Uit de Pers.
Johannes Freund.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 27 Sept. no. 599,
De obstructie der sociaal-democraten
in de Tweede Kamer.
De voorvallen van verleden week' in de
Tweede Kamer blijven in de pers van
rechter- en linkerzijde het voorwerp van
jlevendige besprekingen uitmaken. De
liberale bladen blijven daarbij afkeuren,
dat de rechterzijde aan mr. Troelstra wei
gerde zijn voorstel in behandeling te ne
men, alvorens dit voorstel in druk was
verschenen. Men had althans de discus
sies over dit punt willen toestaan. De
„N. Rott. Ct." ging nog verder en zij
schreef:
„Men onthoudt aan de. minderheid het
vrije woord, bloot omdat inen veronder
stelt, dat hetgeen gezegd zal worden in
strijd zal komen met hetgeen men zelf
als juist erkend hebben wil."
Onder het opschrift „Laster" komt de
„N ederlander" tegen deze bewerin
gen op, opmerkend, dat de liberalen
>veer onder één deken liggen met de so
cialisten en in het verdachtmaken van de
motieven hunner tegenstanders. Met de
socialisten hand aan hand gaan. Het
éénige motief en het éénige oogmerk van
het Karnerbesluit was, onmiddellijk' aan
het sectie-onderzoek der begrootingen te
kunnen beginnen en dit ongestoord zijn
gang te kunnen laten gaan.
Het besluit, Woensdag door de Ka
mer genomen, had niets te maken met
de kiesrechtkwestie; niets met de strek
king welke men aan het adres van ant
woord wilde geven niets met de be
doeling waarmee het voorstel tot het
zenden van een adres werd gedaan het
beoogde niet, een bepaalde partij tot
zwijgen te nopen, bepaalde beginselen
onuitgesproken te laten, bepaalde wen-
schen te smoren. Hoegenaamd niets van
dit alles. Dit is al puur socialistisch
verzinsel, door dc liberalen, met hun be
kende vatbaarheid voor soc.-dein. sug
gestie en hun bekend gemis aan weer
standsvermogen tegen sociaal-democra
tisch geschreeuw, op ergerlijke wijze
overgenomen. 1
In een ander artikel betoogt de „Ne
derlander" dat het doel van het
adresvoorstel tweeërlei was:
le. zelf gelegenheid te hebben het
kiesrecht', raagstuk te bespreken 2e. een
votum der Kamer uit te lokken. Tot het
eerste staat bij hoofdstuk' 1 der Staats
begroting de weg wagenwijd open. Het
tweede is te bereiken door bij de behan
deling van dat hoofdstuk een motie voor
te stellen. Moties, in de begrotings
weken aanhangig gemaakt, dienen vaak
tot ontlasting van het debat door uitscha
keling van een bepaald punt, ei] worden
dan „op een later te bepalen dag" be-
'behandeld, d.w.z. onbepaald uitgesteld.
Dit zou bij een motie als deze, die zich
zou aansluiten bi' wat een kardinaal punt
in het pojitieke debat zou zijn en wat dus
tóch reeds in den hreede ter sprake zou
komen, uiteraard niet het geval behoe
ven ie zijn. Zulk een motie zou tege
lijk met het algemeen débat behandeld
kunnen worden en aan het ei i'd van dat
debat in stemming gebracht.
Noemenswaarde vertraging zou dit
niet behoeven te geven. Voor een alge
meen debat in het derde zittingsjaar be
staat gewoonlijk niet veel stof. Toch
stelt men er steeds prijs op, het te hou
den en vervalt dan meestal in herha
ling van wat reeds vorige jaren ge
zegd is. Mocht door een ingediende mo
tie een bepaald punt op den voorgrond
treden, dan zou zulks waarschijnlijk' min
der geschieden ten laste van den duur
van het algemeen debat dan wel ten
koste- van andere, reeds vaker b'espro-
sprok'cn punten.
