Bij
RONA
Van Houten's
Cacao
Ingezonden Mededeelingen.
Liefde en Haat.
Uit de Pers.
1222
taatm
I PRACHTIGE KWALITEIT
voor den prif$.
De ^/©Iksdrank bij
uitnemendheid.
Tweede Blad, behoorende
bij DeLeidscheCourantvan
Donderdag 7 Maart no. 733.
KAMEROVERZICHT.
TWEEDE KAMER.
Nel ,tbouwwettekeEen onhebbelijke
uitval van mr. Troelstra tegen de
Katholieken Het verhoogde
subsidie goedgekeurd.
De heer Troelstra zette gistermorgen
het Kamerdebat over het „bouwwetteke"
in met een rede, waarin hij herkauwde
al hetgeen de linksche sprekers voorgaan
de dagen rjeeds hadden gezegd. Maar den
politieleen oogst, die voor de sodalisten
te velde stond, moest Troelstra binnen
halen en bovendien had 'n lid van rechts
hem 'n goede aanleiding gegeven, ook 'n
.woordje mee te praten. De heer v. d. Mo
llen had nl. door interrupties daartoe ver
leid, Troelstra,'s overledeu vader verwe-
'ten, dat hij als loco-burgemeester van
"Leeuwarden de Unie-collecte had verbo
nden, over welken minder-parlementairen
uitval dit Kamerlid later zijn leedwezen
betuigde.
Mr. Troelstra maakte het echter véél
erger, en in het raidden van zijn rede
moest hij zijn antipathie tegen den gods
dienst weer eens luchten. Wel zeggeu de
socialisten dat godsdienst privaatzaak is,
maar iedere gelegenheid grijpen zij aan,
om hun ongodsdienstige gevoelens te
uiten en den geloovigen arbeiders in hun
ne gevoelens te krenken. De heer Van
(Wijnbergen had Dinsdag tegenover den
heer Tydeman betoogd, dat hij meer
moest letten op de gevaarlijke richting
jvan sommige openbare scholen dan op
de kloosterscholen, waar godsdienstzin,
vaderlandsliefde en eerbied voor het ge
zag worden gekweekt
Wel ja, legde de heer Troelstra deze
woorden uit; op de Roomsche scholen
worden de arbeiders „er onder" gehou
den. Na aldus de woordeu van den ka
tholieken spreker faliekant te hebben uit
gelegd, vervolgde JaijToen viel het mas-
!ker een oogenblik weg en kwam de paar
denpoot van den duivel van onder de toga
van den priester te voorschijn»!
Hoeveel haat tegen de Katholieke kerk
spreekt uit deze woorden!" En met welke
gevoelens moet mr. Troelstra tegenover
ons zijn bezield dat hij verwijten van
machtsmisbruik en huichelarij onzer pries
•ters en dat nog wel in den gemeenste»
zin ons voor de voeten durit slinge
ren
Toen de voorzitter hamerde, antwoord
de de heer Troelstra cynisch: Wanneer
ik den duivel beleedigd heb, dan behoef
ik toch geen excuus te ragen
Overigens verklaarde de socialistische
leider niet tegen het bijzonder onderwijs
te zijn, omdat de socialisten de bijzon
dere scholen niet kunnen doen verdwij
nen en om-de Christen-a bolders niet van
zich af tc stooten. Moar Cj verlangen
waarborgen.... doch oneer die „waar
borgen" kunnen zooveel draconische be
palingen worden ingelascM, dat daaraan
onmogelijk te "Voldoen is.
fn zijn dup,:ek digde Minister
llccmskerk zich tejprr ie p «^ieg, dat
bij geen 'C ervor-
mingen hoert steid. De sociale
;\v e 11 e n g a n r, zeide de Minis
ter. Hij wees r voorts op, dat niet de
rechterzijde, doen de heer Roodhuyzen
de politiek bij dit wetsontwerp binnen-'
baalde. Deze liberale redenaar zeide, dat
bet hem er om te doen was het Kabinet
ten val te brengen en dat kan toch pas in
.1013 geschieden! Kapotslaan, aldus de
heer Heemskerk, ,is geen kunst. Grooter
kunst is het marmer uit te houwen tot
een schoon beeld en dat duurt langer
'dan het maken van een gipsen afgietsel.
