Uit de Pers.
BUITENLAND.
Uit de Natuur.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Zaterdag 5 Augustus.
Een lied per week.
No. 44 uit „De Leeuwerk".
Huwelijkslied.
Woorden van Muziek van
rA. V. Bultynck. Emiel Hullebroeck.
fcland in hand en zij aan zij betreden,
't Levenspad met geurig groen beplant;
Opgeruimd en met uw lot tevreden,
Saamgesnoerd in heil'gen liefdeband
Volge die zegen u alom,
Lach' hij u tegen uit kruid en blom
Op uwe wegen, o Bruid en Bruidegom
Lief en leed steeds met elkander deelen,
Samen zijn één hart en ééne ziel;
kalvend zoet elkanders wonden helen,
Juichen saam om 'theil dat elk beviel:
Make dit streven 't Doelwit uit,
Dat in uw leven alles omsluit,
Wat heil kan geven, o Bruidegom en Bruid
'Moogt gij steeds met dankbaar hart
ontvangen
Elk geschenk dat u de Hemel biedt,
Waardoor gij uw innigst zielsverlangen
Voor eikaars geluk bevredigd ziet:
Strale de zonne hel en klaar,
Van vreugd en wonne op't jeugdig paar,
yioeie de bronne van heil voor .Hem
en Haar!
Het Tarief.
Over „de bestrijding van het tarief van
Invoerrechten" lezen wij in nummer 45
van de bekende uitgaven der Tarief-
vereeniging:
Wat ons in de bestrijding van het
[Tarief-ontwerp het meest verbaast, is het
.weinig principieele dier bestrijding, het
geheel onbesproken laten van de theore
tische zijde van het vraagstuk.
Men kent de stelling der vrijhandelsleer,
die zegt: door een invoerrecht kunt gij
wel een industrie tot grooter bloei bren
gen, doch door het verband, dat er be
staat tusschen de invoeren en de uit
voeren ,moet' er aan de andere zijde even
veel industrie vernietigd worden, als gij
aan de eene zijde kweektet.
Dat men die stelling laat rusten, nadat
zij o. a. in 1904 in de praeadviezen en in
de vergadering der Vereeniging voor de
.Staathuishoudkunde en de Statistiek, men
kan zeggen finaal, is afgemaakt, is alles
zins beeriipeliik.
Maar dan blijft toch het feit over, dat
erkend wordt, dat men door invoerrechten
een industrie kan ontwikkelen, zonder
dat evenveel andere industrie wordt stil
gezet.
De theorie van den Eenzijdigen Vrijen
Invoer den z.g. vrijhandel moge
ongerijmd zijn, zoo goed als alle personen,
die de universiteiten bezochten, hebben
haar geleerd en beschouwen haar als de
«enige juiste, omdat zij uit-den-aard der
zaak geen gelegenheid gehad hebben er
een studie van te maken en omdat zij
er dagelijks in de groote pers den lof
van zien verkondigen.
Men vraagt wel eens waarom het Ta-
riefvraagstuk een politiek vraagstuk is.
Het antwoord is, omdat de linker pers
stelselmatig bijna elk artikel, dat voor
protectie pleit ,weigerd. Het groote pu
bliek krijgt dus dagelijks druppelsgewijs
de vermeende zegeningen van den z.g.
vrijhandel te slikken, maar wordt zorgvul
dig onkundig gehouden van wat daar
tegen wordt aangevoerd.
En evenals met geschriften gaat het met
verslagen van vergaderingen, rapporten
van commissies en dergelijke, zij worden
gefatsoeneerd of geheel verzwegen om den
£.g. vrijhandel niet te schaden.
Wij geven met dit nummer onze 45e
uitgave; welnu, wij hebben niet nage
laten al deze uitgaven ook aan de groote
linker bladen te zenden, wij hebben 'bij
het eerste nummer opgave daarvan ver
zocht en dit later nog herhaald, doch wij
hebben bijna nooit kunnen bereiken, dat
één nummer in die bladen werd opge
nomen.
