Uit de Pers. Aymar. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courantvan Vrijdag 29 Sept. no. 601. Daar moet het heen Onder dit opschrift vraagt de „O e 1- derlander" zich af of het in het voordeel is van een land zijn grenzen open te houden, wanneer alle landen daar rondom heen hun grenzen sluiten, ïfiet blad merkt o.a. op Had men in alle landen den handel vrij gelaten, dan zouden zich in elki land de meest geëigende productievor men hebben ontwikkeld, en zouden ook de prijzen voor alle waren niet veel hooger zijn, dan waarvoor het land, dat de meest gunstige condities biedt, ze leveren kan. Maar we staan nu eenmaal voor het feit, al is het dan ook een betreurens waardig feit, dat andere landen hun gren zen voor vreemde waar gesloten hou den, opdat in het eigen land de pro ductie van die waar tot hooger bfoei kome, zij het dan gedeeltelijk ten koste van zijn bewoners. .Moeten we dan maar stil toezien, dat men voor ons de grenzen sluit, de gun stige condities van ons land dus neutra liseert, terwijl inzake datgene, waarin wij in een minder gunstige conditie ver- kecien, ons land met vreemde waar wordt overstroomd? Hier moeten ook wij neutraliseeren, wil niet ons laud door steeds grooter in voer in steedis kleiner uitvoer aldoor armer worden. Wij moeten desnoods van andere lan den concessies kunnen afdwingen, waar door onze gunstiger condities tegenover het buitenland weer tot haar recht ko men. In Duitschland heeft men daarop reeds gewezen. Uit Wurtenibergsche iiidus- trieele kringen wordt volgens het „Han delsblad" aan de te Berlijn verschijnen de „Deutsche Export Revue" geschre ven, dat de industrie zich in dat ko ninkrijk ernstig bedreigd voelt door de voorgenomen tariefhervorming in Ne derland. Nu vinden we het wel eigenaardig dat bericht in het liberale „Handelsblad" te lezen. Immers die industrieele Wur tenibergsche kringen zien als redmiddel aan niet het nemen van „tegenmaatrege len, die niet eens stellig succes belo- •loven", maar „een druk uit te oefenen, bij het afsluiten van een nieuw handels verdrag concessies te doen aan Neder land, vooral ten opzichte van de talcküi van industrie, die den invloed van de verhoogde tarieven zullen gevoelen". Ncderlandsche landbouwproducten in jDuitschland zwaar belasten gaat niet die maatregel zou voor Duitschland zelf veel te nadeelig zijn, een versterking be ttekenen van de agrarische politiek. Laten ageeren tegen de tariefwet zal de Wurtembergsche industrieelen erkennen het eerlijk in Nederland niet een komsich gebaar worden begroet immers die industrieelen maken zelf sterk propaganda voor de bescherming van hun nationale industrie. Wat blijft er dus over? Aan 'Nederland concessies doen. Zeg, Excellenties Kolkman en De Ma- rees van Swinderen, dit en dit en dat moogt gij allemaal vrij naar Duitschland invoeren, maar dan moet gij de invoer rechten opheffen voor deze producten van onzen kant. Nederland krijgt dus weer betreffen de die producten zijn oude bevoorrechte positie, die het door zijn gunstige lands- condities bezat. En daar moet het heen. Die positie kunnen wij terug krijgen wanneer andere staten hun natuurlijke bevoorrechte positie bedreigd zien, door dat wij ook onze grenzen sluiten. Komen zij dan om verlaging van in voerrecht en bij onzen Minister van Bui- tenlandschc Zaken aankloppen, dan zai het parool steeds zijn: „heel gaarnev maar voor wat, hoort wat". En zoo zal wat in ons land wordt geproduceerd, weer binnendringen daar waar het thans kunstmatig wordt ge weerd. De kiesrechtbluf der socialisten. De „Standaard" gaat voort de on geoorloofde bluf, waarmede de sociaal democraten op de 316.000 handtekenin gen van het volkspetitionnement pochen, nog meer af te takelen. Het blad schrijft: R Js bleek ons, dat tegenover hun 316.000 onzerzijds