Uit de Pers,
Erna von Harneck.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Woensdag 21 Juni.
Tarief-Politiek.
De „Nederlander" is van meer
dere kanten aangevallen over hetgeen
zij onder het opschrift „Vertroebeling"
.over de actie tegen de Tariefwet schreef.
(Zie ons persoverzicht van Zaterdag).
jHet C.-H. orgaan antwoordt erop:
Wij hadden niet mogen zeggen, zoo
wordt ons op velerhande wijs duidelijk
gemaakt, dat men de quaestie van het
Tarief vertroebelt door er een partij-
zaakje van te maken, gelijk men van
vrijzinnige zijde doet.
Het is een der punten van het recht-
eche program, zegt „Land en Volk", gij
hebt e rdus zelf een partij^zaak van ge
maakt.
Dit argument gaat kreupel.
Landsverdediging is ook een punt van
j het rechtsche program en van de
I programma's der linkerzijde eveneens,
behalve van het roode en toch is de
landsverdediging geen partijl-zaak.
De „Nieuwe Courant" erkent denVrijr
handel daarentegen als een der punten
waarop de linkerzijde zuinig moet zijn.
„Dit is een van de zeer weinige zaken,
die alle partijen links verbinden. Reeds
daarom is zij van de politieke partij-
groepeering niet los te maken."
Daarmee schijnt „Land en Volk" het
trouwens vrijwel eens te zijn, want het
voorspelt dat de geheele linkerzijde te
gen zal stemmen.
Volmondig geeft men van die zijide
dus toe, dat de vrijzinnigen als zoodanig
tegen het tarief zullen stemmen.
Dat moet dan wel zijn omdat het van
rechts komt. Het kan niet enkel wezen
om zijn strekking van bescherming. Im
mers schreef Pierson in 1904: (no. 36
van „Het vrije Ruilverkeer") „Ons ta
rief, dat kan niemand tegenspreken en
wordt door niemand ontkend, geeftj
metterdaad wat men noemt een zwakke
bescherming". En het door hem als Mi
nister van Finnciën voorgestelde was
eveneens, hoewel naar de bedoeling fis
caal, feitelijk protectionistisch.
Men leze er het artikel van wijlen den
heer Kerdijk in het „Soc. Weekblad"
van 7 Dec. 1904 nog maar eens op na.
Men neemt nu aan de Regeering kwa
lijk dat zij schatkist-versterking langs
dezen weg zoekt. Maar deed minister
Pierson met zijn dusgenaamde fiscale
verhooging iets anders? Het is hoog
stens een kwestie van meer of minder,
waarbij het argument geput uit de be
stemming van de uit de verhoogde op
brengst te verkrijgen millioenen, feite
lijk niets ter zake doet.
Waar nu de zaken zoo staan, waar wij
een tarief hebben met „eenigszins be
schermend karakter", dat volstrekt niet
zulk een ramp is gebleken als men thans
van links het verhoogingsvoorstel af
schildert, waar dus om het principe vrij
handel of bescherming, feitelijk niet zui
ver principieel kan worden gestreden,
omdat wij geen zuiver vrijhandelstelsel
volgen, daar blijven wij het „vertroebe
len" noemen, zoo men eene practische
kwestie, „die ten eenenmale door de op-
portuniteits-vraag beheerscht wordt".
(Standaard 26 Aug. 1903) alleen van
politiek standpunt uit bekijkt en be
strijdt.
De pers van de linkerzijde moge er
anders over denken, wij zullen zoo vrij
zijn vooralsnog ons inzicht in deze bo
ven het lrare te stellen.
En ofschoon wij den liberalen gaarne
het genoegen gunnen van het ten minste
op dit ééne punt eene kwestie meer
van dubbeltjes overigens dan van ideeë-
len aard eens te zien, zoo moeten wij
er toch op wijzen dat wij onder overi
gens volbloed liberalen verscheidenen
kennen, die niet slechts vóór het Tarief
in den voorgestelden vorm, maar zelfs
„gematigde" protectionisten zijn.
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
47)
Een hardnekkig stilzwijgen was haar
eenig antwoord.
Weder vasten bodem voelend, zoodra
zij op een punt kwamen, waar de sneeuw
zich niet had opgehoopt, stoorden de vu
rige paarden zich weinig aan den teugel.
In scherpen draf ging het voort Nader
en nader klonken de bellen der andere
sleden.