Het is dus niet te verwonderen, dat het
veren, maar tevens hun voortbestaan te
danken hebben aan de bijen die hen be
doeken, vormden den grond voor vele
gedichten der oudheid, terwijl de prac-
tische mensch hen waardeerde om de
kostelijke voortbrengselen die de bij, wel
Is waar tot eigen nut, bereidt, maar die
publiek der linkerzijde „vrijhandelaar" is,
maar het pleit zonder twijfel sterk voor
ons standpunt, dat het rechtsche publiek,
dat niet alleen de iinker bladen leest, doch
in zijn eigen bladen van tijd tot tijd de
keerzijde van de medaille te aanschouwen
krijgt, onze ideeën is toegedaan.
Nu spreekt het vanzelf, dat meer waarde
te hechten is aan het oordeel van hen-,
die beide standpunten kennen, daft aan
dat van hen, die kunstmatig en opzettelijk
onwetend gehouden zijn van alles wat
hun eenzijdig oordeel had kunnen wij
zigen.
Met de op waarde schatting der ver
schillende adressen en uitspraken tegen
het Tariefontwerp uitgebracht, moet hier
mede ons inziens ernstig rekening worden
gehouden.
Wanneer bijvoorbeeld de Kamer van
Koophandel te Rotterdam op de zesde
bladzijde van haar adres zegt, dat onze
nijverheid tot grooten bloei is gekomen
„na een langdurige vrijhandelsperiode"
en men weet dat Nederland een zwak
beschermend tarief heeft, dan zijn de al-
gemeene beschouwingen dier Kamer
waardeloos, en zou de eenige logische
conclusie deze kunnen zijn„In Nederland
is de nijverheid tot bloei gekomen na
een langdurig tijdperk van zwakke be
scherming", waarbij dan nog niet verge
ten dient te worden, dat in het tijdperk
van 18771895, toen de bescherming ten
onzent inderdaad zeer zwak was, de toe
stand in ons land allermiserabelst was,
zoodat malaise na malaise schering was
en inslag terwijl na de hoogere bescher
ming, door de wet Sprenger van Eijk
van 1895 verleend, de toestand veel
verbeterde.
Vergeten dient ook niet te worden, dat
aan candidaten voor de Rotterdamsche
Kamer van Koophandel, naar ons van
betrouwbare zijde werd medegedeeld, de
vraag gesteld werd, of zij „vrijfoandelaar"
waren. Nu moge het niet gemakkelijk zijn
om uit te maken wat een vrijhandelaar
isr of bijv. Minister Sprenger van Eijk,
die in 1895 de heffing der beschermende
invoerrechten zeer verscherpte, zonder de
percentage te verlagen, vrijhandelaar was,
en het moge een diepzinnig vraagstuk
zijn of Minister Pierson, de apostel van
den vrijhandel, die voorstelde de bescher
mende rechten van 5 pet. op 6 pet. te
brengen, op den naam van vrijhandelaar
aanspraak kon maken, één ding is zeker:
dat hij vrijhandelaar is die, wanneer „ver
zamelen" geblazen wordt, zijn stem uit
brengt voor een adres als dat van de
K. v. K. te Rotterdam of voor een motie
als in de Alg. Verg. der Mij. van Nijver
heid onlangs aangenomen.
Het ledental der Mij. van Nijverheid be
staat trouwens voor een groot deel uit
niet-industriëelen en dezen zijn zeer tal
rijk in het hoofdbestuur en de besturen
der departementen.
Overigens moet het bedenkelijk geacht
worden het protectievraagstuk geheel on
voorbereid en in een motie, die staande
de vergadering is voorgesteld, af te
hameren. Op die wijze verkrijgt men wel
iets, maar wat men verkrijgt is van weinig
waarde.
Het vermakelijkste is, dat de pressie
tot afkeuring van de protectie is uitge
gaan van datzelfde Twenthe, dat zijn ont
staan geheel en zijn bloed grootendeels
aan de protectie dankt.
