Uit de Pers. Johannes Freund. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 27 Sept. no. 599, De obstructie der sociaal-democraten in de Tweede Kamer. De voorvallen van verleden week' in de Tweede Kamer blijven in de pers van rechter- en linkerzijde het voorwerp van jlevendige besprekingen uitmaken. De liberale bladen blijven daarbij afkeuren, dat de rechterzijde aan mr. Troelstra wei gerde zijn voorstel in behandeling te ne men, alvorens dit voorstel in druk was verschenen. Men had althans de discus sies over dit punt willen toestaan. De „N. Rott. Ct." ging nog verder en zij schreef: „Men onthoudt aan de. minderheid het vrije woord, bloot omdat inen veronder stelt, dat hetgeen gezegd zal worden in strijd zal komen met hetgeen men zelf als juist erkend hebben wil." Onder het opschrift „Laster" komt de „N ederlander" tegen deze bewerin gen op, opmerkend, dat de liberalen >veer onder één deken liggen met de so cialisten en in het verdachtmaken van de motieven hunner tegenstanders. Met de socialisten hand aan hand gaan. Het éénige motief en het éénige oogmerk van het Karnerbesluit was, onmiddellijk' aan het sectie-onderzoek der begrootingen te kunnen beginnen en dit ongestoord zijn gang te kunnen laten gaan. Het besluit, Woensdag door de Ka mer genomen, had niets te maken met de kiesrechtkwestie; niets met de strek king welke men aan het adres van ant woord wilde geven niets met de be doeling waarmee het voorstel tot het zenden van een adres werd gedaan het beoogde niet, een bepaalde partij tot zwijgen te nopen, bepaalde beginselen onuitgesproken te laten, bepaalde wen- schen te smoren. Hoegenaamd niets van dit alles. Dit is al puur socialistisch verzinsel, door dc liberalen, met hun be kende vatbaarheid voor soc.-dein. sug gestie en hun bekend gemis aan weer standsvermogen tegen sociaal-democra tisch geschreeuw, op ergerlijke wijze overgenomen. 1 In een ander artikel betoogt de „Ne derlander" dat het doel van het adresvoorstel tweeërlei was: le. zelf gelegenheid te hebben het kiesrecht', raagstuk te bespreken 2e. een votum der Kamer uit te lokken. Tot het eerste staat bij hoofdstuk' 1 der Staats begroting de weg wagenwijd open. Het tweede is te bereiken door bij de behan deling van dat hoofdstuk een motie voor te stellen. Moties, in de begrotings weken aanhangig gemaakt, dienen vaak tot ontlasting van het debat door uitscha keling van een bepaald punt, ei] worden dan „op een later te bepalen dag" be- 'behandeld, d.w.z. onbepaald uitgesteld. Dit zou bij een motie als deze, die zich zou aansluiten bi' wat een kardinaal punt in het pojitieke debat zou zijn en wat dus tóch reeds in den hreede ter sprake zou komen, uiteraard niet het geval behoe ven ie zijn. Zulk een motie zou tege lijk met het algemeen débat behandeld kunnen worden en aan het ei i'd van dat debat in stemming gebracht. Noemenswaarde vertraging zou dit niet behoeven te geven. Voor een alge meen debat in het derde zittingsjaar be staat gewoonlijk niet veel stof. Toch stelt men er steeds prijs op, het te hou den en vervalt dan meestal in herha ling van wat reeds vorige jaren ge zegd is. Mocht door een ingediende mo tie een bepaald punt op den voorgrond treden, dan zou zulks waarschijnlijk' min der geschieden ten laste van den duur van het algemeen debat dan wel ten koste- van andere, reeds vaker b'espro- sprok'cn punten. De Haagsche briefschrijver van de „Tijd" wijdt zijn laatste brief geheel aan dit onderwerp. Wij ontleenen er het volgende aan Indien de socialisten tot heden toe zich steeds gedwee hadden onderwor pen aan het reglement van orde en met de overige leden der Kamer hadden me degewerkt om den geregelden gang van zaken te verzekeren, dan zou ervoor te zeggen zijn geweest, dat men, om hen ter wille te zijn, een paar dagen had zoek gebracht met een discussie over de vraag, of al Jan niet een adres van antwoord zou opgezonden worden. De zaken staan echter geheel anders. Men heeft hoevele malen reeds niet onder voorgaan van een zwakken pre sident, er aan toegegeven, zoodat