Uit de Pers. BUITENLAND. Uit de Natuur. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 5 Augustus. Een lied per week. No. 44 uit „De Leeuwerk". Huwelijkslied. Woorden van Muziek van rA. V. Bultynck. Emiel Hullebroeck. fcland in hand en zij aan zij betreden, 't Levenspad met geurig groen beplant; Opgeruimd en met uw lot tevreden, Saamgesnoerd in heil'gen liefdeband Volge die zegen u alom, Lach' hij u tegen uit kruid en blom Op uwe wegen, o Bruid en Bruidegom Lief en leed steeds met elkander deelen, Samen zijn één hart en ééne ziel; kalvend zoet elkanders wonden helen, Juichen saam om 'theil dat elk beviel: Make dit streven 't Doelwit uit, Dat in uw leven alles omsluit, Wat heil kan geven, o Bruidegom en Bruid 'Moogt gij steeds met dankbaar hart ontvangen Elk geschenk dat u de Hemel biedt, Waardoor gij uw innigst zielsverlangen Voor eikaars geluk bevredigd ziet: Strale de zonne hel en klaar, Van vreugd en wonne op't jeugdig paar, yioeie de bronne van heil voor .Hem en Haar! Het Tarief. Over „de bestrijding van het tarief van Invoerrechten" lezen wij in nummer 45 van de bekende uitgaven der Tarief- vereeniging: Wat ons in de bestrijding van het [Tarief-ontwerp het meest verbaast, is het .weinig principieele dier bestrijding, het geheel onbesproken laten van de theore tische zijde van het vraagstuk. Men kent de stelling der vrijhandelsleer, die zegt: door een invoerrecht kunt gij wel een industrie tot grooter bloei bren gen, doch door het verband, dat er be staat tusschen de invoeren en de uit voeren ,moet' er aan de andere zijde even veel industrie vernietigd worden, als gij aan de eene zijde kweektet. Dat men die stelling laat rusten, nadat zij o. a. in 1904 in de praeadviezen en in de vergadering der Vereeniging voor de .Staathuishoudkunde en de Statistiek, men kan zeggen finaal, is afgemaakt, is alles zins beeriipeliik. Maar dan blijft toch het feit over, dat erkend wordt, dat men door invoerrechten een industrie kan ontwikkelen, zonder dat evenveel andere industrie wordt stil gezet. De theorie van den Eenzijdigen Vrijen Invoer den z.g. vrijhandel moge ongerijmd zijn, zoo goed als alle personen, die de universiteiten bezochten, hebben haar geleerd en beschouwen haar als de «enige juiste, omdat zij uit-den-aard der zaak geen gelegenheid gehad hebben er een studie van te maken en omdat zij er dagelijks in de groote pers den lof van zien verkondigen. Men vraagt wel eens waarom het Ta- riefvraagstuk een politiek vraagstuk is. Het antwoord is, omdat de linker pers stelselmatig bijna elk artikel, dat voor protectie pleit ,weigerd. Het groote pu bliek krijgt dus dagelijks druppelsgewijs de vermeende zegeningen van den z.g. vrijhandel te slikken, maar wordt zorgvul dig onkundig gehouden van wat daar tegen wordt aangevoerd. En evenals met geschriften gaat het met verslagen van vergaderingen, rapporten van commissies en dergelijke, zij worden gefatsoeneerd of geheel verzwegen om den £.g. vrijhandel niet te schaden. Wij geven met dit nummer onze 45e uitgave; welnu, wij hebben niet nage laten al deze uitgaven ook aan de groote linker bladen te zenden, wij hebben 'bij het eerste nummer opgave daarvan ver zocht en dit later nog herhaald, doch wij hebben bijna nooit kunnen bereiken, dat één nummer in die bladen werd opge nomen. Het is dus niet te verwonderen, dat het veren, maar tevens hun voortbestaan te danken hebben aan de bijen die hen be doeken, vormden den grond voor vele gedichten der oudheid, terwijl de prac- tische mensch hen waardeerde om de kostelijke voortbrengselen die de bij, wel Is waar tot eigen nut, bereidt, maar die publiek der linkerzijde „vrijhandelaar" is, maar het pleit zonder twijfel sterk voor ons standpunt, dat het rechtsche publiek, dat niet alleen de iinker bladen leest, doch in zijn eigen bladen van tijd tot tijd de keerzijde van de medaille te aanschouwen krijgt, onze ideeën is toegedaan. Nu spreekt het vanzelf, dat meer waarde te hechten is aan het oordeel van hen-, die