De Twenthenaars mogen ïiiet ophouden
te beweren ,dat de groote uitbreiding
hunner industrie dagteekent van na de
afschaffing der differentieele rechten, de
volgende, door hen zelf op bladzijde 26
der „Stemmen uit Twenthe' 'gegeven cij
fers leeren het omgekeerde.
Aantal spindles: 1861 41.100, 1867
162.150, jaarlijksche toeneming 20.175:
aantal spindles: 1898 232.446, jaarlijk
sche toeneming, 2.268, aantal weefstoe
len: 1861 2286, 1867 7960, jaarlijksche
toeneming 046, aantal weefstoelen 1898
18.698, jaarlijksche toeneming 346.
Deze cijfers en het feit dat de onbe
schermde spinnerij achterlijk in omvang
is, zoodat tientallen millioenen kilcx'6
katoenen garens jaarlijks ons land méér
worden ingevoerd dan uitgevoerd, ter
wijl de beschermde weverij haar product
naar schier alle Vvereldstreken expor
teert, en er voor tientallen van millioe
nen guldens jaarlijks méér katoenen ma
nufacturen werden uitgevoerd dan inge
voerd deze cijfers en dit feit zijn in-
hij dan toch tot zijn eigen gebruik dienst
baar maakt.
Sinds wanneer de mensch de bijeijteelt
in toepassing brengt, schijnt nog steeds
een onopgelost vraagstuk. Zeker is, dat
ze reeds lang voor het begin onzer jaar
telling bekend was en een uitgebreide
beoefening vond.
De bijen behooren tot de klasse der
insecten en vormen met dezijdewujmen
de eenige dieren uit die klasse, die in
den loop der tijden tot huisdieren zijn
geworden, en daardoor in hun leven en
werken ons zoo goed bekend geworden
zijn.
In een bijenstaat treffen wc althans
op enkele tijden van het jaar drie soor
ten van beesten aan. Het meest in het
oog vallend is de groote, slanke „ko
ningin", waarvan er slechts één in iederen
staat aangetroffen wordt. Zij geeft het
leven aan alle bewoners van den staat
en deze voortbrenging is dan ook haar
eenige rol. Zij verricht géén ander werk,
zij zoekt geen honig, zij bouwt niet mede
aan de woning, zij doet slechts haar
eenige taak, door voortdurend eierleggen
de bevolking van den staat vermeerderen.
De mannelijke bijen, hommels ge-
derdaad voo* bet vrijhandelsstandpunt
en voor de bewering der Twenthenaars
verpletterend.
Maar zelfs, indien wij aanmanen, dat
de uitspraak der Mij. van Nijverheid was
de uitspraak van alle industrieelen
wat ten sterkste wordt ontkend dan
nog zou ze ons veel leeren.
Zij zou dan aantoonen, hoe onzinnig
het argument is, waarmede het tarief
steeds bestreden wordt, dat de prijzen
der goederen verhoogd zullen worden
met het bedrag .van het invoerrecht, dat
men voortaan f 1.12 inplaats van f 1
zal hebben te betalen, voor alles wat
men koopt.
Er zijn sommige fabrikanten, die hun
kapitaal tienmaal of meer omzetten, laat
ons echter een matiger cijfer, bijv. vijf
maal nemen. Indien nu de fabrikant voor
zijn artikel 12 pCt. meer maakte, dan
zou hij dus een jaarlijksche extra winst
van 5 maal 12 pCt., is gelijk 60 pet.
maken. En wat zouden de fabrikanten
in het buitenland, waar de rechten veel
hooger zijn dan in het voorgeslagen ta
rief, dan jaarlijks niet extra moeten ver
dienen.
Deze rekening te maken is reeds vol
doende, om de onzinnigheid der prijsver-
hooging. aan te toonen.