De Haagsche briefschrijver van de
„Tijd" wijdt zijn laatste brief geheel
aan dit onderwerp. Wij ontleenen er het
volgende aan
Indien de socialisten tot heden toe
zich steeds gedwee hadden onderwor
pen aan het reglement van orde en met
de overige leden der Kamer hadden me
degewerkt om den geregelden gang van
zaken te verzekeren, dan zou ervoor te
zeggen zijn geweest, dat men, om hen
ter wille te zijn, een paar dagen had
zoek gebracht met een discussie over
de vraag, of al Jan niet een adres van
antwoord zou opgezonden worden. De
zaken staan echter geheel anders. Men
heeft hoevele malen reeds niet
onder voorgaan van een zwakken pre
sident, er aan toegegeven, zoodat het
aardig erop begon te lijken, alsof de
zeven heeren socialisten eigenlijk' .de
baas zijn in de Kamer. Zij spreken, zoo
veel zij willen, zoolang zij willen, wan
neer zij willen. Een onderbreking van
den voorzitter wordt smalend ontvan
gen, zonder dat men zich het minst er
aan stoort.
Schr. wijst op de dwingelandij, die
in het adres-voorstel stak.
Het geviel nu echter plotseling den
heer Troelstra, dat er, in afwijking van
het besluit mede op zijn voorstel geno
men, dit jaar wél zou gaan een adres van
Antwoord op de openingsrede. Het is
waar, dit jaar zou er nooit een adres van
Antwoord zijn geweest, zelfs zoo de
gewoonte daartoe nog bestond, omdat
er geen troonrede was uitgesproken,
maar dit deed niets ter zake. Het ge
viel zoo den heer Troeistra. Hij had dit
schriftelijk kunnen voorstellen, en mon
deling toelichten, om dadelijk een be
slissing uit te lokken, doch het geviel
den heer Troelstra zijn toelichting sohrif-
te geven en daardoor de behandeling-
niet mogelijk te maken dan in een tijd,
die reeds voor ancjere werkzaamheden
was bestemd. De heer Troelstra kon
te allen tijde een voorstel doen om over
het kiesrecht een adres aan de Konin
gin te richten. Hij kan dit nog doen bij
de algemeene beraadslagingen voor of
na het debat, dat van de zijde den socia
listen wel in hoofdzaak over het al
gemeen kiesrecht zal Ioopen. Hij be
hoefde daarvoor heuscli niet de ope
ningsrede aan te grijpen. Hei geviel den
heer Troelstra niet. Hij had besloten dat
alles voor zijn algemeen kiesrecht moest
wijken. De optocht mocht niet op een der
364 andere dagen van het jaar, maar
op den derden Dnisdag worden gehou
den en de opening der Staten-Generaal
amoest er voor wijken. De openingsrede
interesseerde hem zoo weinig, dat hij,
noch een zijner geestverwanten bij het
uitspreken aanwezig was, maar vóór zij
nog gehouden was en vóór de inhoud
was bekend gemaakt, werd aangekon
digd, dat de socialisten bereids voor
stelden, ze met een adres te beantwoor
den. Had hij bij een andere gelegen
heid zijn voorstel gedaan, dan had hij
natuurlijk zijn beurt moeten wachten.
Een adres van antwoord heeft echter
alleen zin, wanneer het onmiddellijk na
de openingsrede wordt ingediend. De
socialisten wachten niet op hun beurt.
Zij hebben dat reeds lang verleerd. Zij
moeten voorgaan. En daarom geviel het
den heer Troelstra zijn adres vast te
knoopen aan de troonrede, hetgeen nog
zin had, en toen deze niet gehouden werd
aan de openingsrede, hetgeen geen zin
had. En daarom moest de Kamer voor
dat welgevallen wijken, zijn geheele
dagorde omverwerken en het urgente
werk, dat geen uitstel lijdt: Indische
begrooting, Staatsbegrooting, invalidi-
teitsrcgeling, militiewet, achterstellen bij
het debat over het kiesrecht. Men hoort
zelfs een schamperen lach, wanneer de
heer Lohman het uitspreekt, dat de Mi
litiewet niet in het gedrang mag ko
men.