beide standpunten kennen, daft aan dat van hen, die kunstmatig en opzettelijk onwetend gehouden zijn van alles wat hun eenzijdig oordeel had kunnen wij zigen. Met de op waarde schatting der ver schillende adressen en uitspraken tegen het Tariefontwerp uitgebracht, moet hier mede ons inziens ernstig rekening worden gehouden. Wanneer bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel te Rotterdam op de zesde bladzijde van haar adres zegt, dat onze nijverheid tot grooten bloei is gekomen „na een langdurige vrijhandelsperiode" en men weet dat Nederland een zwak beschermend tarief heeft, dan zijn de al- gemeene beschouwingen dier Kamer waardeloos, en zou de eenige logische conclusie deze kunnen zijn„In Nederland is de nijverheid tot bloei gekomen na een langdurig tijdperk van zwakke be scherming", waarbij dan nog niet verge ten dient te worden, dat in het tijdperk van 18771895, toen de bescherming ten onzent inderdaad zeer zwak was, de toe stand in ons land allermiserabelst was, zoodat malaise na malaise schering was en inslag terwijl na de hoogere bescher ming, door de wet Sprenger van Eijk van 1895 verleend, de toestand veel verbeterde. Vergeten dient ook niet te worden, dat aan candidaten voor de Rotterdamsche Kamer van Koophandel, naar ons van betrouwbare zijde werd medegedeeld, de vraag gesteld werd, of zij „vrijfoandelaar" waren. Nu moge het niet gemakkelijk zijn om uit te maken wat een vrijhandelaar isr of bijv. Minister Sprenger van Eijk, die in 1895 de heffing der beschermende invoerrechten zeer verscherpte, zonder de percentage te verlagen, vrijhandelaar was, en het moge een diepzinnig vraagstuk zijn of Minister Pierson, de apostel van den vrijhandel, die voorstelde de bescher mende rechten van 5 pet. op 6 pet. te brengen, op den naam van vrijhandelaar aanspraak kon maken, één ding is zeker: dat hij vrijhandelaar is die, wanneer „ver zamelen" geblazen wordt, zijn stem uit brengt voor een adres als dat van de K. v. K. te Rotterdam of voor een motie als in de Alg. Verg. der Mij. van Nijver heid onlangs aangenomen. Het ledental der Mij. van Nijverheid be staat trouwens voor een groot deel uit niet-industriëelen en dezen zijn zeer tal rijk in het hoofdbestuur en de besturen der departementen. Overigens moet het bedenkelijk geacht worden het protectievraagstuk geheel on voorbereid en in een motie, die staande de vergadering is voorgesteld, af te hameren. Op die wijze verkrijgt men wel iets, maar wat men verkrijgt is van weinig waarde. Het vermakelijkste is, dat de pressie tot afkeuring van de protectie is uitge gaan van datzelfde Twenthe, dat zijn ont staan geheel en zijn bloed grootendeels aan de protectie dankt. De Twenthenaars mogen ïiiet ophouden te beweren ,dat de groote uitbreiding hunner industrie dagteekent van na de afschaffing der differentieele rechten, de volgende, door hen zelf op bladzijde 26 der „Stemmen uit Twenthe' 'gegeven cij fers leeren het omgekeerde. Aantal spindles: 1861 41.100, 1867 162.150, jaarlijksche toeneming 20.175: aantal spindles: 1898 232.446, jaarlijk sche toeneming, 2.268, aantal weefstoe len: 1861 2286, 1867 7960, jaarlijksche toeneming 046, aantal weefstoelen 1898 18.698, jaarlijksche toeneming 346. Deze cijfers en het feit dat de onbe schermde spinnerij achterlijk in omvang is, zoodat tientallen millioenen kilcx'6 katoenen garens jaarlijks ons land méér worden ingevoerd dan uitgevoerd, ter wijl de beschermde weverij haar product naar schier alle Vvereldstreken expor teert, en er voor tientallen van millioe nen guldens jaarlijks méér katoenen ma nufacturen werden uitgevoerd dan inge voerd deze cijfers en dit feit zijn in- hij dan toch tot zijn eigen gebruik dienst baar maakt. Sinds wanneer de mensch de bijeijteelt in toepassing brengt, schijnt nog steeds een onopgelost vraagstuk. Zeker is, dat ze reeds lang voor het begin onzer jaar telling bekend was en een uitgebreide beoefening vond. De bijen behooren tot de klasse der insecten en vormen met