Bij artikel 1 de algemeene beschou
wingen liepen na een persoonlijk debat
tusschen de heeren Roodhuyzen en de Sa-
vornin Lohmaii af kwam de strijdvraag
aan de orde hoe groot het bedrag van
bet subsidie moest zijn.
Dit punt hebben wij vroeger in korte
.woorden uiteengezet. Het wetsontwerp
FEUILLETON.
ROMAN UIT WESTFALEN.
81)
Betje en haar moeder leidden hen
door het groote voorhuis en toonden vol
trots den rijken veestapel, ja, hij mocht
ér zijn, en Dirk had gelijk, toen hij eens
zeide: „Als ik geen heerboer Tweehuis
,\vas, zou ik boer ürohling willen wezen."
Maar in de verste verte dacht Clemens
bier niet aan. Vrij en zonder elke bijge
dachte had hij zijn hulp aangeboden. Betje
was hem onverschillig. Zoo hij van haar
had gehouden, was hij niet gekomen. De
heiwoning was hem voldoende.
Aan tafel vertelde Clemens, dat hij
Gröhling wilde gaan helpen. Trees legde
van verbazing den lepel neer en lachte
'even, maar wachij zich wel om haar
veronderstellingen uiting te geven. Zij
kende haar broeder te goed: een ver
keerd woord zou zijn hooid op hol kun
nen brengen en dan zou het inooie plan
in duigen vallen. Daarom nam zij den le-
epl weer op en at met appetijt de smake
lijke melkrijst op. Dirk en vader spraken
kent J klassen van gemeenten, waarvan
verondersteld wordt, dat de bouwkosten
der scholen resp. f80, f90 en f100 per
leerling zullen bedragen. Deze cijfers blij-"
ven echter ver beneden de werke
lijkheid. In Rotterdam bedragen de bouw
kosten gemiddeld f 173 per leerling, vvan-
meer men neemt het' getal teerlingen
waarvoor de school werd gebouwdmaar
neemt men het aantal leerlingen, dat iri
werkelijkheid de school bezoekt, clan
komt men tot f218 per leerling.
Te Arnhem wordt gebouwd voor
f 133.22 per leerling, te Zaandam voor
f 184.56, te Vlissingen voor f148, alle
gemeenten die behooren tot de 2e klasse
van het wetsontwerp.
Op grond van deze cijfers dienden de
heeren van der Molen, Snoeck Henke
mans en van Wijnbergen hun amende
ment in, om de bouwkosten voor de le
categorie gemeenten te laten op f80;
voor de 2e categorie te verhoogen van
f90 tot f120 en voor de 3e categorie
van f100 tot f160. Het rentecijfer wen-
schen zij niet naar beneden op 2 pet. af te
ronden, maar naar boven op 21/2 pet.
Zou het oorspronkelijk wetsontwerp
2 ton vorderen, het amendenient-v. d.
Molen verhoogde dit bedrag tat v ij f ton.
Minister Heemskerk erkende, dat de
cijfers van de heeren v. d. Molen c. s.
meer de werkelijkheid nabij kwamen, dan
de zijne, doch hij had bij de indiening
van zijn ontwerp zoover niet durven
gaan, omdat de financieele toestand zich
ongunstig liet aanzien. Thans echter, nu
de rijksfinanciën verbeterd waren, liet hij
de beslissing aan de Kamer over nam
later Mzelf naar aanleiding van een uit
lating van den heer Ketelaar het amende
ment over.
Toen was het heelemaaal mis!
De heeren van de linkerzijde vonden
zoo'n royaal subsidie heelemaal niet noo-
dig. Mr. Troelstra kwam als handhaver
van het parlementair fatsoen (verbeeld
U, Troelstra eu parlementair fatsoen!)
voorstellen het wetje weer naar de afdee-
lingen te zenden en heel de linkerzijde
stemde met dien obstructiemaatregel in.
Maar de toeleg faalde en het gewijzigd
artikel werd bij zuiver partijstemming
ten slotte aangenomen.
Wij zijn hierdoor weer een stap voor
uit op den goeden weg!
De Pachtboer eu zijn Arbeidsloon.
In een tweede artikel in De Tijdver-
volgt Pater v. cl. Eisen zijn gisteren door
ons overgenomen betoog.
