Bij RONA Van Houten's Cacao Ingezonden Mededeelingen. Liefde en Haat. Uit de Pers. 1222 taatm I PRACHTIGE KWALITEIT voor den prif$. De ^/©Iksdrank bij uitnemendheid. Tweede Blad, behoorende bij DeLeidscheCourantvan Donderdag 7 Maart no. 733. KAMEROVERZICHT. TWEEDE KAMER. Nel ,tbouwwettekeEen onhebbelijke uitval van mr. Troelstra tegen de Katholieken Het verhoogde subsidie goedgekeurd. De heer Troelstra zette gistermorgen het Kamerdebat over het „bouwwetteke" in met een rede, waarin hij herkauwde al hetgeen de linksche sprekers voorgaan de dagen rjeeds hadden gezegd. Maar den politieleen oogst, die voor de sodalisten te velde stond, moest Troelstra binnen halen en bovendien had 'n lid van rechts hem 'n goede aanleiding gegeven, ook 'n .woordje mee te praten. De heer v. d. Mo llen had nl. door interrupties daartoe ver leid, Troelstra,'s overledeu vader verwe- 'ten, dat hij als loco-burgemeester van "Leeuwarden de Unie-collecte had verbo nden, over welken minder-parlementairen uitval dit Kamerlid later zijn leedwezen betuigde. Mr. Troelstra maakte het echter véél erger, en in het raidden van zijn rede moest hij zijn antipathie tegen den gods dienst weer eens luchten. Wel zeggeu de socialisten dat godsdienst privaatzaak is, maar iedere gelegenheid grijpen zij aan, om hun ongodsdienstige gevoelens te uiten en den geloovigen arbeiders in hun ne gevoelens te krenken. De heer Van (Wijnbergen had Dinsdag tegenover den heer Tydeman betoogd, dat hij meer moest letten op de gevaarlijke richting jvan sommige openbare scholen dan op de kloosterscholen, waar godsdienstzin, vaderlandsliefde en eerbied voor het ge zag worden gekweekt Wel ja, legde de heer Troelstra deze woorden uit; op de Roomsche scholen worden de arbeiders „er onder" gehou den. Na aldus de woordeu van den ka tholieken spreker faliekant te hebben uit gelegd, vervolgde JaijToen viel het mas- !ker een oogenblik weg en kwam de paar denpoot van den duivel van onder de toga van den priester te voorschijn»! Hoeveel haat tegen de Katholieke kerk spreekt uit deze woorden!" En met welke gevoelens moet mr. Troelstra tegenover ons zijn bezield dat hij verwijten van machtsmisbruik en huichelarij onzer pries •ters en dat nog wel in den gemeenste» zin ons voor de voeten durit slinge ren Toen de voorzitter hamerde, antwoord de de heer Troelstra cynisch: Wanneer ik den duivel beleedigd heb, dan behoef ik toch geen excuus te ragen Overigens verklaarde de socialistische leider niet tegen het bijzonder onderwijs te zijn, omdat de socialisten de bijzon dere scholen niet kunnen doen verdwij nen en om-de Christen-a bolders niet van zich af tc stooten. Moar Cj verlangen waarborgen.... doch oneer die „waar borgen" kunnen zooveel draconische be palingen worden ingelascM, dat daaraan onmogelijk te "Voldoen is. fn zijn dup,:ek digde Minister llccmskerk zich tejprr ie p «^ieg, dat bij geen 'C ervor- mingen hoert steid. De sociale ;\v e 11 e n g a n r, zeide de Minis ter. Hij wees r voorts op, dat niet de rechterzijde, doen de heer Roodhuyzen de politiek bij dit wetsontwerp binnen-' baalde. Deze liberale redenaar zeide, dat bet hem er om te doen was het Kabinet ten val te brengen en dat kan toch pas in .1013 geschieden! Kapotslaan, aldus de heer Heemskerk, ,is geen kunst. Grooter kunst is het marmer uit te houwen tot een schoon beeld en dat duurt langer 'dan het maken van een gipsen afgietsel. Bij artikel 1 de algemeene beschou wingen liepen na een persoonlijk debat tusschen de heeren Roodhuyzen en de Sa- vornin Lohmaii af kwam de strijdvraag aan de orde hoe groot het bedrag van bet subsidie moest zijn. Dit punt hebben wij vroeger in korte .woorden uiteengezet. Het wetsontwerp FEUILLETON. ROMAN UIT WESTFALEN. 