuze der muziek bij uitvoeringen; d. het houden vati bijeenkomsten en zangfeesten voor kinderen en vol wassenen; e. het verspreiden zoowel van reeds bestaande als van nieuwe liederen; f. het uitschrijven van prijsvragen voor geschikte teksten en melodiën van bonds- en volksliederen; g. het weren en-bestrijden van lie deren, die niet overeenkomen m»et de Katholieke beginselen; h. tijdelijke samenwerking voor be paalde doeleinden met andere personen of vereenigingen, die hetzelfde doel na streven i. andere wettige middelen, die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn. We achtten het gewenscht, zonder de zaak vooruit te willen loopen, even dit een en ander hier aan te halen, om meer de aandacht op het wat en hoe onzer Katholieke Volkszangvereeniging te ves- ^Wat leden, afdeelingen enz. betreft, is 't de tijd daarvoor verder de stappen van de bevoegden in deze, en van het comité af te wachten. Dan zal een dui delijke uiteenzetting en de oprichting eener afdeeling op den gewenschten tijd wel volgen. Maar we wenschen nógmaals hierop den nadruk te leggen, dat de zaak der volkszangverbetering er eene is voor ieder, waarkan ieder, voornaam en gering, kan medewerken. Dat de beweging, ook uit Katholiek sociaal oogpunt, er eene is in 't werkelijk en waarachtig volksbelaug, Maar al te lang heeft veel minder waardige vuiligheid en zinnelijkheid in de liedjes ons volksbewustzijn ver troebeld. Het volkslied moet verbeterd, moet veredeld. Het volkslied grijpt in, in den volksziel, het volk wordt er z'n kracht door bewust, het moet er z'n lief en z'n leed, z'n noodeu en vreugden vol mondig in kunnen uitzingen. Het ware volkslied moet veredeling, ontwikkeling gaan brengen. Laten we allen 'n handje meehelpen. Laat 'tbij 'tvoorloopig comité hier te Leiden bewijzen van instemming regenen! C. v. O. Uit de Pers. goeds ontvangen. Alles is weer in orde en iedereen heeft respect voor Cathrien." Dirk wreef met zijn vereelte hand over zijn gladgeschoren kin. Aan Cathrien had hij altijd gedacht, niet echter daarom, omdat zij om zijnentwege had geleden. Dat was 'hem nooit te binnen gekomen. Maar Job had den spijker op den kop geslagen: Wanneer één verdiende mees teres op den hof te worden, dan was het wel Cathrien. Als zij maar wilde! Doch daarvan kon hij zich gemakkelijk overtuigen. Ten slotte zeide hij: „Ik zal er eens over denken." Daarmede was de zaak afgeloopen. Clemens had tijdeus het gesprek zijn broeder met onderzoekenden blik gade geslagen; hij was in diepe gedachten verzonken. Hoe kon alles ter wereld toch vreemd loopen! Wanneer iemand hem voorspeld zou hebben, dat hij eens heerboer op den hof van Gröhling zou zijn geworden, gewis had hij hem vroe ger uitgelachen. Zijn zinnen waren op de eenzaamheid van de heiwoning ge vestigd; daar had hij zijn leven willen slijten. 'tWas echter anders uitgekomen en tot nu toe had hij het oogenblik ge zegend, waarop hij aan Betje zijn hulp had aangeboden. Met Trees was het evenzoo gegaan. Zou ook vo«or Dirk het geluk aanbreken Misschien had hij zoo lang moeten wachten, tot zijn hart gelouterd was in den gloedoven van het lijden. JËn .merkwaardig'Dirk had precies de- De vrijmetselarij en het strafrecht. Over bovenstaand onderwerp geeft de Nieuwe Koerier de volgende inte ressante beschouwing. Wat 'n misbaar is er in een gedeelte der Nederlandsche pers gemaakt over het Motu Proprio des Pausen, waarbij par ticuliere personen, als het Katholieke wa ren, met kerkelijke straffen bedreigd werden, indien zij een geestelijk persoon bij den wereldlijken rechter aanklaagden, zonder verlof van den Bisschop. Of al gezegd fwerd, dat voor ons land evenals vooi1 België en Duitschland dit Motu Proprio niet gold, wijl hier het vroegere voorrecht van geestelijke personen, om niet voor den wereldlij ken rechter te kunnen gedaagd worden het z.g. privilegium fori was ver vallen of al gezegd werd, dat in die landen, waar dit voorrecht nog bestaat, de Bisschop steeds verlof moet geven als het wordt gevraagd alles baatte niets. Tal van opgezweepte protestanten vooral onder