Uit de Pers. Johannes Freund. BINNENLAND. Uit Stad en Omgeving. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 12 Sept. No. 586. De populariteit van onze Koningin. In 'n vorig persoverzicht hebben wij1 melding gemaakt van hetgeen de heer C. K. Elout in een der Indische bladen schreef over de z. i. verminderende popu lariteit van H. M. de Koningin en het protest daartegen van een A. R. orgaan. Ook andere bladen hebben zich over de uitlatingen van den heer Elout uitgespro ken. Zoo heeft bv. de (oud-lib.) „Nieuwe C o u r a n t", na vol lof te hebben gespro ken van de boven alle verdenking verhe ven wijze, waarop de Koningin haar re- geeringstaak vervult, eenigszins schuchter de vraag gesteld: Heeft naast toegeno men eerbied en de onverzwakte nationale trouw aan het Huis van Oranje, de ver houding tusschen onze Koningin en Haar volk de warmte en de hartelijkheid ten volle behouden, die Haar komst op den troon, Haar huwelijk en de geboorte van het koninklijke kind zoo blijde omgaven?' Het blad antwoordt daarop: Wij zijn er niet zeker van. Het wil ons wel eens voorkomen, dat onze Koningin den weg naar het hart van haar volk te zelden weet te vinden. Verreweg het grootste gedeelte van het jaar verneemt men van ons Hof niet meer dan dat de mi- nis le.vs, elk op hun beurt, zich ter confe rentie naar het Loo hebben begeven en dat de eer van aan de koninklijke tafel aan te zitten is te beurt gevallen aan eeni- ge aanzienlijke personen uit een beperk ten, o wel zéér beperkten kring. De offi- cieêle, min of meer reglementaire bezoe ken aan enkele steden des lands daarge laten, behoort de persoonlijke aanraking, ja zelfs aanschouwing- van onze Koningin, ook in de Residentie, tot de zoo hooge zeldzaamheden, dat het gevoel van ver trouwelijkheid, hetwelk in sommige mo narchieën de loyauteit en den traditionee- len eerbied der onderdanen onschatbaar versterkt, hier allengs aan het verdwij nen is. Het „D a g b 1 a d v a n Z u i d-H o 11 a nd en 's Orav.enhage" wil niet ontken nen, dat hierin een grond van waarheid is. De bevolking van den Haag zou zeker gaarne wat meer van het „Hof" merken, dan alleen een courantenbericht, wie er bij Hare Majesteit gemiddagmaald heb ben. Maar men moet de zaken bezien van menschelijk standpunt. Hoe bejegent men de Koningin als zij in de Residentie vertoeft? Is, om een voorbeeld te noe men de houding van „het vatte" althans var. een deel van het volk niet in hooge mate ergerlijk, als de Koningin zich als een gewoon mensch eens het genoegen wilde gunnen een wandeling te doen door de Haagsche straten? Is het dan niet be grijpelijk, dat" de Vorstin zich meer thuis voelt op het Loo? is misschien niet het publiek zelf oorzaak der verwijdering als •die er is gekomen? En zijn misschien niet ook enkele Ned. dagblad-redacteuren die alk zij over ,,'net hof" schrijven, 't steeds doen in een toonaard, welke een uiting van eerbied en bewondering bedoelt tc zijn, maar die maar al te dikwijls wordt tot een bewierooking vari zelfs de meest gewone dingen, waardoor een nuchter denkend mensch en de Nederlanders zijn immers o zoo nuchter! belachelijke opschroeverij gaat noemen' wat de jour nalist in zijn extase neerschreef als gold hei wezens van hoogere orde? Wil men de verhouding van Koningin tot volk en omgekeerd beoordeelen, dan legge men in'de eerste plaats men sch e 1 ij k e gevoelens als maatstaf aan. En dan gelooven wij te mogen constatee- reu, dat bij „het volk" nog wel de oude lieide aanwezig is. De „M a a s b o d e" meent Er ligt ongetwijfeld iets waars in wat hij (de heer Elout) zegt; de Koningin houdt te weinig contact met haar volk. Juist echter in die breede lagen van dat FEUILLETON. Naar het Duitsch. I. Een 'heerlijke lentemorgen is aange broken. De zon zendt haar gouden stra len' over de ontwakende natuur. Nog stoo.rt geen menschelijke stem den jon gen dag. „Hoe mooi!" Zoo denkt ook wel de jonge man, die zoo juist de deur van de kleine boerderij opent en in den tuin ga.it, die het huisje