De Wraak van een krankzinnige.
354
O
(Y e r v o 1 g).
EN volgenden dag vergezelde J acques zijn oom met zijn
innigste wenschen, toen deze zich van zijn taak ging kwij
ten om baron Herzei de hand zijner dochter voor zijn neef
te gaan vragen.
„Dierbare oom," sprak hij, „doet uw best en wendt bij den baron
al uw welsprekendheid aan. Doe hem begrijpen, dat het geluk zijner
dochter het doel mijns levens zal zijn."
Oom Pierre beloofde al zijn krachten te zullen inspannen.
De arme Job ontving zijn landelijk en buurman in de keuken, waar
hij met zijn berekeningen bezig was. Hij stond op en trad hem tege
moet, volstrekt niet verwonderd over dit bezoek, waarvan hij meende
het doel wel te kunnen raden. Het denkbeeld om zijn dochter uit te
huwelijken, beviel hem opperbest. Yvonne at wel zeeT weinig en had
weinig behoeften, waaraan hij overigens niet zou voldaan hebben,
maar dat was hetzelfde; de aanwezigheid van een dochter maakte
de huishouding toch kostbaarder. Hij zag haar reeds als mevrouw
d'Elbris en dat met een geheime maar levendige voldoening.
Hij wees zijn bezoeker een stoel, ging tegenover hem zitten, keek
den oom van Jacques iaan met een blik, dien hij zijn best deed wat
minder scherp te maken dan gewoonlijk en sprak zoo vriendelijk hem
mogelijk was:
„Welke gunstige wind voert u hierheen, waarde buurman?"
Zonder omwegen, recht op het doel af, verklaarde Pierre Cornmer-
cuc het doel van zijn komst en het verlangen van zijn neef. Het gelaat
van den armen Job straalde van verrukking.
„Ik heb hoegenaamd niets tegen een huwelijk der beide jongelieden,"
zeide hij. „Ze zijn niet rijk, maar wat beteekent dat? Ze hebben jeugd,
gezondheid en wederzijdsche genegenheid. Bovendien heb ik Yvonne
behalve lust voor den arbeid, huishoudelijke zuinigheid geleerd en in
geprent. Dat is de beste bruidschat voor een jong meisje. Beter dan
een zak geld."
De ernstige oogen van den ouden journalist zagen baron Herzei
onderzoekend aan als om te raden wat hij nu eigenlijk dacht. Hij had
wel gedacht, dat de bruidschat van Yvonne zeer bescheiden zou zijn,
rpaar niets, dat viel hem toch bitter tegen. Zeker, Jacques had
daarop wel niet bijzonder gerekend, maar om te leven had hij toch niets
dan zyn pen.
Commercue hernam op ernstigen toon:
„Het spijt me u over zaken te hooren spreken. Ik had op dit oogen-
bllk slechts de genegenheid' van mijn neef willen aanroeren. Nu wal
ik van mijn kant u wel mededeelen diat Jacques als schrijver een schit
terende toekomst wacht, maar voor het begin had ik toch wel ge
dacht, dat ge uw dochter een zeker inkomen zoudt hebben verzekerd-.
Haar moeder had een grsot fortuin."
De oogen van den baron schoten vlammen. Hij wist zich echter met
ialle krachtsinspanning te beheerschen.
„Wat zegt u, had haar moedér een groot fortuin? Maar weet ge niet,
dat ik zooveel tegenspoed heb gehad, dat al onze akkers verkocht zijn?"
Hij sprak met groote levendigheid, nu hij zijn geldzakken moest ver
dedigen, en Pierre Commercue, die hem recht in het gelaat zag, toen
hij beweerde geen geld te hebben om zijn dochter ten bruidschat te
geven, had' hem wel in het oor willen schreeuwen
„Leugens
Met bevende stem en hoogrood gelaat ging de arme Job voort
„Om mijn dochter een rente van twaalfhonderd francs per jaar te
verschaffen, zou ik een groot kapitaal moeten hebben. Waar zou ik dat
vandaan moeten halen? Al mijn geld is in ondernemingen gestoken,
die slecht rendeeren. Het ongeluk vervolgt mij en heeft mij tot den
armen Job gemaakt. Ongelukkige, die ik ben, wat zou ik mijn Yvonne
graag gelukkig zien!"
Pierre Commercue vermoedde wel het onware in deze woorden, be
greep dat in de ziel van den ontaarden vader bedrog en gierigheid
om den voorrang streden. Hij bleef den baron doordringend aanzien
als om hem te doorgronden, en deze, begrijpende dat zijn buurman
weinig geloof sloeg aan zijn woorden, voelde zijn woede ontbranden.
„Ge vraagt me geld voor een bruidschat voor Yvonne? Ik zeg u, d)at
het mij onmogelijk is het te geven. Ik heb niets, dat verzeker ik u
dat wil ik u bezweren, als ge het verlangt."
Hij had zich bij deze woorden niet meer kunnen bedwingen en liep
in zijn opgewondenheid voortdurend heen en weer.
Pierre Commercue nam afscheid, wijl hij niet erder wilde aan
dringen. Jacques beminde Yvonne en zou haar ook zonder bruidschat
huwen. De oude oom zou eenige offers moeten brengen, maar dit zou
voldoende kunnen zijn.