het aardig erop begon te lijken, alsof de zeven heeren socialisten eigenlijk' .de baas zijn in de Kamer. Zij spreken, zoo veel zij willen, zoolang zij willen, wan neer zij willen. Een onderbreking van den voorzitter wordt smalend ontvan gen, zonder dat men zich het minst er aan stoort. Schr. wijst op de dwingelandij, die in het adres-voorstel stak. Het geviel nu echter plotseling den heer Troelstra, dat er, in afwijking van het besluit mede op zijn voorstel geno men, dit jaar wél zou gaan een adres van Antwoord op de openingsrede. Het is waar, dit jaar zou er nooit een adres van Antwoord zijn geweest, zelfs zoo de gewoonte daartoe nog bestond, omdat er geen troonrede was uitgesproken, maar dit deed niets ter zake. Het ge viel zoo den heer Troeistra. Hij had dit schriftelijk kunnen voorstellen, en mon deling toelichten, om dadelijk een be slissing uit te lokken, doch het geviel den heer Troelstra zijn toelichting sohrif- te geven en daardoor de behandeling- niet mogelijk te maken dan in een tijd, die reeds voor ancjere werkzaamheden was bestemd. De heer Troelstra kon te allen tijde een voorstel doen om over het kiesrecht een adres aan de Konin gin te richten. Hij kan dit nog doen bij de algemeene beraadslagingen voor of na het debat, dat van de zijde den socia listen wel in hoofdzaak over het al gemeen kiesrecht zal Ioopen. Hij be hoefde daarvoor heuscli niet de ope ningsrede aan te grijpen. Hei geviel den heer Troelstra niet. Hij had besloten dat alles voor zijn algemeen kiesrecht moest wijken. De optocht mocht niet op een der 364 andere dagen van het jaar, maar op den derden Dnisdag worden gehou den en de opening der Staten-Generaal amoest er voor wijken. De openingsrede interesseerde hem zoo weinig, dat hij, noch een zijner geestverwanten bij het uitspreken aanwezig was, maar vóór zij nog gehouden was en vóór de inhoud was bekend gemaakt, werd aangekon digd, dat de socialisten bereids voor stelden, ze met een adres te beantwoor den. Had hij bij een andere gelegen heid zijn voorstel gedaan, dan had hij natuurlijk zijn beurt moeten wachten. Een adres van antwoord heeft echter alleen zin, wanneer het onmiddellijk na de openingsrede wordt ingediend. De socialisten wachten niet op hun beurt. Zij hebben dat reeds lang verleerd. Zij moeten voorgaan. En daarom geviel het den heer Troelstra zijn adres vast te knoopen aan de troonrede, hetgeen nog zin had, en toen deze niet gehouden werd aan de openingsrede, hetgeen geen zin had. En daarom moest de Kamer voor dat welgevallen wijken, zijn geheele dagorde omverwerken en het urgente werk, dat geen uitstel lijdt: Indische begrooting, Staatsbegrooting, invalidi- teitsrcgeling, militiewet, achterstellen bij het debat over het kiesrecht. Men hoort zelfs een schamperen lach, wanneer de heer Lohman het uitspreekt, dat de Mi litiewet niet in het gedrang mag ko men. Wat malen de socialisten daarom en als de socialisten daarom niet malen, wat doet het dan ter zake. Zij moeten het echec van hun betooging goed we ten, zietdaar het eenig noodzakelijke. Schr. toont daarna aan, dat de obstruc tie al begonnen was, vóórdat het be sluit viel, waardoor de rechterzijde de obstructie heet te hebben uitgelokt en betoogt daarna dar de rechten der min derheid volstrekt niet gekrenkt zijn. Hij kan zich niet vereenigen met de meening, dat men den heer Troelstra toch eigenlijk maar had moeten laten begaan. Wanneer daardoor nationale tijd verloren ging, dan kwam immers de verantwoor delijkheid daarvan op de socialisten neer. Zoo sprak Pilatus ook. Hij waschte zijn handen in onschuld, want hij deed eigen lijk niets dan de Joden laten begaan. Hij had nog de verontschuldiging, dat hij alleen stond tegenover de menigte. Welke verontschuldiging te vinden voor de rech terzijde, wanneer zij sterk door de meerderheid der kiezers achter zich een dergelijke Pilatusrol ging spelen om.... zeven socialisten? Neen, de rechterzijde verdient ditmaal geen blaam, zij heeft aanspraak op den steun der welgezinde bevolking, omdat zij liet zien, dat