Wat malen de socialisten daarom en
als de socialisten daarom niet malen,
wat doet het dan ter zake. Zij moeten
het echec van hun betooging goed we
ten, zietdaar het eenig noodzakelijke.
Schr. toont daarna aan, dat de obstruc
tie al begonnen was, vóórdat het be
sluit viel, waardoor de rechterzijde de
obstructie heet te hebben uitgelokt en
betoogt daarna dar de rechten der min
derheid volstrekt niet gekrenkt zijn.
Hij kan zich niet vereenigen met de
meening, dat men den heer Troelstra toch
eigenlijk maar had moeten laten begaan.
Wanneer daardoor nationale tijd verloren
ging, dan kwam immers de verantwoor
delijkheid daarvan op de socialisten neer.
Zoo sprak Pilatus ook. Hij waschte zijn
handen in onschuld, want hij deed eigen
lijk niets dan de Joden laten begaan. Hij
had nog de verontschuldiging, dat hij
alleen stond tegenover de menigte. Welke
verontschuldiging te vinden voor de rech
terzijde, wanneer zij sterk door de
meerderheid der kiezers achter zich
een dergelijke Pilatusrol ging spelen om....
zeven socialisten? Neen, de rechterzijde
verdient ditmaal geen blaam, zij heeft
aanspraak op den steun der welgezinde
bevolking, omdat zij liet zien, dat zij er
nog is. Zij zou dien blaam alleen ver
dienen, indien zij toegaf en bukte voor
den heer Troelstra, die in zijn hooge edel
moedigheid de rechterzijde genade en
gratie belooft voor dezen keer, indien
zij deemoedig schuld bekent en hem zijn
zin geeft.
De houding, door de rechterzijde aan
te nemen, lijkt schr. eenvoudig.
Zij heeft slechts het voorbeeld te volgen
van den president van Donderdagavond:
kalm en correct blijven, maar zonder toe
geeflijkheid de socialisten dwingen in het
gareel, waarin leden eener vergadering
hebben te gaan. Het zal misschien tijd
kosten en moeite. Men zal altijd op zijn
post moeten wezen en zoo noodig niet
alleen op den dag, maar ookin den nacht
vergaderen. Men dient er dit voor over
te hebben.
Het is te voorzien, dat de heer Troel
stra, om zijn figuur te redden, alsnog
zal voorstellen een adres te richten aan
de Koningin, maar dan geheel los van
de openingsrede. Er is natuurlijk niets
tegen, dat hij dit voorstel doet. Hij heeft
daartoe het grondwettelijk recht Ik kan
mij ook heel goed voorstellen, dat de
rechterzijde tegen de behandeling van dit
voorstel op een daartoe geschikt tijd
stip geen bezwaar maakt, zij het ook
dat zij ten slotte het voorstel verwerpt.
Ik heb echter zoo'n voorgevoel, dat de
socialisten dan triumf zullen roepen. Het
zij daarom nu reeds opgemerkt, dat een
dergelijk gedrag van de rechterzijde
daargelaten of het zóó zal komen in
geen enkel opzicht in strijd zou zijn met
de-onverzettelijke houding, waartoe de
rechterzijde is gehouden. Zij zou daar
mede alleen in botsing komen, wanneer
zij uit handen gaf de bepaling van den
tijd, waarop dit debat zal worden ge
houden of wel dit tijdstip zóó stelde, dat
ander gewichtiger werk daardoor in het
gedrang kwam of ook maar, wanneer zij
ten aanzien van dit tijdstip aan de so
cialisten cenigerlei belofte of toezegging
deed. Er -mag -alleen, wil zij zich niet
blijvend compromitteeren, van de zijde
der meerderheid geen spoor van onder
handelen zijn, om de obstructie te keeren
of de bedreiging daarmede op te heffen.
En lo'opt dientengevolge de boel vast
en raakt de wagen van Staat uit het
spoor, doordat de begrootingen niet tijdig
worden goedgekeurd of het andere werk
tot stilstand wordt gebracht, dan zal de
Kroon 'desnoods een dergelijke Kamer
naar huis moeten zenden. En danben ik
geen oogenblik bank voor de uitspraak
der kiezers. En danben ik zeer be
nieuwd of de liberalen nog onder één
deken zich zullen vertoonen met de ob-
structionisten, en zoo ja, of de kiezers
dit zullen goedkeuren. Zoo het eens an
ders uitvalt? Het zij zoo.