Plotseling trachtte Neinstetten de paar
den met een ruk tot staan te brengen. De
koppige drank, die hij zoo overvloedig ge
noten had, deed het-hem suizen in de
ooren, bruischen in het hoofd, de aderen
van zijn slapen onstuimig kloppen. Ant
woorden moest en zou Erna, dat had hij
\zich vast voorgenomen. Hij boog zich
nu tot haar.
Maar hij had te onstuimig aan de teu
gels getrokken. De dieren, nog onrustig
door den vorigen dollen jacht of verschrikt
door het geluid der lustige stemmen en
vroolijke bellen, nu vlak bij hen, ontrukten
boog stijgcrend, den ten I aan Erich's
handejij En intusschen gingen zij in ra-
Als niettemin zulke stemmen zich in
de Kamer niet zullen doen hooien, ge
lijk men ons als om strijd verzekert, dan
komt dit... door de „vertroebeling" van
wege de politiek.
Billijk oordeel.
In de (A. R.) „Rotterdammer"
lezen wij:
Terwijl enkele jaren geleden de „Stan
daard" nog waarschuwde tegen de „vlei
ende lip", die van liberale zijde jegens
Minister Talma haar lokkend oordeel deed
hooren, zijn sinds lang de hekken ver-
hange.n Men zou nu eerder kunnen
spreken varf de linksche tong, die werkt
als een scherp zwaard. Aan wat hij doet,
is letterlijk geen draad goed.
Te meer doet het daarom goed als
men ook eens van die zijde een woord
hoort, waaruit een anderen geest spreekt.
Zoo deed dezer dagen het „Utrechtsch
Dagblad". Haar Haagsche correspon
dent schreef aldus:
De wijze, waarop de heer Talma zich
heeft weten eigen te maken kennis,
zeer grondig, van zooveel hem vroe
ger gansch onbekend, is bewonderens
waardig. Ik vind het klein, nietig, erger
dan dit, om op welk politiek stand
punt men zich ook moge bevinden,
niet te erkennen, dat Minister Talma
ontwerpen in de Kamer verdedigend,
niet vele malen ook dengeen, die 't
verst in wereldbeschouwing en denk
wijze van hem afstaat, bewondering
moet hebben afgedwongen. Voor zulke
gevoelens durft men niet uitkomen of
men verbergt ze onder een huichel-
achtig-nijdig en jaloersch grijnsje, door
schouderophalen „geïllustreerd". Ik
acht het zeer gewenscht en zeer ver
diend, dat de pen van een, die niet
behoort tot Minister Talma's geestver
wanten, eens neerschrijft een woord
van eerbiedige hulde voor zooveel eer
lijke, warme toewijding; voor zooveel
ijver en werkkracht. Dat, bij de Steen-
houwerswet, nadat de heer Talma zulke
belangrijke concessies had gedaan, toch
ook nog een vrij aardig succes volgde
'tdoet mij oprecht genoegen. En ik
schaam mij allerminst daarvoor uit te
komen.
Met grooj genoegen hebben wij dit
woord gelezen. Eere, wien eere toe
komt Zakelijk oordeele men steeds, on-
beneveld door sym- of antipathie, of men
het met den inhoud van ministerieele
voorstellen eens is. Maar afgezien daar
van zij het oordeel over de persoon en
qualiteit van het werk eens Ministers
steeds billijk.
En van links vooral zoekt men telkens
weer in persoonlijke kleineering zijn
kracht
Des te gunstiger komt dit oordeel van
het „Utrechtsch Dagblad" daartegenover
uit
Ned. R. K. Bond van Post= en
Telegraaf beambten St. Petrus.
De 'Ned. R.-K. Bond van Post- en
Telegraafbeambten St. Petrus, is in jaar
vergadering te Nijmegen bijeengekomen.
De vergadering werd bijgewoond dooi
den heer C. De Louw, commies bij het
hoofdbestuur der post en telegraphie, ver
tegenwoordigende den directeur-gene
raal.
Uit het verslag van den secretaris
bleek, dat dit jaar het aantal leden tot
813 (over 29 afdeelingen) is geklommen.
In het hoofdbestuur kwam geen veran
dering de aftredende leden werden her
kozen.
De rekening en verantwoording van
den penningmeester werd goedgekeurd,
in ontvangst en uitgaaf sluitende met
f566.
Besloten werd dat het Bondsbestuur
bij den Minister de noodige stappen zal
doen tot beperking van den Zondags
dienst en om den bewusten vrijen Zondag
te verkrijgen.
