Oplossingen nieuwe Opgaoen i. x x 8 400 „Hallo, Steven," riep hij. De arbeider keek op. „Ha, ben jij het, J,an? Nu, kom dan maar hierheen!" Zij gingen het pakhuis in, waaruit Steven vaten aan het rollen was en namen, de eene op een kist, de ,andere op een vaatje plaats. „Dus je hebt mijn boodschap ontvangen, Jan?" „Ja, wat is er aan de hand?" „Heb je al van de goudklompen gehoord, die men tegenwoordig ïd Australië vindt?" „Je wilt me toch zeker niet over zien te halen om daarheen te reizen Dat zou moeite te vergeefs zijn." „Nu maar, zoo'n flink brokje zou je toch wel willen hebben?" „Zeg nu maar liever w.at je van mij heb ber wou!" „Goed. Voor het raam hiernaast liggen drie prachtige Australische klompen goud. Een prachtig middel om de lui daarheen te lokken, dat moet gezegd worden. Maar even min als jij heb ik lust om naar die verre stre ken te trekken en daar mijn geluk te beproe ven. Maar goudklompen daarvandaan zou ik toch, net zoo goed als jij, graag willen heb ben. En we konden dan ook wel probeeren op de straten van Londen ons geluk als Austra lische goudizóekers te beproeven!" „Je zaakje schijnt me anders al te gevaar lijk toe. Steven. En hoe is het met de bewa king gesteld „Voortdurend is er een politieagent A-oor het venster geposteerd. En dien moeten we weg zien te krijgen. Dat moet je jongen probeeren. Doch in de eerste plaats hebben we een kleine automobiel noodig. En jou is het toch wel toevertrouwd om met een automobiel, die even zonder toezicht staat, er van door te gaan en hem later dan hier of daar weer te laten staan?" „En wat wou je dan?" „Over een paar dagen, laten we zeggen overmorgen, trek je een lederen pak aan, zet een beetje nette 'chauffeursmuts op en rijdt met een auto hiernaast voor. Later spreken we nog wel ,af hoe laat precies. En vergeet vooral niet morgen vroeg je jongen te sturen, dien zal ik dan ook wel nader inlichten. Voorloopig. zal ik je nog iets laten zien." Zij stonden op en gingen weder de plaats op, waar Steven een deur opendraaide. „Drommels," sprak Jan, „dat is de helm van een politieagent." Twee dagen later hield tegen drie uut in den namiddag, wanneer het in Pall Mall gewoonlijk zoo druk niet meer is, een auto van middel matige grootte schuin tegenover den winkel van de StoomA'aartmaat- schappij stil. Er konden twee personen plaats op nemen en daarachter Ava? ruimte om pakketten te bergen. Op de zitplaats zag men een chauffeur met zijn lederen pak aan, behagelijk leunde hij achterover. Zijn collega, die de pakketten bezoTgen moest, was zeker het huis in - waar de auto voor stond. Voor het raam met de goudklompen liep de wachthebbende politie man op en neer: zoo druk was het nu niet. Toen hij nu zoo weer bij'den ingang van de poort was gekomen, voelde hij plotseling a;an zijn mouw trekken. Een half opgeschoten jongen stond voor hem, die de poort uit was komen snéllen en wien de tranen met tuiten over de wangeü liepen, terwijl hij over al zijn ledematen sidderde. „Wat is er aan de hand?" „O mijn vader! Mijn arme v;ader!" „Wat is er dan met je vader?" „Hij ds in een kelder gevallen, die vol Avater staat en hij schreeuwt dat ik hem er uit zal trekken, maar ik kan niet. O, help toch gauw." „Waar is het?" ZIJN HAREN. Koopman (in moeilijkheden). Wat moet ik toch beginnen! Mijn haren rijzen te ber.,e als ik aan de toekomst denk! „Hier, mijnheer, een paar passen maar poort door, in het pakhuis daar!" Hij trok den politiedienaar, die fluks no even naar 'het venster met de goudklompe keek, mee. „Nu," dacht deze, „zoo druk is h< op het oogenblik niet, dat ik me geen twee drie minuten zou kunnen verwijderen." „Hier hier, mijnheer! Achter'in he pakhuis In het pakhuis was het tamelijk donke Zoodra de beambte evenrwel een paar pass naar binnen gedaan had, sloeg de ijzeren de met een slag achter hem dicht. Het eers oogenblik stond hij erg beteuterd' en geloof aan een toeval. Doch al heel spoedig Ave het hem duidelijk dat hij in een val gelo was. Hij schopte en sloeg als een bezet© met zijn a'uisten tegen de deur. Maar eerst een minuut of tien kreeg men er op de p^aa erg in. Zoodra