in 1878 stonden 460.869 en dat dit cijfer nog met 164.000 -l- 4210 moet vermeerderd worden, daar van de Roomschen alleen de gezinshoofden tee kenden, en 421 kerkeraden het gemeen schappelijk deden. Het totale cijfer voer 1878 klimt alzoa tot 638.079. Eens zoo hoog als dat der sociaal-democraten. Doch ook zoo zijn we er nog niet. Natuurlijk moet ook gelet op het ver schil in bevolking. Nu was de bevolking van ons land in 1878 nog niet hooger geklommen dan op vier millioen, terwijl dat cijfer thans 5.900.000 bedraagt, en dus dicht bij de zes millioen is. Om juist te cijferen, moet men dus ook dit zeer aanmerkelijk verschil in rekening brengen. Een derde stond men toen in bevolking lager dan nu. üe hebt dus bij hetgeen wij in 1878 haalden, één derde bij te voegen, om de cijfers voor juiste vergelijking vatbaar te maken. Nu is één derde van 638.079 gelijk aan 219.000. Voegen we nu dit cijfer bij de 638.079, dan komen we op 857.000. En tegenover dit cijfer staan dan de sociaal-democraten met 316.000; iets wat hun intusschen niet belet te roemen, dat huil cijfer liet hoogste cijfer is, dat ooit gehaald werd. Cijfers zijn onverbiddelijk en daarom is het zaak hen ditmaal precies na te rekenen. Nu komt hier nog dit verschil bij, dat onzerzijds in 1S78 niet anders is gedaan dan dat 4 dagen lang lijsten bij de boek- verkoopers ter teekening werden gelegd. Van ophalen van handteekeniugen was geen sprake. Iets wat dan staat tegenover de practijk der sociaaldemocraten, die maandenlang handteekeniugen aan de huizen ophaalden, vooral ook van vrou wen. Veilig kan dan ook gezegd, dat, zoo men alle gegevens, die hier de zaak be- heerschen, in rekening brengt, de sociaal democraten nog op geen derde van 1878 kwamen, en een pover denkbeeld gaven van de sympathie, die Tè bij het volk vonden. De „Gelderlander" wijsi op een andere zaak, nl. op de geldklopperij uit de zakken der arbeiders. Wij lezen: Er is voor het laatste gedeelte der actie dus maakt de penningmeester Van Kuykhoff bekend v e e 1, z e e r veel geld noodig geweest en nog noodig. Wat tot heden, als gevolg van den oproep, in de laatste weken is ingeko men, is totaal onvoldoende. Er moet dus geld binnenkomen! En dit, nadat de gekgemaakte arbeiders al zooveel hebben moeten dokken orn de demonstratie op te luisteren. Er waren er 20.000, uit alle hoeken van het land present, zoo wordt verzekerd. Aangeno men dat die, door elkaar genomen, daar maar een rijksdaalder aan hebben ge spendeerd en dat is geen kleinigheid van een werkmansweekloon dan is er op dien éénen Dinsdag voor een halve ton gouds door de arbeiders weggegooid. Letterlijk weggegooidwant de betoo ging diende tot niets. Vooreerst hadden zeker 99 van de 100 der betoogers de vrouwen natuurlijk er buiten gerekend het kiesrecht, waai om zij zich zoo druk maakten. En ten andere wisten zij heel goed, dat minister Heemskerk hun toch liet ajge- meen niannen-cn-vrouwenkiesrecht niet op eigen houtje bezorgen kon en er zich zelfs niet over kon uitspreken, nu elk oogenblik de staatscommissie voor het kiesrechtvraagstuk, waarvan hij voorzit ter is, met haar rapport kan voor den dag komen. AlLeu voor het pleizier van de socia-. lis...-.!.a leiders gaven de arbeiders dus nutteloos minstens een halve ton op één dag uit. En dat is nog lang niet vol doende; er moet volgens den penning meester nog heel wat geld bijeengebracht worden om de kosten goed te maken. De arbeiders zijn er goed voor. Wel jammert het „Volk" dag aan dag over de duurte en het gebrek, dat dientenge volge in de arbeiderskringen geleden wordt. Maar het vele, zeer vele geld, dat noodig is om een monster- betooging te bekostigen, kan er toch nog best van af. Och, och! wat laten die „bewuste" arbeiders zich van hun belangelooze lei ders toch nog onbewust