de liberalen, hielden pro testvergaderingen en zouden Jieel gaar ne als ze konden alle Katholieken buiten de Nederlandsche wet geplaatst hebben. Gelukkig begint het gezond verstand van den Nederlander te zegevieren; al zal het met de agitatie, vooral met ihe*fc oog op den komenden stembusstrijd, nog wel niet geheel uit zijn. Waar de liberale pers met zulke voor liefde alles opgenomen heeft, wat er ge schreven werd tegen 's Pausen Motu Proprio, zich verdedigend met (het ge zegde, dat zij de onttrekking van den geestelijke aan den wereldlijken rechter niet dulden mocht daar hadden wij mogen verwachten, dat zij met nog meer verontwaardiging zou melding maken van het feit, door de Belgische bladen onthuld, en waaruit blijkt dat de Vrij metselarij tracht haren leden de onge- straftheid te verzekeren bij den wereld lijken rechter. En toch, over dit geval zwijgen tot nog toe onze groote liberale bladen als een visch. Wat is het geval? In het Belgische Parlement heeft de leider der socialisten van der Velde een hevige campagne gevoerd tegen de Ka tholieken Missionarissen in den Belgi schen Congobeschuldigingen van uit- zuigerij der inlanders waren wel de; minst erge. Geheel 'het Katholieke Bel gië heeft zich tegen deze beschuldigin gen te weer gestelden na de onwaar heden van Van der Velde van A tot Z te hebben aangetoond, heeft het op waar dige en energieke wijze tegen deze ver- aacniraatviugcii uö cuctsrtrcirxucniroc- digste Belgen geprotesteerd. Ja, met recht kon het „Handelsblad van Antwer pen" tot eer der Belgische bevolking getuigen, dat de interpellatie van Van der Velde onder de verachting en den walg van het land als een steen geval len was. En wat blijkt thans? Eerstens, dal het de vrijmetselarij is, die deze beweging tegen de Katholieke missionarissen zoo niet op touw heeft gezet, dan toch althans in hooge mate heeft gesteund. Tvveedens, dat de Vrijmetselarij zich ongestraft gelooft, als een andere vrij metselaar zijne zaak in handen krijgt, Hoe deze twee zaken blijken? Door een brief, dien het Anti-Vrij- metselaarsblad photografisch reprodu ceert, en aan den Socialist en Vrijmet selaar Van der Velde gericht is, door een anderen Vrijmetselaar, kapitein G. Wangermée, in den Belgischen Congo vertoevende. Deze brief is een antwoord op een in vrijmetselaarsstijl gestelden brief van B. Van der Velde en luidt als volgt: De missiën zijn ongelukkiglijk fel vooruitgaande, vooral tusschen de soldaten; onder de inboorlingen wei zelfde gedachten. Op den avond van dezen Zondag ging hij alleen langs de akkers. De laatste jaren van zijn leven gingen voor zijn geest voorbij. Hij dacht aan de vele zorgen en tegenslagen. Wat was toch deze vervlogen tijd arm aan geluk geweest. Doch voor hem lag een blijde toekomst open. 't Geluk wachtte op hem en wenkte hem naderbij te komen. Het keek hem peinzend en be moedigend uit trouwhartige oogen aan. Zijn gemoed was ontroerd. Maar het was niet het ongestadige van de jeugd, dat hem voortdreef. Na langen zwaren strijd was' (hij een man geworden, dia niet meer bouwt en vertrouwt op eigen kracht alleen. Het leven had hem be scheidenheid, deemoed en tevens ver trouwen op God geleerd. Waren dit niet de grondslagen voor een blijvend geluk? Hij liep steeds verder. Ginds stroomde de Ems. Op deze plek had hij verleden jaar het kind van Plemping gered. Daar lag het eenvoudig huisje van Cathrien. Nog eens keek hij naar de ondergaande zon. De westelijke hemel glansde in purperen gloed. Een verfrisschend windje waaide over de velden en de kleine gevederde zangers deden hun liederen weerschallen. Alles om hem heen ademde vrede en deze zalige vrede vervulde ook hem. Cathrien kwam hem tegemoet. Zij had den man niet eerder herkend, als toen hij van achter de heg op haar toetrad. Jojyi twas het te laat om zjch nig, tenzij op den westelijken oever van het Albert Edward Meer. Onlangs had de sergeant van de wacht de inboorlingen van een dorp belet den tam-tam te slaan en dansen uit te voeren voor de nieuwe maan. Hij had twee inboorlingen geslagen en ik heb hem duchtig