^Tweede Blad, behoorendê
ibij De Leidsche Courant van
Zaterdag 14 Oct. no. 614.
De Week
in het Buitenland.
Nu begint het me werkelijk zoo te wor-
den, dat ik nauwelijks een glimlach be-
fdwingen kan als ik over de oorlog tus-
tchcn Italië en Turkije spreken moett,
of zelfs de woorden maar neerschrijf.
^Oorlog, 't Heeft er even weinig van, als
'ftoen wij in onze jeugd soldaatje speel
den dan ook zwaaiden we met onze
fiouten sabels, riepen hoera en'maakten
kabaal... en hoogstens liep er een 'n
•bloedneus op. Ook nu vrees el ijk kabaal
'jn Italië. Gloria, victoria. De hertog
'der Abruzzen versloeg de Turksche
vloot bij Prevesa. De vlootdivisie aan
de Afrikaansche kust bombardeerde Tri-
;.jpoli-s, dat bezet werd zonder verliezen
'van hun kant. Een nachtelijke aanval op
iTripolis werd bij de waterputten van
lBoemiliana afgeslagen, enz. enz. Prach
tige berichten, die de vaderlandslievende
harten der Italianen sneller doen klop
pen en hen in een overwinlningsvreug-
'deroes brengen. Op den keper be
schouwd, blijken ze echter nogal opge
schroefd te zijn. De zeeslag bij Prevesa
bepaalde zich bij het in den grond bo
ren van een Turksch schip, dat geen
tegenschot loste, terwijl zijn makker van
schrik op de kust liep. De bezetting van
Tripolis ging zoo gemakkelijk, omdat
het kleine Turksche garnizoen bevel had
gekregen, terug te trekken naar het
binnenland, om de guerilla te gaan be-
ginnen. Maar dan de nachtelijke aanval,
't Is vermakelijk om hiervan de Italiaan-
sche lezing te hooien. „Toen de aan
voerder der landingstroepen van het na
deren van den vijand onderricht was, liet
hij zijn soldaten in de loopgraven stel
ling nemen, De vijand liet men tot op*
honderd meter naderen, waarna men hem
met salvovuur ontving. Iedere soldaat
verschoot 120 patronen. De vijand had
■3 dooden en 1 gewonde." Wat weer
eens wijst op de groote trefkans in tijd
van oorlog. Dat geeft den braven bur
ger moed voor het geval hij ook' in 't
vuur moet, 12000 schoten en 4 treffers.
Neen het is geen bloedige oorlog. God
dank. Maar glorie brengt hij den Itali
aan, tenminste in eigen oogen. En nu
\vil hij Tripolis zoo spoedig mogelijk
de zegeningen der beschaving gaan brein-
gen. Men broeit in Rome al op kolonisa
tieplannen, aanleg van spoorwegen en
waterwerken, waarbij men opmerkt dat
de Italianen de beste waterbouwkundige
ingenieurs zijn (o, arm Holland) enz.
En de Turk blijft heel kalm zitten, ver-
verroert geen vin. Ik heb warempel nog
nooit zoo'n raren snoeshaan gezien, als
de sultan van Turkije. Tripolis wordffc
bezet; hij geeft zijn troepen bevel zon
der slag of stoot heen te gaan. Sche
pen worden in den grond geboord;!
hij vraagt interventie, ten derde male?, aan
de mogendheden. De opstandelingen uit
Jemen en Assyr, die hein de handen vol
gaven, sluiten vrede met hem en willen
mee een flinke troepenmacht naar Tri
polis gaan om den Italiaan te verjagen.
„Neen dank' u, ik vind het heel aardig,
maar wacht nog een poosje".
't Is voor de Turken, als er nog een
greintje Janitsarenbloed in zit, om uit
hun vel te springen en het zou geen won
der zijn als het gevolg van dit akelig
geteut en geduldig trappen verdragen
was een oproer, als nu weer China teis
tert. 't Is daar zooals we vernamen, ook
weer plotseling opgelaaid en wel om een
zeer singuliere reden.
