Uit de Pers, Erna von Harneck. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 21 Juni. Tarief-Politiek. De „Nederlander" is van meer dere kanten aangevallen over hetgeen zij onder het opschrift „Vertroebeling" .over de actie tegen de Tariefwet schreef. (Zie ons persoverzicht van Zaterdag). jHet C.-H. orgaan antwoordt erop: Wij hadden niet mogen zeggen, zoo wordt ons op velerhande wijs duidelijk gemaakt, dat men de quaestie van het Tarief vertroebelt door er een partij- zaakje van te maken, gelijk men van vrijzinnige zijde doet. Het is een der punten van het recht- eche program, zegt „Land en Volk", gij hebt e rdus zelf een partij^zaak van ge maakt. Dit argument gaat kreupel. Landsverdediging is ook een punt van j het rechtsche program en van de I programma's der linkerzijde eveneens, behalve van het roode en toch is de landsverdediging geen partijl-zaak. De „Nieuwe Courant" erkent denVrijr handel daarentegen als een der punten waarop de linkerzijde zuinig moet zijn. „Dit is een van de zeer weinige zaken, die alle partijen links verbinden. Reeds daarom is zij van de politieke partij- groepeering niet los te maken." Daarmee schijnt „Land en Volk" het trouwens vrijwel eens te zijn, want het voorspelt dat de geheele linkerzijde te gen zal stemmen. Volmondig geeft men van die zijide dus toe, dat de vrijzinnigen als zoodanig tegen het tarief zullen stemmen. Dat moet dan wel zijn omdat het van rechts komt. Het kan niet enkel wezen om zijn strekking van bescherming. Im mers schreef Pierson in 1904: (no. 36 van „Het vrije Ruilverkeer") „Ons ta rief, dat kan niemand tegenspreken en wordt door niemand ontkend, geeftj metterdaad wat men noemt een zwakke bescherming". En het door hem als Mi nister van Finnciën voorgestelde was eveneens, hoewel naar de bedoeling fis caal, feitelijk protectionistisch. Men leze er het artikel van wijlen den heer Kerdijk in het „Soc. Weekblad" van 7 Dec. 1904 nog maar eens op na. Men neemt nu aan de Regeering kwa lijk dat zij schatkist-versterking langs dezen weg zoekt. Maar deed minister Pierson met zijn dusgenaamde fiscale verhooging iets anders? Het is hoog stens een kwestie van meer of minder, waarbij het argument geput uit de be stemming van de uit de verhoogde op brengst te verkrijgen millioenen, feite lijk niets ter zake doet. Waar nu de zaken zoo staan, waar wij een tarief hebben met „eenigszins be schermend karakter", dat volstrekt niet zulk een ramp is gebleken als men thans van links het verhoogingsvoorstel af schildert, waar dus om het principe vrij handel of bescherming, feitelijk niet zui ver principieel kan worden gestreden, omdat wij geen zuiver vrijhandelstelsel volgen, daar blijven wij het „vertroebe len" noemen, zoo men eene practische kwestie, „die ten eenenmale door de op- portuniteits-vraag beheerscht wordt". (Standaard 26 Aug. 1903) alleen van politiek standpunt uit bekijkt en be strijdt. De pers van de linkerzijde moge er anders over denken, wij zullen zoo vrij zijn vooralsnog ons inzicht in deze bo ven het lrare te stellen. En ofschoon wij den liberalen gaarne het genoegen gunnen van het ten minste op dit ééne punt eene kwestie meer van dubbeltjes overigens dan van ideeë- len aard eens te zien, zoo moeten wij er toch op wijzen dat wij onder overi gens volbloed liberalen verscheidenen kennen, die niet slechts vóór het Tarief in den voorgestelden vorm, maar zelfs „gematigde" protectionisten zijn. FEUILLETON. Naar het Duitsch. 