Onze fabrikanten, en dat bewijst de
vrees voor protectie van velen hunner,
weten wel beter, zij weten dat hun een
tijdperk wacht, van hevige concurrentie
tegen fabrieken, naast hun deur opge
richt en met de laatst geperfectioneerde!
werktuigen voorzien, zij weten ook, dat
wanneer aan de Nederlandsche natie het
arbeidsveld wordt teruggegeven, dat de
eenzijdige vrije invoer voor onze voort
brenging heeft doen verloren gaan, de
meerdere vraag naar arbeidskrachten de
loonen zal doen stijgen en zij weten, dat
hoogere loonen slechts dan den export
niet in den weg staan, indien van de
meest geperfectioneerde machines, die
een maximum fabrikaat aan een minimum
aantal arbeiders paren, wordt gebruik
gemaakt.
Die geperfectioneerde, harmonische en
veelzijdige ontwikkeling onzer industrie
die naast hooge loonen goedkoope voort
brenging mogelijk maakt, is het doel,
waarnaar een natie behoort te streven.
Het tarief vraagstuk is bij ons al vele
jaren aan de orde, het is niets nieuws,
reeds meermalen is er uitspraak over
gedaan. Daarom zal onze regeering goed
doen, zich niet te laten beïnvloeden door
eene oppositie, die gebruik maakt van
de onwetendheid van velen en die er op
speculeert het fijngevoelige eigenbelang
op te wekken van allen, die vreezen door
het wetsontwerp, zij het meestal in on
dergeschikte en dan nog vaak vermeen
de belangen, te .worden geschaad.
Sociaal-De mokratie en
Wereldbeschouwing.
H. L. schrijft hierover in het „Kath.
Sociaal Weekblad":
Twee zielen draagt de sociaal-demo
cratie in haar borst: die van den propa
gandist, die in stad en land de massaas
moet bewerken, en, om veel stemmen
te vangen, de werkelijke beginselen der
S. D. A. P. zooveel mogelijk heeft te
omsluieren en die van den weten-
schappelijken marxist, die zulke takti-
sche voorzichtigfheidjes versmaadt, en
precies zeggen durft, hoe en wat de so
ciaal-democratie in werkelijkheid is.
De eerste stelt 't liefst zóó voor, als
ware de S. D. A. P. een zuivere econo-
mische-belangenpartijj, die zich om vra
gen van godsdienst, zedelijkheid en zie-
leleven niet bekommert, en iedereen op
zijn eigen manier zalig laat worden.
De laatste echter drukt er op met
kracht, dat de S. D. A. P. volstrekt maar
niet is een zuivere economische-belan-
genpartij, maar ook en vooral zelfs de
draagster eener wereldbeschouwing, en
wel van een anti-godsdienstige en anti
christelijke, welke den geheelen mensch
in denken en doen moet beheerschen.
Zoo kon men nog onlangs in het Dus-
seldorfsche partijblad, (Volkszeitung,
1911, no. 129) lezen in een artikel, dat
tot opschrift voerde „Wereldbeschou
wing": i Mil
„Het socialisme, is niet slechts een
politieke beweging tot invoering vaii
een nieuwe productiewijze. Deze kan
de wereld niet in haar diepste grond-
noemd, zijn een weinig kleiner, echter
forscher gebouwd, geheel behaard, en
gekenmerkt door bovenmatig groote
oogen. Evenals de koningin, zijn ook zij
niet ingericht op het werk in de korven
en bezitten zelfs geen wapenen ter ver
dediging.
De derde soort, de meest talrijke, zijn
de werkbijen, de levende kracht van den
bijenstaat. Zij vormen de bevolking, zij
zijn de soldaten, die de woning door hen
zelf gebouwd verdedigen. Voortdurend
zijn zij in beweging, steeds bezig met
hun drie voornaamste bezighedenhet
bouwen en in orde houden van de wo
ning, het inzamelen van voedingsstoffen
en de opvoeding der jonge bijen.
Daar al deze werkzaamheden met hun
mond of pooten verricht moeten worden,
vertoonen deze eigenaardige bijzonder
heden.