afhalen! STATEN-GENERAAL. TWEEDË KAMER. Onteigeningen. Ingediend is bij de Tweede Kamer een wetsontwerp tot verklaring van het al gemeen nut der onteigening ten behoe ve van: le. een spoorweg van Burgh naar Brouwershaven 2e. verbetering in de ligging van den spoorweg van Brou wershaven naar Steenbergen. Ziekte- eii Radenwet. De wijzigingen ip her oncwerp-Ziekte- wet zijn hoofdzakelijk een uitwerking van het docr den Minister van Landbouw, Nijveiheid en Handel in de vergadering der Tweede Kamer van 28 Juni j.L toe gelichte denkbeeld, om in de regeling op tc nemen andere kassen dan die, be stuurd door de Raden van Arbeid. Van deze gelegenheid is gebruik ge maakt om ceiiige andere wijzigingen aan te brengen, waarvan de wenschelijkheid na de indiening van het ontwerp is ge bleken. Ariikel 2 zal in Verband daarmede nu luiden 1. Onder ziekenkas wordt verstaan de kas van een Raad van Arbeid, bestemd voor de verzekering van uitkeering van ziekengeld. 2. Onder plaatselijke kas wordt ver staan een door een Raad van Arbeid voor een deel van zijn gebied ingestelde kas voor de uitkeering van ziekengeld. 3. Onder bijzondere kas wordt ver staan iedere andere kas, waaruit zieken geld wordt uitgekeerd. 4. Onder ziekenfonds wordt verstaan een instelling voor de verzekering van geneeskundige hulp. 5. Onder geneeskundige hulp wordt de verstrekking van genees- en verband middelen begrepen. Uit de toelichting blijkt, dat de ver zekering wordt geacht altijd bij de zieken kas van den Raad van Arbeid te geschie den, al doet eene andere kas de uitkee ring. De bijzondere kas behoeft zich niet tot de uitkeering van ziekengeld te bepalen. Van de andere wijzigingen wordt het volgende aangestipt Hét tweede lid van art. 38 wordt ge lezen als volgt: Als geneeskundige hulp wordt niet beschouwd die, welke den verzekerde wordt verleend door een niet erkend ziekenfonds. Artikel 47 is mede gewijzigd, omdat de Minister is teruggekomen van het denkbeeld om den Raad van Arbeid vrij te laten de premiën groepsgewijze vast te stellen, overeenkomstig htt risico, dat iedere groep verzekerden oplevert. Zoo als het artikel nu luidt, mogen de pre miën alleen verschillen in verband met het ziektegevaar, dat (blijkens statistieke gegevens) aan de uitoefening van be paalde beroepen is verbonden. Daaruit volgt, dat met het verschil in leeftijd geen rekening mag worden ge houden. Artikel 68 gaf in zijn oorspronkelijker! vorm het recht op vrijwillige verzekering alleen aan hen, die onder de Ongevallen wet vallen. Ook de losse arbeiders, die niet onder genoemde wet vallen, behoo- ren zich te kunnen verzekeren. Het ar tikel is in dien zin aangevuld. Een nieuw artikel 771 is opgenomen, dat de mogelijkheid opent de decentra lisatie, waar gewenscht, nog verder door Morgen dus, hernam hij met schert sende stem, morgen zal dus Leopold Lavi- mart de loopbaan beginnen, waarvan zijn roem afhangt? Is de zaak geëvenredigd aan zijne bekwaamheid? Dat is te zeggen, ik heb in opdracht een armen drommel te verdedigen, die meer ongelukkig dan schuldig is, en die mij belang inboezemt. Men stelt altijd belang in zijn eersten cliënt. Morgen kom ik naar u luisteren, om te oordeelen over je welsprekendheid en om mij er van te overtuigen, of ge ook eens uwe bekwaamheden ten mijnen voordeele zoudt kunnen aanwenden. Leopold haalde even de schouders op. Het orkest roept je, komt ge? Neen. Scheelt er iets aan Ge hebt toch hoop ik, geen slechte tijdingen ontvangen omtrent de gezondheid van M. Koechler? Neen. Aymar, ik zou in uwe handelwijze slechts een gril zien, die weinig aandacht verdient, indien ik niet sinds eenig'en tijd in uw gedrag eene omkeering had ge merkt, waarover mijne vriendschap zich verontrust. Wat spreekt gij dwaas, mijn waarde Leopold! Het bal verveelt mij, ziedaar het gansche