KIJKJES IN „ARTIS". 371 Op zulke tijden van moedeloosheid ging zij naar de kleine dorpskerk, wierp zich voor het altaar op de knieën en bleef in gebed verzonken, met de oogen ten hemel gericht. Dan stond zij gesterkt op en nam gelaten haar taak weer op. zich. Van tijd tot tijd had ze nog een anderen troost: haar bezoek aan den oom van Jacques, toen het betere seizoen aanbrak. De grijsaard ontving het jonge tmeisje mat vreugde en dan bad hij gewoonlijk tijding voor haar uit Amerika. De brieven van Jacques waren haar grootste vreugde, waarvan zij niet verzadigd kon worden. Hij ver haalde daarin vaak van zijn arbeid op liet bureau van Bilson, van de grootsche ondernemingen van dezen merkwaardigen man, maar vooral van zijn eigen' verlangen om spoedig terug te lceeren. Het uitzicht op dezen terugkeer scheen zich echter eerder te ver wijderen dan naderbij te komen. Het rad der fortuin wentelde zich niet ten gunste van Yvonne's verloofde. Hij was allesbehalve gelukkig in zijn pogingen en had ondanks zijn ijver geen succes in zijn arbeid. Hij, de schrijver en dichter, scheen ook niet de geschiktheid te bezitten voor groote zaken, en sir Bilson, die he>m met zooveel geestdrift tot zijn secretaris had gekozen, begon te beseffen, dat het toch niet de man was, dien hij gebruiken kon. Daarentegen was miss May de vertrouwelinge van den jongen dich ter geworden. Hij vertelde haar van zijn litteraire verwachtingen, door de groote teleurstelling gevolgd, en miss Bilson, wien dit verhaal zeer veel belang inboezemde, verzocht hem het geweigerde stuk te mogen ieeren kennen. Evenals vroeger te Kerlaur begon hij aan de voorlezing en zooals vroeger Yvonne, luisterde miss May met veel genoegen en stijgende belangstelling. Toen de lezing van het „Drama in Bretagne" geëindigd was, sprak miss Bilson na een korte overweging érnstig „Het is werkelijk zeer schoon!" Zij bracht de hand aan het voorhoofd, alsof zij naair een idee zocht. „Wilt ge mij het manuscript eenigen tijd afstaan?" Hij reikte het haar over en ze ging er dadelijk mee naar sir Bilson om hem haar plan voor te leggen. Ze vond hem in izijn schommelstoel liggende, gehuld in een blauwe wolk Van den rook der fijne Egyptische tabak. Zonder om wegen begon zij „Papa, de heer d'Elbris is een stumper in zaken, hij heeft niet het genie -voor groote ondernemingen. Hij zal zijn weg niet maken." De Yankee bevestigde diit zonder een woord te spreken met een beweging van het hoofd. May vervolgde: „Daarentegen is onze jonge vriend een verdienstelijk letter kundige. Zijn pen moet hem beroemd maken. Laten wij heem daarin helpen." Hij trachtte haar door een gebaar te kalmeeren. „Beste May, wie verzekert mij, dat de jonge d'Elbris talent bezit?" Met groote levendigheid, bijnd onstuimig, antwoordde zij: „Ik zelf, papaik heb «zijn drama gelezen, het is uit stekend." En terwijl zij heem het manuscript overhandigde, ging ze voort: „Lees en oordeel zelf maar, papa." Hij schudde het hoofd. „Ilc heb geeni tijd om het tedezen. lik heb andere zaken 9 an het hoofd." Miss May hernam: „Maar deze is van het hoogste belang. Twee verloofden die door de scheiding moeten lijden. En met bewogen stem, alsof zij bad, ging zij voort: „Ik stel veel belang in dezen armen banneling. Ik acht hem hoog om zijn aandoenlijke getrouwheid en zijn belangeloosheid. Hij gaat al mijn rijke vriendinnen voorbij en denkt slechts aan Yvonne. Ik wed, ja ik ben er zeker van, dat als ik hem mijn hand aanbood met al mijn millioenen, hij zou weigeren. Het die mij het hof