gestraft, 's Anderendaags riep ik al de bewoners bijeen en zegde: De sergeant heeft ongelijk gehad, want de tam-tam voor de maan is een godsdienst, zoowel als die van God, en ieder is vrij van te gelooven wat hij wil. De ta m-tam heeft zooveel waarde als de baba yango (het Onze Vader). Een Europeesch officier heeft de zaak aan de Paters medegedeeld en 't schijnt, dat zij eene klacht tegen mij hebben ingediend. Daar die klacht langs den hiërarch i- schen weg moet en dus eerst in handen komt van B. Ol- sen, die met u reisde, zit ik er niet mee in. Wij zijn in Kivu met vier Br. (Olsen, Stoops, Han sen en ik) en twee kandidaten. Zou een Belgisch kapitein aan den leider der socialisten wel inlichtingen geven, tenzij de Vrijmetselarij, waarvan zij beiden lid zijn, deze campagne tegen de Missionarissen wilde begunstigen? En dan die zekerheid van ongestraft te zullen blijven! Is dat geen bewijs voor hetgeen steeds beweerd is, dat de broederschap onder de vrijmetselaars zoo ver gaat, dat zij elkaar uit de handen van den strafrechter moeten zien te houden? Uit boven aangehaalden brief blijkt ook nog hoe de vrijmetselarij de ge zworen vijandin is van het Christendom. Hier zien we een kapitein, een ont wikkeld man, die de afgoderij de vereering van de maan welke gepaard gaat met onzedelijke dansen, op gelijke lijn stelt met het Christendom; maar die kapitein is vrijmetselaar en daarom liever heidensch dan Christen! Tot welken afgrond van barbaarsch- heid kan toch een Christen zinken, die zich verbindt aan de vrijmetselarij! Maar in ons land zal men zeggen ware zoo iets ondenkbaar! Wij hopen het. Maar er bestaat een boek, dat overal verkrijgbaar is, het „Leerboek der Vrij metselarij", door Br. J. G. Findel. In dit boek vindt men natuurlijk niets, dan wat iedereen weten mag. Wij lezen hierin echter op bl. 64: Zekere grondwettige bepalingen gel den voor de geheele Broederschap in het algemeen, maar bovendien heeft elk Groot-Oosten en elke Loge zijn bijzondere wetten, waaraan zich ieder Broeder, zoolang hij lid eener Loge Al lezen we nu op eene ariciere plaats, dat deze wetten niet in strijd mogen zfjn met de wetten des lands, de brief van den Belgischen kapitein uit den Congo leert ons anders. En wat Frankrijk betreft, ook uit dit land komt een opzienbarend bericht, dat de „Tijd" heeft medegedeeld: Op het laatste Socialistencongres te Lyon verklaarde Br. Unry, redacteur bij de „Humanité" van Parijs, dus geen clericaal, dat de advocaten, die tot de Loge behooren, in Frankrijk altijd gezworenen voor de jury's wei geren, als die gezworenen niet tot de Loge behooren, en dat die jury's syste matisch al de beschuldigden, die tot de Loge behooren, vrijspreken. Zeer juist voegt de „Tijd"-redactie hieraan toe: Wij laten die enorme beschuldiging voor rekening van wie ze uitbracht. Hij zelf, broeder, moge ze bewijzen; ze heeft in elk geval slechts betrekking op Frankrijk. Maar al is er maar het honderdste gedeelte van waar, dan is het nog duizendmaal te erg. 't Is noch tans goed zulke zaken te onthouden als Professoren of anderen het weer eens hebben over het Motu Proprio. Tot besluit: Voor de ontduiking van Ingezonden Mededeelingen. IN ELK OPZICHT jdea toets der vergelijking 1 met andere goedkoope j merken doorstaan. Inderdaad is het 1 Kg. 1.50 Kg. 0.42| 0.80 V\o schuil te houden en hem te ontwijken. Haar hart klopte, maar zij hield het in bedwang. Na een kort gesprek wilde zij heen gaan. Dirk greep evenwel haar hand en hield deze stevig vast. Vreesachtig wilde zij zich terugtrekken, maar er lag iets onweerstaanbaars in zijn wezen; hij was zoo geheel anders als gewoonlijk. Spoedig vernam zij, wat er gaande was. Bezadigd en kort, zonder woorden- omhaal, sprak hij van zijn genegenheid tot haar. Hij wilde in de toekomst ge- zamelijk met haar de lasten des levens dragen, zoo zeide hij, vertrouwend op den zegen van God, opdat het leed van vervlogen dagen zou worden uitgewischt. „Cathrien, ik heb je lief, wil je mijn vrouw worden?" O, zij geloofde gaarne aan zijn woor den. Zij aanvaardde graag het geluk, dat haar zoo onverwachts ten deel viel. „Ja, Dirk, ik wil jou toebehooren." Dat was haar antwoord, eenvoudig en hartelijk, evenals de vraag. Zij liepen saam een eind weegs terug. Een vrouw in donkere rouwkleederen kwam op hen af. 