47) Een hardnekkig stilzwijgen was haar eenig antwoord. Weder vasten bodem voelend, zoodra zij op een punt kwamen, waar de sneeuw zich niet had opgehoopt, stoorden de vu rige paarden zich weinig aan den teugel. In scherpen draf ging het voort Nader en nader klonken de bellen der andere sleden. Plotseling trachtte Neinstetten de paar den met een ruk tot staan te brengen. De koppige drank, die hij zoo overvloedig ge noten had, deed het-hem suizen in de ooren, bruischen in het hoofd, de aderen van zijn slapen onstuimig kloppen. Ant woorden moest en zou Erna, dat had hij \zich vast voorgenomen. Hij boog zich nu tot haar. Maar hij had te onstuimig aan de teu gels getrokken. De dieren, nog onrustig door den vorigen dollen jacht of verschrikt door het geluid der lustige stemmen en vroolijke bellen, nu vlak bij hen, ontrukten boog stijgcrend, den ten I aan Erich's handejij En intusschen gingen zij in ra- Als niettemin zulke stemmen zich in de Kamer niet zullen doen hooien, ge lijk men ons als om strijd verzekert, dan komt dit... door de „vertroebeling" van wege de politiek. Billijk oordeel. In de (A. R.) „Rotterdammer" lezen wij: Terwijl enkele jaren geleden de „Stan daard" nog waarschuwde tegen de „vlei ende lip", die van liberale zijde jegens Minister Talma haar lokkend oordeel deed hooren, zijn sinds lang de hekken ver- hange.n Men zou nu eerder kunnen spreken varf de linksche tong, die werkt als een scherp zwaard. Aan wat hij doet, is letterlijk geen draad goed. Te meer doet het daarom goed als men ook eens van die zijde een woord hoort, waaruit een anderen geest spreekt. Zoo deed dezer dagen het „Utrechtsch Dagblad". Haar Haagsche correspon dent schreef aldus: De wijze, waarop de heer Talma zich heeft weten eigen te maken kennis, zeer grondig, van zooveel hem vroe ger gansch onbekend, is bewonderens waardig. Ik vind het klein, nietig, erger dan dit, om op welk politiek stand punt men zich ook moge bevinden, niet te erkennen, dat Minister Talma ontwerpen in de Kamer verdedigend, niet vele malen ook dengeen, die 't verst in wereldbeschouwing en denk wijze van hem afstaat, bewondering moet hebben afgedwongen. Voor zulke gevoelens durft men niet uitkomen of men verbergt ze onder een huichel- achtig-nijdig en jaloersch grijnsje, door schouderophalen „geïllustreerd". Ik acht het zeer gewenscht en zeer ver diend, dat de pen van een, die niet behoort tot Minister Talma's geestver wanten, eens neerschrijft een woord van eerbiedige hulde voor zooveel eer lijke, warme toewijding; voor zooveel ijver en werkkracht. Dat, bij de Steen- houwerswet, nadat de heer Talma zulke belangrijke concessies had gedaan, toch ook nog een vrij aardig succes volgde 'tdoet mij oprecht genoegen. En ik schaam mij allerminst daarvoor uit te komen. Met grooj genoegen hebben wij dit woord gelezen. Eere, wien eere toe komt Zakelijk oordeele men steeds, on- beneveld door sym- of antipathie, of men het met den inhoud van ministerieele voorstellen eens is. Maar afgezien daar van zij het oordeel over de persoon en qualiteit van het werk eens Ministers steeds billijk. En van links vooral zoekt men telkens weer in persoonlijke kleineering zijn kracht Des te gunstiger komt dit oordeel van het „Utrechtsch Dagblad" daartegenover uit Ned. R. K. Bond van Post= en Telegraaf beambten St. Petrus. De 'Ned. R.-K. Bond van Post- en Telegraafbeambten St. Petrus, is in jaar vergadering te Nijmegen bijeengekomen. De vergadering werd bijgewoond dooi den heer C. De Louw, commies bij het hoofdbestuur der post en telegraphie, ver tegenwoordigende den directeur-gene raal. Uit het verslag van den secretaris bleek, dat dit jaar het aantal leden tot 813 (over 29 afdeelingen) is geklommen. In het hoofdbestuur kwam geen veran dering de aftredende leden werden her kozen. De rekening en verantwoording van den penningmeester werd goedgekeurd, in ontvangst en uitgaaf sluitende met f566. Besloten werd dat het Bondsbestuur bij den Minister de noodige stappen zal doen tot beperking van den Zondags dienst en om den bewusten vrijen Zondag te verkrijgen. Een voorstel van het Bondsbestuur: bij de Regeering aan te dringen tot her ziening der jaarwedden van alle lagere ambtenaren, met toeslag aan ambtenaren zende vaart voort; de bocht bij den groo- ten weg werd zoo kort genomen dat de slede in een sneeuwhoop terecht kwam. Neinstetten werd met een breeden boog weggeslingerd