omgeeft. Diep ademt hij de heerlijke lucht in en glimlachend zet hij zich op een bankje, dat onder een appelboom staat, denzelfden boom, aan wien hij als knaap zoo dikwijls zijn mooiste vruchten ontroofd heeft. Als knaap! Hoe snel was de tijd i toch heengegaan! Nog ziet hij zich als I kleinen, zesjarigen jongen, toen hij hier steeds rondliep. De tuin en de kerk waren ivoor hem steeds het mooiste geweest; alleen was het hem niet duidelijk, wat 'heerlijker was, op den appelboom te zitten .of op den predikstoel te staan, zoo met de armen te zwaaien als de pas toor, een lange redevoering te houden volk moei zulks wel het eerst gevpel-d wordenin die kringen, waar op 31 Au gustus de straten cn stegen versierd wor den, waar, als Wilhelmina persoonlijk er een bezoek brengt, een vereering en lief de betoond wordt, als waarin zelden een vorst zich mag verheugen. Daarin is nog geen verandering geko men; maar dat bewijst dan juist, dat de populariteit onzer Koningin nog niet merk baar getaand is. Dat evenwel de kans daarop grooter wordt, naarmate het volk minder in aan raking komt met zijn Vorstin, is niet te loochenen. Het is waar, het jonge prin sesje noodt haar moeder tot grooter hui selijkheid maar, zooals ieder zijn plichten heeft, zoo ook de Koningin. En een dier plichten is: belangstelling te toon en in het lot harer onderdanen. Aan het slot van zijn artikel zegt het Rotterdamsche blad De Roomsche Kerk kan onder iederen geregelden staatsvorm gedijen. Toch verkiezen wij' een goed Koning boven een republiek, omdat deze laatste instelling bij de groote massa zoo licht voet geeft aan de idee der volkssouverei- niteit en deze idee maakt het volk maar al te vaak hoogmoedig en weerbarstig en kan zoo op haar beurt leiden tot ochlocra tie. Een goed vorst daarentegen, en een die bemind is bij zijn onderdanen, biedt veel waarborg tegen die excessen. Ook in de constitutioneele monarchie kan de Koning zijn invloed laten gelden. Toen mr van Houten de Koninklijke macht omschreef als een „ornament", voegde terecht Dr. Schaepman hem toe: de Koning is ornament, mits het tevens sluitstuk zij. Voor ons land komt er nog iets bij. Wij Roomschen kunnen aan het Huis van Oranje, dat drie eeuwen lang in ons land regeerde zij het niet steeds over het gansche en als koning niet met on verdeelde dankbaarheid denken. Maar de tijden, waarin wij geen Oranjevrienden waren, liggen ver achter ons, en wij moe ten erkennen, trots alles, dat de Oranjes zeer veel voor ons land gedaan hebben, dat het belang van ons Tand hun eigen belang was. En onze Koningin doet hierin voor haar voorgeslacht niet onder. Oranje en Nederland zijn één begrip ge worden. Om dit alles achten en beminnen wij Haar, die ons land regeert. Laten echter zij, die Haar raadgeven en bijstaan in haar zwaren taak, voor zoo ver ze daartoe in staat zijn zorgen, dat on ze Koningin niet van haar volk ver vreemdt. Laten wij Haar wijzen op de ge volgen, die Haar afzondering hebben zal. Dan zal het „ernstige verschijnsel van de vermindering harer populariteit" op houden geconstateerd te kunnen worden. De Sociale Week. Zaterdagmorgen leidde mr. P. J. M. Aalberse liet onderwerp Arueidsloon in. De vraag, wat is arbeidsloon beant woordt spr. aldus volgens de encycliek Rerum Novarum: werken is zich in spannen om de zaken te verwerven welke voor de verschillende behoeften des levens en voornamelijk tot instand houding van zichzelven noodzakelijk zijn. Het doel van den menschelijken arbeid is zedelijk en stoffelijk. Zedelijk is het om Gods gebod te vervullen en de zedelijke zelfvolmaking te bevorderen, stoffelijk is liet om een persoonlijk en maatschappe lijk welzijn te bereiken. Het is de plicht van den mensch te werken, God zelf heeft tenminste deze taak opgelegd; de mensch zelf wordt tot arbeid geboren, gelijk de vogel tot vliegen. Het recht op het bestaan is dus te noemen, het recht om door arbeid zich een menschwaardig bestaan te verschaf fen. Iemand, die werken wil, mag men dat niet belemmeren; indien