Wij hebben aangetoond, zegt de schrij
ver, dat een pachtboer, die, zooais ge
woonlijk het geval is, van zijn bedrijf
leven moet, even. afhankelijk is van zijn
pachtheer als een arbeider van zijn pa
troon, dat dus de pachtheer over Tiet lot
van zijn pachter beschikt; waaruit van
zelf volgt, dat hij verplicht is een behoor
lijk arbeidsloon te betalen, zulk een loon
ten minste niet te ontnemen, wanneer
vaststaat, dat een oppassend pachter
daarop even veel recht heeft als een ar
beider.
Dit is wel te bewijzen. Immers, wan
neer de Paus in zijn encycliek spreekt van
het minimum-loon, dat eerstens den ar
beider ex justitia naturali toekomt
en dat hem tvveedens, zonder onrecht
vaardigheid te plegen, niet kan onthou
den worden, dan bewijst hij dit niet uit
de dienstbaarheid, die den arbeider
eigen is, maar hij bewijst het eerste punt
uit deii n a t u u r 1 ij k e n plicht, om zijn
huisgezin te onderhouden en het tweede
uit de afhankelijkheid, waarin hij zich
bevindt, tegenover zijn werkgever.
Welnu, de natuurlijke plicht, om door
den arbeid iii heet onderhoud van zijn
huisgezin te voorzien, bindt evenzeer den
pachter als deu arbeider. De eerste is
even afhankelijk in het opmaken van zijn
pachtcontract, als de tweede met zijn ar
beidscontract En- dat uit noodzakelijk
heid of vrees ongunstige voorwaarden
worden aangenomen, komt tegenwoor
dig veel meer voor bij den pachter dan
bij den arbeider, omdat de laatste be
schermd wordt door zijn organisaties en
gesteund door de vrees voor werksta
over den erbarmelijken paardenverkoop
en dit onderwerp nam hun geheele op
lettendheid in beslag.. De oude heerboer
knikte verstrooid bij Clemens' woorden
en Dirk zeide onnadenkend: „Dat komt
Gröhling net van pas". Daarna redeneer
den zij weer over het bruintje, dat in
gewone omstandigheden honderdvijdig
talers waard was, doch waarvoor zij uu
wegens het ongeval met groote moeite
dertig talers konden bedingen. Zoo iets
was ongehoord.
Moeder Tweehuis was bij Jeanne thuis
gebleven. Zij voelde zich niet sterk ge
noeg om met de anderen naar den hof
van Weikamp te gaan. Bovendien was
Jeanne ongesteld cn was haar verpleging
dringend noodig.
De oude Tweehuis vond het aanvan
kelijk zonderling, dat hij na lange jaren
weer voor het eerst zijn schreden naar
den hof van Plemping had gericht. Hij
had niet kunnen droomen, dat zijne
dochter eens als boerin op dezen hof
haai- intrek zou nemeu. Op den hof zelf
heerschte een model-orde. De akkerge
reedschappen en de wagens stonden net
jes op een rij; de tuin was geharkt en
kraak zindelijke witte gordijnen werden
door den wind voor de openstaande ven
sters bewegen. In de mooiste kamer
stond de koffietafel reeds gedekt ten dg
kingen, welke bij den boer onmogelijk
zijn.
De grondeigenaar is dus wel niet ge
houden te zorgen voor het onderhoud
van zijn pachtboer, maar hij misdoet te
gen de rechtvaardigheid, als hij hem zoo
zware condities oplegt, dat hij zijn ge
zin niet kan onderhouden. Dat zulke con
dities somtijds worden opgelegd en dat
de boer ze tegen wil en dank aanvaardt,
is reeds opgemerkt en zal hierna nog
worden bevestigd.
Wat hier nog in het bijzonder de aan
dacht verdient is, dat de mensch meester
is van zijnen arbeid bijgevolg ook van de
vruchten z ij n s a r b e i d s. Deze kan
hij geheel of gedeeltelijk afstaan bij vrije
overeenkomst, zooals geschiedt bij het
pachtcontract, wanneer het werkelijk uit
vrijen wil gesloten is. Hier bestaat echter
een verschil tusscheri den arbeider en
den pachter. Gene immers heeiit zich in
dienst gesteld van zijn meester, heeft wel
niet zijn arbeidskrachten, zooals sommi
gen beweren, maar toch zijn werk aan
zijn patroon afgestaan, beschikt dus ook
niet meer over de vruchten van zijn werk,
maar alleen over het loon, dat hij daar
voor bedongen heeft.
