Rona
Cacao
Kiezerslijst.
Liefde en Haat.
Van Houten s
|De beste voor den prijs
Derde Blad, behoorende
bij DeLeidscheCourantvan
Zaterdag 30 Maart no. 753.
[Tot 21 April: ter visieligging en ver-
Icrijgbaarsteliing der reclames.
Vóór 15 Mei: definitieve vaststelling
tter kiezerslijst.
>We zullen dit lijstje nu en dan af
drukken. Aanzien doet gedenken.
Een lied per week.
No. 51 uit „De Leeuwerk".
Lied van den molenaar.
Woorden van Muziek van
jO. W, Loven daal. J. Worp,.
Mijn molentje draait er lustig en wel,
Mijn schoorsteen rookt er neven,
Maar 'k ben nog altijd een vrijgezel,
Wat heb ik alleen aan zoo'n leven!
Och trad er Marieke mijn molentje in,
Dan wist ik waarvoor ik mijn
broodje win.
Dan wist ik waarvoor ik mijn
broodje win.
De hemel bezorgt mijn gunstigen wind,
Het boertje geld en koren.
iDe steenen ronken en 't werkend bint,
Laat vroolijk zijn krikkakken hooren
Doch klonk door den molen Marieke
heur taal,
Dan wist ik waarvoor ik mijn koren
maal, enz.
De disch is bereid, de pot hangt te vuur
Gevuld zijn kisten en kasfen,
"Maar 't is geen leven zoo op den duur,
A! heb ik meer lusten dan lasten.
Och trouwde er het blonde Marieke
met mij,
Dan wist ik waarvoor "ik den disch
'berei, enz.
Blaas, windeke, blaas, en molentje
draai
Vivat het muldersleven!
Maar ziet mijn molen nooit kind of
kraai,
Dan is het mij net om het even,
Och kwam op den molen Marieke
mijn schat,
Ik denk, dat ik spoedig zoo'n
dreumes had, enz.
R.K. Volkszang.
Nu dan ook hier ter stede aan de
oprichting eener plaatselijke afdeeling der
R. K. Volkszang-vereeniging gewerkt
[wordt, en door oemoeilng der K. 5. A.
zich een commissie gevormd heeft om
tSat doel te bereiken, achten we het niet
ondienstig, vooral waar door het voor-
loopig comité blijken van instemming ge
vraagd worden, de zaak onder Leiden's
Katholieken wat nader bekend te maken.
Velen immers zullen er zijn, die geen
gelegenheid hadden de beweging te vol
gen, en die niet op de hoogte zijn van
jhet doel en de middelen van de R. K.
Diocesane Volkszang-vcreeniging, ter be
reiking van dit doelverbetering van
den volkszang; maar die toch, bij nadere
bekendheid, warme voorstanders en
medewerkers zouden blijken.
De oorsprong der beweging we
geiden het reeds in het artikel „R. K.
iVolkszangactie" in de L. C. van 6 Maart
fj. ügt in Limburg, waar na 'n flinke
opwekking en een nadere uiteenzetting
van de zaak door „Leobarth Maertensz"
j(L. L. Mertens) in „De Kath. School",
de zaak nader aangepakt, en daarna de
vereeniging den 31 Januari 1909 teRoer-
tnond werd opgericht. Wel had men, en
reeds jaren, andere vereenigingen, die
vrijwel een gelijk doel beoogden, wèl
had men verschillende volksliederen-uit
gaven, zooals b.v. het „Nederlandsch
Volksliederenboek", „Coer's Liederboek
FEUILLETON.
ROMAN UIT WESTFALEN.
99)
(Slot.)
„En moet je nu niet spoedig weer
een boerin'op den hof hebben?" vroeg
Job Weikamp.
Dirk lachte verlegen. Hij had ook reeds
idaarover nagedacht, maar kon niet be
sluiten. Naar één verlangde zijn hart,
doch de traditie verzette zich daartegen
en nu nog minder dan zeven jaar get-
leden had hij den moed daarmede te
breken.
Hij gaf geen antwoord op de vraag
van zijn zwager en keek peinzend naar
de spelende kinderen, die juist het restje
-van' hun koek opaten. Dan vlogen zij
de deur uit.
Job Weikamp had een spraakzame
bui. Hij meende: v,Ik weet wel een
goede vrouw voor jou, Dirk. Je mag
Ze graag lijden, daar ben ik zeker van."