de arbeid noodig is tot onderhoud van zijn gezin altijd beschouwd uit het oogpunt van het natuurrecht, en ei bij gevoegd: met eigen arbeidsmiddelen. Niet blijkt daar uit, dat de Staat de verplichting op zijn en zulk een fijn hemd aan te hebben met lange kanten. Dit laatste was toch wel nog mooier, en op een kansel, had moe der gezegd, kon iedereen opkomen, daar was een trap, maar op den appelboom moest men klauteren, en dat kon hij nog niet. Maar op den kansel! En op zekeren dag was hij stilletjes de kleine dorpskerk binnengeslopen. Hij was bang geweest zoo stil! Stilletjes was hij verder gegaan, voor het hoofd altaar had hij een poosje geknield de goede God zou er toch niets op tegen hebben? Vragend hadden zijn oogen naar het tabernakel gekeken alles stil! Daar rechts was het trajjje van den predikstoel twee, drie treden... Hu het had gekraakt! O, wat een schrik! Op het trapje had de jongen zich neergezet, den vinger in den mond, keek hij met groote oogen naar het altaar... Daarna had hij weer moed gevat en nu was hij boven. Maar de kleine moest op de teenen gaan staan, om even over den rand te kunnen kijken. Zeer bedroefd over zijn kleinheid was hij naar huis gegaan... Na twee jaren klauterde hij ook in den appel boom, maar het kostte een groote scheur in zijn broek, dat had een pak slaag ten gevolge en zoo waren hein beide po gingen niet erg aangenaam geweest. Maar door strijd tot overwinning; had hij op ëéh Zondag in de preek gehoord en dat schouderen heeft om werkloozen arbeid te verschaffen. De theorie van „Rerum Novarum'- luidt omtrent rechtvaardig loon, dat de werk gever niet altijd zal voldaan hebben aan zijn plicht, wanneer hij 't overeengeko men loon zal betaald hebben, hij heeft te zorgen, dat zijn arbeider tot minimum loon ontvange zooveel als hij noodig heeft voor een menschwaardig bestaan. In de practijk zal het buitengewoon moeilijk zijn het juiste bedrag van een rechtvaardig loon overeenstemmende met de waar de van den arbeid vast te stellen. De vraag of de Staat het recht heeft het ar beidsloon vast te stellen, valt moeilijk te beantwoorden, in ieder geval is regeling der loonen voor de huisindustrie drin gend noodig. De sociale verzekering is de beste be scherming van een rechtvaardig loon en deze moet de Staat derhalve voorzeker tot stand brengen. lil de middagvergadering heeft de heer A. Waszinck eene lezing over de Ency cliek Graves de Communi Re gehouden, terwijl 's avonds rector Stroomer zijn re de over Arbcidersvereeiiigingen voort zette, waarin hij duidelijk uiteenzette, dat de vereenigingen Katholiek moeten zijn. Voorts waarschuwt spr. tegen onee- nigheid in de vereenigingen en wijst op het nut van een scheidsgerecht, wiens beslissingen bindend zijn; er moet tevens naar gestreefd worden verzekering te gen werkeloosheid etc. te verkrijgen. Een van de zegenrijkste gevolgen der veree nigingen is, dat de verschillende klassen er nader door bij elkander komen en dat de verschillende nooden worden gelenigd en maatschappelijke wantoestanden op geheven worden of verminderd. Met een krachtige aansporing tot allen, die eeni- gen invloed kunnen uitoefenen, het ge tal en de werkzaamheid der Katholieke vereenigingen te doen groeien, eindigt de encycliek Rerum Novarum. Zondag was de laatste dag van de Sociale Week. Om half elf werd in de kapel der Eerw. Broeders der Onbevl. Ontvangenis een plechtige H. Mis door den Z.Lerw. heer Wouters opgedragen, waaronder pater Sigismundus O. F. M. de feestpredikatie hield, terwijl een Te Deum tot dankzegging werd gezongen. In de sluitingsvergadering voerden ach tereenvolgens het woord de heer A. H. J. Engels, over de Kath. Soc. Actie en de arbeiders; de WelEcrw. heer Conraedts over de K. S. A. en den Middenstand, terwijl jhr. Ruys de Beerenbrouck de slotrede hield. Hij hoopt dal de lessen der sociale week in practijk mogen gebracht worden. Een hartig woord spreekt hij voor de Zondagsrust en Zondagsheiliging Zon dagsrust is ook noodig voor onze journa listen