de jongen met den politieagent de poort verdwenen was, kwam er bewegin op de auto, die schuin tegenover het venst stond. De chauffeur liet zijn voertuig voo rijden; maar klaarblijkelijk kon hij niet go sturen, want met een snelle beweging re hij het venster in, dat in duizend stukke brak. In minder dan geen tijd had hij de nut weer teruggestuurddoch tegelijkertijd ha hij den goudklomp gegrepen, dien hij in kast \ran zijn voertuig liet verdwijnen. In den winkel stond men eenige seconde over de ongehoorde vermetelheid van den inbreker als aan den gron genageld. Ma gr een oogenblik daarna holden de beambten de straat en met behulp van de voorbijgangers, die ook Aan den schrik bekome waren, trokken zij den chauffeur de auto uit. die reeds met de een hand liet stuur had gegrepen om zich zoo snel mogelijk uit de aroet te maken. Doch nu verscheen een politieagent, die de poort uitgesnel kwam, en pakte den roover bij den kraag. Het was evenwel niet degene, die in het magazijn Avas gelokt, maa een ander, die uit bet magazijn daarnaast was gekomen, en Avel d aa-elke twee dagen te voren naar zijn a'rienid Steven een kijkje komen nemen. „Ho, ho! ventje," riep hij. „Stap maar weer even in! Voor den d met den klomp goud!" De gesnapte roover scheen zich in zijn lot te schikken. Onder lui hoera van de telkens dichter wordende menigte Avierp hij den zware klomp goud door het groote gat van de ruit weder de winkelkast in. „Zie zoo, oude jongen," beval verder dé politieagent, „nu rijdt je me me mee naar Charing Cross. Maar een beetje gauw, alsjeblieft!" Het voertuig zette zich in beweging. Namvlij'ks was hij een eindje gang of de auto vloog de straat over. Plotseling kwamen de beambten van bet kantoor weer de straat op gerend. „Waar is hij heen? Waar is hij heen," riepen ze. „Naar het politiebureau in Charing Cross," schreeuAvde men. „Daai slaan ze ginder juist den hoek om." De menschen liepen wat zij loopen konden, naar het ongeveer minuten verwijderde bureau. Maar daar wist men van een automobiel met eeu politieagent niets iaf. En er kwam er ook geen een. De reden evenwel waarom de beambten opnieuw de straat op Avaren gerend, en de "auto nageloopen, was deze, dat ze tot hun groote ontzet ting ontdekt hadden, dat de teruggeworpen gele klomp niet dezelfde AA-as, dien de dief gekaapt had, maar een andere. En wel een heel ande een geel stuk koper. 's Avonds vond mén de gestolen auto in een andere straat onbehee staan, maar zonder klomp goud. H. H. üoor onze longens en meisjes. 1. Eindhoven. 2. Ge moet de stokjes knakken, maar niet breken, want dan worden het er zes. 3. Tafel. X X X X X X X In de bovenstaande figuur moeten ingevuld gorden de namen van een stad in Gelderland, een bekende kinderziekte, een rdviex in Frankrijk, iete lekkers, een watervogel, een beroemd Nederlandsch schilder, een zeker soort hond, een soort visch, een handelsstad in Frankrijk terwijl de beginletters van al die namen, die ik met een kruisje geteekend heb, den naam a'or- men eener Nederlandsche stad. 2. Wat loopt door he.t huis En maakt bij eiken tred een kruis? f 3. Ik wordt gedragen door hoofd en muren; keert men mij om, dan draagt men mij op den rug. 4. Mijn eerste deel is een grondsoort. Mijn tweede houdt het Water tegen. Mijn geheel is een 'stad in Groningen. 5. Welke steensoort houdt er twee stemmen op na? 6. Mijn eerste deel beeft ieder lief. Mijn tweede is een kleedingstuk. Mijn derde is een verkorte jongensnaam. Mijn geheel is een rijk in Afrika. 7. Wie kan dit lezen 8 S 8 S 8. In'groeten nood brengt hulp een ma Wiens naam men voor- en rugwaarts lezen kan 9. Hoe schrijft men een muizenval inet di letters? (Ingezonden door M. Gerritsma, den Haag O Dit is een heel raadsel van jongens en meis jesnamen. De rij kruisjes van boven naar bene den is een bekende meisjesnaam,* terwijl rijen 1, 3, 5, 7 en 9 van boven af gerekend jongensnamen zijn; de rijen 2, 4, 6, 8 en meisjesnamen moeten wezen. Ge zult er dus misschien uw beele familie wel in terugvinden DE RAADSELREDACTEUR 0 0 0 O 0 0 0 0 0 0 O 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 16