Voor .eenige jaren gaf de Chineesche
regeering aan de provinciën Hoenai en
Setsjoean toestemming om zonder hulp
van vreemd kapitaal spoorlijnen aan te
leggen. Het volk was zeer enthousiast
tengevolge van dit naar aanleiding van
een provinciale anti-vreemdelingenbewe
ging genomen besluit en iedere bewo
ner der provincie wilde een paar aan
deeltjes hebben. Het geld vloeide toe
en verdween in de beurzen der mandarij
nen. Vóór dat nog een rail gelegd was,
waren de bijeengebrachte tien miliioen
verdwenen. Toen ging men maar, om
dat de spoorweg toch gelegd moest wor
den, over tot andere middelen om geld
ervoor te krijgenspeciale belastingen
en invoerrechten. De aandeelhouders be
taalden gewillig de belastingen om toch
eindelijk hun spoor eens te zien rijden,
en, wat meer zegt, dividend te trekken.
Edoch, ook dit geld verdween in rub
berspeculaties, waartoe de administra
teurs van den.spoorweg zich hadden la
ten verleiden. Toen greep de regeering
in en vernietigde de concessies der pro
vincies, om zelf den aanleg ter hand te
nemen. Maar dat was niet naar de zin
der bevolking. Zij gingen protesteeren
en zeidenals het niet goedschiks kan,
dan maar kwaadschiks. En ziedaar, de
revolutie in vollen gang. Natuurlijk
wordt hieruit munt geslagen door de te
genstanders der Mandsjoe-lynastie, waar
tegen dan ook nu de revolutie gericht
heet. Een proclamatie in dien geest is
onder het volk verspreid, welke tevens
verbiedt een haar van h<t hoofd der
vreemdelingen te krenkeï. 't Is echter
de vraag of in en hi eraan zich houden
zal, want het eerste wat men in China in
den regel ziet gebeuren, is, dat men die
gehate Westerlingen naar de andere we
reld helpt. En natuurlijk komen daarvoor
het eerst in aanmerking de missionaris
sen. Hopen we dus dat niet alleen de
Chineesche regeering, maar ook de E.uro-
peesche mogendheden, die belangen bij
den gang van zaken in China hebben, een
waakzaam oog in het zeil houden. V.
s
Weekpraatje.
Ofschoon de herfst eigenlijk nog maar
drie weken in het land is, kunnen we
toch reeds {aan zeggen, dat liet winter
seizoen god en wel zijntrede gedaan
heeft. Al wilen we er misschien nog niet
erg aan gtöQveu, toch wordt het ons
duidelijk g^ëgd door de guurheid van
het weer. Ve willen dit laatste wellicht
niet weten lcachelstoken immers vindt
men, zoolng we nog geen November
schrijven, verbodige weelde, maar dan
komen de lange avonden het ons nog
eens berillen en opnieuw op het hart
drukkendenk er aan, het is whiter.
Ook de aonden die georganiseerd wor
den zi mogen gezellig of ongezellig
zijn devergaderingen die men belegt,
de uitvoengen, die men geeft, dit alles
wijst er p, dat koning Winter op z'n
minst geomen aan de deur klopt, of
zijn voet» reeds op den drempel gezet
heeft.
Een pizenswaardige gewoonte is het
van vele ereenigingen om te zorgen dat
tenminste eenige of meerdere avonden
in den Winter onderling gezellig worden
doorgebracht, hetzij dö'or het geven van
uitvoeringen of door het doen houden
van nuttige lezingen, prijzenswaardiger
nog is het, waar door zoovele vereeni-
gingen ook voor niet-leden de gelegen
heid wordt opengesteld om zulke avon
den te midden van de eigenlijke leden
gepast door te brengen.
Nogmaals, .we vinden zulke pogingen
uitermate pr^jzenswaardig, doch jammer
is, dat we er hier moeten bijvoegen, dat
dikwijls alleen de poging om de
menschen een genoegen te verschaffen
prijzenswaardig is, want dikwijls gebeurt
het dat de avond zelf aan de aanwezigen
meer verveling dan genoegen bezorgt.
Sommige personen of zelfs heele veree-
nigingen schijnen van de meening uit te
gaan, dat elke z.g. genoegelijke of nuttige
avond, die ze organiseeren ook werkelijk
aan de aanwezigen genoegen of nut ver
schaft. Ik wil hiermee niet zeggen dat het
voor hen zoo gemakkelijk zou zijn om of
door de keus van een ander onderwerp
of tooneelstuk, of door de keus van
andere sprekers of acteurs de gezelligheid
of nuttigheid van den avond te verhoogen.