„Wie is het dan?"
„Cathrien."
„Dat arme meisje?" vroeg Betje een
beetje afkeurend.
„Ja, dat arme meisje", herhaalde Job,
|,want dat kind heeft een hart van goud.
fen zij heeft vaa den SqhoMte,nhof gccfi
voor Groot Nederland" en uitgaven als:
Wierts' „Liederen voor het Volk" enz.
enz., maar het groote doel, werkelijk
goede en geschikte v o 1 ks liederen onder
het volk te brengen, werd er niet mede
bereikt.
Eenheid en sa men werking van
alle factoren in deze zaak werden gemist,
dingen, op de eerste plaats noodig, en
waarnaar de D. V. v. d. Volkszang
wel degelijk is ingericht. Zoo kregen we,
als eerste daad van de nog jonge ver
eeniging, dan de uitgave van een be
paald aantal der meest geschikt geachte
volksliedjes, bijeengebracht in een bun
deltje, dat „De Leeuwerk" genoemd
werd, en dat direct in grooten getale
alom verspreid, instemming en bijval van
alle kanten vond. En wie kent thans v,De
Leeuwerk" niet?
We willen kort zijn.
Thans, nu de verschillende Bisdom
men zich bij de D. V. V. hebben aan
gesloten, en alom afdeelingen worden
opgelicht, beschikt de vereeniging over
verscheidene krachtige propagandamid
delen, over een uitgebreide bibliotheek,
over al wat mét het lied in verband staat
handelend, en als h e t middel tot onder
linge voeling een degelijk maandschrift:
„De Varende Zanger", waar alle leden
gratis van profiteeren kunnen.
Doel der vereeniging is den volks
zang te bevorderen en te verbeteren vol
gens Katholieke beginselen.
Middelen: De vereeniging tracht
haar doel te bereiken door:
a. het oprichten van plaatselijke afdee
lingen en het benoemen van plaatselijke
commissies;
b. het oefenen van invloed op den
zang en het zangonderwijs in alle inrich
tingen van onderwijs;
c. het oefenen van invloed op de keuze
der muziek bij uitvoeringen;
d. het houden vati bijeenkomsten en
zangfeesten voor kinderen en vol
wassenen;
e. het verspreiden zoowel van reeds
bestaande als van nieuwe liederen;
f. het uitschrijven van prijsvragen voor
geschikte teksten en melodiën van bonds-
en volksliederen;
g. het weren en-bestrijden van lie
deren, die niet overeenkomen m»et de
Katholieke beginselen;
h. tijdelijke samenwerking voor be
paalde doeleinden met andere personen
of vereenigingen, die hetzelfde doel na
streven
i. andere wettige middelen, die aan
het doel bevorderlijk kunnen zijn.
We achtten het gewenscht, zonder de
zaak vooruit te willen loopen, even dit
een en ander hier aan te halen, om meer
de aandacht op het wat en hoe onzer
Katholieke Volkszangvereeniging te ves-
^Wat leden, afdeelingen enz. betreft,
is 't de tijd daarvoor verder de stappen
van de bevoegden in deze, en van het
comité af te wachten. Dan zal een dui
delijke uiteenzetting en de oprichting
eener afdeeling op den gewenschten tijd
wel volgen.
Maar we wenschen nógmaals hierop
den nadruk te leggen, dat de zaak der
volkszangverbetering er eene is voor
ieder, waarkan ieder, voornaam en
gering, kan medewerken.
Dat de beweging, ook uit Katholiek
sociaal oogpunt, er eene is in 't werkelijk
en waarachtig volksbelaug,
Maar al te lang heeft veel minder
waardige vuiligheid en zinnelijkheid in
de liedjes ons volksbewustzijn ver
troebeld.
Het volkslied moet verbeterd, moet
veredeld. Het volkslied grijpt in, in den
volksziel, het volk wordt er z'n kracht
door bewust, het moet er z'n lief en
z'n leed, z'n noodeu en vreugden vol
mondig in kunnen uitzingen.
Het ware volkslied moet veredeling,
ontwikkeling gaan brengen.
Laten we allen 'n handje meehelpen.
Laat 'tbij 'tvoorloopig comité hier te
Leiden bewijzen van instemming regenen!
C. v. O.
Uit de Pers.
goeds ontvangen. Alles is weer in orde
en iedereen heeft respect voor Cathrien."