en propagandisten.. Spr. hoopt dat de Sociale Week, die ter eere van den drie-eenigen God gehouden werd, in ie- ders herinnering moge gegrift blijven. Nadat het lied „Aan U, o Koning der Eeuwen" gezongen is, sluit de Voorzitter met den Christelijken groet de zesde So ciale Week. Vervroegde winkelsluiting. In de jongste te 's Gravenhage gehou den algemeene vergadering van het Nat. Comité voor vervroegde winkelsluiting herinnerde de voorzitter, mr. Roodenburg, aan het succes te Amsterdam behaald: de totstandkoming van de verordening op de winkelsluiting. Voorts deelde hij mede, dat het Partij bestuur der S. D. A. P. zich van het Nationaal Comité heeft afgescheiden. Blijkens het jaarverslag, zijn er thans plaatselijke comités gevormd te Amers foort, Amsterdam, Dordrecht, Den Haag en Rotterdam. In een paar andere plaat sen zijn comités in voorbereiding. Aan de orde was daarna de vaststel ling van het standpunt van het Nat. Co mité ten opzichte van het wetsontwerp op de vervroegde winkelsluiting van de Staatscommissie voor den Middenstand. Na langdurige discussiën werd met eenige wijziging van het bestuursvoorstel besloten a. dat het Nat. Comité zich zal wenden was wei steeds zoo. Veel tijd bleef hem niet over voor boomenklauterenhij moest flink leeren. Moeder wilde graag dat hij geestelijke werd, de pastoor hielp en hij kreeg een beurs in het seminarie. En voor acht dagen nu had hij zijn eerste H. Mis hier in zijn geboortedorp opgedragen. Men had hem niet aanstonds een plaats gegeven, want zijn gezondheid was zwak, hij kuchte en de regent had den bisschop hier opmerkzaam op gemaakt. Men had hem welwillend naar zijn móeder ge stuurd. Vader was onder zijn studietijd gestorven. In zijn geboortedorp zou hij, indien het noodig was, den pastoor een handje helpen en verder goed uitrusten. Hoe goed allen voor hem geweest waren! Vol dankbaarheid keek de droo- mer naar het reine blauw des hemels. Maar het was tijd naar de kerk te gaan. Overal ontwaakte nu het menschelijke leven. Johannes Freund, de jonge pries ter, stond op, haalde uit zijn kamer baret en brevier en ging langs de velden naar de kerk, om niet door menschen ver strooid te worden. Het kleine, maar mooie Godshuis was maar weinig gevuld; in de week waren de meesten aan hun werk. Het was zoo stil om den jongen priester, hij zelf was nog niet met het verstrooiende leven in aanraking gekomeA. üoe kou men tot de Regeering met het verzoek tc wil len overgaan tot de indiening van een ontwerp van wet op de winkelsluiting; b. dat bij de Regeering zal worden aangedrongen op: Verplichte winkelsluiting tusschen des avonds negen uur en des mofgens vijf uur. Beperking van het aantal dagen, waar op eerst des avonds ten elf uur moet gesloten worden, tot het noodzakelijke, waarbij aan den gemeenteraad enkel de bevoegdheid te verleenen om op ten hoog ste 14 dagen in het jaar het sluitings uur uiterlijk op des avonds elf uur te bepalen. Verplichting van den gemeenteraad om een sluitingsuur, vroeger dan negen uur, des avonds, vast te stellen, wanneer dat verlangd wordt door minstens twee der den der betrokken winkeliers van een zekeren groep of groepen, en bevoegd- verklaring van den gemeenteraad om ook zelfstandig over te gaan tot het uit schrijven van een stemming over zulk een vroeger sluitingsuur. Gelijktijdige beperking van den arbeids duur van hen, die als bedienden in win kels en daarbij behoorende magazijnen en kantoren werkzaam zijn, in dien zin, dat die arbeid uiterlijk op of kort na het sluitingsuur worde beëindigd. Strafbepalingen, krachtig genoeg om door haar preventieve werking een nauw keurige naleving der wet te waarborgen. Bond van A. R. Gemeenteraadsleden. Te Utrecht is de jaarvergadering ge houden van den Bond van A. R. gemeen teraadsleden. Het ledental steeg van 329 tot 350, van wie 262 gewone leden Als bestuursleden werden herkozen de heeren A. van Namen Hzn., mr. V. H. Rutgers en A. Zijlstra. Door den lieer J. J. van Schuylenburgh, inspecteur der Volksgezondheid