Maar toch mogen de betrokken vereeni-
gingen wel goed uit de oogen zien en
nagaan of de onderwerpen of stukken wel
in den smaak van het publiek vallen.
Dikwijls wordt'er gezegd (vooral met het
oog op den minder ontwikkelden man)
Dat is mooi genoeg, veel knaleffect en
lawaai valt wel in goede aarde. Maar
och, dat valt dikwijls zoo leelijk tegen,
er zijn er een paar die het mooi gevonden
hebben, maar velen hebben het leelijke
van al dien bombast ingezien. Ze hebben
zich 's avonds verveeld en het gevolg is,
dat ze een volgende maal weg blijven
tot minder groote lof natuurlijk van de
betrokken vereeniging. En een enkele
maal gebeurt het, dat verdere uitvoe
ringen van zulke vereenigingen voorgoed
in discrediet staan, al zijn ze dan mis
schien een haartje beter dan de vorige.
Ook in ons b'.ad konden we gisteren
de mededeeüng vinden, dat in het nabu
rige Frankrijk overleden is een man aan
wiens nagedachtenis de meeste bladen
een woord van hulde hebben gebracht.
Dit echter alleen zou me er nog niet toe
gebracht hebben om ook hier aan de
nagedachtenis van dien man eenige woor
den te wijden, maar ook in ons land is
zijn naam in vele, vooral in Katholieke
kringen ee« bekende naam gejworden.
Generaal de Charette was een zouaaf,
iemand die zijn leven veil had voor het
Erfgoed van St. Pterus, die met krachtige
hand tegen dé overweldiging-van de Pie-
monteezen gestreden heeft, maar helaas
zonder succes. Generaal de Charette was
een echt royalist, met dezelfde gevoelens
waarmede zijn grootvader bezield was,
toen deze in de Vendée voor zijn Koning
streed, met diezelfde gévoelens was -de
kleinzoon Athanase deChareite bezield bij
de behartiging van de belangen van het
Koningschap. Steeds nog hoopte hij dat
eenmaal een afstammeling van de roem
rijke Bourbons op den troon van Frank
rijk zou plaats nemen.
Een der bladen, die zijn leven her
denkt, noemt hem een „held", een „idea
list."
Een held, een iedalist was hij. Dit ge
tuigen de bladzijden uit de geschiedenis
van den strijd, dien de Italiaansche over
weldigers tegen Rome voerden. Wonde
ren van dapperheid verrichtte hij bij de
verdediging van Rome, en tot het uiter
ste heeft hij sfand gehouden, ofschoon
hij zeer goed wist, dat de zaak, waarvoor
hij streed, hopeloos was. Doch zijn zaak
was de zaak des Pausen, de zaak van
God, het was een rechtvaardige zaak.
Steeds tot aan zijn dood toe droeg -hij
rouw over de schandelijke overweldiging
van Rome door den Piëmontees. Doch
hij treurde niet hopeloos, hij hoopte op
Gods rechtvaardige hand, Die het on
recht niet ongewroken laat.
In dezen tijd, waarin we zoovele treu
rige voorbeelden zien van ongehoorzaam
heid aan den H. Stoel, past het ook op
zulke schoone figuren te wijzen, die man
nen waren door de reuzenkracht, die op
verschillend gebied van hen uitging, maar
die zich ook kinderen toonden, waar het
gold de gehoorzaamheid aan Christus'
plaatsbekleeder op aarde.
Dikwijls is generaal de Charette voor
nemens geweest de oude Nederlandsche
zouaven te bezoeken, doch telkens werd
hij door omstandigheden weerhouden.
Ook dit jaar was hij van plan naar Ne
derland te komen, doch het heeft niet mo
gen zijn. Moge hij echter reeds met de
velen met wie hij voor Christus' belan
gen gestreden heeft, de eeuwige over
winning vieren. STAN.
Gemeenteraad van Noordwijk.
Vergadering van gisteravond.
Voorzitter Jhr. W. C. van Panhuys,
burgemeester.