Dirk wreef met zijn vereelte hand over
zijn gladgeschoren kin. Aan Cathrien
had hij altijd gedacht, niet echter daarom,
omdat zij om zijnentwege had geleden.
Dat was 'hem nooit te binnen gekomen.
Maar Job had den spijker op den kop
geslagen: Wanneer één verdiende mees
teres op den hof te worden, dan was
het wel Cathrien. Als zij maar wilde!
Doch daarvan kon hij zich gemakkelijk
overtuigen.
Ten slotte zeide hij: „Ik zal er eens
over denken."
Daarmede was de zaak afgeloopen.
Clemens had tijdeus het gesprek zijn
broeder met onderzoekenden blik gade
geslagen; hij was in diepe gedachten
verzonken. Hoe kon alles ter wereld
toch vreemd loopen! Wanneer iemand
hem voorspeld zou hebben, dat hij eens
heerboer op den hof van Gröhling zou
zijn geworden, gewis had hij hem vroe
ger uitgelachen. Zijn zinnen waren op
de eenzaamheid van de heiwoning ge
vestigd; daar had hij zijn leven willen
slijten. 'tWas echter anders uitgekomen
en tot nu toe had hij het oogenblik ge
zegend, waarop hij aan Betje zijn hulp
had aangeboden. Met Trees was het
evenzoo gegaan. Zou ook vo«or Dirk het
geluk aanbreken Misschien had hij
zoo lang moeten wachten, tot zijn hart
gelouterd was in den gloedoven van
het lijden.
JËn .merkwaardig'Dirk had precies de-
De vrijmetselarij en het strafrecht.
Over bovenstaand onderwerp geeft de
Nieuwe Koerier de volgende inte
ressante beschouwing.
Wat 'n misbaar is er in een gedeelte
der Nederlandsche pers gemaakt over het
Motu Proprio des Pausen, waarbij par
ticuliere personen, als het Katholieke wa
ren, met kerkelijke straffen bedreigd
werden, indien zij een geestelijk persoon
bij den wereldlijken rechter aanklaagden,
zonder verlof van den Bisschop.
Of al gezegd fwerd, dat voor ons land
evenals vooi1 België en Duitschland
dit Motu Proprio niet gold, wijl hier
het vroegere voorrecht van geestelijke
personen, om niet voor den wereldlij
ken rechter te kunnen gedaagd worden
het z.g. privilegium fori was ver
vallen of al gezegd werd, dat in die
landen, waar dit voorrecht nog bestaat,
de Bisschop steeds verlof moet geven
als het wordt gevraagd alles baatte
niets. Tal van opgezweepte protestanten
vooral onder de liberalen, hielden pro
testvergaderingen en zouden Jieel gaar
ne als ze konden alle Katholieken
buiten de Nederlandsche wet geplaatst
hebben.
Gelukkig begint het gezond verstand
van den Nederlander te zegevieren; al
zal het met de agitatie, vooral met ihe*fc
oog op den komenden stembusstrijd, nog
wel niet geheel uit zijn.
Waar de liberale pers met zulke voor
liefde alles opgenomen heeft, wat er ge
schreven werd tegen 's Pausen Motu
Proprio, zich verdedigend met (het ge
zegde, dat zij de onttrekking van den
geestelijke aan den wereldlijken rechter
niet dulden mocht daar hadden wij
mogen verwachten, dat zij met nog meer
verontwaardiging zou melding maken
van het feit, door de Belgische bladen
onthuld, en waaruit blijkt dat de Vrij
metselarij tracht haren leden de onge-
straftheid te verzekeren bij den wereld
lijken rechter.
En toch, over dit geval zwijgen tot
nog toe onze groote liberale bladen als
een visch.
Wat is het geval?
In het Belgische Parlement heeft de
leider der socialisten van der Velde een
hevige campagne gevoerd tegen de Ka
tholieken Missionarissen in den Belgi
schen Congobeschuldigingen van uit-
zuigerij der inlanders waren wel de;
minst erge. Geheel 'het Katholieke Bel
gië heeft zich tegen deze beschuldigin
gen te weer gestelden na de onwaar
heden van Van der Velde van A tot Z
te hebben aangetoond, heeft het op waar
dige en energieke wijze tegen deze ver-
aacniraatviugcii uö cuctsrtrcirxucniroc-
digste Belgen geprotesteerd. Ja, met
recht kon het „Handelsblad van Antwer
pen" tot eer der Belgische bevolking
getuigen, dat de interpellatie van Van
der Velde onder de verachting en den
walg van het land als een steen geval
len was.