'tWas Hedwig Plem ping. Sedert den dood van haar man was zij weer eenzelvig geworden. De menschen beweerden, dat zij met haar kind naar de stad wilde vertrekken. Zij schreed langzaam en onzeker nader. Wat wil zij? dacht Dirk. Hij keek haar kalm aanDe tegenslagen des levens hadden haar gelaat verouderd, het vuur in haar donkere oogen gedoofd en haar de rechtmatige wetten des lands is de vrijmetselarij gevaarlijk, en het katho- ticisme niet. Toch zal men in de liberale bladen tevergeefs een bestrijding zoeken yam de vrijmetselarij! „De Violiers" verboden. Wij lezen in de Maasbode: (Het is opvallend, zoo weinig als er in de liberale pers te doen is over het verbod van den Bosschen burgemeester betreffende de opvoering van „de Vio liers". Men heeft volstaan met de ver melding van het feit, en er bijna geen commentaar bijgegeven. 7t Geeft te denken. De Bossche burgemeester zal er gena diger afkomen dan indertijd zijn collega te Helmond, die waagde aan Speenhoff een uitvoering te weigeren. De Katholieke Bosschenaars zullen niet weinig verrrast opgekeken hebben bij deze pertinente beslissing van hun ge- achten burgervader. „De Violiers" beleven straks in den lande hun honderdste opvoering, en nu deze honderdste opvoering nabij is, wordt de voorstelling in den Bosch verboden. Verboden als zijnde krenkend voor het Israëlietisch gedeelte van de bevolking. Terwijl het overwegend Katholieke ge deelte gewend is gemaakt, om andere, wufte, met goede zeden en begrippen van fa tsoen^s pottende stukken maar lijd- De rabbijn heeft den katholieken nu den weg gewezen, hoe in zulke omstan digheden te doen. Op zijn simpel verzoek alleen heeft de burgemeester de voorstelling verboden. Hij heeft niet willen overwegen, noch het manuscript eerst willen lezen, niets daarvan, de enkele klacht van den opper rabbijn was voor den burgemeester vat» den Bosch voldoende om de- voorstelling niet te doen doorgaan. De Katholieken weten nu wat zij in de toekomst te doen hebben. Bij heel wat erger gevallen dan deze „Violiers". Want dit succesvolle stuk van Willem Schürmann, zoo vol Joodschen humor, bevat regel noch woord, wat ook slechts het bedenkelijke nadert. Onder dit opzicht zouden wij Neder land gelukwenschen als ons tooneel een repertoire bezat in den geest als dit onberispelijke stuk van Willem Schür mann. Of 't dan niet beleedigend is voor do Israëlieten in het algemeen? Ook dat meen en wij van niet. „De Violiers" is een greep uit de werkelijkheid, het geeft ons een bepaald beeld uit onze koopmanschap, gelijk wij allen weten dat bestaat. de schoonheid ontnomen. Onderden don keren hoed kwam een streng grauw achtig haar te voorschijn. Alleen haat gestalte was slank en elastisch gebleven. De vrouw groette verlegen. Zij keerde zich naar Dirk om en zeide heel zacht: „Ik kwam naar u toe!" Daar Dirk niets antwoordde, maat haar daarentegen verbaasd aanzag, her haalde zij nogmaals: „Ja, ik kwam naar u toe. Ik moet van hier weg. Maar eerst wil ik met u alles in 't reine bren gen. Wij hebben u veel leed aangedaan, 't Een is uit het ander voortgekomen en gij zélf zijt niet zonder schuld aan het gebeurde. 'Maar alles, wat is voor gevallen, doet mij leed. Ik wenscli in vrede met u van hiér te gaan. Kunt gij mij vergeven?" „Ja", antwoordde Dirk beslist, „ver geven en vergeten. God vergezelle je." Hij gaf Hedwig Plemping de hand en Cathrien deed "het ook. „God loone u daarvoor", vervolgde Hedwig. „Zeven jaar geleden heb ik wel is waar anders gesproken, maar mijn vloek heeft ook nijj getroffen. Thans zeg ik van ganscher harteGod zegene u." Bij deze woorden keerde zij zich om en wandelde langzaam verder. Dirk en Cathrien zagen haar ontroerd en met betraande oogen na. En Ca thrien sprak zacht: „God zegene den Schoutenhof aan den Brink."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 9