Aanwezig 11 leden. Afwezig de heeren
W. N. Alkemade en C. W. Alkemade.
De Voorzitter opent de vergade
ring en herinnert aan den geweldigen
storm van 30 September. Tot dusver is
slechts van een ongeluk vernomen. God
geve, als de vloot thuis komt, dat de ge
zinnen gespaard zijn gebleven.
Ingekomen zijn de volgende stukken
Dispositie van Ged. Staten, ten geleide
van goedgekeurde raadsbesluiten.
Verzoek van L. Alkemade e.a. om het
Kerkhofpad te bestraten. Gesteld in han
den van B. en W. om praeadvies.
Verzoek van Gasthuismeesteren te
Noordwijk aan Zee om Joh. v. d. Deijl
te mogen opnemen.
Hierover zal worden beslist in een vol
gende vergadering.
Schrijven van Ged. Staten inzake be-
lastingverordeningen, die zijn goedge
keurd tot 1 Januari 1912. Daar dit stuk
de verordening op het schoolgeld herha-
lingsonderwijs betreft en er geen reden
tot wijziging bestaat, wordt zij opnieuw
behoudens enkele redactie verbeteringen
goedgekeurd.
Verzoek van H. j. Sweers om deOos-
terstraat te verlichten zoo mogelijk voor
den a.s. winter. Daar een voorstel bin
nenkort te verwachten is, wordt het adres
aangehouden, nadat de lieer van Bee-
len bepleit heeft inwilliging van het ver
zoek en de Voorzitter heeft medege
deeld dat er een overeenkomst zal ont
worpen worden voor bestrating, verlich
ting en rioleering tegelijk.
Adres van Th. Sarter en 510 anderen,
houdende betuiging van adhaesie en goed
keuring inzake de houding van dr. Kervel
en de meerderheid van den raad in de
zitting van 5 September.
De heer Verloop geeft zijn afkeuring
te kennen over de houding van dr. Ker
vel en wethouder v. d. Meer in bedoelde
zitting. Hij zoekt tevergeefs een streven
van het ophouden van 's raads waardig
heid bij genoemde heeren, die willen dat
HET EI.
Toen de familie Van Putten „beneden"
ging wonen en een tuintje kreeg vai'
vijf meter bij zeven meter, toen zouden
ze kippen gaan houden. Het was, zoo
lang dat ze getrouwd waren, altijd al een
van hun idealen geweest, omdat mevrouw
versche eitjes zoo noodig had en mijn
heer van versche eitjes zoo hieldmaar
de omstandigheden hadden het al de
veertien jaren van hun echtelijk leven
zoo ingepikt, dat ze bij iedere verhuize-
rij telkens weer terecht kwamen op een
„boven"huis. Nu zijn er wel menschen,
die kippen houden op zolder, maar daar
voor moet je een heel enthousiaste kip
maniak' zijn, anders vindt je 't onfrisch
en bezwaarlijk.
Enfin, zij woonden nu benedein, en in
den tuin werd een oude vliegenkast in
gericht tot kippenwoning. Een loopje
[werd er bijgegaast en vooral werden
zorgvuldig in de vliegenkast, ik wil zeg
gen in 't leghok, een viertal nesten ge
maakt, waar de kippen hun deposito's
veilig aan zouden kunnen toevertrouwen.
/Sigarenkistjes met stroo bekleed bewe
zen daarvoor uitnemende diensten. In
ieder sigarenkistje, in ieder nest, werd
een steenen ei gelegd, wat de 'kippen
onweerstaanbaar schijnt te prikkelen er
nog eeii bij te leggen een nietsteeneir
en wat hun tevens leert de eieren niet
zelf op te eten, omdat ze (de kippen) er
voor het pleizier van de menschen zijn.
Bovendien voerde een gemakkelijk lad
dertje naar ieder sigaren.... naar ieder
nest.
Toen dit alles klaar was begonnen de
Van Putten's er over te denken de kip
pen aan te schaffen.
Op een Vrijdagmorgen ging de heer
Van Putten met den kleinen Frits die
voor deze eenmaal-in-je-leven gebeuren
de zending uit school mocht blijven pa
vond 't een beetje eng heelemaal alleen
een levende kip aan te pakken en te be
handelen op dien Vrijdagmorgen
-in October gingen vader en zoon ge
wichtig naar de markt om kippen te koo-
pen. Zezochten lang en vonden ten!
slotte e< mand met op 't oog heele
mooie, j«ge kippen.