81) Betje en haar moeder leidden hen door het groote voorhuis en toonden vol trots den rijken veestapel, ja, hij mocht ér zijn, en Dirk had gelijk, toen hij eens zeide: „Als ik geen heerboer Tweehuis ,\vas, zou ik boer ürohling willen wezen." Maar in de verste verte dacht Clemens bier niet aan. Vrij en zonder elke bijge dachte had hij zijn hulp aangeboden. Betje was hem onverschillig. Zoo hij van haar had gehouden, was hij niet gekomen. De heiwoning was hem voldoende. Aan tafel vertelde Clemens, dat hij Gröhling wilde gaan helpen. Trees legde van verbazing den lepel neer en lachte 'even, maar wachij zich wel om haar veronderstellingen uiting te geven. Zij kende haar broeder te goed: een ver keerd woord zou zijn hooid op hol kun nen brengen en dan zou het inooie plan in duigen vallen. Daarom nam zij den le- epl weer op en at met appetijt de smake lijke melkrijst op. Dirk en vader spraken kent J klassen van gemeenten, waarvan verondersteld wordt, dat de bouwkosten der scholen resp. f80, f90 en f100 per leerling zullen bedragen. Deze cijfers blij-" ven echter ver beneden de werke lijkheid. In Rotterdam bedragen de bouw kosten gemiddeld f 173 per leerling, vvan- meer men neemt het' getal teerlingen waarvoor de school werd gebouwdmaar neemt men het aantal leerlingen, dat iri werkelijkheid de school bezoekt, clan komt men tot f218 per leerling. Te Arnhem wordt gebouwd voor f 133.22 per leerling, te Zaandam voor f 184.56, te Vlissingen voor f148, alle gemeenten die behooren tot de 2e klasse van het wetsontwerp. Op grond van deze cijfers dienden de heeren van der Molen, Snoeck Henke mans en van Wijnbergen hun amende ment in, om de bouwkosten voor de le categorie gemeenten te laten op f80; voor de 2e categorie te verhoogen van f90 tot f120 en voor de 3e categorie van f100 tot f160. Het rentecijfer wen- schen zij niet naar beneden op 2 pet. af te ronden, maar naar boven op 21/2 pet. Zou het oorspronkelijk wetsontwerp 2 ton vorderen, het amendenient-v. d. Molen verhoogde dit bedrag tat v ij f ton. Minister Heemskerk erkende, dat de cijfers van de heeren v. d. Molen c. s. meer de werkelijkheid nabij kwamen, dan de zijne, doch hij had bij de indiening van zijn ontwerp zoover niet durven gaan, omdat de financieele toestand zich ongunstig liet aanzien. Thans echter, nu de rijksfinanciën verbeterd waren, liet hij de beslissing aan de Kamer over nam later Mzelf naar aanleiding van een uit lating van den heer Ketelaar het amende ment over. Toen was het heelemaaal mis! De heeren van de linkerzijde vonden zoo'n royaal subsidie heelemaal niet noo- dig. Mr. Troelstra kwam als handhaver van het parlementair fatsoen (verbeeld U, Troelstra eu parlementair fatsoen!) voorstellen het wetje weer naar de afdee- lingen te zenden en heel de linkerzijde stemde met dien obstructiemaatregel in. Maar de toeleg faalde en het gewijzigd artikel werd bij zuiver partijstemming ten slotte aangenomen. Wij zijn hierdoor weer een stap voor uit op den goeden weg! De Pachtboer eu zijn Arbeidsloon. In een tweede artikel in De Tijdver- volgt Pater v. cl. Eisen zijn gisteren door ons overgenomen betoog. Wij hebben aangetoond, zegt de schrij ver, dat een pachtboer, die, zooais ge woonlijk het geval is, van zijn bedrijf leven moet, even. afhankelijk is van zijn pachtheer als een arbeider van zijn pa troon, dat dus de pachtheer over Tiet lot van zijn pachter beschikt; waaruit van zelf volgt, dat hij verplicht is een behoor lijk arbeidsloon te betalen, zulk een loon ten minste niet te ontnemen, wanneer vaststaat, dat een oppassend