Aan den kop treffen wij een paar sterk
vervormde pooten, de kaakpooten, aan,
in vorm veel afwijikend van die der ove
rige insecten; zij doen dienst als zaag,
als schaar of als truffel bij het opbou
wen der woning; zij kunnen als wapen
gebruikt worden; zij dienen echl?r niet,
xooajs bij yeje andere -dieren 't gev^
slagen omkeeren. Het grijpt daarom
in in alle gebiedén van het weten, het
komt in aanraking met alle weten
schappen. Het leidt tot een opvatting
van de wereld, welke tegenover alle
vroegere opvattingen staat. Het neemt
op nieuwe wijze positie tegenover al
le gewichtige levensvragen, welke tot
heden het voorwerp van het gods
dienst en de wijsbegeerte ^vormden.
Daarom vormt het een geheel nieuwe
wereldbeschouwing."
[Ware de S. D. A. P. ook bij hare pro
paganda zoo openhartig, zij zou heel wat
minder stemmen vangen. Maar dat is
juist 't valsche, 't dubbelzinnige, 't leu
genachtige in de sociaal-democratie, dat
zij steeds optreedt met twee aangezich
ten, het eene poeslief en onschuldig
een masker tot volksbedrog het an
dere afschrikwekkend: haar ware ge
zicht, bij de innerlijke propaganda, on
der de eerst door leugens geworven ar
beiders.
Maar is dit dubbele spel zelfs voor
den minst ontwikkelden arbeider thans
nog niet doorzichtig genoeg?
De Week.
Als men zoo de diverse bladen eens1
nagaat, en ziet hoevele kolommen druks
er dagelijks worden gewijd aan de ge
beurtenissen in het buitenland, dan zou
de oppervlakkige lezer toch waarlijk niet
denken, dat we ons in de miserabelste
periode van den komkommertijd be
vinden. I
Daar is vooreerst de warmte, waarvan
men overal elders evenveel, om niet te
zeggen veel meer last heeft als bij ons.
Maar daarover zal Ik maar niet uit
wijden, uit vrees dat de lezer anders vol
afgrijzen het verdere gedeelte van mijn
overzicht ongelezen zou laten. Zoo hard
toch de meeste menschen het vorige
jaar schreeuwden over het gebrek aan
zon en warmte, zoo hard of nog harder
brult men nu over het te veel. (Ja, ja,
we zijn niet gauw tevreden). En aan
gezien ik, die zelf wel van een beertje
warmte houd, niet graag het met mijn
lezers te kwaad krijg, zal ik liever de
andere wereldfeiten in kinematografi-
sche snelheid voor u laten afdraaien.
Daar hebben we vooreerst de Marokko-
onderhandelingen, waarover de wereld
pers zich nog wel het drukst maaakt.
Drukker geloof ik dan de daarin betrok
ken diplomaten zelf, want de boel wil
blijkbaar maar niet opschieten. Zelfs
schijnen zij een oogenblik er aan ge
dacht te hebben een kleine pauze te ne
men, om een beetje op hun verhaal te
komen van het drukke confereeren. Een
der hooggeplaatste heeren moet zelfs al
kamers besproken hebben in een of an
der badhotel. Maar nu heeft hij ze we
der afgezegd, zegt m en, enmen knoopt
daaraan de veronderstelling vast dat de
onderhandelingen nu wel ten einde zul
len loopen. Maar men kan het ook wel
mis hebben, want alles wordt zoo ge
heimzinnig mogelijk bedisseld. Een Ber-
lijnsch diplomaat die overjgens steeds
goed ingelicht moet zijn, zei dezer dagen
„Van zoo'n stilzwijgendheid heb je geen
begrip. Wij collega's hunnen niets, letter
lijk niets, te weten komen." En zouden wij,
arme overzichtschrijvers, ons dan verhoo-
vaardigen er iets van te weten? Van die
kwestie zoomin als van vele andere die
nu aan de orde zijn.
Zoo bijv. zou ik niet weten, wat te
antwoorden op de vraag„waar is de
Sjah van Perzië." Het eene bericht zegt
dat hij in Perzië is en dat zijn aanhang
groot is, het andere dat zijn volgelin
gen maar weinigen zijn en hij daarom
maar spoedig zich naar Rusland terug
getrokken heeft.