Pa de< of hij erg veel verstand er van
had en oeg aan 't boertje dat er bij
stond„ijn dat jonge kippen, vriend
„Dat 1 waar wezen meneer, 't ben
nen allnaal hennen van Augustus,
Augustlïineke's."
„Wats 't voor een ras?"
Pa hkte neer bij de mand, bang dat
hij er ei zou moeten bevoelen.
„Holndssheboerenkiepe, meneer, ge
wone lerenkiepedie tieren toch op
den du 't beste in onze luchtsteek. Ja,
bekijk ze inaar gerust eens" hij haal
de een eest schreeuwend uit de mand,
dat deïeren eraf vlogen.
„Laahem maar," zei mijnheer. „Ik
kan zpook wel zien."
De feren kónden zoo wreed zijn.
De Topman kneep de kip in den buik
„Jongrieesch, allemaal mooi jong
vleesclls 't om te braaien, meneer?"
„Ne, waarlijk niet. 't Is voor de ren."
,jZo< Nou maar dan kan 'k ze oe
rccomindeeren, hoor. Omi op te eten
benne:e ook heerlijk malsch als boter,
'k! heler gisteren nog twee -bij Van
Briemverkocht. Maar voor de leg...
Er zi.geen beter legkiepe als deel'1.
Ze baen van Augustus of ende Juli,
daar I 'k' af zijn..."
Er d zich een oploop om hen heen
verzaüd. Mijnheer an Putten voelde
zich vegen met zijn gewichtigheid. Een
k\vaj([en uit den groep schreeuwde:
„Driear geleden," en zette het op
een Ipen.
Mijeer Van Putten voelde een klein
beetjipijt, dat hij toch maar niet het:
aanbevan een vriend, die er verstand
van lihad aangenomen om hem ze te
laten o'pen.
«peggen nou al," ging de boer
voort.k heb dagen gehad, dat er twee
eiers en, meneer, zoo waar as ik hier
sta. ben er van morgen vroeg meef
uit 'toi gekomen, 't bennen Gooische
kiepeieneer en onderweg heb ik van
de a< kiepe.... zonder liegen ;even
eiers kunnen apen.r Ik heb ze dadelijk
verkocht bij Van Briene, voor zes cente 't
stuk, de eiers."
„En wat kosten deze kippen?"
„Wil oe ze meenemen alle acht voor
'n tientje?"
„Met de mand erbij?" vroeg mijnheer,
die zich al met acht kippen zag thuis
komen.
„'Neen, meneer, da nie. Maar ik' zal
ze bij oe thuis brengen."
Mijnheer, deels om yan de menschen
af te zijn, die ook hoe langer hoe meer
op zijn gewichtigheid indrongen, maar
ook voor een groot deel omdat 't toch
prachtige kippen waren, die kolossaal
schenen te leggen, een waar koopje
sloeg toe voor het stelletje.
Zoo kwam de familie Van Putten aan
haar eerste stel hennen.
Dien middag stonden mijnheer en me
vrouw en Fritsje aanhoudend voor 't
rennetje, en als er een v<an de voige(ls
naar binnen ging en gen beetje lanlg
wegbleef, werden onmiddellijk de siga
renkistjes geïnspecteerd. Maar geen ei.
Toen lieten ze de gevleugelde vrien
den gaan slapen. En den volgenden mor
gen lag er nog geen ?cht ei.
Alles went. Toen de beesten in acht
dagen geen ei hadden gelegd, wist de
familie niet beter of 't hoorde zoo. De
kanarie in de huiskamer legde ook nooit
eieren. Toch, toen de vriend van de kip-
penkennis eens kwam, namen ze hem
mee naar de ren.
„Prachtige diertjes," zei deze. ,,'t Zijn
leghorn's."
„ja hou jij ons maar voor den gek."
„'Nee, waarlijk hoor. Hoe oud zijn
die?"
„!Nu, dat vragen wij jou. Drie jaar?"
De vriend schaterde het uit.