pachter daarop even veel recht heeft als een ar beider. Dit is wel te bewijzen. Immers, wan neer de Paus in zijn encycliek spreekt van het minimum-loon, dat eerstens den ar beider ex justitia naturali toekomt en dat hem tvveedens, zonder onrecht vaardigheid te plegen, niet kan onthou den worden, dan bewijst hij dit niet uit de dienstbaarheid, die den arbeider eigen is, maar hij bewijst het eerste punt uit deii n a t u u r 1 ij k e n plicht, om zijn huisgezin te onderhouden en het tweede uit de afhankelijkheid, waarin hij zich bevindt, tegenover zijn werkgever. Welnu, de natuurlijke plicht, om door den arbeid iii heet onderhoud van zijn huisgezin te voorzien, bindt evenzeer den pachter als deu arbeider. De eerste is even afhankelijk in het opmaken van zijn pachtcontract, als de tweede met zijn ar beidscontract En- dat uit noodzakelijk heid of vrees ongunstige voorwaarden worden aangenomen, komt tegenwoor dig veel meer voor bij den pachter dan bij den arbeider, omdat de laatste be schermd wordt door zijn organisaties en gesteund door de vrees voor werksta over den erbarmelijken paardenverkoop en dit onderwerp nam hun geheele op lettendheid in beslag.. De oude heerboer knikte verstrooid bij Clemens' woorden en Dirk zeide onnadenkend: „Dat komt Gröhling net van pas". Daarna redeneer den zij weer over het bruintje, dat in gewone omstandigheden honderdvijdig talers waard was, doch waarvoor zij uu wegens het ongeval met groote moeite dertig talers konden bedingen. Zoo iets was ongehoord. Moeder Tweehuis was bij Jeanne thuis gebleven. Zij voelde zich niet sterk ge noeg om met de anderen naar den hof van Weikamp te gaan. Bovendien was Jeanne ongesteld cn was haar verpleging dringend noodig. De oude Tweehuis vond het aanvan kelijk zonderling, dat hij na lange jaren weer voor het eerst zijn schreden naar den hof van Plemping had gericht. Hij had niet kunnen droomen, dat zijne dochter eens als boerin op dezen hof haai- intrek zou nemeu. Op den hof zelf heerschte een model-orde. De akkerge reedschappen en de wagens stonden net jes op een rij; de tuin was geharkt en kraak zindelijke witte gordijnen werden door den wind voor de openstaande ven sters bewegen. In de mooiste kamer stond de koffietafel reeds gedekt ten dg kingen, welke bij den boer onmogelijk zijn. De grondeigenaar is dus wel niet ge houden te zorgen voor het onderhoud van zijn pachtboer, maar hij misdoet te gen de rechtvaardigheid, als hij hem zoo zware condities oplegt, dat hij zijn ge zin niet kan onderhouden. Dat zulke con dities somtijds worden opgelegd en dat de boer ze tegen wil en dank aanvaardt, is reeds opgemerkt en zal hierna nog worden bevestigd. Wat hier nog in het bijzonder de aan dacht verdient is, dat de mensch meester is van zijnen arbeid bijgevolg ook van de vruchten z ij n s a r b e i d s. Deze kan hij geheel of gedeeltelijk afstaan bij vrije overeenkomst, zooals geschiedt bij het pachtcontract, wanneer het werkelijk uit vrijen wil gesloten is. Hier bestaat echter een verschil tusscheri den arbeider en den pachter. Gene immers heeiit zich in dienst gesteld van zijn meester, heeft wel niet zijn arbeidskrachten, zooals sommi gen beweren, maar toch zijn werk aan zijn patroon afgestaan, beschikt dus ook niet meer over de vruchten van zijn werk, maar alleen over het loon, dat hij daar voor bedongen heeft. De pachtboer echter is ook na het pachtcontract nog meester van zijn werk en de vruchten van zijn werk; want tot de essentie van den pachter behoort dat de pachteer het gebruik en het vruchtgebruik van den grond krijgt. Op hem is toepasselijk wat de Paus zegt op eene andere plaats van zijne encycliek: „Gelijk de uitwerkselen de oorzaak volgen, waardoor zij zijn voort gebracht, zoo moeten de vruchten van een werk toebehooren aan "hen, die het werk (zelfstandig) hebben verricht." De pachter blijft dus eigenaar van de vluch ten des velds en de winsten der boerde rij. Omdai deze echter niet uitsluitend uit zijnen arbeid vooitkomen, maar ge deeltelijk te danken zijn aan de natuur krachten, welke in den grond verscholen liggen, en omdat deze grond aan den eigenaar toebehoort, heeft ook de grond eigenaar recht op die vruchten. Dit is echter geen jus in re, maar een jus ad rem, geen zakelijk maar een persoonlijk recht. Hier moet niet, als in de fabriek, de patroon den arbeider, maar de arbei der den patroon betalen. De pachter is in het bezit van den oogst, van zijn veestapel en van de vruch ten des velds. Daaruit moet hij de pacht betalen, maar dan is het ook duidelijk, dat hem onrecht wordt aangedaan, als hij gedwongen wordt van te voren te betalen of meer te betalen, dan hij kan halen uit den oogst, na aftrek van alle bedrijfskosten. Dit is alleen te billijken, wanneer de oogst van andere jaren des te rijker geweest is, maar niet, wanneer de pachter ieder jaar moeite heeft om zijn schulden te betalen. Stellen wij eens het geval, dat de pacht overeenkomst vrij is geweest, omdat er zijn, die beweren, dat zij ait.jd vrij is, daar niemand ged>vongen wordt boer te zijn. Laat dus het pachtcontract vrij zijn in dier. zin, dat de pachtvoorwaarden zon der eenigen dwang van buiten of vrees voor erger worden aangenomen. Wan neer nu later blijkt, zooals dikwijls het geval is, dat de pachtsom niet te halen is uit de producten, tenzü de boer met zijn gezin en zijn arbeiders honger lijdt of schulden maakt, is dan de eigenaar in consciëntie gerechtigd, hem tot beta ling te dwingen? Hee.t hij dan wel recht op de volle betaling der jiachtsom De boer is verplicht zijn huisgezin den kost ziin arbeiders hun volle loou te geven. Hij kan van dien plicht geen afstand doen bij welke overeenkomst ook, moet dus de opbrengst der boerderij voor zich behouden, in zooverre dat nood.'g is voor een behoorlijk onderhoud. Bijge volg doet een eigenaar hem onrecht, als hij hem dwingen zou zich in schulden te steken, hem en zijn werkvolk van het arbeidsloon zou berooven, zou beletten, dat zij van hunnen arbeid leven kunnen. Ook moet de grondeigenaar weten, dat hij van zijn kant met zijnen grond niet doen kan wat hij wil; dat hij sociale plichten heeft te vervullen en zeker geen recht heeft aan zijn pachtboer alle vruch ten van diens arbeid te ontnemen. De wet der liefde vraagt, dat de bezitters keukenmeid nam een houding aan als eene huisvrouw. Trees liet haar blikken over de meubelen glijden en overwoog reeds, welke versleten voorwerpen ver nieuwd zouden moeten worden. Clemens ech.er dacht si c its aan Gröh- lings boerderij, want hij was over zijn daad zeer tevreden. Hij wilde toon en dat hij de kunst verstond een zoo groote boerderij, zelis tijdelijkerwijze, te kunnen beheeren. In zijn heiwoning had hij dik wijls te weinig arbeid en van een op grooten voet ingericht huishouden was daar geen sprake. Zoo'n boerderij was eeri ander ding. Maar genoeg 't zag er wel naar uit, alsof hij niet meer ge hecht was aan zijn keuterij. Neen, neen, dat niet. Slechts voor afwisseling nam hij den ouden arbeid eens waar en hij be wees Gröhling daarmede een dienst. Wat had Elisabeth hem dankbaar aangekeken. Betje was eigenlijk een goed meisje. Zij bezat een gevoelig gemoed. Zij was ook mooi; in ieder geval knapper dan Jeanne. Clemens lachte. Dat waren cu rieuze gedachten. Hij kon het nog ver brengen. Haha! Den