te Zwolle, werd eene bespreking gehouden over de taak der gemeente ten opzichte der volkshuisves ting. De heer A. Zijlstra uit .Groningen sprak vervolgens over de taak der ge meente ten opzichte van de openbare leeszalen. Spr.'s betoog is in de volgende conclu sie vervat I. De openbare leeszaal, opgevat als sociaal-paedagogische instelling tot al gemeene ontwikkeling op den grondslag van de z. g. positieve neutraliteit, gaat uit van een bepaald paedagogisch begin sel, dat slechts door een deel van ons volk kan worden aanvaard, en kan mits dien niet geacht worden een algemeen erkend volksbelang te vertegenwoordi gen. II. Deze openbare leeszaal kan dus niet op grond van hare z.g. openbaarheid d.w.z. het niet alleen voor allen toe gankelijk, maar ook voor allen geschikt zijn bij uitsluiting van leeszalen op anderen grondslag aanspraak maken op overheidssteun. III. Het ligt niet op den weg der ge meente zoodanige inrichting te stichten en te beheeren. Indien de gemeente over gaat tot stichting van een openbare lees zaal en boekerij, dan kan dit geen an dere zijn, dan een leeszaal ter instruc tie, zich aansluitend bij het onderwijs in zijn verschillende vertakkingen. IV. Waar door particulier initatief een openbare leeszaal openbaar in den zin van voor allen toegankelijk het zij op den grondslag van de positieve neutraliteit, hetzij op den confessionee- len grondslag is opgericht, zal de ge meente subsidie kunnen verleenen. V. Die subsidie zal alleen dan kunnen verleend worden als de gemeente in de beteekenis van de vereeniging, waarvan de leeszaal uitgaat, in de dagelijksche leiding en in de samenstelling van het bestuur waarborg heeft voor een deug delijk beheer. VI. Het bedrag van het gemeentelijk subsidie behoort afhankelijk te worden gesteld van het bedrag dat de vereeni ging jaarlijks aan contributiën en gif ten enz. ontvangt. VIL De voorwaarden, waaraan heft gemeentelijk subsidie behoort te worden gebonden, behooren te zijn: wering van alle lectuur en plaatwerk van onzedelijke daar bidden Twee oogen volgden in liefde ieder zijner bewegingende oogen van z'n moeder. Was hij niet als een heilige, haar Johannes? dacht zij in moederlijke ijdel- heid. Maar al te spoedig was voor haar de Mis ten einde. Na kort gebed ging de priester in de sacristie, de moeder naar huis, om het ontbijt gereed te maken. Johannes nam thans den weg door het dorp. Hij ging eerst in de pastorie om te vragen, wat er te doen was, daarna ging hij verder. Uit het schoolhuis kwam juist Lena, de dochter van den hoofd onderwijzer, snel de traj) afgesprongen en liep bijna tegen den jongen priester aan. „"Niet zoo wild, Lena", riep hij glim lachend, „gij werpt de menschen om." Het meisje was zeer rood geworden. „Geloofd zij Jesus Christus, meneer kape laan! Ik wist niet, dat de vroegmis uit was, maar ik ben blij u te treffen. Hoe mooi was het toch bij uwe eerste Mis, zooveel geestelijke heeren! En een was er bij een groote, met bruin haar wie was die toch? Hij zag er zoo mooi uit, dat ik hem steeds moest aankijken. Van waar kwam die toch? Zeg het inij!"- AIs een stortbeek was alles over de lippen van het jonge meisje gekomen, men zag, dat die vraag al die dagen op haar lippen gebrand ha,d. strekking en een verbod van toelating beneden een bepaalden leeftijd. VIII. Ter richtige controle door den gemeenteraad is noodig: lo. dat twee door den raad aan te wjj- zen personen zitting nemen in het be>« stuur als leden met adviseerende stem| 2o. dat jaarlijks aan den raad zal wor den toegezondena. de .catalogus der boekerij en geschriftenb. de bCgroo- ting, de rekening en het jaarverslag dör vereeniging. Aan het debat werd deelgenomen door de heeren mr. Briët, mr. Rutgers, mr« H. Hovy, en mr. Fernhout. In 't alge meen bleek men het met den spreken eens te zijn, ofschoon op détailpunten van eenig verschil van gevoelen bleek. Enkele sprekers bleken van oordeel, dat in de leeszalen geen romans moesten' worden neergelegd. LEIDEN, 12 September. De