„Jij bént ook kippenhouder. Als ze drie
maanden zijn is 't mooi. Me kop eraf, als
er 'n maand bij klomt."
„En wanneer gaan ze dan 'leggen?"
„Met Januari, Februari, kerel, op zijn
vroegst."
'Na dien tijd voerden 2e 3e beesten
extra goed, keke^i ze minder iri de si
garenkistjes. Zoo naderde November, en
die maand de tiendede verjaardag van
mevouw van Putten
„Dat zou vreeselijk' aardig zijn," medi
teerde mijnheer, die nog altijd een flau
we hoop had dat de kippenvriend zich
vergist zou hebben, „als we op jouw ver
jaardag 't eerste eitje hadden."
„Ik zou 't als goed voorteeken be
schouwen," beaamde zijn vrouw.
Fritsje zat daarbij, en In Fritsje's'
brein rijpte een idee.
En jawel, toen mijnheer den tienden
November 's morgens, nog vroeger dan
anders, ging kijken.... lag er een ei.
't Was een prachtig groot, rose ei. De
kippen liepen net of er niets gebeurd
was.
En mijnheer holde den tuin van vijf bij
zeven door, het ei in de hand.
Het ei werd zorgvuldig gekookt, en
met een toepasselijk woordje werd het
ontbijt in de feestelijk versierde dop van
de jarige geplaatst. Wat vreeselijk aar
dig van die kippen, om juist op dezen
dag.... Nu zouden ze ook wel gauw alle
maal beginnen, en konden pa en Fritsje
ook versche eitjes eten niettegenstaande
den kippenkenner. Mevrouw zat met tra
nen van aandoening in' de oogen voor
het ei. Fritsje glom.
„'t Is haast zonde om 't open te bre
ken," zei de jarige, zenuwachtig met
haar mes manoeuvreerend. „We moesten
't egeinlijk bewaren. Juist op dezen dag.
Je zou zeggen, hoe weet ie het?"
„'Nee, vrouwtje," drong mijnheer Jief
(zijn vrouw was maar eens in 't jaar
jarig.) „Dat moet jij nou opeten. Dat is
nou voor jou, omdat je jarig bent."
„'Nu, dan zal ik het doen," zei me
vrouw. „Maar jullie ook een stukje ervan
pa, Frits."
En na zich de oogen afgewischt te
hebben, sloeg ze met een raken zwaai
van 't mes, in eens handig het kopje
van 't ei af. Toen... maar opeens haalde
ze den net opgeborgen zakdoek weer
terug... keek van 't ei naar haar man van
haar man naar voldoening-glitmmend
Fritsje van Fritsje weer naar 't ei...
anderen die waardigheid hoog houden.
Spr. hoopt dat dit korte eerste woord
zal bijdragen om de waardigheid te her
stellen.
De heer Kervel zet nog eens uiteen,-
waarom hij gezegd heeft, dat de waardig
heid van den Raad is aangetast. De ver
ordeningen genomen door den Raad be*
hooren gehandhaafd te blijven. Spr. heeft
zijn uiterste best gedaan om de meest mo
gelijke hoffelijkheid voor den burgemees
ter aan den dag te leggen. Spr. heeft
slechts feiten geconstateerd en den
burgemeester verzocht zijn houding te
motiveeren. Spr. verzoekt den heer Ver
loop passages uit zijn rede te noemen,
waaruit de onwaardigheid blijkt.
De heer Verloop zou het beter go-
vonden hebben, als dr. Kervel den bur
gemeester onder vier oogen had mee
gedeeld, wat hij hem thans in het open
baar zeide.
De heer Kervel zegt, dat uit dit feit
niet blijkt, dat hij onwaardig is opgetre
den. Spr. is bereid zijn rede aan Tiet oor
deel van eene commissie van hoogstaande
mannen te onderwerpen om uit te maken
of spr. in zijn vorm onwaardig is ge
weest. Spreker is bereid bij de uit
spraak te zijne ongunste zijn excu
ses over den vorm aan te bieden
mits de heer Verloop in het tegenoverge
stelde geval hetzelfde doet. Het debat
wordt door den Voorzitter gesloten.