Niet één rechtsch kiezer, die mij niet
zal nazeggen: liever geen rechtsch ka
binet achter de groene tafel en liever
geen rechtsche meerderheid op de groene
banken dan een kabinet en meerderheid,
zich schikkend naar de nukken en grillen
der socialisten. Liever met eere sneven
dan met schande leven.
Dr. Nolens laat zich in de „N i e u w e
Venlosche Courant" nog al op
timistisch uit over de obstructieplannen
van de socialisten. Hij zegt:
Ik ben nog optimist genoeg om te
hopen, dat de obstructie, die door enkele
leden gedurende twee dagen gevoerd is,
van geheel voorbijgaaiiden aard zal zijn.
Twee weken waren voorbijgegaan, toen
een bisschoppelijk schrijven kwam: kape
laan Johannes Freund moet zich dan en
dan in het bisschoppelijk paleis bevinden.
Lang staarde Johannes op het blad
papier, daarna ging hij ermee naar den
pastoor.
„Ik wist het", zei de pastoor. „Ik
sprak met den kerel en hij zei mij, dat
hij aan den bisschop hetzelfde geschre
ven had als aan mijMorgen vroeg
na de Mis moet gij gaan."
Des avonds keerde hij terug, JHet was
reeds donker toen hij van het station
naar de pastorie ging en dat was den
jongen priester lief. Hij wilde niet zien
en niet gezien worden!
Moede, voorover gebogen was de hou
ding; het gezicht bleek, maar twee roode
vlekken brandden op zijn wangen. .Was
dat nog het vroegere gezicht? .Bijna ver
ouderd zag het er uit.
Bij het zien van den jongen man ste
gen den pastoor de tranen in de oogen
en hij had moeite zich te bedwingen.
Hij reikte Johannes de hand en noodigde
hem uit te gaan zitten; daarna bestelde
hij zelf de thee. Johannes deed werk
tuigelijk wat men van hem wenschte.
Terwijl hij in zijn thee roerde, zei hij
kalm, ofschoon niet een eigen aar digen
klank in de stem, die den pastoor deed
beven: „De volgende ,wqek ga ik van
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Het Oranjeboek.
Van het verschijnen en van den inhoud
van het Oranjeboek, dat de Minister van
Buitenlandsche Zaken de Kamer deed
toekomen, maakten wij gisteren reeds
melding.
De volgende bijzonderheden ontleenen
wij er nog aan
Marokko. De onderhandelingen op
dit oogenblik gaande tusschen Duitsch-
land en Frankrijk in zake beider sfeer
van invloed in Marokko, hebben ook voor
Nederland een niet te onderschatten be-
teekenis, daar haar uitslag van zoo groot
gewicht kan zijn voor de economische be
langen, door Nederland in dat land ver
kregen of nog te verkrijgen. De Regee
ring, die zich natuurlijk van elke poli
tieke inmenging onthoudt, heeft zich op
het standpunt gesteld, waarop het be
kend is, dat o. a. ook de Oostenrijksch-
Hongaarsche Regeering zich geplaatst
heeft, dat slechts dan, wanneer de te
verwachten Duitsch-Fransche overeen,
komst met de beginselen van de akte
van Algeciras in strijd mocht zijn, het
oogenblik voor haar gekomen zal zijn te
onderzoeken in hoever er een recht tot
medespreken voor haar zou ontstaan zijn.
Reeds in den aanvang van dit jaar heeft
de uitwerking van een mijn en-regiement
voor Marokko tot vertoogen der Neder
landsche Regeering aanleiding gegeven
en heeft zij bij monde van den gezant te
Tanger zich dan ook tegen de aanneming
van het ontworpen reglement verzet en
door het voorstellen van eenige amende
menten gemeend het nadeel te moeten
voorkomen, dat naar hare meening de
Nederlandsche nijverheid zoude getrof
fen hebben. De behandeling van het re
glement is daarna geschorst en bedoelde
amendementen maken thans weer een
onderwerp van bespreking met eenige
kabinetten uit.
