Pech en nog eens Pech.
355
LS een nieuwsgierige dringt de morgenzon door in de
slaapkamer van luitenant Hans Eilingen, dde nog in zoete
rust heerlijk droomt van een eeuwigdurend verlof en van
meer salaris. Al een kwartier lang is een afschuwelijk we
zen, in den persoon van zijn oppasser Wenzel, bezig den gelukkigen
droomer tot de nuchtere werkelijkheid terug te roepen.
„Mainheer de luijtenant, je mot opstaön.... 't is inwlajen van het
vaondel," en al tien maal heeft Wenzel dat met zijne fraaie uit
spraak geroepen en uitgeschreeuwd.
Eindelijk is Eilingen wakker geworden.
„Waarom maak je toch zoo'n lawaai?" vraagt hij gapend.
,,'t Is inwajen van het vaondel, luijtenant."
Eilingen springt verschrikt overeind. Ja vaandel-inwijding. Het
4de regiment infanterie krijgt vandaag een nieuw vaandel. Eilingen
moet de viaandelcompagnie kommandeeren, om negen uur is de plech
tigheid. dus voorwaarts.... het was hoog tijd!
„Wenzel.... snelvuur-tempoJas, paradesjerp, kepi, handschoenen,
ontbijt, haarpommade," kommamdeert Eilingen.
Als hij zich verslapen had, had hij altijd een reusachtige haast,
maar wijl dit bijna djagelijks gebeurde, was Wenzel reeds aan het
gecommandeerde snelvuur-tempo gewoon.
Met 't grootste gemak was hij thuis in de rommelige laden en kasten
van den luitenant: hij bracht het gevraagde en zette dan het ontbijt
klaar.
„Zeg! Wenzel. Waar is mijn p aria des jerp Natuurlijk nog niet klaar
gelegd! Voorwaarts!.... Voorwaarts!" riep Eilingen gejaagd zijn op
passer toe, die juist met de leege koffiekan weg wilde gaan.
Wenzel zette zich stram in postuur.
„Luijtenant! toen je gisteren aovend in het kasieno was is luijtenant
Transdorp gekomme en hait je paradesjerp meegenome.."
„Wat?.Heb je mijn paradesjerp aan luitenant Transdorp uitge
leend.," riep Eilingen woedend.
„Jao! Jaol De luijtenant mo9t naar de begrafenis van den roojen
generaal Gammer. De luitenant heit me gezaid dat zain aigen sjerp
in reppaoraotie was. Ze was naet gewarde bai de letste paoraode en
nouw kwam in eens die begraovenis opzette."
„Wat weerga! Welke sjerp moet ik dan nu nemen.... hoe kon
je er toe komen om zonder mijn verlof mijn zaken uit te leenen?"
„Maar luijtenant Triansdorp is toch je beste vrind, mainheer de
luijtenant.
„Drie dagen provoost! 't Is om Tazend te worden. Nu heb ik geen
sjerp. Waarom heb je me gisteren d<e stommigheid die je begaan
hebt, niet gezegd?"
„Luijtenant, je bent pas om één uur van nacht van het kasieno
thuis gekomme ik lag al .te slaope en aon de vaondelinwajing
heb ik niks gedaocht."
Eilingen zat met (allebei z'n handen in het haar. Die Wenzel,
die Wenzel, zou d'ie nu nooit eens verstandig zijn!.... Zijn oude
sjerp kon hij onmogelijk gebruiken, die was zelfs voor zijn gewonen
dienst niet meer goed.
Gelukkig kon Eilingen gauw 'besluiten.
„Wenzel!.... Mijn overjas!"
Vijf minuten later holde luitenant Eilingen de trappen af.
„Ik moet' een. paradesjerp zien op te snorren. Luitenant Horsich
woont hier vlak bij.hij heeft verlof en daarom kan hij mij.de
zijne gemakkelijk leenen.dacht Eilingen zeer verstandig.
„Collega.Eilingen! Waarom deze stormpas?" Met deze woor
den had een heer, die juist de straat op kwam, den luitenant in
zijn vaart gestuit.
„Ben jij 't, Horsich!" riep Eilingen blij uit.... „ik wilde juist
naar je toe om je een vriendendienst- te vragen."
DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN BENNEBROEK
met zijn eehtgenoo'.e in feestelijk en stoet het dorp binnenrijd end, waar
een talrijke menigte den heer en mevrouw van Schuijlehburch verwel
komde.
„Zoo! Wat dan. vlug w.at.ik moet met den tredn van negenen:
van den laatsten dag v'an mijn verlof wil ik nog eens flink profitee-
ren.ik wil nog eens fijn uit.dus wat verlang je?"