Adres van L. van Beveren en 402 ande
ren, houdend protest tegen het optreden
van dr. Kervel en wethouder v. d. Meer
in de laatste raadszitting.
De heer Kervel herhaalt zijn boven
bedoeld voorstel, en verzoekt te motivee
ren waarom hij onwaardig was. De
Voorzitter zegt, bij punt 7 nader op
de quaestie te zullen terug komen. Wet
houder v. d. Meer zegt dat hij zich ook
niet bewust is onwaardig in zijn optreden
te zijn geweest, al deed het spr. leed te
moeten zeggen, wat hij gezegd heeft.
Goedgekeurd wordt een regeling van
uitgaven ten bedrage van f 522.30, na een
opmerking van wethouder v. d. Meer
over de kosten van opruiming van de pa
len op het sirand, die niet op de betrok
kenen zijn verhaald. De Voorzitter
antwoordt, dat de gemeentewet in deze
een facultatief voorschrift geeft.
Ter sprake komt het bouwplan politie
bureau, waarover de heer Kervel het
woord voert en vraagt of het nieuwe ge
bouw niet beter twee verdiepingen kan
worden gegeven om er ook ruimie te ma
ken voor het bureau van gemeentewerken
dan wel den gemeente-opzichter een ver
goeding toe te kennen, waarvoor hij daiv
een kamer in zijn eigen huis voor burcai
inricht. Wethouder Alkemade zet uit
een, dat voor de teekenschool, ook ont
worpen in het bouwplan - politiebureau,
twee lokalen noodig zijn. Daardoor verviel
het bureau van gemeentewerken en werd
het plan geopperd een apart gebouwtje
in de nabijheid van het raadhuis te stich
ten. B. en W. willen dus het bureau uit
schakelen. De heer Kervel zegt, dat
een aanbouw van het Raadhuis altijd een
„puist" blijft, al is het een fraaie puist.
Spr. vreest bovendien, dat het nogal kost
baar zal zijn. De Voorzitter zegt dat
B. en W. aangaande het bureau voor ge
meentewerken plannen overwegen. Na
nog eenige discussie wordt het voorstel
van B. en W. goedgekeurd.
Thans komt aan de orde de aanwij
zing van een rechtsgeleerde inzake pro
cedure Huis ter Duin, die de gemeente,
naar aanleiding van de strandquaestie
„Wat is er?" vroeg mijnheer ongerust.
In zijn neusgaten drong een penetrante
geur.
„Wat is er?" vroeg Fritsje van kleur
verschietend.
„Maar... maar..." zei mevrouw stotte
rend van ontzetting, „dat ei stinkt... dat
ei is niet versch. Man zouden onze kip*
pen...
„Geen versche eieren leggen? Onmo
gelijk."
„Maar ruik dan zelf."
„Ja, ja, ik ruik genoeg. Laat 't maat
gauw wegnemen."
„Als dat nu maar geen slecht voortee
ken is."
„Kom, ben je mal, drink' een slokje
warme thee. Neem 'n sneetje koek...
Frits, wat is er, jongen
Frits was opeens met zijn hoofd voor
over op tafel gevallen het gezicht in zijn
armen, en snikte het nu uit.
„Pa, maatje neem me niet kwalijk1.
U hadt zoo graag, dat de kippen van
daag 't eerste ei leiën. Nou, daar zou toch
niets van komen, dat zag ik wel aanko
men, als ik ze niet een handje hielp."
Mijnheer en mevrouw keken elkaar
ontzet aan. j
„Ja, pa, moetoen heb ik' 'n .ei ge
kocht, op den hoek hier voor vier centen
en dat heb ik van morgen stiekum in 't
hok gelegd.
De anderen proestten het uit.
„Maar dwaze jongen," zei mevrouw,
„daar moet je niet om huilen, dat vind ik1
vreeeslijk aardig van je. Dus jij was 't
eigenlijk en niet de kip die de atten
tie...
„Ja. Maar ik' dacht er niet aan, dat 't
bedorven kón zijij."
„'Neen, natuurlijk niet. Je bent een lie
ve jongen. Kom hier, dan krijg je een
zoen van me."
„En rekent d' uitslag niet, maar telt
het doel alleen" citeerde vader.
Acht dagen later begon de eerste Idp
te kraaien. „Tel.v