en kwam onzacht terecht in een kreupelbosch. Een gelukkig toeval had het vertrek van Eichstett vertraagd. Hij was het, die na eenige minuten met twee knechts kwam aanrijden. Zijn scherpe blik herkende reeds van verre Neinstetten's paarden. Dat mankeerde er nog maar aan, bromde hij. Vlug, jongens! Vooruit! Er is hier een ongeluk gebeurd. Voorzichtig. Een dame moet onder de slede liggen. Met vereende pogingen stond de slede na eenige minuten weder op den straat weg en Erna onverlet ernaast. De dekken en de pelsmantel hadden haar beschut. Nu kwam ook Neinstetten, hinkend en vloekend aan. Hij verlangde dat de knecht het tuig weder in orde zou maken. Erna kon dan rustig instijgen, want hij zou de dieren - wel eens leeren, wie baas was. De freule rijdt met mij, besliste Eich stett kortaf. Gij, knechts, wacht op de pro viandslede. Goeden avond, mijnheer von Neinstetten. In den namiddag van den volgenden dag zat Erna Harneck, op de komst haars met groote gezinnen, werd na langdurige discussie aangenomen met 35 tegen 21 stemmen. Het punt: Opheffing Klassenstelsel werd zonder veel discussie aangenomen evenals het punt: een vergoeding toeken nen aan hen, die tijdelijk een hoogere functie waarnemen, geldelijke verant woording hebben of met'bureeldienst be last zijn. Bepleit worden voorts een onaf gebroken nachtrust van 10 uren en na een dagdienst van 8 a 10 uren geen nacht dienst, evenmin het omgekeerde. R. K. B^nd van Bakkers enz. De 'Ned. R*. K. Bond van Bakkers en Cacao-, Chocolaad- en Suikerbewerkers hield op Zondag zijne 16e jaarvergade ring te Amsterdam. Tegenwoordig waren negen afdeelin gen, uitbrengende veertien stemmen. Uit het jaarverslag van den secretaris bleek, dat de sterkte gelijk bleef. Drie nieuwe afdeelingen werden opgericht, doch drie ouderen moesten worden opgeheven. De penningmeester mocht, niettegenstaande de vele uitgaven voor de propaganda en de actie voor afschaffing van nachtarbeid, een klein voordeelig saldo boeken. Deze functionaris werd met algemeene stem men een jaarlijksche gratificatie toege kend. De aan de beurt van aftreding zijnde heeren P. L. v. d. Helm, L. J. Lauret en H. J. Sprokop, resp. voorzitter, penning meester en redacteur van het orgaan „Ons Vakblad", werden, daar geen te- gencandidaten waren gesteld, herkozen verklaard. Het voornaamste punt der agenda was het bespreken van een nieuw huishoude- lijik reglement, hetwelk in zijn geheel werd aangenomen, behalve het hoofd stuk, regelende het bondsziekenfonds, waarvan de vergadering het nuttige en noodige niet kon inzien. Als plaats der volgende vergadering werd 's-Gravenhage genoemd. De Duitsch-Nederlandsche Handelsbetrekkingen. De „Vossische Zeitung" bevat een hoofdartikel, getiteld: De Duitsch-Neder landsche Handelsbetrekkingen, waarin betoogd wordt, dat geen andere staat zooveel belang heeft bij de wijzigingen in de Nederlandsche handelspolitiek als Duitschlandten eerste, omdat Neder land met geen ander land een zoo groot handelsverkeer heeft als met Duitschland, ten tweede omdat de nieuwe Nederland sche Tariefwet den grondslag vormen zal voor een aanstaand handelsverdrag, dat voor de invoering van de scheepvaart rechten op den Rijn noodzakelijk is. Worden er scheepvaartrechten gehe ven, dan moet het handelsverdrag, van 1851' gewijzigd bii de scheepvaart-acte van 1868, veranderd worden, lietgeen de Rijksregeering in 1909 reeds officieel verklaarde. Nu Nederland zijn handels politiek wil wijzigen tegelijk met de overeenkomst omtrent de scheepvaarttol- len, móet een nieuw handelsverdrag met het Duitsche Rijk afgesloten worden. De „Vossische Zeitung" geeft een kort overzicht van het ontwerp Nederlandsche tariefwet, en komt tot de slotsom, dat dit ontwerp in vergelijking met de be schermende rechten van andere staten, gematigd genoemd kan worden. Voor Duitschland zal het echter deze veranderingen brengen, dat van produc ten van Duitsche industrie hoogere