Een voorstel van het Bondsbestuur:
bij de Regeering aan te dringen tot her
ziening der jaarwedden van alle lagere
ambtenaren, met toeslag aan ambtenaren
zende vaart voort; de bocht bij den groo-
ten weg werd zoo kort genomen dat de
slede in een sneeuwhoop terecht kwam.
Neinstetten werd met een breeden boog
weggeslingerd en kwam onzacht terecht
in een kreupelbosch.
Een gelukkig toeval had het vertrek
van Eichstett vertraagd. Hij was het, die
na eenige minuten met twee knechts
kwam aanrijden.
Zijn scherpe blik herkende reeds van
verre Neinstetten's paarden.
Dat mankeerde er nog maar aan,
bromde hij. Vlug, jongens! Vooruit! Er is
hier een ongeluk gebeurd. Voorzichtig.
Een dame moet onder de slede liggen.
Met vereende pogingen stond de slede
na eenige minuten weder op den straat
weg en Erna onverlet ernaast. De dekken
en de pelsmantel hadden haar beschut.
Nu kwam ook Neinstetten, hinkend en
vloekend aan. Hij verlangde dat de knecht
het tuig weder in orde zou maken. Erna
kon dan rustig instijgen, want hij zou de
dieren - wel eens leeren, wie baas was.
De freule rijdt met mij, besliste Eich
stett kortaf. Gij, knechts, wacht op de pro
viandslede. Goeden avond, mijnheer von
Neinstetten.
In den namiddag van den volgenden
dag zat Erna Harneck, op de komst haars
met groote gezinnen, werd na langdurige
discussie aangenomen met 35 tegen 21
stemmen.
Het punt: Opheffing Klassenstelsel
werd zonder veel discussie aangenomen
evenals het punt: een vergoeding toeken
nen aan hen, die tijdelijk een hoogere
functie waarnemen, geldelijke verant
woording hebben of met'bureeldienst be
last zijn. Bepleit worden voorts een onaf
gebroken nachtrust van 10 uren en na een
dagdienst van 8 a 10 uren geen nacht
dienst, evenmin het omgekeerde.
R. K. B^nd van Bakkers enz.
De 'Ned. R*. K. Bond van Bakkers en
Cacao-, Chocolaad- en Suikerbewerkers
hield op Zondag zijne 16e jaarvergade
ring te Amsterdam.
Tegenwoordig waren negen afdeelin
gen, uitbrengende veertien stemmen. Uit
het jaarverslag van den secretaris bleek,
dat de sterkte gelijk bleef. Drie nieuwe
afdeelingen werden opgericht, doch drie
ouderen moesten worden opgeheven. De
penningmeester mocht, niettegenstaande
de vele uitgaven voor de propaganda en
de actie voor afschaffing van nachtarbeid,
een klein voordeelig saldo boeken. Deze
functionaris werd met algemeene stem
men een jaarlijksche gratificatie toege
kend.
De aan de beurt van aftreding zijnde
heeren P. L. v. d. Helm, L. J. Lauret en
H. J. Sprokop, resp. voorzitter, penning
meester en redacteur van het orgaan
„Ons Vakblad", werden, daar geen te-
gencandidaten waren gesteld, herkozen
verklaard.
Het voornaamste punt der agenda was
het bespreken van een nieuw huishoude-
lijik reglement, hetwelk in zijn geheel
werd aangenomen, behalve het hoofd
stuk, regelende het bondsziekenfonds,
waarvan de vergadering het nuttige en
noodige niet kon inzien.
Als plaats der volgende vergadering
werd 's-Gravenhage genoemd.
De Duitsch-Nederlandsche
Handelsbetrekkingen.
De „Vossische Zeitung" bevat een
hoofdartikel, getiteld: De Duitsch-Neder
landsche Handelsbetrekkingen, waarin
betoogd wordt, dat geen andere staat
zooveel belang heeft bij de wijzigingen
in de Nederlandsche handelspolitiek als
Duitschlandten eerste, omdat Neder
land met geen ander land een zoo groot
handelsverkeer heeft als met Duitschland,
ten tweede omdat de nieuwe Nederland
sche Tariefwet den grondslag vormen
zal voor een aanstaand handelsverdrag,
dat voor de invoering van de scheepvaart
rechten op den Rijn noodzakelijk is.