Ar bitrage verdragen. De onder
handelingen met Argentinië over een ar
bitrageverdrag duren voort, die met Bra
zilië zijn niet gevorderd, die met Rusland
hebben nog geen resultaat opgeleverd.
China heeft den wensch te kennen ge
geven een arbitrageverdrag te sluiten.
Inmiddels bestaat er alle aanleiding af
te wachten in hoeverre de Amerilcaansche
Senaat zijn goedkeuring zal hechten aan
de verdragen door de Vereenigde Staten
met Engeland en Frankrijk gesloten, al
vorens nieuwe hactaten te sluiten.
Ingeval toch deze onbeperkte verdragen
worden goedgekeurd, mag daarvan wel
licht een niet geringe invloed ten gunste
van tractateu met ruime strekking ook
op andere regeeringen worden verwacht.
Landbouw en veeteelt. Het hier
te lande uitgebroken mond- en klauw
zeer heeft uit den aard der zaak een voor-
loopig einde gemaakt aan verdere onder
handelingen met verschillende Regeerin
gen over de toelating van ons vee, melk,
hooi en stroo. Evenzeer is afgezien van
deelname aan verschillende vee-tentoon
stellingen in het buitenland.
De invoer van melk in poeder, z. g.
„trocken Milch", van Nederland in
Duiischland is wederom toegestaan.
Nederlandsche boter op de
B r i t s c h e markt. De Nederlandsche
boter heeft zich in het afgeloopen ver
slagjaar zeer krachtig op de Britsche
markt gehandhaafd. Met name werd de
mededinging met eene belangrijke con
currente, de Deensche boter, glansrijk
volgehouden. In liet algemeen luidde de
beoordeeling van de Nederlandsche boter
zeer gunstig.
Landverhuizersver voer door
Pruisen. De stappen, gedaan bij de
Duitsche Regeering ter verkrijging van
concessie voor het landverhuizersvervoer
ten behoeve van enkele Nederlandsche
stoomvaart-maatschappijen hebben nog
niet tot het gewenschte resultaat geleid.
Landverhuizersver keer door
Pruisen. In aansluiting aan hetgeen
in antwoord op de vragen van de leden
der Tweede Kamer, de heeren Verliey
en Heemskerk, betreffende deze aange
legenheid werd vermeld, kan worden
hier. Uw vroegere kapelaan is thans weer
gezond en komt terug. Ik was ook
maar ais plaatsvervanger hier en ben niet
bevallen, zooals men van mij verwacht
had; daarom stuurt men mij naar V.
daar zal ik blijven tot men zich over
tuigd heeft, dat ik mijn plicht doe."
De jonge priester keek den pastoor
aan, die een lichte siddering niet kon
onderdrukken, toen hij vernam, waarheen
de kapelaan verplaatst werd.
„Kent gij V.?" vroeg Johannes. „Ik
hoorde, dat het daar niet gemakkelijk is;
het moeten allemaal boeren zijn, allen
zeer ruw, ook de pastoor. Maar dat
geeft niets. Het is alleen maar wat erg
ver verwijderd van inijtr moeder!"
Hij stond op.
„Goeden nacht, mijnheer pastoor."
En de mannen drukten elkaar zwij
gend de hand.
Toen Johannes in zijn kamer kwam en
zijn blik door het vriendelijke vertrek
vloog, waar hij zoovele gelukkige uren
had doorgebracht, was hem de keel als
dichtgesnoerd. Een snik steeg daaruit op,
maar de oogen bleven droog.
Het licht der lamp op de tafel ver
blindde hem, hij zette zich aan het ven
ster en staarde naar beneden. Alles was
stil, alleen het vuur in den haard knet
terde. Johannes vergeleek zich met het
kuettci bout, .Ook zijn leven ,was
medegedeeld, dat het hierboven bedoelde
verkeer, dat een oogenblik dreigde stop
gezet te zullen worden, thans wéder vrij
snel zijn normaal verloop herkregen heeft.