in voerrechten geheven worden, terwijl de invoerrechten op Nederlandsche produc ten gedeeltelijk verlaagd worden, in de eerste plaats op kaas, vleesch en vee. Met het hechten van zijn goedkeuring aan deze wijzigingen zal Duitschland wellicht de toestemming voor het heffen van scheepvarttollen Icoopen. En, vraagt de „Vossische Zeitung", zal deze koopprijs niet te hoog zijn? Nederland zal dan zij nerzijds ook het recht eischen, van de Duitsche scheepvaart op den Rijn en de Rijnkanalen binnen zijn grenzen tollen te heffen. Gemakkelijk zal Duitschland het niet hebben bij de onderhandelingen over de handelsverdragen. Bovendien geeft met het opzeggen van het bestaande verdrag Duitschland waar schijnlijk een voordeel prijs: de meest- broeders wachtende, in haar kamer. Het betrof een ernstig gesprek met hem, dat had Herman begrepen, toen zij hem bij gelegenheid van het morgenbezoek, dat hij zijn vader bracht, had gevraagd, of hij na vijf uur bij haar zijn kon. Dat haar vader zich beijveren zou, Nein stetten's houding als een onschuldige grap voor te stellen, had Erna vooruit wel geweten en dan ook zonder tegenspraak aangehoord. Haar broeders scherpe be merking echter, dat zij den armen kerel zoo slecht bejegende en het dus geen won der was, wanneer hij haar eens zulk een poets speelde, had haar aanleiding gege ven hem om een onderzoek te verzoeken. Later was Erna naar de kliniek ge gaan. De vreugde over wat zij daar had vernomen, verhelderde nog haar aange zicht. De verontwaardiging over Neinstetten had de oude dame er toe gebracht, op on bedachte wijze baron Steinfels tegenover Erich te stellen. Het had haar bovendien moeite gekost, haar lieveling niets van Steinfels' Wenschen tc verraden. Nu zij zich toch onvoorzichtig had uitgelaten, achtte zij zich wel gerechtigd, zich wat openlijker te verklaren. En Erna nam de gelukkige zekerheid met zich, dat de man, dien zij beminde, nu spoedig, zeer spoedig haar met sterke hand beschermen zou. begunstiging voor de Nederlandsche ko loniën, de bepaling, dat Duitsche goede ren bij invoer in de Nederlandsche ko loniën aan geen hoogere rechten onder hevig zijn dan gelijksoortige goederen uit het moederland. Deze bepaling loopt te meer kans, ten nadeele van Duitsch land gewijzigd te worden^ omdat voor den invoer van Nederlandsche produc ten in de Duitsche koloniën deze meest- begunstiging niet bestaat. De „Vossische Zeitung" komt tot de conclusie, dat Nederland door het af sluiten van een jiieuw verdrag met Duitschland in het nadeel is, doch dat, wat de quaestie van de scheepvaartrech ten betreft, Duitschland de zwakkere is. Een in hoofdzaak gelijkluidend artikel is verschenen in de „Deutsche Export- Revue", een weekblad voor export-po litiek. Het vermoeden ligt voor de hand, dat de „Vossische Zeitung" dit artikel per afdruk gekregen heeft van dit week blad. STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER, Zitting van Dinsdag 20 Juni. Ingekomen is het bericht van het over lijden van den heer Merckelbach, in leven lid der Kamer. De Voorzitter zegt, dat dit bericht door allen met leedwezen is ontvangen. Door zijn aangenamen, vriendelijken om gang en hulpvaardigheid had de heer Merckelbach zich aller achting en ge negenheid verworven. Zijn heengaan zal een leegte achterlaten. Bereids is namens de Kamer een brief van rouwbeklag aan de familie gezonden. Ingekomen zijn de geloofsbrieven van Mr. A. J. I. M. Smits, nieuwbenoemd lid in Noord-Brabant, die worden onder zocht en in orde bevonden, waarna de heer Smits zitting neemt. De Voorzitter zegt, dat de Centrale Sectie besloten heeft Woensdag te 11 uur in de afdeelingen verschillende wets ontwerpen te onderzoeken. Voorts stelt hij voor, Donderdag te 11 uur in open bare vergadering te behandelen het wets ontwerp betreffende de toetreding tot de Berner Conventie en eenige kleine wets ontwerpen. Conform besloten. De Voorzitter zegt nog, dat het zijn