De pachtboer echter is ook na het
pachtcontract nog meester van zijn
werk en de vruchten van zijn werk; want
tot de essentie van den pachter behoort
dat de pachteer het gebruik en het
vruchtgebruik van den grond krijgt.
Op hem is toepasselijk wat de Paus
zegt op eene andere plaats van zijne
encycliek: „Gelijk de uitwerkselen de
oorzaak volgen, waardoor zij zijn voort
gebracht, zoo moeten de vruchten van
een werk toebehooren aan "hen, die het
werk (zelfstandig) hebben verricht." De
pachter blijft dus eigenaar van de vluch
ten des velds en de winsten der boerde
rij. Omdai deze echter niet uitsluitend
uit zijnen arbeid vooitkomen, maar ge
deeltelijk te danken zijn aan de natuur
krachten, welke in den grond verscholen
liggen, en omdat deze grond aan den
eigenaar toebehoort, heeft ook de grond
eigenaar recht op die vruchten. Dit is
echter geen jus in re, maar een jus ad
rem, geen zakelijk maar een persoonlijk
recht. Hier moet niet, als in de fabriek,
de patroon den arbeider, maar de arbei
der den patroon betalen.
De pachter is in het bezit van den
oogst, van zijn veestapel en van de vruch
ten des velds. Daaruit moet hij de pacht
betalen, maar dan is het ook duidelijk,
dat hem onrecht wordt aangedaan, als
hij gedwongen wordt van te voren te
betalen of meer te betalen, dan hij kan
halen uit den oogst, na aftrek van alle
bedrijfskosten. Dit is alleen te billijken,
wanneer de oogst van andere jaren des
te rijker geweest is, maar niet, wanneer
de pachter ieder jaar moeite heeft om
zijn schulden te betalen.
Stellen wij eens het geval, dat de pacht
overeenkomst vrij is geweest, omdat er
zijn, die beweren, dat zij ait.jd vrij is, daar
niemand ged>vongen wordt boer te zijn.
Laat dus het pachtcontract vrij zijn in
dier. zin, dat de pachtvoorwaarden zon
der eenigen dwang van buiten of vrees
voor erger worden aangenomen. Wan
neer nu later blijkt, zooals dikwijls het
geval is, dat de pachtsom niet te halen
is uit de producten, tenzü de boer met
zijn gezin en zijn arbeiders honger lijdt
of schulden maakt, is dan de eigenaar
in consciëntie gerechtigd, hem tot beta
ling te dwingen? Hee.t hij dan wel recht
op de volle betaling der jiachtsom De
boer is verplicht zijn huisgezin den kost
ziin arbeiders hun volle loou te geven.
Hij kan van dien plicht geen afstand
doen bij welke overeenkomst ook, moet
dus de opbrengst der boerderij voor zich
behouden, in zooverre dat nood.'g is
voor een behoorlijk onderhoud. Bijge
volg doet een eigenaar hem onrecht,
als hij hem dwingen zou zich in schulden
te steken, hem en zijn werkvolk van het
arbeidsloon zou berooven, zou beletten,
dat zij van hunnen arbeid leven kunnen.
Ook moet de grondeigenaar weten,
dat hij van zijn kant met zijnen grond
niet doen kan wat hij wil; dat hij sociale
plichten heeft te vervullen en zeker geen
recht heeft aan zijn pachtboer alle vruch
ten van diens arbeid te ontnemen. De
wet der liefde vraagt, dat de bezitters
keukenmeid nam een houding aan als
eene huisvrouw. Trees liet haar blikken
over de meubelen glijden en overwoog
reeds, welke versleten voorwerpen ver
nieuwd zouden moeten worden.
Clemens ech.er dacht si c its aan Gröh-
lings boerderij, want hij was over zijn
daad zeer tevreden. Hij wilde toon en
dat hij de kunst verstond een zoo groote
boerderij, zelis tijdelijkerwijze, te kunnen
beheeren. In zijn heiwoning had hij dik
wijls te weinig arbeid en van een op
grooten voet ingericht huishouden was
daar geen sprake. Zoo'n boerderij was
eeri ander ding. Maar genoeg 't zag
er wel naar uit, alsof hij niet meer ge
hecht was aan zijn keuterij. Neen, neen,
dat niet. Slechts voor afwisseling nam hij
den ouden arbeid eens waar en hij be
wees Gröhling daarmede een dienst. Wat
had Elisabeth hem dankbaar aangekeken.