geheim van mijn gedrag, en gij zou,dt tevergee|s gen ander zoeken. de vocien, door b.v. voor een bepaalde gemeente eene plaatselijke commissie in te stellen, die de uitkeeringen admini streert. Doordat aan zulk een plaatselijke kas de premiën uitgekeerd worden, onder verplichting de uitkeering te verstrekken, die de Raad van Arbeid aan de andere verzekerden geeft, doch met vrijheid meer te geven, heeft zij denzelfden prikkel 'als de bijzondere kas voor een zuinig be heer, scherp toezicht enz. Volgens art. 80 eerste Jid en art. 81 kan de Raad van Arbeid zich belasten met de inning der ziekenfondspremie voor den verzekerde en diens gezin, of de premie voor den verzekerde, die onver mogend is,, aan dezen voor te schieten. Door aanvulling van beide artikelen is in deze richting een stap verder gegaan. Den Raad wordt nu ook de bevoegdheid gegeven de premie voor den tijd, dat ziekengeld wordt uitgekeerd, voor zijne rekening te nemen. In het ontwerp-Radenwet is de be langrijkste wijziging die van art. 31. Het nieuwe tweede lid voorziet de mogelijkheid van de instelling van al dan niet plaatselijke commissiën, met een be paald omschi eyen bevoegdheid, die onder verantwoordelijkheid van clen Raad van Arbeid door dezen met de uitvoering van zekere taak worden belast. Een toepas sing geeft het nieuw voorgestelde en hierboven vermelde art. 771 Ziektewet. Voorts is de benoembaarheid vau niet- leden van den Raad van Arbeid opge nomen en is vervallen het vereischte van gelijke vertegenwoordiging van werkge vers en arbeiders in de commissie. Contracten in lndië. De Minister van Koloniën heeft aan de Tweede Kamer doen toekomen af schriften van een tiental contracten met inlandsche vorsten in den Oost-Indischen Archipel, of daarmede gelijk te stellen stukken. Land- en Tuinbouw. Nederl. Boerenbond. In de vergadering van Woensdag avond sprak de heer Th. C. Wesselingh uit Hazerswoude over het mond- en klauwzeer. Spr. behandelde eerst de verschijnse len van het verloop der ziekte en gaf en kele nuttige wenken voor de verpleging van zieke dieren. Het toedienen van krachtvoer bij het begin der ziekte is beslist nadeelig, daar de ziekte meestal gepaard gaat met ontsteking der inge wanden waarop het slecht of niet ver teerde voedsel nadeelig werkt. Den die ren die blijken geven van hevige inwen dige stoornis diene men tijdig laxeer middelen toe waaronder in de eerste plaats gekookt lijnzaad. Tegen het klauw zeer en vooral ter voorkoming van de kwaadaardige klaüwzweren ontsmette men dagelijks de klauwen met een zeer sterke creoline. Mooier dan verpleging is evenwel voorkoming van de ziekte. Veel tong- blaar kon worden voorkomen, als de menschen goed wilden. Spr. heeft dikwijls zijn ergernis moe ten verkroppen. De boer doet niets, of zoo goed als niets, om eigen vee, veel minder om dat van anderen te vrijwaren. Zij doen te laat of in het geheel geen aangifte van het uitbreken der ziekte, als zij kans zien ongestraft te blijven. Men smaalt op veeartsen en burgemees ters die ambtshalve geroepen zijn de wet te handhaven en pocht erop als men die wet heeft ontdoken. Evenwei de boer, die op deze wijze de ziekte lachend binnenhaalt, verliest de achting van alle weldehkenden. Bij dit zedelijk verlies komt nog een stoffelijke schade, die spr. volgens een matige berekening voor onzen gehee- len veestapel becijfert op 33 millioen gulden. Na gewezen te hebben dat het mond- en klauwzeer een nationale ramp is, noemt spr. als he tbeste middel om de ziekte te voorkomen het bewerken van de boeren om hen van hun verfoeilijk stelsel af te brengen. Vee! kunnen de boe renbonden hiertoe bijdragen. Wij moe ten een onvermoeiden strijd voeren niet Het zij zoo, zeide Leopold weinig overtuigd. Hij wilde zich verwijderen, maar zijn vriend hield hem tegen. Kunt