Worden er scheepvaartrechten gehe
ven, dan moet het handelsverdrag, van
1851' gewijzigd bii de scheepvaart-acte
van 1868, veranderd worden, lietgeen de
Rijksregeering in 1909 reeds officieel
verklaarde. Nu Nederland zijn handels
politiek wil wijzigen tegelijk met de
overeenkomst omtrent de scheepvaarttol-
len, móet een nieuw handelsverdrag met
het Duitsche Rijk afgesloten worden.
De „Vossische Zeitung" geeft een kort
overzicht van het ontwerp Nederlandsche
tariefwet, en komt tot de slotsom, dat
dit ontwerp in vergelijking met de be
schermende rechten van andere staten,
gematigd genoemd kan worden.
Voor Duitschland zal het echter deze
veranderingen brengen, dat van produc
ten van Duitsche industrie hoogere in
voerrechten geheven worden, terwijl de
invoerrechten op Nederlandsche produc
ten gedeeltelijk verlaagd worden, in de
eerste plaats op kaas, vleesch en vee.
Met het hechten van zijn goedkeuring aan
deze wijzigingen zal Duitschland wellicht
de toestemming voor het heffen van
scheepvarttollen Icoopen. En, vraagt de
„Vossische Zeitung", zal deze koopprijs
niet te hoog zijn? Nederland zal dan zij
nerzijds ook het recht eischen, van de
Duitsche scheepvaart op den Rijn en de
Rijnkanalen binnen zijn grenzen tollen
te heffen.
Gemakkelijk zal Duitschland het niet
hebben bij de onderhandelingen over de
handelsverdragen.
Bovendien geeft met het opzeggen van
het bestaande verdrag Duitschland waar
schijnlijk een voordeel prijs: de meest-
broeders wachtende, in haar kamer. Het
betrof een ernstig gesprek met hem, dat
had Herman begrepen, toen zij hem bij
gelegenheid van het morgenbezoek, dat
hij zijn vader bracht, had gevraagd, of hij
na vijf uur bij haar zijn kon.
Dat haar vader zich beijveren zou, Nein
stetten's houding als een onschuldige
grap voor te stellen, had Erna vooruit wel
geweten en dan ook zonder tegenspraak
aangehoord. Haar broeders scherpe be
merking echter, dat zij den armen kerel
zoo slecht bejegende en het dus geen won
der was, wanneer hij haar eens zulk een
poets speelde, had haar aanleiding gege
ven hem om een onderzoek te verzoeken.
Later was Erna naar de kliniek ge
gaan. De vreugde over wat zij daar had
vernomen, verhelderde nog haar aange
zicht.
De verontwaardiging over Neinstetten
had de oude dame er toe gebracht, op on
bedachte wijze baron Steinfels tegenover
Erich te stellen. Het had haar bovendien
moeite gekost, haar lieveling niets van
Steinfels' Wenschen tc verraden. Nu zij
zich toch onvoorzichtig had uitgelaten,
achtte zij zich wel gerechtigd, zich wat
openlijker te verklaren. En Erna nam de
gelukkige zekerheid met zich, dat de man,
dien zij beminde, nu spoedig, zeer spoedig
haar met sterke hand beschermen zou.
begunstiging voor de Nederlandsche ko
loniën, de bepaling, dat Duitsche goede
ren bij invoer in de Nederlandsche ko
loniën aan geen hoogere rechten onder
hevig zijn dan gelijksoortige goederen
uit het moederland. Deze bepaling loopt
te meer kans, ten nadeele van Duitsch
land gewijzigd te worden^ omdat voor
den invoer van Nederlandsche produc
ten in de Duitsche koloniën deze meest-
begunstiging niet bestaat.
De „Vossische Zeitung" komt tot de
conclusie, dat Nederland door het af
sluiten van een jiieuw verdrag met
Duitschland in het nadeel is, doch dat,
wat de quaestie van de scheepvaartrech
ten betreft, Duitschland de zwakkere is.
Een in hoofdzaak gelijkluidend artikel
is verschenen in de „Deutsche Export-
Revue", een weekblad voor export-po
litiek. Het vermoeden ligt voor de hand,
dat de „Vossische Zeitung" dit artikel
per afdruk gekregen heeft van dit week
blad.
STATEN-GENERAAL.
EERSTE KAMER,
Zitting van Dinsdag 20 Juni.
Ingekomen is het bericht van het over
lijden van den heer Merckelbach, in leven
lid der Kamer.
De Voorzitter zegt, dat dit bericht
door allen met leedwezen is ontvangen.