dezijdewujmen de eenige dieren uit die klasse, die in den loop der tijden tot huisdieren zijn geworden, en daardoor in hun leven en werken ons zoo goed bekend geworden zijn. In een bijenstaat treffen wc althans op enkele tijden van het jaar drie soor ten van beesten aan. Het meest in het oog vallend is de groote, slanke „ko ningin", waarvan er slechts één in iederen staat aangetroffen wordt. Zij geeft het leven aan alle bewoners van den staat en deze voortbrenging is dan ook haar eenige rol. Zij verricht géén ander werk, zij zoekt geen honig, zij bouwt niet mede aan de woning, zij doet slechts haar eenige taak, door voortdurend eierleggen de bevolking van den staat vermeerderen. De mannelijke bijen, hommels ge- derdaad voo* bet vrijhandelsstandpunt en voor de bewering der Twenthenaars verpletterend. Maar zelfs, indien wij aanmanen, dat de uitspraak der Mij. van Nijverheid was de uitspraak van alle industrieelen wat ten sterkste wordt ontkend dan nog zou ze ons veel leeren. Zij zou dan aantoonen, hoe onzinnig het argument is, waarmede het tarief steeds bestreden wordt, dat de prijzen der goederen verhoogd zullen worden met het bedrag .van het invoerrecht, dat men voortaan f 1.12 inplaats van f 1 zal hebben te betalen, voor alles wat men koopt. Er zijn sommige fabrikanten, die hun kapitaal tienmaal of meer omzetten, laat ons echter een matiger cijfer, bijv. vijf maal nemen. Indien nu de fabrikant voor zijn artikel 12 pCt. meer maakte, dan zou hij dus een jaarlijksche extra winst van 5 maal 12 pCt., is gelijk 60 pet. maken. En wat zouden de fabrikanten in het buitenland, waar de rechten veel hooger zijn dan in het voorgeslagen ta rief, dan jaarlijks niet extra moeten ver dienen. Deze rekening te maken is reeds vol doende, om de onzinnigheid der prijsver- hooging. aan te toonen. Onze fabrikanten, en dat bewijst de vrees voor protectie van velen hunner, weten wel beter, zij weten dat hun een tijdperk wacht, van hevige concurrentie tegen fabrieken, naast hun deur opge richt en met de laatst geperfectioneerde! werktuigen voorzien, zij weten ook, dat wanneer aan de Nederlandsche natie het arbeidsveld wordt teruggegeven, dat de eenzijdige vrije invoer voor onze voort brenging heeft doen verloren gaan, de meerdere vraag naar arbeidskrachten de loonen zal doen stijgen en zij weten, dat hoogere loonen slechts dan den export niet in den weg staan, indien van de meest geperfectioneerde machines, die een maximum fabrikaat aan een minimum aantal arbeiders paren, wordt gebruik gemaakt. Die geperfectioneerde, harmonische en veelzijdige ontwikkeling onzer industrie die naast hooge loonen goedkoope voort brenging mogelijk maakt, is het doel, waarnaar een natie behoort te streven. Het tarief vraagstuk is bij ons al vele jaren aan de orde, het is niets nieuws, reeds meermalen is er uitspraak over gedaan. Daarom zal onze regeering goed doen, zich niet te laten beïnvloeden door eene oppositie, die gebruik maakt van de onwetendheid van velen en die er op speculeert het fijngevoelige eigenbelang op te wekken van allen, die vreezen door het wetsontwerp, zij het meestal in on dergeschikte en dan nog vaak vermeen de belangen, te .worden geschaad. Sociaal-De mokratie en Wereldbeschouwing. H. L. schrijft hierover in het „Kath. Sociaal Weekblad": Twee zielen draagt de sociaal-demo cratie in haar borst: die van den propa gandist, die in stad en land de massaas moet bewerken, en, om veel stemmen te vangen, de werkelijke beginselen der S. D. A. P. zooveel mogelijk heeft te omsluieren en die van den weten- schappelijken marxist, die zulke takti- sche voorzichtigfheidjes versmaadt, en precies zeggen durft, hoe en wat de so ciaal-democratie in werkelijkheid is. De eerste stelt 't liefst zóó voor, als ware de S. D. A. P. een zuivere econo- mische-belangenpartijj, die zich om vra gen van godsdienst, zedelijkheid en zie- leleven niet bekommert, en iedereen op zijn eigen manier zalig laat worden. De laatste echter drukt er op met