358 restIngerukt marschLuitenant Eilingen verliet woedend de inspec- tiebamer. Kapitein Giesman iging dadelijk naar den 'koimm/andiant en deelde hem het geval mee. 't Was ongehoord. Een officier zou voor een hond den terugtocht aannemen! Zou hij dien niet tot rede kunnen brengen! Dat was een onaannemelijke uitvlucht. Ook de kommandiant deelde geheel en al Giesman's meening. „Kapitein, geef morgen luitenant Eilingen veertien dagen kamer arrest. zoo'n gedrag moet men lafheid, groote lafheid noemen. Kapitein Giesman ging 'als een overwinnaar heen. „Dat luitenantje zal nu wel wat gedweeër worden," dacht hij. Het was een schande voor het heele officierencorps, dat een luitenant had, die %roor een hond achter de kachel kroop. Jia, hij, kapitein Giesman, had zelf dit geval maar bij de hand moeten hebbenHij zou dien Sultan wel eens discipline geleerd hebben, zonder daarbij zelfs een ©cbram of een krab op te loopen. Intusschen marcheerde luitenant Eilingen woedend naar zijn penaten. Die ellendige sjerpdde lamme Sultan Niemand had in zulk een toestand anders kunnen handelen. En nu. huisarrest. iedereen kon nu op het rapport hooren waarom. Eilingen begon hoe langer hoe woedender te worden. Luitenant Hor- sich moest nu niet onder zijn oogen komen, dan zou hij hem zijn meening eens zeggen over dat prachtexemplaar, over Sultan. En luitenant Transdorp, die zonder vragen zijn sjerp meepakte, die. Toen Eilingen zijn sleutel in de dieur stak, hoorde hij een ontzettend geklos op de trap, en zoo gauw hij ze geopend had, 'bonsde Wenzel tegen hem aan en schreeuwde„Luijtenant, de oppasser van luijtenant Stein is hier geweest, luijtenant most morgen aovend vast in „Or pheus" komme; de luijtenant zal de luijtenant om 9 uren komme haolen." „Ezel," roept Eilingen woedend, „morgen begint mijn huisarrest." „Oh!" Wenzel's gezicht is nu niet meer te beschrijven. ,,-Maor, maorluijtenant." „Zwijg! Jij bent van alles de schuld. Als mijn arrest om is, krijg jij drie weken tijd om er eens oyer na te denken dat het jouw zaak niet is mijn sjerp uit te leenen!" „Maor, maor!" Eilingen had reeds lang de deur van zijn kamer achter zich dicht- geworpen, toen Wenzel als door den bliksem getroffen met strakke, we- zenlooze blikken naar een vlieg stond te kijken, die tegen den spiegel van den kapstok zat. „Luijtenant!.huisarrèst. dat.dat bedt zeker 'kapitein Gies man je 'bezorgd," schreeuwt Wenzel, uit zijn soezerij ontwakend. „Arme luitenant arme Wenzel.ellendige sjerp. En toen ging hij treurig heen om Eilingen's buitenmodel-schoenen op te bergenvan Orpheus" kwam niets. Eilingen's buitenmodel- schoenen kon hij nu gerust een Dooraroosjé's slaap bezorgen. Goeden nacht Luitenant Eilingen loopt met Horsich pp de groote gang der Wil- helmuskazerne waar de ambtenaarsvertrekken zijn alsook de kamer, Wiaar het officierenrapport gehouden wordt. Over Eilingen's kTijgsmansuiterlijk hangt een duistere wplk nu was het tijd om zich nader over het geval uit te laten. „Ik hoop, Horsich, dat je Sulta/n gisteren nog een goed pak slaag gegeven hebt," bromt Eilingen. „Ja, natuurlijk," roept Horsich vroolij'k. „Sultan is een prachtig beest!.Ik heb me haast een ongeluk gelachen toen je me het ver telde!.... Je moet het mij niet kwalijk nemen ik kan toch niet helpen dat Sultan het verschil niet kent tusschen een broek van een officier en van een schooier." „Dank je wel; moest, ik dan maar als proefje er voor uitgekozen worden Horsich haalde lachend de schou ders op. „Sultan is erg wantrouwend.... maar des te aardiger en aanhan kelijker ishij voor mij. Ik durf blaast. wel te wedden dat hij weer op den hoek van de kazerne op mij wacht.maar over een half uur ga ik naar huis eten; zoolang moet Sultan nog wachten." Eilingen reikte Horsich de band. „Amice.smakelijk eten.ik moet nu in bet bol van den leeuw." Horsich ging verder dte gang op, terwijl Eilingen nu onder diep zuchten de kamer, waar bet rap port gehouden werd, binnenkwam. In de kale kamer waren reeds eenige officieren en ook majoor Roeren. „Wat heb je nu weer uitge voerd?" riep Roeren vol deelneming, toen Eilingen op hem toetr;ad. „Is kapitein Giesman nog niet hier?" vroeg bij ongeduldig. Op dit oogenblik kwam de com mandant binnen. „Heb je den kapitein gebood schapt, djat alles voor bet rapport klaar is?" EEN „MANNETJES-PUTTER"! De benaming is er eene uit „den volksmond", maar ze is teekenend en volkomen juist voor de dame die hierboven is gekiekt: de vrouwelijke smid die een kleine Fransche gemeen te bij Roubalx zoo gelukkig is te bezitten. Wat bekwaam