Door zijn aangenamen, vriendelijken om
gang en hulpvaardigheid had de heer
Merckelbach zich aller achting en ge
negenheid verworven. Zijn heengaan zal
een leegte achterlaten.
Bereids is namens de Kamer een brief
van rouwbeklag aan de familie gezonden.
Ingekomen zijn de geloofsbrieven van
Mr. A. J. I. M. Smits, nieuwbenoemd
lid in Noord-Brabant, die worden onder
zocht en in orde bevonden, waarna de
heer Smits zitting neemt.
De Voorzitter zegt, dat de Centrale
Sectie besloten heeft Woensdag te 11
uur in de afdeelingen verschillende wets
ontwerpen te onderzoeken. Voorts stelt
hij voor, Donderdag te 11 uur in open
bare vergadering te behandelen het wets
ontwerp betreffende de toetreding tot de
Berner Conventie en eenige kleine wets
ontwerpen. Conform besloten.
De Voorzitter zegt nog, dat het
zijn voornemen was geweest ook aan
de orde te stellen de wetsontwerpen in
zake de reorganisatie van het landbouw-
bouwonderwijs en betreffende de Kaas-
controle, maar die bleek onmogelijk, om
dat de Minister van Landbouw in de
Tweede Kamer aanwezig moet zijn.
De vergadering wordt verdaagd tot
Donderdag 11 uur.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 20 Juni. (Vervolg.)
Bij een regeling van werkzaam
heden na de pauze werd besloten om
Woensdagmiddag, na de eindstemming
over de Steenhouwerswet, eenige koloni
ale wetsontwerpen te behandelen, en on
middellijk daarna de interpellatie te doen
houden door den heer van Karnebeek be
treffende de toepassing van het totalisa-
tor-verbod.
De heer Schaper (S. D.) gaf in over
weging om alsdan ook de Bakkerswet in
openbare behandeling te nemen, in plaats
van de Tariefwet in de sectiën te onder
zoeken. In October toch zal de Kamer an
deren arbeid vinden en bovendien gaat
het gerucht dat in het najaar verscheiden
leden naar het interparlementaire con
gres te Rome zullen gaan. Spr. zal nog
geen voorstel doen, omdat het eindver
slag niet verscheen.
De Voorzitter beduidde den heer
Schaper echter dat tot het sectie-onder
zoek der Tariefwet nu eenmaal besloten is
en dat moet dus voorgaan.
Hierna werd het debat over de v r a a g-
punten betreffende de ziektever
zekering hervat.
De heer Patijn (U. L.), lid der Com
missie van Voorbereiding, zette als zijn
onoverkomelijk bezwaar uiteen tegen de
regeling, dat deze zich beperkt tot de uit-
keering van ziekengeld, zonder gelijktij
dige regeling van de gneeskundige be
handeling. Eerste cisch toch is het ziek
zijn zelf van den arbeider tot de kleinste
Het onderhoud met haar broeder zou een
volledige afrekening met het verledene
zijn.
Vermoedde de luitenant er iets van,
welk een niet licht uit te wisschen indruk
de daad van zijn vriend Erich bij zijn
zuster moest hebben achteigelaten Dat
was zeker, de met zijde en kanten ver
sierde zak met bonbons, dien hij zijn zus
ter bij het binnentreden overhandigde,
bestemd, om zijn onvriendelijke woorden
■van den voormiddag te doen vergeten.
Tot zijn verbazing stelde Erna voor
eerst de vraag, of hij dacht, dat vader in
de laatste dagen financieele moeilijkheden
gehad had. Die verkreukelde brief bij 't
ontbijt, de heftige uitval haars vaders,
toen zij dien wilde oprapen, hadden haar
te denken gegeven.
Indien dat zoo ware, antwoordde
Herman onverschillig, dan zou ik het toch
wel het laatst merken. Hier in 't hotel zal
het den oude anders aardig wat kosten.
Hij leeft als een prins, kindlief. Mij zou
het niet verwonderen, als iedereen je voor
een goudvischje hield. Als ge niet zoo
ongenaakbaar waart, wie weet wat wij
beleefd hadden.
Erna maakte een afwijzende beweging
met de hand.