kracht, dat de S. D. A. P. volstrekt maar niet is een zuivere economische-belan- genpartij, maar ook en vooral zelfs de draagster eener wereldbeschouwing, en wel van een anti-godsdienstige en anti christelijke, welke den geheelen mensch in denken en doen moet beheerschen. Zoo kon men nog onlangs in het Dus- seldorfsche partijblad, (Volkszeitung, 1911, no. 129) lezen in een artikel, dat tot opschrift voerde „Wereldbeschou wing": i Mil „Het socialisme, is niet slechts een politieke beweging tot invoering vaii een nieuwe productiewijze. Deze kan de wereld niet in haar diepste grond- noemd, zijn een weinig kleiner, echter forscher gebouwd, geheel behaard, en gekenmerkt door bovenmatig groote oogen. Evenals de koningin, zijn ook zij niet ingericht op het werk in de korven en bezitten zelfs geen wapenen ter ver dediging. De derde soort, de meest talrijke, zijn de werkbijen, de levende kracht van den bijenstaat. Zij vormen de bevolking, zij zijn de soldaten, die de woning door hen zelf gebouwd verdedigen. Voortdurend zijn zij in beweging, steeds bezig met hun drie voornaamste bezighedenhet bouwen en in orde houden van de wo ning, het inzamelen van voedingsstoffen en de opvoeding der jonge bijen. Daar al deze werkzaamheden met hun mond of pooten verricht moeten worden, vertoonen deze eigenaardige bijzonder heden. Aan den kop treffen wij een paar sterk vervormde pooten, de kaakpooten, aan, in vorm veel afwijikend van die der ove rige insecten; zij doen dienst als zaag, als schaar of als truffel bij het opbou wen der woning; zij kunnen als wapen gebruikt worden; zij dienen echl?r niet, xooajs bij yeje andere -dieren 't gev^ slagen omkeeren. Het grijpt daarom in in alle gebiedén van het weten, het komt in aanraking met alle weten schappen. Het leidt tot een opvatting van de wereld, welke tegenover alle vroegere opvattingen staat. Het neemt op nieuwe wijze positie tegenover al le gewichtige levensvragen, welke tot heden het voorwerp van het gods dienst en de wijsbegeerte ^vormden. Daarom vormt het een geheel nieuwe wereldbeschouwing." [Ware de S. D. A. P. ook bij hare pro paganda zoo openhartig, zij zou heel wat minder stemmen vangen. Maar dat is juist 't valsche, 't dubbelzinnige, 't leu genachtige in de sociaal-democratie, dat zij steeds optreedt met twee aangezich ten, het eene poeslief en onschuldig een masker tot volksbedrog het an dere afschrikwekkend: haar ware ge zicht, bij de innerlijke propaganda, on der de eerst door leugens geworven ar beiders. Maar is dit dubbele spel zelfs voor den minst ontwikkelden arbeider thans nog niet doorzichtig genoeg? De Week. Als men zoo de diverse bladen eens1 nagaat, en ziet hoevele kolommen druks er dagelijks worden gewijd aan de ge beurtenissen in het buitenland, dan zou de oppervlakkige lezer toch waarlijk niet denken, dat we ons in de miserabelste periode van den komkommertijd be vinden. I Daar is vooreerst de warmte, waarvan men overal elders evenveel, om niet te zeggen veel meer last heeft als bij ons. Maar daarover zal Ik maar niet uit wijden, uit vrees dat de lezer anders vol afgrijzen het verdere gedeelte van mijn overzicht ongelezen zou laten. Zoo hard toch de meeste menschen het vorige jaar schreeuwden over het gebrek aan zon en warmte, zoo hard of nog harder brult men nu over het te veel. (Ja, ja, we zijn niet gauw tevreden). En aan gezien ik, die zelf wel van een beertje warmte houd, niet graag het met mijn lezers te kwaad krijg, zal ik liever de andere wereldfeiten in kinematografi- sche snelheid voor u laten afdraaien. Daar hebben we vooreerst de Marokko- onderhandelingen, waarover de wereld pers zich nog wel het drukst maaakt. Drukker geloof ik dan de daarin betrok ken diplomaten zelf, want de boel wil blijkbaar maar niet opschieten. Zelfs schijnen zij een oogenblik er aan ge dacht te hebben een kleine pauze te ne men, om een beetje op hun verhaal te komen van het drukke confereeren. Een der hooggeplaatste heeren moet zelfs al kamers besproken