Leger en Vloot.
Van het Oorlogsterrein.
Maandag.
Bij het hervatten der vijandelijkheden,
tracht de Blauwe partij de Roode in
dringers terug te drijven waarin zij
slaagt, zoodat dc vjjand onder dekking
van artillerievuur afdeinst. Er ontspint
zich nu een hevig gevecht in de lijn Bu-
ren-Tiel.
De Rooden houden wanhopig stand,-
eerst in den buitenrand daarna in de stra
ten en tusschen de hofsteden. Overal
knetteren de geweren en rikketikken de
mitrailleurs, die in een paar minuten tijd
dood en verderf om zich heen versprei
den. Daardoor de doffe klank van het
artillerievuur.
De Koningin staat met haar gevolg,
te midden van den kogelregen en laat
zich den toestand uitleggen.
Hel is merkbaar bij de Rooden hoe
ontmoedigend dat voortdurend terugtrek
kend werkt, terwijl het plan van de
Blauwen levendig en krachtig is. De Roo
den houden tot halftwaalf krachtig stand
in de lijn MaurikKesteren, zoodat de
vermoeidee Blauwe troepen waarschijn
lijk de voorwaartsche beweging tijdelijk!
zullen staken en in de ingenomen stel-
lnigen eerst rust nemen.
Herhaaldelijk klinkt het ratelend ge
snor van een vliegmachine, die boven het
gevechtsveld kruist.
Steeds verder wordt de vijand terug
gedrongen de zijn hoofdk'wrtaiier ves
tigt te Li end en terwijl een afdeeling de
pontonbrug bij Rh en en overtrekt om de
opnamestelling in te nemen. Dan worden
de manoeuvres geschorst tot heden.
Dinsdag.
Waar zij waren, toen de schorsing der
manoeuvre was gelast, zijn de troepen ge
bleven .Er werd een Roode voorposten-
keten uitgezet in de lijn MaurikOmme
renLienden, terwijl de Blauwen ten
zuiden van de Linge lagen. Den geheeien
nacht lieten de voorposten elkaar geen
rust en de Minister van Oorlog bracht
in het holle van den nacht zelf per auto
eeti bezoek aan de verschillende posten
om hun waakzaamheid te controleeren en
na te gdan of de wachten hun consignes
goed kenden. Deze contrólerit werd na
tuurlijk door humoristische voorvallen
verlustigd; zoo legde een wachtpost, ver
blind door her autolicht, knielend daarop
aan onder een gebiedend: halt! De jon
gens waren heel verbouwereerd toen
hoofdofficieren uitstapten; patronen vie
len op den. grond en het monddeksel van
zijn geweer kon hij er met de grootste
moeite niet afkrijgen, zoodat, ais hij wer
kelijk had geschoten, hem de stukken in
'tgezicht waren gesprongen.
Soms werd ook een heel eind geloopen
om de wachten te verrassen. Geen ehkele
werd slapende gevonden; wel stonden,
er in dekens gehuld voor dc kou. Eén
wilde, ook toen hem gezegd werd, dat
die meneer de minister was, geen inlich
tingen geven. „Mijn consigne is zwijgen;
dus ik houd mijn mond." „Ken je
je consigne dan wel goed, man?" vroeg
de minister. „Ik heb niets meer te
zeggen."
Te zes uur gistermorgen werden de
vijandelijkheden hervat met een opdrin
gen der Blauwen. De Roode partij moest
zich in 'de stelling handhaven en een
eventueelen terugtocht voorbereiden. Om
zeven uur werd order tot den terugtocht
gegeven.
De Koningin was reeds vroegtijdig te
Ommeren en Lienden, waar zij het krach
tige opdringen der Blauwe infanterie
gadesloeg.
Tegen acht uur is de terugtocht in
vollen gang. De Roode artillerie jakkert
naar de rivier, om aan den overkant drie
stellingen in te nemen, ten einde de
drie bruggen krachtdadig te beschermen
tijdens het overtrekken van de infanterie.