maken, hij heeft talent: het is is een ridderlijk karakter. „Welk een verschil tusschen hem en de lui, Wat is hij eenvoudig en bescheiden en toch, een genie. „En te hooren dat men te Parijs zelfs heeft geweigerd zijn drama te lezen, onder voorwendsel dat hij te jong is en dat men ouder moet zijn oim goed te kunnen schrijven." Zij haalde de schouder® op en op een toon van minachting ging zij voort: „ParijsWelk een illusie te imeenen, dlat men in Parijs slagen kan! Neen, hier in New-York schept men in weinige weken een beroemdheid. Wij weten de loftrompet te steken om een geniaal werk aan te kondigen. Men mag zeggen wiat men wil van Amerikaansche reclame, maar, niet waar papa, ze heeft haar goede zijde. Onze werk zame maatschappij heeft noch lust noch tijd om primula's en viooltjes te zoeken in het bosch. Wil men haaï aandacht trekken, zelfs voor een letterkundige reclame, dan moet men zich doen voorafgaan door herau ten, gewapend met trompetten en tamboers die een roffel weten te slaan." „Uw theorie is uitstekend, beste kind, maar ge weet niet wat ge mij wilt laten beginnen." Ze kwam wat dichter op haar vader toe en sprak vleiend: „Ik weet het wel, papa, ik 'heb alles overdacht. Wat maken eenige dollars meer of minderIk zou zoo blij zijn als het gelukte." Het gelaat van haar vader helderde op en toen ging zij voort: „Het is dus afgesproken. Wij zullen het drama van den jongen schrijvex doen opvoeren; niets zal -worden verzuimd, zelfs niet de re clame op Amreikaansöhe manier." Met de vinger op de lippen, als een teeken van geheimhouding voegde zij. er bij „Hef ds niet noodig d'Elbris hiervan liefs te laten merken. Hij moet niets bemerken tot het oogenblik waarop terugtreden onmogelijk zal zijn. Hij kan slechts met moeite de bluffende reclame verdragen voor petroleum en gezouten vleesoh. Wat zou hij zeggen wanneer' het een kunstwerk betrof vooral zijn kunst?" (Wordt vervolgd). KIJKJES UIT „ARTIS". DEN BEKENDEN AMSTERD. DIERENTUIN: de flaningo's, een der grootste aantrekkelijkheden uit de vogelwereld voor de bezoekers, die de teere lichtros.e kleur en de slankheid van deze elegante vogels niet moede worden te bewonderen. KIJKJES UIT „ARTIS", DEN BEKENDEN AMSTERDAMSCHEN DIERENTUIN. „De zwanep worden gevoederd": een alleraardigst middagkijkje bij den grooten vijver, waar zwarte en witte zwanen, eenden, pelikanen en andere watervogels in groole menigte lustig rondzwemmen. De Amsterdamsohe Dierentuin, verzameling van het genootschap „Niatura Artis Ma gistra"de natuur is de leermeesteresse der kunst, en in de wandeling nooit anders dan „Artis" geheeten, mag met recht onder de allerbeste diergaarden van heel de wereld gerekend worden. Niet om zijn grootte, want in een drukbevolkt stadsgedeelte langzamerhand geheel ingebouwd, heeft „Artis" niet de gemakkelijkheid van ligging die de Parijsche „Jardin des P laait es" heeft, noch de natuur- liike voordeelen van den Londenschen „Zoo" in Re gent's Park. Maar in vele opzichten staat „Artis" toch boven die andere diergaarden en wel vooral door de vogelverza meling, die in de laatste tijden buitengewoon is ver volmaakt. Door het aanleggen van het rustige plekje, waar de Hollandscke water- en moerasvoigels ongestoord in vrijheid en .blijheid kunnen' huizen en voorttelen, heeft „Artis" nu de rijke viaderlandsche fauna in haar geheel, zoo volledig als totnogtoe geen enkele dieren tuin bezat. De paar mooie kiekjes hiernevens laten van de meer bekende vogelsoorten wat zien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 7