voornemen was geweest ook aan de orde te stellen de wetsontwerpen in zake de reorganisatie van het landbouw- bouwonderwijs en betreffende de Kaas- controle, maar die bleek onmogelijk, om dat de Minister van Landbouw in de Tweede Kamer aanwezig moet zijn. De vergadering wordt verdaagd tot Donderdag 11 uur. TWEEDE KAMER. Zitting van Dinsdag 20 Juni. (Vervolg.) Bij een regeling van werkzaam heden na de pauze werd besloten om Woensdagmiddag, na de eindstemming over de Steenhouwerswet, eenige koloni ale wetsontwerpen te behandelen, en on middellijk daarna de interpellatie te doen houden door den heer van Karnebeek be treffende de toepassing van het totalisa- tor-verbod. De heer Schaper (S. D.) gaf in over weging om alsdan ook de Bakkerswet in openbare behandeling te nemen, in plaats van de Tariefwet in de sectiën te onder zoeken. In October toch zal de Kamer an deren arbeid vinden en bovendien gaat het gerucht dat in het najaar verscheiden leden naar het interparlementaire con gres te Rome zullen gaan. Spr. zal nog geen voorstel doen, omdat het eindver slag niet verscheen. De Voorzitter beduidde den heer Schaper echter dat tot het sectie-onder zoek der Tariefwet nu eenmaal besloten is en dat moet dus voorgaan. Hierna werd het debat over de v r a a g- punten betreffende de ziektever zekering hervat. De heer Patijn (U. L.), lid der Com missie van Voorbereiding, zette als zijn onoverkomelijk bezwaar uiteen tegen de regeling, dat deze zich beperkt tot de uit- keering van ziekengeld, zonder gelijktij dige regeling van de gneeskundige be handeling. Eerste cisch toch is het ziek zijn zelf van den arbeider tot de kleinste Het onderhoud met haar broeder zou een volledige afrekening met het verledene zijn. Vermoedde de luitenant er iets van, welk een niet licht uit te wisschen indruk de daad van zijn vriend Erich bij zijn zuster moest hebben achteigelaten Dat was zeker, de met zijde en kanten ver sierde zak met bonbons, dien hij zijn zus ter bij het binnentreden overhandigde, bestemd, om zijn onvriendelijke woorden ■van den voormiddag te doen vergeten. Tot zijn verbazing stelde Erna voor eerst de vraag, of hij dacht, dat vader in de laatste dagen financieele moeilijkheden gehad had. Die verkreukelde brief bij 't ontbijt, de heftige uitval haars vaders, toen zij dien wilde oprapen, hadden haar te denken gegeven. Indien dat zoo ware, antwoordde Herman onverschillig, dan zou ik het toch wel het laatst merken. Hier in 't hotel zal het den oude anders aardig wat kosten. Hij leeft als een prins, kindlief. Mij zou het niet verwonderen, als iedereen je voor een goudvischje hield. Als ge niet zoo ongenaakbaar waart, wie weet wat wij beleefd hadden. Erna maakte een afwijzende beweging met de hand. Laat mij nu buiten spel, Herman, zeide zij kalm. Gij weet het dus ook n^et perken terug te brengen. De uitkeering van ziekengeld js slechts van secundair belang bij eene goede ziekteverzekering; anders zal elke ziekteverzekering slechts een onzedelijken invloed op de bevolking uitoefenen. Vergeleken met de buiten- landsche wetgeving op dit stuk, staat ml* nister Talma absoluut alleen met zijti steU sej van splitsing van ziekengeld en ge neeskundige behandeling en de minister zal dus tegenover het geheele buitenland hebben te bewijzen, dat alleen zijn syj steem het eenige juiste en goede is. Breedvoerig ging spr. daarna de argu menten des ministers na, welke z.i. niet steekhoudend zijn. Met een beroep alweer op het buitenland, waar het tegendeel blijkt, bestreed spr. vooral dat door sa-, menkoppeling van uitkeering en genees kundige behandeling de particuliere fond sen in den grond zouden geboord wor den. De groote moeilijkheid, het hart van de zaak is echter de doktersquaestie, niet zoozeer de strijd wie baas moet zijn, dok ter of ziekenkas, maar wel de groote mis standen, ook hier te lande bestaande, in zake de geneeskundige verzorging van on ze arbeidersklasse, en