Van ex-koning Manuel is al evenmin
bekend, waar hij zich bevindt. Sommigen
zeggen, dat hij met een oorlogsschip op
zee zwalkt, langs de Portugeesche kust
begeerig uitziend naar de mogelijkheid,
van een inval, om zijn oude plaats weer
te hernemen. In dat geval zou ik hem
beklagen, want hoewel officieel te boek
staand als zeeofficier, moet Msïïüëi hu
niet bepaald zeebeenen hebben. Enfin,
al doende leert men, misschien dat hij
door den voortdurenden omgang met
pikbroeken wat flinker wordt Dan zou
is, tot het kauwen van 't voedsel.
De eigenlijke kaken verdienen bij de
bijen dezen naam niet. Zij zijn sterk in
de lengte vervormd, en vormen met de
evenzeer vergroeide kaakvoelsprieten een
soort van buis, waarbinnen de beweeg
lijke tong zich juist heen en weer kan
schuiven, waardoor de bij in staat is vloei
stoffen om zoo te zeggen naar binnen
te „pompen".
Evenals bij andere insecten, zijn de
pooten der bijen sterk behaard.; maar
door hun plaatsing en hun hardheid vor
men de haren een soort borstel, waar
mede zij het stuifmeel, dat aan hun
lichaam kleeft, kunnen opschuiven naar
een driehoekige holte, aan de achterzijde
der pooten, die als bewaarplaats daarvoor
dienst doet.
Een geducht wapen heeft de bij in
haar angel, dien iedereen kent en niet
zonder reden vreest. Hij wordt ge
vormd door twee spitse staafjes, die aan
de buitenzijde zaagvormig uitgeschulpt
zijn; de kleine groeve, die zich tusschen
hen in bevindt, dient tot vervoer van het
vergif, dat in een binnen het lichaam
gelegen klier bereid wordt. De steken
van de bij zijn echter, tenzij d.Qor Juin
ik me de vrees der republikeinen kun
nen begrijpen, die nog altijd de noo-
dige troepen in het Noorden houden, in
voortdurenden angst, voor een tegenre^
vol u tie. 1
Slechts op de vraag waar president
Simon van Haiti zich bevindt, zou ik mij
durven verstouten een antwoord te ge-
ven. We weten allen, dat die de plaat
gepoetst heeft en intijds het veege lijf
op een oorlogsschip geborgen heeft,
(zonder dat nochtans zijn familie er zon
der kleerscheuren afgekomen is) om'
het den drie mededingers naar het pre
sidentschap over te Jaten, om den koek!
te vechten.
Het gevecht om den grooten Engel-
schen koek, de Veto-wet, staat nu ook!
op uitbreken. Deze week heeft men zich
druk gemaakt met het tellen der man
schappen van beide partijen. Dezen zul
len voorstemmen omdat zij er voor Zijn,
genen, omdat zij bang zijn voor de Peers
benoeming engros. Anderen zullen zich'
onthouden, omdat ze het wel niet eens!
zijn met de regeering, maar vechten te
gen de bierkaai ook niet prettig vin
denze zullen zich bepalen bij een mo
tie van afkeuring. Doch enkele Don
Quichottes, de z.g. Halsburyanen, willen
hardnekkig het gevecht tegen de wind
molens beginnen. En de regeering kijkt
toe met een gezicht van je doet me toch
niets" en krijgt naar alle gedachten haar
zin toch. i
Juist als de Malissoren, die net zoo
lang gedwongen hebben, tot de Porte
water in haar wijn heeft gedaan en hoe
wel met een andere uitlegging van
sommige artikelen, hen toch op alle pun
ten hun zin heeft gegeven. Voor Mon
tenegro bestaat nu ook geen reden meet
om zich over een en ander druk te ma
ken. De verschillende .mogendheden dief
ook reeds hun wenkbrauwen fronsten,
kunnen weer een glimlach over hun ge
zicht laten glijden. Zoodat, we voorspel
den het reeds eerder, alles in den Bal
kan met den gebruikelijken sisser is af-
geloopen. V.
Weekpraatje.