Men mocht er niet in slagen den ge
heeien troepenmacht in veiligheid te
gebroken; maar stil, heel stil. En waar
om? Wat had hij dan gedaan? Zijn
schuld bestond in zijn onvoorzichtigheid.
Doch de bisschop had wel gelijk, toen
hij zei: „Dat zij u een troost, dat gij u
rein hebt gehouden voor u zelf. Maar
ergernis hebt gij gegeven in de oogen
der menschen, en dat hadt gij moeten
vermijden."
En nu was hij uit straf verplaatst. Het
zwaarste echter was, dat zulk een ver
denking op hem rustte, maar iets zou
er toch aLtijd van overblijven, en men
zou hem er toch steeds op aanzien, als
men hem ontmoette. Ja, dat is een
atoom, waarvan de booze in de gestalte
van menschen hier en daar een stofje
geveegd had. Een stofje? Johannes lachte
wild! O neen, een berg was over hem
gekomen, een berg van vuil, die al'les
bedekte. Alles? „Neen", riep hij hard
uit, „mijn ziel niet, die is zuiver. Gij
weet het, mijn God!... Gij weet. hoe
ik allen heb willen bekeeren tot U, hoe
zeer ik U beminMet vreugde wil ik
het kruis dragen, dat Gij mij hebt over
gezonden, maar help mij, geef mij kracht!
LJ alleen wil ik toebehooren, maar daar
ziet gij, daar komt het atoom weer, en
het wordt reusachtig groot, het wil mij
verpletteren. Jesus, help mij!"
IfSlot volgt.).
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
13)
Johannes was op een stoel gevallen,
het gezicht met de handen bedekt. Wes-
per streek hem zacht over het hoofd.
„Verlies den moed niet en vergeet niet
dat ook dit van God komt."
Nog lang sprak de pastoor tot hem.
Eindelijk ging Johannes naar zijn kamer
en wierp zich daar voor het kruisbeeld
neer. Met geheven handen smeekte hij:
„Mijn God, erbarm "U mijner. Gij weet
dat ik onschuldig ben. O, jesus, laat de
menschen het verschrikkelijke niet ge-
looven... Niet om mijnentwege, maar
voor mijn heiligen godsdienst".
Geen slaap kwam dien nacht in zijne
oogen. Hij liep rusteloos op en neer
of knielde op zijn bidstoel.
Toen bij het aanbreken van (den dag
de morgenklok luidde, nam Johannes
baret en brevier en ging in de kerk.
ViVerschrikt deinsde de koster terug toen
hij hem zag.
„Mijn God, eerwaarde, wat ziet gij
er uit! Gij zijt ziek, zeker; ik zal ,een
dokter halen."
Johannes schudde het hoofd. „Ik heb
geen dokter noodig, ik ben niet ziek, ik
heb alleen niet kunnen slapen."
Atet moede schreden ging hij naar het
altaar om de H. Mis te lezen. Zijn stem
was in het begin zoo zacht, dat men ze
nauwelijks hoorde; maar langzamerhand
werd ze krachtiger, Johannes werd kal
mer en na de H. Communie kwam bijna
een gevoel van vrede over hem. Toen de
Mis geëindigd was, bad hij een zeer
lange dankzegging en gesterkt ging hij
heen.
Bij het ontbijt sprak Johannes met den
pastoor over allerlei zaken, doch over
den blief zei geen van beiden iets meer.
Maar de gedachten der beide mannen
waren steeds op dien brief gericht. .Wat
zou de pastoor niet hebben gegeven, om
het gezicht van -den jongen priester weer
zoo vrij en vroolijk te zien als voorheen!
Doch hij kon niets méér doen, dan den
bisschop de gunstigste getuigschriften
over zijn kapelaan te geven. .Zou dit
echter de leelijke vlek uitwisschen, .die
door die leelijke aanklacht op de eer
van den jongen priester geslingerd was*?
Zou het fijngevoelige hart van den jon
gen priester het ooit te boven komen,
dat zulk een verdenking tegen zijn rein
heid was uitgesproken? Voor thans hielp
slechts het vaste geloof en vertrouwen
op. ■-