Landbouwtentoonstelling Waar voor eenige maanden nog rustig koeien liepen te grazen, of de soldaten zich oefenden in exerceeren, waai pas enkele weken geleden de eerste toe- bereidselen werden getroffen, doch dei laatste dagen honderden rappe handen ijverig aan de afwerking bezig waren, is thans de landbouwtentoonstelling geko- men. Wie herkent het Schuttersveld nog, waarop nu gebouwen, tenten en poorten van allerlei afmeting zijn opgetrokken?! Vroolijk wapperen de vlaggen en geven een feestelijk aanzien op den openingsdag. De tentoonstelling is gereed. Wat ve len een onmogelijkheid scheen, toen zij verleden week in chaotische orde aller lei voorwerpen op het terrein zagen, is geen onmogelijkheid gebleken, dank liet organiseerend talent van het tentoonstel- lingscomité. Hier en daar ontbreekt nog wel iets, maar 't volmaakte kan men niet verlan gen. De totaal indruk is een gunstige. Er zijn in verschillende afdeelingen een aantal zaken ondergebracht, die den landbouwer van nut kunnen zijn, en waarvan voor hem te leeren valt. Theorie en practijk gaan samen. Eeren b. v. de belangwekkende regeerings-in-, zendingen der mannen van de weten schap en jaten zij zien hoe ver de be moeiingen van den Staat zich over den landbouw uitstrekken, de zuivelafdeeiing met haar belangrijke inzendingen levert het bewijs, dat de Regeering geen ver- geefsch werk doen en dat de mannen der praktijk gaarne samenwerken met 's lands bestuur ter bevordering van den vaderlandschen landbouw. Wij hebben hier speciaal op het oog de rijksmerken voor boter en kaas, die de knoeierijen in deze artikelen pogen tegen te gaan. Hoe er mede geknoeid kan worden en wordt, bewijst toch o.a. de gruwelkamer der vereeniging van Kaashandelaren, dia exposeert hoe kaas moet zijn en hoe za niet moet zijn. 't Ligt niet in onze bedoeling een cate gorische opsomming te geven van al het wetenswaardige en bezienswaardige, wat op het Schuttersveld voor belanghebben den en belangstellenden te genieten valt Voor den vakman zou deze opsomming geen waarde hebbende leek kan za niet interesseeren. Wij doen dan slechts een greep uit hetgeen wij bij onze rond wandeling hebben opgemerkt. De Landbouw Onderlinge heeft niet alleen verschillende staten en statistieken op haar bedrijf betrekking hebbende en aantoonend, wat het particulier initiatief vermag, maar geeft bovendien afbeel dingen van beveiligde landbouwmachines en van het omgaan met machinerieën en benoodigdheden om ongelukken te voor komen. De heer L. H. van Heyningen, Vlaar- dingen, is het gelukt een sesam-plantje te kweeken, waartoe de buitengewone warme zomer meewerkte. Dit werd spe ciaal gedaan om aan te toonen, dat sesam olie en sesamkoeken geen kunstproducten zijn, maar op eenzelfde manier als iijn- Het gezicht van den kapelaan was ern stig geworden, al klonk ook zijn stem kalm en vriendelijk, toen hij zei„Wie; die priester was? Een vreemde voor jou, lieve Lena, zelfs al zou ik je zijn naam noemen. Ik zou je echter willen aan raden, minder op liet lichaam dan op de ziel te letten! Het is geheel onverschil lig, of een priester er mooi of leelijlc uitziet, als hij maar goed en braai zijn plichten volbrengt, vergeet dat niet! Ik heb je gisteren niet in de Mis gezieu en.thans heeft mijnheer pastoor ook reeds gelezen, hebt gij in de week geen tijd?" Bijna trotsch klonk haar antwoord: „In de week is er steeds te" werken, doch des Zondags ga ik." De kapelaan keek haar verwonderd en treurig aan. „Lena, wat zijt gij veran derd, sedert ik de laatste maal in het dorp was! Gij zijt geheel anders gewor den, hebt gij slechten omgang, Lena? Gij hebt geen moeder meer, je vader is oud en heeft veel werk met de school* daarom moet gij dubbel op je zelf letten, wilt gij een braaf meisje blijven. Beloof mij, ook in de week, indien het je mo gelijk is, naar de Mis te gaan, en als ik weg ben, dikwijls bij mijn mocdci te komen, zooals gij vroeger steeds deedtj wilt ge?" (Wordt veivulgüji

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5