ganschen namiddag bleef hij in eene vroolijke stemming. Den volgenden ochtend begaf Clemens zich onverwijld aan den arbeid. Den avond te voren was hij eveneens op den SchoMtenhof gebleven, omdat hij dan nicl hun eigeudommen doen strekken tot het belang van 't algemeen, maar de wet der rechtvaardigheid verbiedt hun van hun macht misbruik te maken door den nood der zwakken te exploiteeren. Dat is niet anders dan woeker, waartegen de Paus in zijn encycliek herhaaldelijk te velde trekt. Zoo zegt ook pater Weisz: „Wanneer het kapitaal aan den arbeid het hem toe komende aandeel onttrekt, renten of di videnden eischt ten koste van het ar beidsloon, dan heeft men een vorm van woeker. Het is, zoo besluit pater v. d. El zen, alzoo een sociale liefdeplicht van deu eigenaar, zijn pachtër gelukkig te maken hem ongelukkig te maken door hem het zuurverdiende brood te ontnemen, is meer dan een sociale zonde, dat is woeker, dat is een misdaad, die luide ten hemel schreit. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 6 Maart. 'x Het algemeen debat over het bouw- vvetje wordt voortgezet. De heer Troelstra (S.D.) oordeelde, dat de toon eu de klank van de rede van den heer v. d. Molen een valsche toon is, die afkeer en protest verwekt. De klacht over onverdraagzaamheid van spr.'s overleden vader is onbegrijpelijk. L>e afgestorvene, door den heer v. d. Molen aangevallen, stond bij ieder be kend als een man van breeden aanleg en inet ruimen blik, die hem verheven doet zijn boven de aantijgingen van den heer v. d. Molen, die van weinig smaak en kieschheid getuigen. Spr. ontzegde den heer v. d. Molen en de zijnen het recht om te klagen over onverdraagzaamheid, waar deze juist van hun kant zoo sterk wordt betoond door dwang- en pressiemaatregelen te genover de socialisten, b.v. het ontslag van de onderwijzeres mej. v. d. Vlies te Rotterdam, het optreden van de Christel, onderofficierenvereeniging, enz. De Katholieken mogen zeker niet die klacht aanheffen en met nanie niet zeggen dat de vrijheid belemmerd wordt, in het licht van liet feit, dat bij de Katholieken alles wat zij doen steunt op dwang van boven af. Het wordt hoe langer hoe duidelijker dat ter rechterzijde de schoolquaestie zal moeten dienen als schoor om het wag gelende coalitiegebouw te steunen. Maar zij, die dat niet willen, moeten oppassen niet te loopen in de fuik, welke men van anti-revoiutionaire zijde zou willen open stellen. Hierna zétte spr. het standpunt der zoo ver uaar de boerderij van 'üröhiing zou hebben te loopen. Van Dirk leende hij een werkpak, hetgeen gemakkelijk ging omdat beiden van dezelfde groot te waren. Met Betje en Willem «overlegde hij, hoe vandaag alles zou gebeuren. Daarna begaf hij zich naar de .akkers. Twee daggelders met hunne vrouwen en een knecht maaiden de haver. Cle mens nam den knecht de zeis af en zeide kort en. beslist: „Ik zal wel (maaien en gij moet inhalen." Daarna scherpte hij de vochtige zeis opnieuw aan en begon. De daggelders moesten hard werken om niet ten achter te geraken. Zij keken met een zuur gezicht naar hun ijverigen voorman, die n.et erg spraakzaam scheen te zijn, en wierpen af en toe een blik op den stralenden hemel of de zonnestand nog niet den tijd voor de "tweede rustpoos aangaf. Vandaag vonden zij het een Ver velenden, drogen arbeid. Als de knechten meewerkten, ging het vroolijker, deze be volen niet, noch haastten zich. Moppe rend schikten zij zich in het lonvermijde- lijke. Voetstippen op den weg en een luid: „God helpe-jullie", stoorden de arbeiders in hun werk. 't Was Betje, die zoo sprak cn bij ha. 11 was alle droe geestigheid _iuvvcifen. bracht een korf met dik sociaal-democraten tegenover het bijzon der onderwijs uiteen. De soc.