waardoor de arbeU der niet krijgt de geneeskundige behan deling, waarop hij recht heeft. Spr. acht deze wet uitsluitend in het be lang der doktoren. De arbeiders worden aan handen en voeten aan de doctoren overgeleverd en aan de erkende zieken fondsen, de goede, middelmatige, maar ook aan de slechte. Een dergelijke wet mag niet worden aangenomen. Zij is voor de arbeiders hard, zoo niet wreed. Nog zette spr. uiteen, hoe het argument des Ministers, dat deze de splitsing nood zakelijk acht omdat ten plattenlande dö geneeskundige hulp zoo gebrekkig is, ge heel te ondervangen is, door het platteland aan geneesheeren te helpen, middels flink staatssubsidie voor doktersstandplaatsen aldaar. Ten slotte opperde spr. grooter twijfel aan de geheele uitvoerbaarheid van 's Ministers systeem, omdat de doctoren eenvoudig zullen weigeren een verkla ring af te geven dat iemand ziek is ge weest, wijl zij er geen belang bij hebben. Spr. ried den Minister aan toe te geven op het punt in quaestie, waardoor hij werkelijk een notionale wet zal helpen tot stand brengen. Mogelijk is het, dat de Minister zonder toe te geven de overwin ning zal behalen, omdat de rechterzijde op het oogenblik opziet tegen een minis terieele crisis. Maar dan zal de overwin ning slechts aan de politiek zijn te dan ken, terwijl anders de Minister de voldoe ning kan smaken een wet tot stand te heb ben gebracht, die algemeen bevredigend is. De heer V a n V 1 i et (A. R.), die even eens lid der Commissie van Voorberei ding was, thans sprekende namens de anti-revolutionaire Kamerfractie, betoog de, dat het meerendeel der Nederland sche arbeiders, blijkens statistische gege vens, tegen een combinatie van ziekengeld en geneeskundige behandeling is. En bij die practijk sluit het ontwerp-Ziektever- zekering van Minister Talma zich aan. De heer Schaper (S. D.) verbaasde zich er over dat de heer van Vliet zich thans vóór de splitsing heeft verklaard, waar in de Commissie van Voorbereiding niemand zich vóór dat stelsel heeft uitge sproken. De veranderde meening van den heer van Vliet moet dus van zeer recenten datum zijn. Spr. verdedigt verder ook zij nerzijds kortelijk de uitbreiding van de Ziekte-verzekering tot de geneeskundige hulp. Woensdag 11 uur voortzetting. Gemeenteraad van Bodegraven Voorzitter de heer H. Le Coultre, bur gemeester. Aanwezig 9 leden, afwezig de heer C. Veelenturf, er is één vacature. De no tulen worden gelezen en onveranderd goedgekeurd. i Ingekomen zijn Procesverbaal van kas opname, de kas en boeken zijn in orde bevonden. Missive van Ged. Staten ten geleide van goedgekeurde raadsbesluiten der vo rige vergadering. i B. en W. hebben ingediend het ge- Mag ik nu een vraag laten volgen, die u betreft en die ik, vertrouwend op onze vroegere goede verstandhouding, vraag?, Vroeger zoudt gij mijn vraag zeer natuur- •lijk gevonden hebben. Erna legde de hand op zijn arm en zag hem smeekend in de oogen. De luitenant werd getroffen. Wat had zij op 't hart Wist zij reeds, hoe hij in den knoei zat, of betrof het slechts haar afkeerigheid jegens den bekoorlijken kleinen Orben, die nooit zulk een gewe tensonderzoek hield. Hij nam zich voor, op zijn hoede te zijn. Maar 't was niet makkelijk tegenover een zoo onduidelijk! uitgesproken vraag stelling in te nemen. Zij kon wel wat duidelijker zijn. Erna gevoelde, dat Herman haar ont week. Met aandrang ging zij voort:. Gij zult u herinneren, Herman, dat ik een belofte, die gij mij toenmaals uit eigen beweging aanbood te doen, niet heb willen aanvaarden, omdat ik.... daarin gevaar zag. Mij, uw zuster, zegt hier niemand een woord over u, en dit behoeft helaas ook niet meer. Sinds ik weet, wel ke hartstocht graaf Orben voor het spel heeft. Als het nu u betreft, spreekt men in mijn tegenwoordigheid vrijer. En gij telt mede onder de vertrouwelijkste be zoekers van Orben. (Wordt veivolgd.)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5