hebben in een of an der badhotel. Maar nu heeft hij ze we der afgezegd, zegt m en, enmen knoopt daaraan de veronderstelling vast dat de onderhandelingen nu wel ten einde zul len loopen. Maar men kan het ook wel mis hebben, want alles wordt zoo ge heimzinnig mogelijk bedisseld. Een Ber- lijnsch diplomaat die overjgens steeds goed ingelicht moet zijn, zei dezer dagen „Van zoo'n stilzwijgendheid heb je geen begrip. Wij collega's hunnen niets, letter lijk niets, te weten komen." En zouden wij, arme overzichtschrijvers, ons dan verhoo- vaardigen er iets van te weten? Van die kwestie zoomin als van vele andere die nu aan de orde zijn. Zoo bijv. zou ik niet weten, wat te antwoorden op de vraag„waar is de Sjah van Perzië." Het eene bericht zegt dat hij in Perzië is en dat zijn aanhang groot is, het andere dat zijn volgelin gen maar weinigen zijn en hij daarom maar spoedig zich naar Rusland terug getrokken heeft. Van ex-koning Manuel is al evenmin bekend, waar hij zich bevindt. Sommigen zeggen, dat hij met een oorlogsschip op zee zwalkt, langs de Portugeesche kust begeerig uitziend naar de mogelijkheid, van een inval, om zijn oude plaats weer te hernemen. In dat geval zou ik hem beklagen, want hoewel officieel te boek staand als zeeofficier, moet Msïïüëi hu niet bepaald zeebeenen hebben. Enfin, al doende leert men, misschien dat hij door den voortdurenden omgang met pikbroeken wat flinker wordt Dan zou is, tot het kauwen van 't voedsel. De eigenlijke kaken verdienen bij de bijen dezen naam niet. Zij zijn sterk in de lengte vervormd, en vormen met de evenzeer vergroeide kaakvoelsprieten een soort van buis, waarbinnen de beweeg lijke tong zich juist heen en weer kan schuiven, waardoor de bij in staat is vloei stoffen om zoo te zeggen naar binnen te „pompen". Evenals bij andere insecten, zijn de pooten der bijen sterk behaard.; maar door hun plaatsing en hun hardheid vor men de haren een soort borstel, waar mede zij het stuifmeel, dat aan hun lichaam kleeft, kunnen opschuiven naar een driehoekige holte, aan de achterzijde der pooten, die als bewaarplaats daarvoor dienst doet. Een geducht wapen heeft de bij in haar angel, dien iedereen kent en niet zonder reden vreest. Hij wordt ge vormd door twee spitse staafjes, die aan de buitenzijde zaagvormig uitgeschulpt zijn; de kleine groeve, die zich tusschen hen in bevindt, dient tot vervoer van het vergif, dat in een binnen het lichaam gelegen klier bereid wordt. De steken van de bij zijn echter, tenzij d.Qor Juin ik me de vrees der republikeinen kun nen begrijpen, die nog altijd de noo- dige troepen in het Noorden houden, in voortdurenden angst, voor een tegenre^ vol u tie. 1 Slechts op de vraag waar president Simon van Haiti zich bevindt, zou ik mij durven verstouten een antwoord te ge- ven. We weten allen, dat die de plaat gepoetst heeft en intijds het veege lijf op een oorlogsschip geborgen heeft, (zonder dat nochtans zijn familie er zon der kleerscheuren afgekomen is) om' het den drie mededingers naar het pre sidentschap over te Jaten, om den koek! te vechten. Het gevecht om den grooten Engel- schen koek, de Veto-wet, staat nu ook! op uitbreken. Deze week heeft men zich druk gemaakt met het tellen der man schappen van beide partijen. Dezen zul len voorstemmen omdat zij er voor Zijn, genen, omdat zij bang zijn voor de Peers benoeming engros. Anderen zullen zich' onthouden, omdat ze het wel niet eens! zijn met de regeering, maar vechten te gen de bierkaai ook niet prettig vin denze zullen zich bepalen bij een mo tie van afkeuring. Doch enkele Don Quichottes, de z.g. Halsburyanen, willen hardnekkig het gevecht tegen de wind molens beginnen. En de regeering kijkt toe met een gezicht van je doet me toch niets" en krijgt naar alle gedachten haar zin toch. i Juist als de Malissoren, die net zoo lang gedwongen hebben, tot de Porte water in haar wijn heeft gedaan en hoe wel met een andere uitlegging van sommige artikelen, hen toch op alle pun ten hun zin heeft