zij er nog is. Zij zou dien blaam alleen ver dienen, indien zij toegaf en bukte voor den heer Troelstra, die in zijn hooge edel moedigheid de rechterzijde genade en gratie belooft voor dezen keer, indien zij deemoedig schuld bekent en hem zijn zin geeft. De houding, door de rechterzijde aan te nemen, lijkt schr. eenvoudig. Zij heeft slechts het voorbeeld te volgen van den president van Donderdagavond: kalm en correct blijven, maar zonder toe geeflijkheid de socialisten dwingen in het gareel, waarin leden eener vergadering hebben te gaan. Het zal misschien tijd kosten en moeite. Men zal altijd op zijn post moeten wezen en zoo noodig niet alleen op den dag, maar ookin den nacht vergaderen. Men dient er dit voor over te hebben. Het is te voorzien, dat de heer Troel stra, om zijn figuur te redden, alsnog zal voorstellen een adres te richten aan de Koningin, maar dan geheel los van de openingsrede. Er is natuurlijk niets tegen, dat hij dit voorstel doet. Hij heeft daartoe het grondwettelijk recht Ik kan mij ook heel goed voorstellen, dat de rechterzijde tegen de behandeling van dit voorstel op een daartoe geschikt tijd stip geen bezwaar maakt, zij het ook dat zij ten slotte het voorstel verwerpt. Ik heb echter zoo'n voorgevoel, dat de socialisten dan triumf zullen roepen. Het zij daarom nu reeds opgemerkt, dat een dergelijk gedrag van de rechterzijde daargelaten of het zóó zal komen in geen enkel opzicht in strijd zou zijn met de-onverzettelijke houding, waartoe de rechterzijde is gehouden. Zij zou daar mede alleen in botsing komen, wanneer zij uit handen gaf de bepaling van den tijd, waarop dit debat zal worden ge houden of wel dit tijdstip zóó stelde, dat ander gewichtiger werk daardoor in het gedrang kwam of ook maar, wanneer zij ten aanzien van dit tijdstip aan de so cialisten cenigerlei belofte of toezegging deed. Er -mag -alleen, wil zij zich niet blijvend compromitteeren, van de zijde der meerderheid geen spoor van onder handelen zijn, om de obstructie te keeren of de bedreiging daarmede op te heffen. En lo'opt dientengevolge de boel vast en raakt de wagen van Staat uit het spoor, doordat de begrootingen niet tijdig worden goedgekeurd of het andere werk tot stilstand wordt gebracht, dan zal de Kroon 'desnoods een dergelijke Kamer naar huis moeten zenden. En danben ik geen oogenblik bank voor de uitspraak der kiezers. En danben ik zeer be nieuwd of de liberalen nog onder één deken zich zullen vertoonen met de ob- structionisten, en zoo ja, of de kiezers dit zullen goedkeuren. Zoo het eens an ders uitvalt? Het zij zoo. Niet één rechtsch kiezer, die mij niet zal nazeggen: liever geen rechtsch ka binet achter de groene tafel en liever geen rechtsche meerderheid op de groene banken dan een kabinet en meerderheid, zich schikkend naar de nukken en grillen der socialisten. Liever met eere sneven dan met schande leven. Dr. Nolens laat zich in de „N i e u w e Venlosche Courant" nog al op timistisch uit over de obstructieplannen van de socialisten. Hij zegt: Ik ben nog optimist genoeg om te hopen, dat de obstructie, die door enkele leden gedurende twee dagen gevoerd is, van geheel voorbijgaaiiden aard zal zijn. Twee weken waren voorbijgegaan, toen een bisschoppelijk schrijven kwam: kape laan Johannes Freund moet zich dan en dan in het bisschoppelijk paleis bevinden. Lang staarde Johannes op het blad papier, daarna ging hij ermee naar den pastoor. „Ik wist het", zei de pastoor. „Ik sprak met den kerel en hij zei mij, dat hij aan den bisschop hetzelfde geschre ven had als aan mijMorgen vroeg na de Mis moet gij gaan." Des avonds keerde hij terug, JHet was reeds donker toen hij van het station naar de pastorie ging en dat was den jongen priester lief. Hij wilde niet zien en niet gezien worden! Moede, voorover gebogen was de hou ding; het gezicht bleek, maar twee roode vlekken brandden op zijn wangen. .Was dat nog het vroegere gezicht? .Bijna ver ouderd zag het er uit. Bij het zien van den jongen man ste gen den pastoor de tranen in de oogen en hij had