„Mijn panadesjerp is.nou ja leen mij je sjerp, ik moet naar
de viaandelinwijding."
,,'t Is goed.gelukkig dat je me de laatste minuut nog ontmoet
hebt.daar heb je mijn huissleutel.in de groote kast op mijn
slaapkamer in de onderste lade ligt de sjerp in een doos. neem me
niet kwalijk dat ik niet even mee terug ga, want anders gaat de trein
voor mijn neus wegdoe die deur weer toe.... vanavond kom ik
den sleutel wel bij je halenmorgen heb ik de misères van den
dienst weer."
Luitenant Horsich liep snel door.
Eilingen snelde erg blij de smalle straat in, ging huis no. 41 binnen,
klom twee trappen op en openlde de deur van Horsic-h's kleine woning,
die uit twee smaakvol gemeubileerde kamers bestond. Horsich hield
veel va^n een net ingericht boeltje, de keuken was in een goed vertrek
voor den oppasser veranderd.
Toen Eilingen de slaapkamer van Horsich binnentrad, kwam diens
groote Engelscihe dog onder de tafel vandaan en liep brommend naar
Eilingen toe.
„Arme Sultan.heeft je baas je opgesloten.kom, ga op zijl"
Eilingen duwde het groote dier zacht ter zijde en ging naar de
ka6t.
Vlug grabbelde hij in Horsich's schatten totdat hij eindelijk de doos
vond waarin de paradesjerp netjes opgeborgen was.
Eilingen nam ze er uit en, voor den grooten spiegel staande, deed' hij
ze om zijn taille. „Ze zit prachtig," constateerde hij.
Ondertusschen had Sultan de bewegingen van den luitenant zeer
wantrouwend gadegeslagen; deze bizondere indringerij beviel hem
heelemaal niet.
Erg vriendelijk te zijn tegenover verdachte personen nu was absoluut
Sultan's karakter niet.
En daardoor kwam het dat Sultan, toen Eilingen weer gauw dekamer
uit wilde gaan, rechtop voor de deur van die slaapkamer stond en onder
allesbehalve vriendelijk gebrom zijn vervaarlijke tanden liet zien.
„Sultan, vooruit, op zij," riep Eilingen ongeduldig.
DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN BENNEBROEK,
Jhr. van Schuijtenburch, deed de vorige week zijn intrede in dat tmooie
dorp uit de Bloembo'lenslreek en werd in plechtige raadsvergadering
geïnstalleerd. Onze fotograaf kiekte den burgemeester met zijn gade
bij aankomst aan het station. VogeleruangBennebroek, waar de wet
houders en autoriteiten hen afwachtten.
Doch Sultan, die ten gevolge van zijn groot pessimisme in ieder
mensch (behalve in zijn eigen baas) een moordenaar of dief zag,
ging geen vingetr breedite van zijn plaats af.
Toen wi'klle Eilingen korte metten maken en Sultan op zij diuwen.
Doch hierop scheen dlit lieve dier slechts gewiaoht .te hebben.
In een oogenblik stond hij op zijn achterste pooten, greep Hans
met. de twee voorpooten in de borst en vloog naar zijn keel.
„Wat is dat nu!"
Eilingen had zich spoedig losgerukt en week achteruit.
In Sultan's oogen glinsterde leedvermaak en kwaadheid. Toen
plaatste hij zich weer uitdagend voox de deur.
Hans keek zenuwachtig op zijn horloge.
„Allemachtig, al tien minuten voor negenenIk moet weg. Die
ellendige hond zal mij nog de koorts op het lijf jagen."
Luitenant Eilingen begon met groote diplomatie een zachtere
taktiie'k te volgen.
„Sultan, Sultan," zei hij zachtjes, „Sultan! Goed beestje, wees nu
braaf en ga op zij! Sultan! Luister eens naar mij. Je krijgt een
heerlijk worstje.... of ontzettend op je huid!.... Wat wil je
liever?" Sultan liet alleen op die va-a gen zijn groote roode tong en te
gelijk zijn gevaarlijke t,anden zien. Eilingen's geduld was op.
„Dus je wilt een pak slaaggoed' je zult het hebben." Woe
dend zocht de luitenant naar een wapen en diaarviooir moest .de pook
dienen, die vlak bij hem stond.
Maar Sultan scheen dat al voorzien te hebben.... in een pak
slaag had bij absoluut geen zin, maar ook niet om zijn post te
verlaten en van de deur weg te gaan. Snel kandelen was nu nood
zakelijk.
Toen Eilingen met de pook aankwam, stond Sultan onder hevig
grommen gereed om hem aan te vliegen.
Een rood akelig licht vlamde in de oogen van den kwaadaardigen