gegeven. Voor Mon tenegro bestaat nu ook geen reden meet om zich over een en ander druk te ma ken. De verschillende .mogendheden dief ook reeds hun wenkbrauwen fronsten, kunnen weer een glimlach over hun ge zicht laten glijden. Zoodat, we voorspel den het reeds eerder, alles in den Bal kan met den gebruikelijken sisser is af- geloopen. V. Weekpraatje. Een vorige maal hadden we het over de warmte, waarover we het echter ook niet te druk konden hebben, omdat het te warm was, en zelfs met praten moet men de maat in acht nemen, om geen nadeelige gevolgen voor het lichaam er van te ondervinden. De hevige warmte echter van de vorige week is grooten deels verdwenen, ofschoon menigeen een grooteren toevloed van regen gewenscht had, dan die welke in deze week met dat enkele onweertje gevallen is. Het schijnt dat we nu niet zoozeer een tijd perk van warmte als wel een van droogte ingaan. Een ieder krijgt een tikje van die droogte beet. De menschen worden droog, eenigen onder hen drogen zelfs, geheel uit, alleen zij die van een borrel! houden, zullen daar zoo spoedig nog] geen last van hebben. Toch zal het hen minder best bekomen, want men frischt er niet van op, doch wordt er nog puf feriger van. Maar er mag toch wel eenige verandering in komen, want anöers loo pen we de kans, dat water en melk nog duurder zullen worden dan de jenever, en dan hebben de Kruisverbonden een harden dobber om het tegen zulke daad werkelijke argumenten uit te houden, vooral daar ze zelf gaarne gebruik ma ken van het argument dat de jenever zoo veel geld uit den zak klopt. Doch ge noeg, men zou denken dat ik anti-Kruis- verbonder ben; alleen voeg ik hierbij den wensch, dat de verschillende Kruisver bonden ook hun best zullen doen, om in de kwestie der watervoorziening in deze dagen tot een goede oplossing te ko men. I Ook het vee droogt uit, 't kan toch al niet veel hebben, met de overal door stane ziekte, en nu dit erbij, maakt den boel niet beter. 'tZal niet lang meer duren, zoo zou men haast gelooven, of melk zal niet meer te krijgen zijn, tenzij men een briefje van den dokter aan de koeien kan toonen. Het uitdrogen van het yzz staaf na tuurlijk in het nauwste verband met het uitdrogen van den grond. Droge grond, geen of slecht voedsel, sledhte beesten, droge menschen. Als het zoo een tijdje voortgaat, gaan we een aardige periode tegemoet. groot aantal of door de gevoelige plaats, waarop zij zich kunnen bevinden, voor den mensch niet gevaarlijk, alhoejvel zij zeer pijnlijk kunnen zijn. Gewoonlijk is is de steek gevaarlijker voor de bij, die haar toebrengt, daar haar wapen meestal in de wonde achterblijft en 'taldus ver minkte dier te gronde gaat. Over het steken der bijen echter lieer- schen vele misverstanden. Een bij, die zich op ons lichaam neerzet, zal niet steken, tenzij men een plotselinge bewe ging maakt, alsof men 't beest aan wilde vallen. Wanneer men gestoken is, en de angel uit de wonde verwijderd is, doet een enkele druppel carbol-oplossing de opzwelling verdwijnen. Opmerkelijk is ook, dat wanneer men kort achtereen meerdere malen gestoken is, bij nieuw toegebrachte steken geen opzwelling meer plaats heeft. Nu wij thans met de verschillende standen van het „bijenvolk" kennis ge maakt hebben, moeten wij overgaan tot de bespreking van hun woning. Hier over echter in een volgend artikel. H. (Slot volgt.)' V. De Bijen. Vanwege de voorname plaats, die de bijen door alle eeuwen heen in de natuur hebben ingenomen, en nog steeds blij ven innemen, leek het ons niet ondien stig eens een nummer van ons feuille ton aan hen te wijden. Reeds sinds de oudste tijden toch, heb ben de bijen de bewondering der men schen gewekt door de geheimzinnige wij ze, waarop zij geboren worden en vooral 'door de bewonderenswaardige regelma tigheid, die hun bouwwerken kenmerkt. De groote zorg door hen aan het opvoe den der jongen besteed en hun omgang met de bloemen, die hen hun voedsel le-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5