moeite zich te bedwingen. Hij reikte Johannes de hand en noodigde hem uit te gaan zitten; daarna bestelde hij zelf de thee. Johannes deed werk tuigelijk wat men van hem wenschte. Terwijl hij in zijn thee roerde, zei hij kalm, ofschoon niet een eigen aar digen klank in de stem, die den pastoor deed beven: „De volgende ,wqek ga ik van STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Het Oranjeboek. Van het verschijnen en van den inhoud van het Oranjeboek, dat de Minister van Buitenlandsche Zaken de Kamer deed toekomen, maakten wij gisteren reeds melding. De volgende bijzonderheden ontleenen wij er nog aan Marokko. De onderhandelingen op dit oogenblik gaande tusschen Duitsch- land en Frankrijk in zake beider sfeer van invloed in Marokko, hebben ook voor Nederland een niet te onderschatten be- teekenis, daar haar uitslag van zoo groot gewicht kan zijn voor de economische be langen, door Nederland in dat land ver kregen of nog te verkrijgen. De Regee ring, die zich natuurlijk van elke poli tieke inmenging onthoudt, heeft zich op het standpunt gesteld, waarop het be kend is, dat o. a. ook de Oostenrijksch- Hongaarsche Regeering zich geplaatst heeft, dat slechts dan, wanneer de te verwachten Duitsch-Fransche overeen, komst met de beginselen van de akte van Algeciras in strijd mocht zijn, het oogenblik voor haar gekomen zal zijn te onderzoeken in hoever er een recht tot medespreken voor haar zou ontstaan zijn. Reeds in den aanvang van dit jaar heeft de uitwerking van een mijn en-regiement voor Marokko tot vertoogen der Neder landsche Regeering aanleiding gegeven en heeft zij bij monde van den gezant te Tanger zich dan ook tegen de aanneming van het ontworpen reglement verzet en door het voorstellen van eenige amende menten gemeend het nadeel te moeten voorkomen, dat naar hare meening de Nederlandsche nijverheid zoude getrof fen hebben. De behandeling van het re glement is daarna geschorst en bedoelde amendementen maken thans weer een onderwerp van bespreking met eenige kabinetten uit. Ar bitrage verdragen. De onder handelingen met Argentinië over een ar bitrageverdrag duren voort, die met Bra zilië zijn niet gevorderd, die met Rusland hebben nog geen resultaat opgeleverd. China heeft den wensch te kennen ge geven een arbitrageverdrag te sluiten. Inmiddels bestaat er alle aanleiding af te wachten in hoeverre de Amerilcaansche Senaat zijn goedkeuring zal hechten aan de verdragen door de Vereenigde Staten met Engeland en Frankrijk gesloten, al vorens nieuwe hactaten te sluiten. Ingeval toch deze onbeperkte verdragen worden goedgekeurd, mag daarvan wel licht een niet geringe invloed ten gunste van tractateu met ruime strekking ook op andere regeeringen worden verwacht. Landbouw en veeteelt. Het hier te lande uitgebroken mond- en klauw zeer heeft uit den aard der zaak een voor- loopig einde gemaakt aan verdere onder handelingen met verschillende Regeerin gen over de toelating van ons vee, melk, hooi en stroo. Evenzeer is afgezien van deelname aan verschillende vee-tentoon stellingen in het buitenland. De invoer van melk in poeder, z. g. „trocken Milch", van Nederland in Duiischland is wederom toegestaan. Nederlandsche boter op de B r i t s c h e markt. De Nederlandsche boter heeft zich in het afgeloopen ver slagjaar zeer krachtig op de Britsche markt gehandhaafd. Met name werd de mededinging met eene belangrijke con currente, de Deensche boter, glansrijk volgehouden. In liet algemeen luidde de beoordeeling van de Nederlandsche boter zeer gunstig. Landverhuizersver voer door Pruisen. De stappen, gedaan bij de Duitsche Regeering ter verkrijging van concessie voor het landverhuizersvervoer ten behoeve van enkele Nederlandsche stoomvaart-maatschappijen hebben nog niet tot het gewenschte resultaat geleid. Landverhuizersver keer door Pruisen. In aansluiting aan hetgeen in antwoord op de vragen van de leden der Tweede Kamer, de heeren Verliey en Heemskerk, betreffende deze aange legenheid werd vermeld, kan worden hier. Uw vroegere kapelaan is thans weer