ge mij wat geld leenen? vroeg hij qp een toon, die een lichte verlegen heid verried, ik heb mijn portefeuille ver geten". De jeugdige advocaat bleef plotseling staan. Wilt gij spelen, Aymar, nooit heb ik geweten, dat gij dat gebrek bezat. En gij vindt, dat ik er toch genoeg had, zonder datOverigens, indien mijn verzoek u niet aanstaat, beschouw het dan als niet gedaan. Voor eenig antwoord reikte Leopold zijne portefeuille over aan zijn vriend, die ze na eenige aarzeling aannam. Gij weet hoeveel er in is? Leopold maakte eene ontkennende be weging en verwijderde zich aanstonds. Aymar Koechler volgde hem met de oogen, totdat hij onder de menigte dan sers verdwenen was, en die blik drukte eene bittere troosteloosheid uit. Er was een tijd, zeide hij zacht, dat ik was als hij, kalm van geest, zuiver van geweten, zonder wroeging over het verleden, zonder vrees voor de toekomst, terwijl nu Daarna voegde hij er in gedachten bij tegen de regeering, doch tegen de zóó gevreesde ziekte. De hulpmiddelen det regeering zijn uitstekende wapenen. Spr. hekelde de zucht om den wetge ver te verschalken en een hoogeren prijs voor zijn vee te behalen en om het be ter te weten dan de „geleerde heeren'4 en de wenken der economen niet op te volgen. Er zijn voorts boeren die zeg gen „de veeziekte is een straf Gods en de boer mag deze niet van zich afwen den. De conclusiën, door den inleider ge steld, vonden evenals de inleiding zelve veel bestrijding. De meeste sprekers wierpen de beschuldiging van den inlei der van zich af. dat de boef dikwijls zelf de oorzaak van de verbreiding van de ziekte is. De voorzitter meende den inleider te moeten ter hulp komen. Spr. gaf toe, dat de inleiding wel wat al te zwart wns! gekleurd, ofschoon hij erkende, dat de boer in het algemeen, als hij zelf dei ziekte onder zijn vee heeft, niet voldoen de tegen de verdere verspreiding waakt De conclusiën werden gewijzigd goed gekeurd. Zij zijn saam te vatten in de laatste: Dat de Regcering in ernstige overwe ging neme de bestaande wet in die mate te wijzigen, dat belemmering van bedrijf en handel tot het striktst -noodzakelijke! beperkt blijve en zich bovendien zooveel mogelijk de voorlichting, steun en mede werking van den landbouwer verzekere. Gistermorgen werden de beraadslagin gen hervat met een referaat van dert heer Th. Verheggen te Buggenum overt de Landverschaffing aan arbei ders en kleine boeren. Spr. betoogde daarbij, dat de Boeren bond op de eerste plaats in het belang! van de arbeiders, maar tevens in het belang van de boeren zelf, de pogingen ondersteunen, die het lot van de land arbeiders op geschikte wijze trachten te verbeteren. Na eenige discussies werden de vol gende conclusie vastgesteld: lo. Het verschaffen aan oppassende landarbeiders van eene passende wo ning met eenig land, bij voorkeur in eigendom, in die streken waar zij werk zaam zijn en waar een of ander niet on der geschikte voorwaarden is te verkrij gen, verdient aanbeveling. 2o. Het is niet minder wenschelijk oppassende kleine boeren te helden bj(. het verkrijgen, behouden en verbeteren van woning en akker. 3o. Ook wettelijke maatregelen tot bevordering van deze doeleinden dienen vanwege den Ned. Boerenbond te wor den gesteund. Hierna was aan de orde de bespre king over de I n v a 1 i cl i t e' i t s- en Ouder dom s- verzekering, waarover de heer F. H. van Wichen, lid van de Tweede Kamer, het woord voer de. Spr. begon met te zeggen, dat de aanleiding tot dit onderwerp was, het feit, dat het bestuur van den Ned. Boe renbond zich niet kan verecnigen met het wetsontwerp van Minister Talina. Spr. meent, dat dit ontwerp wel in het streven naar sociale rechtvaardigheid voorziet en dat het den arbeiders en boeren ten goede zal komen. Spr. wil dan ook geen afbrekende critiek uitoefe