En wat blijkt thans?
Eerstens, dal het de vrijmetselarij is,
die deze beweging tegen de Katholieke
missionarissen zoo niet op touw heeft
gezet, dan toch althans in hooge mate
heeft gesteund.
Tvveedens, dat de Vrijmetselarij zich
ongestraft gelooft, als een andere vrij
metselaar zijne zaak in handen krijgt,
Hoe deze twee zaken blijken?
Door een brief, dien het Anti-Vrij-
metselaarsblad photografisch reprodu
ceert, en aan den Socialist en Vrijmet
selaar Van der Velde gericht is, door
een anderen Vrijmetselaar, kapitein
G. Wangermée, in den Belgischen Congo
vertoevende.
Deze brief is een antwoord op een
in vrijmetselaarsstijl gestelden brief
van B. Van der Velde en luidt
als volgt:
De missiën zijn ongelukkiglijk
fel vooruitgaande, vooral tusschen de
soldaten; onder de inboorlingen wei
zelfde gedachten. Op den avond van
dezen Zondag ging hij alleen langs de
akkers. De laatste jaren van zijn leven
gingen voor zijn geest voorbij. Hij dacht
aan de vele zorgen en tegenslagen. Wat
was toch deze vervlogen tijd arm aan
geluk geweest. Doch voor hem lag een
blijde toekomst open. 't Geluk wachtte
op hem en wenkte hem naderbij te
komen. Het keek hem peinzend en be
moedigend uit trouwhartige oogen aan.
Zijn gemoed was ontroerd. Maar het
was niet het ongestadige van de jeugd,
dat hem voortdreef. Na langen zwaren
strijd was' (hij een man geworden, dia
niet meer bouwt en vertrouwt op eigen
kracht alleen. Het leven had hem be
scheidenheid, deemoed en tevens ver
trouwen op God geleerd. Waren dit
niet de grondslagen voor een blijvend
geluk?
Hij liep steeds verder. Ginds stroomde
de Ems. Op deze plek had hij verleden
jaar het kind van Plemping gered. Daar
lag het eenvoudig huisje van Cathrien.
Nog eens keek hij naar de ondergaande
zon. De westelijke hemel glansde in
purperen gloed. Een verfrisschend
windje waaide over de velden en de
kleine gevederde zangers deden hun
liederen weerschallen. Alles om hem
heen ademde vrede en deze zalige vrede
vervulde ook hem.
Cathrien kwam hem tegemoet. Zij
had den man niet eerder herkend, als
toen hij van achter de heg op haar
toetrad. Jojyi twas het te laat om zjch
nig, tenzij op den westelijken oever
van het Albert Edward Meer.
Onlangs had de sergeant van de
wacht de inboorlingen van een dorp
belet den tam-tam te slaan en dansen
uit te voeren voor de nieuwe maan.
Hij had twee inboorlingen geslagen
en ik heb hem duchtig gestraft,
's Anderendaags riep ik al de bewoners
bijeen en zegde: De sergeant heeft
ongelijk gehad, want de tam-tam voor
de maan is een godsdienst, zoowel als
die van God, en ieder is vrij van te
gelooven wat hij wil. De ta m-tam
heeft zooveel waarde als de
baba yango (het Onze Vader).
Een Europeesch officier heeft de
zaak aan de Paters medegedeeld en
't schijnt, dat zij eene klacht tegen
mij hebben ingediend. Daar die
klacht langs den hiërarch i-
schen weg moet en dus eerst
in handen komt van B. Ol-
sen, die met u reisde, zit ik
er niet mee in. Wij zijn in Kivu
met vier Br. (Olsen, Stoops, Han
sen en ik) en twee kandidaten.
Zou een Belgisch kapitein aan den
leider der socialisten wel inlichtingen
geven, tenzij de Vrijmetselarij, waarvan
zij beiden lid zijn, deze campagne tegen
de Missionarissen wilde begunstigen?
En dan die zekerheid van ongestraft
te zullen blijven!
Is dat geen bewijs voor hetgeen
steeds beweerd is, dat de broederschap
onder de vrijmetselaars zoo ver gaat,
dat zij elkaar uit de handen van den
strafrechter moeten zien te houden?