gezond en komt terug. Ik was ook maar ais plaatsvervanger hier en ben niet bevallen, zooals men van mij verwacht had; daarom stuurt men mij naar V. daar zal ik blijven tot men zich over tuigd heeft, dat ik mijn plicht doe." De jonge priester keek den pastoor aan, die een lichte siddering niet kon onderdrukken, toen hij vernam, waarheen de kapelaan verplaatst werd. „Kent gij V.?" vroeg Johannes. „Ik hoorde, dat het daar niet gemakkelijk is; het moeten allemaal boeren zijn, allen zeer ruw, ook de pastoor. Maar dat geeft niets. Het is alleen maar wat erg ver verwijderd van inijtr moeder!" Hij stond op. „Goeden nacht, mijnheer pastoor." En de mannen drukten elkaar zwij gend de hand. Toen Johannes in zijn kamer kwam en zijn blik door het vriendelijke vertrek vloog, waar hij zoovele gelukkige uren had doorgebracht, was hem de keel als dichtgesnoerd. Een snik steeg daaruit op, maar de oogen bleven droog. Het licht der lamp op de tafel ver blindde hem, hij zette zich aan het ven ster en staarde naar beneden. Alles was stil, alleen het vuur in den haard knet terde. Johannes vergeleek zich met het kuettci bout, .Ook zijn leven ,was medegedeeld, dat het hierboven bedoelde verkeer, dat een oogenblik dreigde stop gezet te zullen worden, thans wéder vrij snel zijn normaal verloop herkregen heeft. Leger en Vloot. Van het Oorlogsterrein. Maandag. Bij het hervatten der vijandelijkheden, tracht de Blauwe partij de Roode in dringers terug te drijven waarin zij slaagt, zoodat dc vjjand onder dekking van artillerievuur afdeinst. Er ontspint zich nu een hevig gevecht in de lijn Bu- ren-Tiel. De Rooden houden wanhopig stand,- eerst in den buitenrand daarna in de stra ten en tusschen de hofsteden. Overal knetteren de geweren en rikketikken de mitrailleurs, die in een paar minuten tijd dood en verderf om zich heen versprei den. Daardoor de doffe klank van het artillerievuur. De Koningin staat met haar gevolg, te midden van den kogelregen en laat zich den toestand uitleggen. Hel is merkbaar bij de Rooden hoe ontmoedigend dat voortdurend terugtrek kend werkt, terwijl het plan van de Blauwen levendig en krachtig is. De Roo den houden tot halftwaalf krachtig stand in de lijn MaurikKesteren, zoodat de vermoeidee Blauwe troepen waarschijn lijk de voorwaartsche beweging tijdelijk! zullen staken en in de ingenomen stel- lnigen eerst rust nemen. Herhaaldelijk klinkt het ratelend ge snor van een vliegmachine, die boven het gevechtsveld kruist. Steeds verder wordt de vijand terug gedrongen de zijn hoofdk'wrtaiier ves tigt te Li end en terwijl een afdeeling de pontonbrug bij Rh en en overtrekt om de opnamestelling in te nemen. Dan worden de manoeuvres geschorst tot heden. Dinsdag. Waar zij waren, toen de schorsing der manoeuvre was gelast, zijn de troepen ge bleven .Er werd een Roode voorposten- keten uitgezet in de lijn MaurikOmme renLienden, terwijl de Blauwen ten zuiden van de Linge lagen. Den geheeien nacht lieten de voorposten elkaar geen rust en de Minister van Oorlog bracht in het holle van den nacht zelf per auto eeti bezoek aan de verschillende posten om hun waakzaamheid te controleeren en na te gdan of de wachten hun consignes goed kenden. Deze contrólerit werd na tuurlijk door humoristische voorvallen verlustigd; zoo legde een wachtpost, ver blind door her autolicht, knielend daarop aan onder een gebiedend: halt! De jon gens waren heel verbouwereerd toen hoofdofficieren uitstapten; patronen vie len op den. grond en het monddeksel van zijn geweer kon hij er met de grootste moeite niet afkrijgen, zoodat, ais hij wer kelijk had geschoten, hem de stukken in 'tgezicht waren gesprongen. Soms werd ook een heel eind geloopen om de wachten te verrassen. Geen ehkele werd slapende gevonden; wel stonden, er in dekens gehuld voor dc kou. Eén wilde, ook toen hem gezegd werd, dat die meneer de minister was, geen inlich tingen geven. „Mijn consigne is zwijgen; dus ik houd mijn mond." „Ken je je consigne dan wel goed, man?" vroeg de minister. „Ik heb niets meer te zeggen." Te zes uur