Betje was eigenlijk een goed meisje.
Zij bezat een gevoelig gemoed. Zij was
ook mooi; in ieder geval knapper dan
Jeanne. Clemens lachte. Dat waren cu
rieuze gedachten. Hij kon het nog ver
brengen. Haha! Den ganschen namiddag
bleef hij in eene vroolijke stemming.
Den volgenden ochtend begaf Clemens
zich onverwijld aan den arbeid. Den
avond te voren was hij eveneens op den
SchoMtenhof gebleven, omdat hij dan nicl
hun eigeudommen doen strekken tot het
belang van 't algemeen, maar de wet der
rechtvaardigheid verbiedt hun van hun
macht misbruik te maken door den nood
der zwakken te exploiteeren. Dat is niet
anders dan woeker, waartegen de Paus
in zijn encycliek herhaaldelijk te velde
trekt.
Zoo zegt ook pater Weisz: „Wanneer
het kapitaal aan den arbeid het hem toe
komende aandeel onttrekt, renten of di
videnden eischt ten koste van het ar
beidsloon, dan heeft men een vorm van
woeker. Het is, zoo besluit pater v. d. El
zen, alzoo een sociale liefdeplicht van deu
eigenaar, zijn pachtër gelukkig te maken
hem ongelukkig te maken door hem het
zuurverdiende brood te ontnemen, is meer
dan een sociale zonde, dat is woeker,
dat is een misdaad, die luide ten hemel
schreit.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Woensdag 6 Maart. 'x
Het algemeen debat over het bouw-
vvetje wordt voortgezet.
De heer Troelstra (S.D.) oordeelde,
dat de toon eu de klank van de rede
van den heer v. d. Molen een valsche
toon is, die afkeer en protest verwekt.
De klacht over onverdraagzaamheid van
spr.'s overleden vader is onbegrijpelijk.
L>e afgestorvene, door den heer v. d.
Molen aangevallen, stond bij ieder be
kend als een man van breeden aanleg en
inet ruimen blik, die hem verheven doet
zijn boven de aantijgingen van den heer
v. d. Molen, die van weinig smaak en
kieschheid getuigen.
Spr. ontzegde den heer v. d. Molen
en de zijnen het recht om te klagen
over onverdraagzaamheid, waar deze juist
van hun kant zoo sterk wordt betoond
door dwang- en pressiemaatregelen te
genover de socialisten, b.v. het ontslag
van de onderwijzeres mej. v. d. Vlies te
Rotterdam, het optreden van de Christel,
onderofficierenvereeniging, enz.
De Katholieken mogen zeker niet die
klacht aanheffen en met nanie niet zeggen
dat de vrijheid belemmerd wordt, in het
licht van liet feit, dat bij de Katholieken
alles wat zij doen steunt op dwang van
boven af.
Het wordt hoe langer hoe duidelijker
dat ter rechterzijde de schoolquaestie zal
moeten dienen als schoor om het wag
gelende coalitiegebouw te steunen. Maar
zij, die dat niet willen, moeten oppassen
niet te loopen in de fuik, welke men van
anti-revoiutionaire zijde zou willen open
stellen.
Hierna zétte spr. het standpunt der
zoo ver uaar de boerderij van 'üröhiing
zou hebben te loopen. Van Dirk leende
hij een werkpak, hetgeen gemakkelijk
ging omdat beiden van dezelfde groot
te waren. Met Betje en Willem «overlegde
hij, hoe vandaag alles zou gebeuren.
Daarna begaf hij zich naar de .akkers.
Twee daggelders met hunne vrouwen
en een knecht maaiden de haver. Cle
mens nam den knecht de zeis af en zeide
kort en. beslist: „Ik zal wel (maaien en
gij moet inhalen."
Daarna scherpte hij de vochtige zeis
opnieuw aan en begon.
De daggelders moesten hard werken
om niet ten achter te geraken. Zij keken
met een zuur gezicht naar hun ijverigen
voorman, die n.et erg spraakzaam scheen
te zijn, en wierpen af en toe een blik op
den stralenden hemel of de zonnestand
nog niet den tijd voor de "tweede rustpoos
aangaf. Vandaag vonden zij het een Ver
velenden, drogen arbeid. Als de knechten
meewerkten, ging het vroolijker, deze be
volen niet, noch haastten zich. Moppe
rend schikten zij zich in het lonvermijde-
lijke.