Uit boven aangehaalden brief blijkt
ook nog hoe de vrijmetselarij de ge
zworen vijandin is van het Christendom.
Hier zien we een kapitein, een ont
wikkeld man, die de afgoderij de
vereering van de maan welke gepaard
gaat met onzedelijke dansen, op gelijke
lijn stelt met het Christendom; maar
die kapitein is vrijmetselaar en daarom
liever heidensch dan Christen!
Tot welken afgrond van barbaarsch-
heid kan toch een Christen zinken, die
zich verbindt aan de vrijmetselarij!
Maar in ons land zal men zeggen
ware zoo iets ondenkbaar!
Wij hopen het.
Maar er bestaat een boek, dat overal
verkrijgbaar is, het „Leerboek der Vrij
metselarij", door Br. J. G. Findel.
In dit boek vindt men natuurlijk niets,
dan wat iedereen weten mag.
Wij lezen hierin echter op bl. 64:
Zekere grondwettige bepalingen gel
den voor de geheele Broederschap in
het algemeen, maar bovendien heeft
elk Groot-Oosten en elke Loge zijn
bijzondere wetten, waaraan zich ieder
Broeder, zoolang hij lid eener Loge
Al lezen we nu op eene ariciere plaats,
dat deze wetten niet in strijd mogen
zfjn met de wetten des lands, de brief
van den Belgischen kapitein uit den
Congo leert ons anders.
En wat Frankrijk betreft, ook uit dit
land komt een opzienbarend bericht, dat
de „Tijd" heeft medegedeeld:
Op het laatste Socialistencongres te
Lyon verklaarde Br. Unry, redacteur
bij de „Humanité" van Parijs, dus
geen clericaal, dat de advocaten, die
tot de Loge behooren, in Frankrijk
altijd gezworenen voor de jury's wei
geren, als die gezworenen niet tot de
Loge behooren, en dat die jury's syste
matisch al de beschuldigden, die tot
de Loge behooren, vrijspreken.
Zeer juist voegt de „Tijd"-redactie
hieraan toe:
Wij laten die enorme beschuldiging
voor rekening van wie ze uitbracht.
Hij zelf, broeder, moge ze bewijzen;
ze heeft in elk geval slechts betrekking
op Frankrijk. Maar al is er maar het
honderdste gedeelte van waar, dan is
het nog duizendmaal te erg. 't Is noch
tans goed zulke zaken te onthouden
als Professoren of anderen het weer
eens hebben over het Motu Proprio.
Tot besluit: Voor de ontduiking van
Ingezonden Mededeelingen.
IN ELK OPZICHT
jdea toets der vergelijking
1 met andere goedkoope
j merken doorstaan.
Inderdaad is het
1 Kg. 1.50 Kg. 0.42|
0.80 V\o
schuil te houden en hem te ontwijken.
Haar hart klopte, maar zij hield het
in bedwang.
Na een kort gesprek wilde zij heen
gaan. Dirk greep evenwel haar hand
en hield deze stevig vast. Vreesachtig
wilde zij zich terugtrekken, maar er lag
iets onweerstaanbaars in zijn wezen; hij
was zoo geheel anders als gewoonlijk.
Spoedig vernam zij, wat er gaande
was. Bezadigd en kort, zonder woorden-
omhaal, sprak hij van zijn genegenheid
tot haar. Hij wilde in de toekomst ge-
zamelijk met haar de lasten des levens
dragen, zoo zeide hij, vertrouwend op
den zegen van God, opdat het leed van
vervlogen dagen zou worden uitgewischt.
„Cathrien, ik heb je lief, wil je mijn
vrouw worden?"
O, zij geloofde gaarne aan zijn woor
den. Zij aanvaardde graag het geluk,
dat haar zoo onverwachts ten deel viel.
„Ja, Dirk, ik wil jou toebehooren."
Dat was haar antwoord, eenvoudig
en hartelijk, evenals de vraag.
Zij liepen saam een eind weegs terug.
Een vrouw in donkere rouwkleederen
kwam op hen af. 'tWas Hedwig Plem
ping. Sedert den dood van haar man
was zij weer eenzelvig geworden. De
menschen beweerden, dat zij met haar
kind naar de stad wilde vertrekken. Zij
schreed langzaam en onzeker nader.