Toen de arme Job weer alleen was, riep hij met de handen ten hemel
geheven
„Wat een hebzuchtigen zijn die oom en neef! Zij vragen mij mijn
dochter, mijn schat, de vreugde van mijn oogen en zij willen diat ik hun
nog een zak goud daarbij geef. 't Is onzinnig! Yvonne is zelf reeds een
kostbare parel. Als ik die afsta, geef ik hun reeds een aanzienlijk
geschenk."
Hij bleef nog eenigen tijd lang lucht geven aan zijn verontwaardi
ging, tot Jeanne in de keuken kwam om het middagmaal gereed te
maken. Eiken Zaterdag' bestond dit uit pannekoeken, die werden
gebakken van een deeg, dat eenvoudig van meel van zwart koren,
aangemaakt met water, bereid werd. Voor minder dan tien centimes
konden de drie personen hun honger stillen, al Wias die nog zoo groot.
Jeanne hanteerde een breed houten mes om de pannekoeken om te kee-
ren en ze daarna warm op te dienen.
De 3'me Job sneed zijn pannekoek in kleine stukken om ze dan in
een schotel te leggen gevuld met gestremde melk, waarvan men den
room afgeschept had om er boter v-an te maken. Hij at dezen aldus
geweekten pannekoek op boersche manier met een tinnen lepel. Zilve
ren lepels gebruiken vond hij gevaarlijk. Die kondien verloren gaan
of gestolen worden.
Toen hij v:an tafel opstond verklaarde hij als een prins gegeten te
hebben en wat het voornaamste was, zeer goedkoop. Voor dessert
ging hij iets gebruiken van zijn eigen keus. Hij br,andde namelijk van
verlangen om zijn kostbaren afgod- te gaan beschouwen, den eenigen
luat in zijn leven, en -stil, met voorzichtige schreden, klom hij naai
de eerste verdieping van den teTen.
Buitengewone verhalen liepen er onder het landvolk omtrent een
geheimzinnige kamer in den toren, die men de kamer van de Witte
Vrouw noemde. Men vertelde in al de hutten van Plounac, dat te mid
dernacht de geesten daar samenkwamen. Soms schitterden in den laten
avond de vensters van den toren van een fantastisch licht, dat de
weinige voorbijgangers met vrees en schrik vervulde. Vreeselijke ver
halen waren daarover in omloop en baron Herzei wachtte zich wel die
tegen te spreken. Jeanne zelf geloofde er aan en had voor geen geld
den drempel der kamer, met eon dubbele deur gesloten, overschreden.
Gewoonlijk wjachtte baron Herzei den nacht af om dien .in dit geheim
zinnig vertrek door te brengen. Hij voelde geen schrik voor die zoo
genaamde geesten. Wanneer alles in het dorp en in het kasteel in diepe
rust was, ging de arme Job voorzichtig, zonder ged-ruisch en voort
durend naar alle kanten rondziende, naar de eerste verdieping.
Maar op dit oogenblik had hij een te hevig koortsachtig verlangen
om zijn schat te beschouwen, d|an dat hij den nacht had kunnen afwach
ten. Zijn hart trok hem naar zijn afgod. Hij stak den sleutel in het
slot, de deur draaide op haar hengsels en de arme Job trad de 'kamer
binnenweldra was hij onder de macht van zijn vreeselijken hartstocht.
Het goud bracht helderheid in zijn oogen en een rilling van genot in
zijn zenuwen. Zijn hart, ongevoelig voor elk levend, wezen, sloeg met-
dubbele slagen voor het koude metaal. Zijn gelaat schitterde toen hij
zijn cassette opende en zij-n vingers woelden met een genoegen dat aan
waanzin grensde, in de rollen goudstukken. Een voor een zette hij ze
op de tafel om ze met een buitengewone nauwkeurigheid zeer langzaam
te tellen. In verschillende zakken had hij goudstukken van ,alle soort,
uit allerlei vreemde landen. Wat een geluk ze te tellen en het aantal
met zijn berekeningen te vergelijken.
Deze sombere kamer, waar de zon nooit doordrong, was verlicht dooi
de heldere stralen eener sterke ^amp, de eenige weelde, die de
gierigaard zich veroorloofde. Hij had een helder licht noodig om zijn
.goudstukken in de geringste onderdeelen te kunnen beschouwen.
Als hij zijn stapeltjes had gemaakt en nog eens gemaakt, geteld en
nog eens geteld, vloog er een glimlach van voldoening -over zijn gelaat.
Zijn handen beefd-en van genot. Door -welke -ontberingen, door welke
spaarzaamheid, door welk voortdurend bijeenschrapen had hij dit
fortuin bijeengebracht! En nog was hij er steeds op uit grooter spaar
zaamheid te oefenen, meer ontberingen te bedenken. Zijn maaltijden
wérden steeds armoediger, zijn kleederen meer en meer kaal en afge
dragen; de armen joeg hij o-nmeedoogend van zijn deur. Alle middelen
waren hem goed, als ze zijn schatten maar deden toenemen.
(Wordt vervolgd).
Met begeerige oogen verslond de oude gierigaard als het ware zijn
schat.