-democraten blijven op het standpunt staan, dat naast de openbare school een school noodig is waar een deel van het volk zijn kinderen kan heenzenden. Dezen toestand kunnen noch willen de sociaal-democraten ver anderen, om niet in conflict te komen met de christelijke arbeiders. Maar ge geven die toestand en dien aanvaar dende, stellen de soc.-democraten den eisch, dat, als voor dat bijzonder onder wijs geld uit de Staatskas wordt gegeven, er tevens waarborgen worden gegeven voor goed en degelijk volksonderwijs. Iets anders is echter de geest, die op de confessioneele school heerscht en waartegen strijd gevoerd wordt. De Minister van Binnenland se h e Zaken, de heer H ee m s k e r k, dupliceerende, wees er op, dat, waar nu zoo geschermd wordt met verhooging van het peil van het onderwijs, op dat gebied de richtingen zóó sterk uiteen- Ioopen, dat het niet gemakkelijk is de rechte lijn te vinden. En voorshands ge looft de Minister er nog niets van, dat de linkerzijde het recept zou gevonden hebben om de vereischte verbetering aan te brengen. De Minister betoogde nader, dat er niets is, dat kan strekken als grondslag van eenige grief tegen het Kabinet betref fende het werkeloos blijven op het gebied van onderwijs. Als de regeering gekomen was met ingrijpende maatregelen in zake het onderwijs, zouden deze ernstige strui kelblokken zijn geworden op den weg van andere ministers, die de sociale wet geving en de aanwijzing der middelen om die ten uitvoer te kunnen brengen* tot taak hebben. Tegenover het verwijt dat de rechter zijde de politiek in debat heeft gebracht wees de Minister er op dat het integen deel de linkerzijde was, die de politiek en de verkiezingen van 1913 daarbij in leidde, waar 't toch de heer Roodhuyzen was, die meet de hem eigen openhartig heid gezegd had, alles in werk te zul.en stellen om ht kabinet ten val te bren gen. Maar als men dat wil, dan moet men een regeeringsbestek hebben om daarnaar te handelen, als men weer aan het bewind is. En spr. betwijfeld zeer, of ter linkerzijde wel zulk een bestek aanwezig is. Wél is die echter het geval bij spr., die een program heeft dat, kau reiken tot ver over 1913 heen. Dat kan men nu wel met ruw geweld aan flarden scheuren, maar dat acht spr .nu niet zulk een kunststuk. Het hardste marmer kan met een beitelslag vernield worden. Maar de vraag iSj of men na die daad van ruw geweld, iets beters lean in de plaats geven. belegen boterhammen med< e i e n g te kan gerstebier. „God loone u", antwoordde men opge wekt terug. De zeisen werden tegen el kaar gezet; de vermoeide ledematen u.t- gestrekt en daarna zette men zich onder Gods blauwen zonnigen heinel voor den maaltijd neder. Betje bleet een poos bij de arbeiders toeven en schonk hen 111 de bruine koffiekroes het gerstebier in. De eerste dronk mocht Clemens doen, doch hij wees ze van de hand. Dan is Huib aan de beurt. Deze voelde h niet weinig vereerd en ledigde met k teugen deti beker. Betje leunde t,c, eenige schooven haver en hield de bier- kruik vast. Clemens at zijn portie staande op en sloeg af en toe Bet,e in haar bewe gingen gade. Met een„Ga even zitten", noodig- de zij hem uit op een schoof plaats te nemen. Dat kon hij wel doen; hij zou vroeg genoeg moe zijn van den zwaren arbeid. Hij nam plaats. De beide vrou wen van de daggelders knipten beteeke- nisvol met hare oogen en een schalksch lachje verhelderde hun door arbeid, weei en zorgen doorgroefde gezichten. Wacht zij zouden die twee daar eens een kool stoven. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5