Wat wil zij? dacht Dirk. Hij keek haar
kalm aanDe tegenslagen des levens
hadden haar gelaat verouderd, het vuur
in haar donkere oogen gedoofd en haar
de rechtmatige wetten des lands is de
vrijmetselarij gevaarlijk, en het katho-
ticisme niet.
Toch zal men in de liberale bladen
tevergeefs een bestrijding zoeken yam
de vrijmetselarij!
„De Violiers" verboden.
Wij lezen in de Maasbode:
(Het is opvallend, zoo weinig als er
in de liberale pers te doen is over het
verbod van den Bosschen burgemeester
betreffende de opvoering van „de Vio
liers". Men heeft volstaan met de ver
melding van het feit, en er bijna geen
commentaar bijgegeven.
7t Geeft te denken.
De Bossche burgemeester zal er gena
diger afkomen dan indertijd zijn collega
te Helmond, die waagde aan Speenhoff
een uitvoering te weigeren.
De Katholieke Bosschenaars zullen niet
weinig verrrast opgekeken hebben bij
deze pertinente beslissing van hun ge-
achten burgervader.
„De Violiers" beleven straks in den
lande hun honderdste opvoering, en nu
deze honderdste opvoering nabij is, wordt
de voorstelling in den Bosch verboden.
Verboden als zijnde krenkend voor het
Israëlietisch gedeelte van de bevolking.
Terwijl het overwegend Katholieke ge
deelte gewend is gemaakt, om andere,
wufte, met goede zeden en begrippen
van fa tsoen^s pottende stukken maar lijd-
De rabbijn heeft den katholieken nu
den weg gewezen, hoe in zulke omstan
digheden te doen.
Op zijn simpel verzoek alleen heeft de
burgemeester de voorstelling verboden.
Hij heeft niet willen overwegen, noch
het manuscript eerst willen lezen, niets
daarvan, de enkele klacht van den opper
rabbijn was voor den burgemeester vat»
den Bosch voldoende om de- voorstelling
niet te doen doorgaan.
De Katholieken weten nu wat zij in
de toekomst te doen hebben.
Bij heel wat erger gevallen dan deze
„Violiers".
Want dit succesvolle stuk van Willem
Schürmann, zoo vol Joodschen humor,
bevat regel noch woord, wat ook slechts
het bedenkelijke nadert.
Onder dit opzicht zouden wij Neder
land gelukwenschen als ons tooneel een
repertoire bezat in den geest als dit
onberispelijke stuk van Willem Schür
mann.
Of 't dan niet beleedigend is voor do
Israëlieten in het algemeen?
Ook dat meen en wij van niet.
„De Violiers" is een greep uit de
werkelijkheid, het geeft ons een bepaald
beeld uit onze koopmanschap, gelijk wij
allen weten dat bestaat.
de schoonheid ontnomen. Onderden don
keren hoed kwam een streng grauw
achtig haar te voorschijn. Alleen haat
gestalte was slank en elastisch gebleven.
De vrouw groette verlegen. Zij keerde
zich naar Dirk om en zeide heel zacht: „Ik
kwam naar u toe!"
Daar Dirk niets antwoordde, maat
haar daarentegen verbaasd aanzag, her
haalde zij nogmaals: „Ja, ik kwam naar
u toe. Ik moet van hier weg. Maar
eerst wil ik met u alles in 't reine bren
gen. Wij hebben u veel leed aangedaan,
't Een is uit het ander voortgekomen en
gij zélf zijt niet zonder schuld aan het
gebeurde. 'Maar alles, wat is voor
gevallen, doet mij leed. Ik wenscli in
vrede met u van hiér te gaan. Kunt
gij mij vergeven?"
„Ja", antwoordde Dirk beslist, „ver
geven en vergeten. God vergezelle je."
Hij gaf Hedwig Plemping de hand en
Cathrien deed "het ook.
„God loone u daarvoor", vervolgde
Hedwig. „Zeven jaar geleden heb ik wel
is waar anders gesproken, maar mijn
vloek heeft ook nijj getroffen. Thans
zeg ik van ganscher harteGod zegene u."
Bij deze woorden keerde zij zich om
en wandelde langzaam verder.
Dirk en Cathrien zagen haar ontroerd
en met betraande oogen na. En Ca
thrien sprak zacht:
„God zegene den Schoutenhof aan
den Brink."