Een vorige maal hadden we het over
de warmte, waarover we het echter ook
niet te druk konden hebben, omdat het
te warm was, en zelfs met praten moet
men de maat in acht nemen, om geen
nadeelige gevolgen voor het lichaam er
van te ondervinden. De hevige warmte
echter van de vorige week is grooten
deels verdwenen, ofschoon menigeen een
grooteren toevloed van regen gewenscht
had, dan die welke in deze week met
dat enkele onweertje gevallen is. Het
schijnt dat we nu niet zoozeer een tijd
perk van warmte als wel een van droogte
ingaan. Een ieder krijgt een tikje van
die droogte beet. De menschen worden
droog, eenigen onder hen drogen zelfs,
geheel uit, alleen zij die van een borrel!
houden, zullen daar zoo spoedig nog]
geen last van hebben. Toch zal het hen
minder best bekomen, want men frischt
er niet van op, doch wordt er nog puf
feriger van. Maar er mag toch wel eenige
verandering in komen, want anöers loo
pen we de kans, dat water en melk nog
duurder zullen worden dan de jenever,
en dan hebben de Kruisverbonden een
harden dobber om het tegen zulke daad
werkelijke argumenten uit te houden,
vooral daar ze zelf gaarne gebruik ma
ken van het argument dat de jenever zoo
veel geld uit den zak klopt. Doch ge
noeg, men zou denken dat ik anti-Kruis-
verbonder ben; alleen voeg ik hierbij den
wensch, dat de verschillende Kruisver
bonden ook hun best zullen doen, om in
de kwestie der watervoorziening in deze
dagen tot een goede oplossing te ko
men. I
Ook het vee droogt uit, 't kan toch al
niet veel hebben, met de overal door
stane ziekte, en nu dit erbij, maakt den
boel niet beter. 'tZal niet lang meer
duren, zoo zou men haast gelooven, of
melk zal niet meer te krijgen zijn, tenzij
men een briefje van den dokter aan de
koeien kan toonen.
Het uitdrogen van het yzz staaf na
tuurlijk in het nauwste verband met het
uitdrogen van den grond. Droge grond,
geen of slecht voedsel, sledhte beesten,
droge menschen. Als het zoo een tijdje
voortgaat, gaan we een aardige periode
tegemoet.
groot aantal of door de gevoelige plaats,
waarop zij zich kunnen bevinden, voor
den mensch niet gevaarlijk, alhoejvel zij
zeer pijnlijk kunnen zijn. Gewoonlijk is
is de steek gevaarlijker voor de bij, die
haar toebrengt, daar haar wapen meestal
in de wonde achterblijft en 'taldus ver
minkte dier te gronde gaat.
Over het steken der bijen echter lieer-
schen vele misverstanden. Een bij, die
zich op ons lichaam neerzet, zal niet
steken, tenzij men een plotselinge bewe
ging maakt, alsof men 't beest aan wilde
vallen. Wanneer men gestoken is, en de
angel uit de wonde verwijderd is, doet
een enkele druppel carbol-oplossing de
opzwelling verdwijnen. Opmerkelijk is
ook, dat wanneer men kort achtereen
meerdere malen gestoken is, bij nieuw
toegebrachte steken geen opzwelling meer
plaats heeft.
Nu wij thans met de verschillende
standen van het „bijenvolk" kennis ge
maakt hebben, moeten wij overgaan tot
de bespreking van hun woning. Hier
over echter in een volgend artikel.
H.
(Slot volgt.)'
V.
De Bijen.
Vanwege de voorname plaats, die de
bijen door alle eeuwen heen in de natuur
hebben ingenomen, en nog steeds blij
ven innemen, leek het ons niet ondien
stig eens een nummer van ons feuille
ton aan hen te wijden.
Reeds sinds de oudste tijden toch, heb
ben de bijen de bewondering der men
schen gewekt door de geheimzinnige wij
ze, waarop zij geboren worden en vooral
'door de bewonderenswaardige regelma
tigheid, die hun bouwwerken kenmerkt.
De groote zorg door hen aan het opvoe
den der jongen besteed en hun omgang
met de bloemen, die hen hun voedsel le-