heid en kracht betref moet de jonge dame die sinds jaren den voorhamer hanteert, niet voor énigen man van het vak onderdoen! „Neen, kommandantIk heb den kapitein overal gezocht en kan hem nergens vinden. „Wat moet dat nu weer beteekenen," bromde de kommand;ant. „Dat noemt men nu militaire stiptheid! Een kwartier geleden had het 'rap port al moeten beginnenOrdonnans, ga beneden naar de inspectie- kamer en vx|aag daar, waar de kapitein is. hij_ moet dadelijk komen!" De soldaat verliet de kamer. De kommandant liep ongeduldig heen en weer. „Majoor," spyak hij tot Roeren, „zendt na bet rapport kapitein Gies man bij mij ik moet hem mog over de menagerekening spreken. Goeden dag, beeren!" „Dat is nu weer eens controleeren van dien 'kommandant," mom pelde Roeren. „Geen minuut is men veilig voor zijn inspectie woede. Kapitein Giesman zal voor zijn telaatkomen ook wel weer een langen neus balen." Ondertusscben bad de ordonnans in de inspectiekamer naar kapitein Giesman gevraagd. „Een half uur geleden zag ik hem naar bet magazijn gaan," zei lui tenant Horsich, die juist aanwezig was.„Wacht even, ik ga dadelijk met je mee, kapitein Giesman zal op no. 3 zijn, .ik moet daar de uni formen nakijken...." Luitenant Horsich verliet te gelijk met den ordonnans de inspectie kamer, liep bet groote kazerneplein over en ging naar 'bet magazijn waarvoor de kelder van de kazerne gebruikt werd. Een straatdeuntje neuriënd liep hij door de lange gang naar no. 3, waar bij onverklaarbare geluiden hoorde. „Wat is dat daar voor een spektakel," dacht hij zeer verwonderd bij zichzelf en opende de deur om bijna op hetzelfde oogenblik omver ge rend te worden door een er uit stormend monster, d'at met woedend geblaf iets wits, iets snuivends achterna holde, dat bliksemsnel de gang doorliep, de (trappen op. Luitenant Horsjch wist niet hoe hij het had. „Zijn alle duivels te gelijk uit de hel geloopen!" riep hij opgewon den uit. Toen holde hij bet magazijn in.en wat zag bij daar! Daar zat kapitein Giesman met te berge gerezen b,aren °P een stroozak. zijn gezicht vol krabben, zijn fijne broek verscheurd' en aan flarden en om zijn rechterhand een zakdoek, die doordrongen was van bloed'. Een beeld van jammer en ellende.een offer v,an helsche vijanden! En om hem heen. een slagveld. Een omvergevallen tafel, op den grond een gebroken inktflesch, op de opengeslagen folianten Vuile hon- denpooten „Maar.maar. kapitein!" riep luitenant Horsich geheel buiten zich zelf. En nu kwam er weer leven in Giesman's gestalte. „Wat? Ben jij het, luitenant Horsich! Ellendige, ik kon je wel dadelijk laten fusilleeren. Zeg, kijk mij aan! Kijk eens rond in het magazijnMorgen krijgt jouw verwensch.t'e 'hond 'n portie arsenicum!" „Welke hond?" „De jouwe, dlie miserabele dog „Sultan" „Sultan?" fluisterde Horsich. „Ja, die mooie Sultan!" schreëüwde Giesman hem toe, van woede snuivend als een auto van twintig paardlekrachten. „Maar hoe kwjam de hond hier toch binnen?" zei Horsich, nog steeds buiten zich zelf. Kapitein Giesman wees woedend naar het tamelijk groote raam van den kelder dat open stond. „Kijk nu! Alles is dan. gemakkelijk te verklaren. Je hond wachtte zooals gewoonlijk op den hoek van die kazerneKatten zie je overal loopen.... Je brave Sultan vloog op zoo'n beest toe.... en de jacht begon. De kat vloog door het openstaande raam bet maga zijn in en vlak daarachter was ook je verwenschte Sultan al binnen!" Horsich begon de gekste gezichteen te trekken om zijn lachlust te bedwingen. 1 „Dat moet dan een niet te be schrijven toestand geweest zijn. O, Sultan, ondeugende rakker „Kapitein, ide beeren officieren zijn al bij elkaar voor'het yap port," sprak de ordonnans, die nu het ge sprek der beide heeren kwam storen. „Wat kan mij dat schelen," bul derde Giesman uit. „Gelooven dan de heeren, dat ik op het rapport kan komen als een hond zich voor de deur opstelt en jè eerder in stuk ken scheurt dam je er uit te laten. Zeg dat tegen de heeren. Ruk in Horsich vertrouwde zijn ooren niet. Wat? Zou Sultan evenals Eilingen den kapitein niet hebben laten gaan!.'t Was niet moge lijk. en toch.Giesman's wanhopig gezicht gaf bet te ken nen. Ja, 't was om bet uit te scha teren. „Pardon, kapitein, Sultan schijnt je werkelijk aangepakt te hebben!" „Schijnt dots Je bent hee.1 aardig hoorDe Iqat vloog boven op die deurstijl. Je hond ging woedend bij de deur zitten.ik moest naar bet rapport... Je rakker ging niet bij d'e deur vandaan.Hij spTong woedend naar de snuivende kat, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 16