nen, doch alleen in het belang van dein: geheelen boerenstand een paar weuschen uiten, voor welker inhoud spr. naar de conclusies verwijst. Spr. wijst op de groote bezwaren voor het vinden van een goed systeem van verzekering en op de moeilijkheden om, het ieder naar den zin te maken, door dat er steeds politieke en principe-kwes ties aan verbonden zijn. Aan dit bezwaar heeft Minister Taltna goed weten te ontkomen. Toch heeft elke partij hare bezwaren of weuschen zoo ook de Boerenbond. Ofschoon spr. in het algemeen met het wetsont werp instemt, zou hij voor den boer gaar ne vrije verzekering zien, waarbij dan onder leiding van den Boerenbond ver- eenigingen zouden zijn op te richten. Spr. Terwijl alleen de kansen van het spel mij kunnen reddeu, komen ten laat ste nog deze nieuwe angsten mijn ziel kwellen Het onderhoud van Leopold Davimart met zijn vriend had hem bedroefd; hij dwaalde een half uur lang de zalen door, zonder uit de danseressen eene keuze te kunnen doen. Toen hij eindelijk een nog jeugdig meis je bemerkte, dat hij slechts ten halve ken de, en wier angstig gelaat verlatenheid verried, ging hij haar ten dans vragen. Na bekomen toestemming wilde Leo pold zich verwijderen, toen de moeder hem zeide Mijnheer Davimart, ik wijde u een dienst verzoeken. Nadat Leopold gebogen had, vervolgde de dame: Daar ik slechts de rol van toeschouw ster vervul, en dus alles kan waarnemen, wat er hier voorvalt, is het mij ojigcval- len, dat er zoo juist in de zaal eene on voorziene gebeurtenis heeft plaats gegre pen, die de gemoederen ernstig in beroe ring gebracht heeft. Men vormt groepen, men is opgewonden, men ondervraagt el kander met brandende nieuwsgierigheid. Heb medelijden met de mijne, en laat mij niet langer blootges Md aan die Tantalus kwelling. (Wordt vervolgd.) FEUILLETON. Naar het Fransch. X. EEN FEEST. In hét begin van den winter vau het jaar 184...., stroomde een sierlijk geklee- de menigte naar de zalen van het gouver nementsgebouw van Straatsburg. Het was omstreeks middernacht, dat het feest in vollen luister werd gevierd. Het orkest speelde zijn vroolijke, ineeslee- pende refreinen, het genoegen scheen de ze opgeruimde menigte in hóoge mate te bezielen. Eén gelaat echter wierp een donkere schaduw op dit tafereel: 't was een jonge ling van ongeveer vijf en twintig jaar, met eene flinke houding en een schrander uiterlijk. Reeds een kwartier ongeveer hield hij zich verscholen achter eene openslaande deur, stond volkomen onbewegelijk, ter wijl hij met verstrooiden blik de groepen volgde, die onophoudelijk heen en weder liepen. Om hem aan zijn verstrooidheid te ont rukken, naderde hem een jongeling met een zacht schertsende stem en stoorde hem in zijne overpeinzing. „Welnu, Aymar, zult ge mij eindelijk antwoorden?" zeide hij, na eenige ver- geefsche pogingen om de aandacht van den nadenkenden jonkman te trekken. „Wat scheelt u toch? waarom dat som ber voorkomen, dat u doet gelijken op een held van een tooneelstuk, die nadenkt over zijn misdaden? Waarom vind ik u hier in zoo'n droomerige houding, u, altijd zoo gevierd door de Straatburgsche jon gelingschap?" Maar het komt mij voor, dat gij zelf niet zeer verlangend zijt een werkzaam aandeel in dit feest te nemen, hernam op slecht gehumeurden toon diegene, wel ke Aymar had geroemd. O, ik, dat maakt een groot verschil, daar zal niemand spijt van hebben, ik kan ook nu eerst komen, den geheelen avond heb ik moeten besteden om te werken voor de zaak, die ik morgen bepleiten zal. Ik heb niet zooals gij, gelukkige sterve ling, de vrije beschikking over mijn tijd en het genoegen komt bij mij eerst op de tweede plaats. Toen Aymar hoorde, welke benaming hem door zijn vriend gegeven werd, lach te hij bitter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5