gistermorgen werden de vijandelijkheden hervat met een opdrin gen der Blauwen. De Roode partij moest zich in 'de stelling handhaven en een eventueelen terugtocht voorbereiden. Om zeven uur werd order tot den terugtocht gegeven. De Koningin was reeds vroegtijdig te Ommeren en Lienden, waar zij het krach tige opdringen der Blauwe infanterie gadesloeg. Tegen acht uur is de terugtocht in vollen gang. De Roode artillerie jakkert naar de rivier, om aan den overkant drie stellingen in te nemen, ten einde de drie bruggen krachtdadig te beschermen tijdens het overtrekken van de infanterie. Men mocht er niet in slagen den ge heeien troepenmacht in veiligheid te gebroken; maar stil, heel stil. En waar om? Wat had hij dan gedaan? Zijn schuld bestond in zijn onvoorzichtigheid. Doch de bisschop had wel gelijk, toen hij zei: „Dat zij u een troost, dat gij u rein hebt gehouden voor u zelf. Maar ergernis hebt gij gegeven in de oogen der menschen, en dat hadt gij moeten vermijden." En nu was hij uit straf verplaatst. Het zwaarste echter was, dat zulk een ver denking op hem rustte, maar iets zou er toch aLtijd van overblijven, en men zou hem er toch steeds op aanzien, als men hem ontmoette. Ja, dat is een atoom, waarvan de booze in de gestalte van menschen hier en daar een stofje geveegd had. Een stofje? Johannes lachte wild! O neen, een berg was over hem gekomen, een berg van vuil, die al'les bedekte. Alles? „Neen", riep hij hard uit, „mijn ziel niet, die is zuiver. Gij weet het, mijn God!... Gij weet. hoe ik allen heb willen bekeeren tot U, hoe zeer ik U beminMet vreugde wil ik het kruis dragen, dat Gij mij hebt over gezonden, maar help mij, geef mij kracht! LJ alleen wil ik toebehooren, maar daar ziet gij, daar komt het atoom weer, en het wordt reusachtig groot, het wil mij verpletteren. Jesus, help mij!" IfSlot volgt.). FEUILLETON. Naar het Duitsch. 13) Johannes was op een stoel gevallen, het gezicht met de handen bedekt. Wes- per streek hem zacht over het hoofd. „Verlies den moed niet en vergeet niet dat ook dit van God komt." Nog lang sprak de pastoor tot hem. Eindelijk ging Johannes naar zijn kamer en wierp zich daar voor het kruisbeeld neer. Met geheven handen smeekte hij: „Mijn God, erbarm "U mijner. Gij weet dat ik onschuldig ben. O, jesus, laat de menschen het verschrikkelijke niet ge- looven... Niet om mijnentwege, maar voor mijn heiligen godsdienst". Geen slaap kwam dien nacht in zijne oogen. Hij liep rusteloos op en neer of knielde op zijn bidstoel. Toen bij het aanbreken van (den dag de morgenklok luidde, nam Johannes baret en brevier en ging in de kerk. ViVerschrikt deinsde de koster terug toen hij hem zag. „Mijn God, eerwaarde, wat ziet gij er uit! Gij zijt ziek, zeker; ik zal ,een dokter halen." Johannes schudde het hoofd. „Ik heb geen dokter noodig, ik ben niet ziek, ik heb alleen niet kunnen slapen." Atet moede schreden ging hij naar het altaar om de H. Mis te lezen. Zijn stem was in het begin zoo zacht, dat men ze nauwelijks hoorde; maar langzamerhand werd ze krachtiger, Johannes werd kal mer en na de H. Communie kwam bijna een gevoel van vrede over hem. Toen de Mis geëindigd was, bad hij een zeer lange dankzegging en gesterkt ging hij heen. Bij het ontbijt sprak Johannes met den pastoor over allerlei zaken, doch over den blief zei geen van beiden iets meer. Maar de gedachten der beide mannen waren steeds op dien brief gericht. .Wat zou de pastoor niet hebben gegeven, om het gezicht van -den jongen priester weer zoo vrij en vroolijk te zien als voorheen! Doch hij kon niets méér doen, dan den bisschop de gunstigste getuigschriften over zijn kapelaan te geven. .Zou dit echter de leelijke vlek uitwisschen, .die door die leelijke aanklacht op de eer van den jongen priester geslingerd was*? Zou het fijngevoelige hart van den jon gen priester het ooit te boven komen, dat zulk een verdenking tegen zijn rein heid was uitgesproken? Voor thans hielp slechts het vaste geloof en vertrouwen op. ■-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5