Voetstippen op den weg en een luid:
„God helpe-jullie", stoorden de arbeiders
in hun werk. 't Was Betje, die zoo sprak
cn bij ha. 11 was alle droe geestigheid
_iuvvcifen. bracht een korf met dik
sociaal-democraten tegenover het bijzon
der onderwijs uiteen. De soc.-democraten
blijven op het standpunt staan, dat naast
de openbare school een school noodig is
waar een deel van het volk zijn kinderen
kan heenzenden. Dezen toestand kunnen
noch willen de sociaal-democraten ver
anderen, om niet in conflict te komen
met de christelijke arbeiders. Maar ge
geven die toestand en dien aanvaar
dende, stellen de soc.-democraten den
eisch, dat, als voor dat bijzonder onder
wijs geld uit de Staatskas wordt gegeven,
er tevens waarborgen worden gegeven
voor goed en degelijk volksonderwijs.
Iets anders is echter de geest, die op
de confessioneele school heerscht en
waartegen strijd gevoerd wordt.
De Minister van Binnenland
se h e Zaken, de heer H ee m s k e r k,
dupliceerende, wees er op, dat, waar nu
zoo geschermd wordt met verhooging
van het peil van het onderwijs, op dat
gebied de richtingen zóó sterk uiteen-
Ioopen, dat het niet gemakkelijk is de
rechte lijn te vinden. En voorshands ge
looft de Minister er nog niets van, dat
de linkerzijde het recept zou gevonden
hebben om de vereischte verbetering aan
te brengen.
De Minister betoogde nader, dat er
niets is, dat kan strekken als grondslag
van eenige grief tegen het Kabinet betref
fende het werkeloos blijven op het gebied
van onderwijs. Als de regeering gekomen
was met ingrijpende maatregelen in zake
het onderwijs, zouden deze ernstige strui
kelblokken zijn geworden op den weg
van andere ministers, die de sociale wet
geving en de aanwijzing der middelen
om die ten uitvoer te kunnen brengen*
tot taak hebben.
Tegenover het verwijt dat de rechter
zijde de politiek in debat heeft gebracht
wees de Minister er op dat het integen
deel de linkerzijde was, die de politiek
en de verkiezingen van 1913 daarbij in
leidde, waar 't toch de heer Roodhuyzen
was, die meet de hem eigen openhartig
heid gezegd had, alles in werk te zul.en
stellen om ht kabinet ten val te bren
gen. Maar als men dat wil, dan moet
men een regeeringsbestek hebben om
daarnaar te handelen, als men weer aan
het bewind is. En spr. betwijfeld zeer,
of ter linkerzijde wel zulk een bestek
aanwezig is. Wél is die echter het geval
bij spr., die een program heeft dat, kau
reiken tot ver over 1913 heen. Dat kan
men nu wel met ruw geweld aan flarden
scheuren, maar dat acht spr .nu niet
zulk een kunststuk. Het hardste marmer
kan met een beitelslag vernield worden.
Maar de vraag iSj of men na die daad
van ruw geweld, iets beters lean in de
plaats geven.
belegen boterhammen med< e i e n g
te kan gerstebier.
„God loone u", antwoordde men opge
wekt terug. De zeisen werden tegen el
kaar gezet; de vermoeide ledematen u.t-
gestrekt en daarna zette men zich onder
Gods blauwen zonnigen heinel voor den
maaltijd neder. Betje bleet een poos bij
de arbeiders toeven en schonk hen 111
de bruine koffiekroes het gerstebier in.
De eerste dronk mocht Clemens doen,
doch hij wees ze van de hand. Dan is
Huib aan de beurt. Deze voelde h
niet weinig vereerd en ledigde met k
teugen deti beker. Betje leunde t,c,
eenige schooven haver en hield de bier-
kruik vast. Clemens at zijn portie staande
op en sloeg af en toe Bet,e in haar bewe
gingen gade.
Met een„Ga even zitten", noodig-
de zij hem uit op een schoof plaats te
nemen. Dat kon hij wel doen; hij zou
vroeg genoeg moe zijn van den zwaren
arbeid. Hij nam plaats. De beide vrou
wen van de daggelders knipten beteeke-
nisvol met hare oogen en een schalksch
lachje verhelderde hun door arbeid, weei
en zorgen doorgroefde gezichten. Wacht
zij zouden die twee daar eens een kool
stoven.
(Wordt vervolgd^