Laat mij nu buiten spel, Herman,
zeide zij kalm. Gij weet het dus ook n^et
perken terug te brengen. De uitkeering
van ziekengeld js slechts van secundair
belang bij eene goede ziekteverzekering;
anders zal elke ziekteverzekering slechts
een onzedelijken invloed op de bevolking
uitoefenen. Vergeleken met de buiten-
landsche wetgeving op dit stuk, staat ml*
nister Talma absoluut alleen met zijti steU
sej van splitsing van ziekengeld en ge
neeskundige behandeling en de minister
zal dus tegenover het geheele buitenland
hebben te bewijzen, dat alleen zijn syj
steem het eenige juiste en goede is.
Breedvoerig ging spr. daarna de argu
menten des ministers na, welke z.i. niet
steekhoudend zijn. Met een beroep alweer
op het buitenland, waar het tegendeel
blijkt, bestreed spr. vooral dat door sa-,
menkoppeling van uitkeering en genees
kundige behandeling de particuliere fond
sen in den grond zouden geboord wor
den.
De groote moeilijkheid, het hart van de
zaak is echter de doktersquaestie, niet
zoozeer de strijd wie baas moet zijn, dok
ter of ziekenkas, maar wel de groote mis
standen, ook hier te lande bestaande, in
zake de geneeskundige verzorging van on
ze arbeidersklasse, en waardoor de arbeU
der niet krijgt de geneeskundige behan
deling, waarop hij recht heeft.
Spr. acht deze wet uitsluitend in het be
lang der doktoren. De arbeiders worden
aan handen en voeten aan de doctoren
overgeleverd en aan de erkende zieken
fondsen, de goede, middelmatige, maar
ook aan de slechte. Een dergelijke wet
mag niet worden aangenomen. Zij is voor
de arbeiders hard, zoo niet wreed.
Nog zette spr. uiteen, hoe het argument
des Ministers, dat deze de splitsing nood
zakelijk acht omdat ten plattenlande dö
geneeskundige hulp zoo gebrekkig is, ge
heel te ondervangen is, door het platteland
aan geneesheeren te helpen, middels flink
staatssubsidie voor doktersstandplaatsen
aldaar. Ten slotte opperde spr. grooter
twijfel aan de geheele uitvoerbaarheid van
's Ministers systeem, omdat de doctoren
eenvoudig zullen weigeren een verkla
ring af te geven dat iemand ziek is ge
weest, wijl zij er geen belang bij hebben.
Spr. ried den Minister aan toe te geven
op het punt in quaestie, waardoor hij
werkelijk een notionale wet zal helpen tot
stand brengen. Mogelijk is het, dat de
Minister zonder toe te geven de overwin
ning zal behalen, omdat de rechterzijde
op het oogenblik opziet tegen een minis
terieele crisis. Maar dan zal de overwin
ning slechts aan de politiek zijn te dan
ken, terwijl anders de Minister de voldoe
ning kan smaken een wet tot stand te heb
ben gebracht, die algemeen bevredigend
is.
De heer V a n V 1 i et (A. R.), die even
eens lid der Commissie van Voorberei
ding was, thans sprekende namens de
anti-revolutionaire Kamerfractie, betoog
de, dat het meerendeel der Nederland
sche arbeiders, blijkens statistische gege
vens, tegen een combinatie van ziekengeld
en geneeskundige behandeling is. En bij
die practijk sluit het ontwerp-Ziektever-
zekering van Minister Talma zich aan.
De heer Schaper (S. D.) verbaasde
zich er over dat de heer van Vliet zich
thans vóór de splitsing heeft verklaard,
waar in de Commissie van Voorbereiding
niemand zich vóór dat stelsel heeft uitge
sproken. De veranderde meening van den
heer van Vliet moet dus van zeer recenten
datum zijn. Spr. verdedigt verder ook zij
nerzijds kortelijk de uitbreiding van de
Ziekte-verzekering tot de geneeskundige
hulp.
Woensdag 11 uur voortzetting.
Gemeenteraad van Bodegraven
Voorzitter de heer H. Le Coultre, bur
gemeester.
Aanwezig 9 leden, afwezig de heer
C. Veelenturf, er is één vacature. De no
tulen worden gelezen en onveranderd
goedgekeurd. i
Ingekomen zijn Procesverbaal van kas
opname, de kas en boeken zijn in orde
bevonden.
Missive van Ged. Staten ten geleide
van goedgekeurde raadsbesluiten der vo
rige vergadering. i
B. en W. hebben ingediend het ge-
Mag ik nu een vraag laten volgen, die
u betreft en die ik, vertrouwend op onze
vroegere goede verstandhouding, vraag?,
Vroeger zoudt gij mijn vraag zeer natuur-
•lijk gevonden hebben.
Erna legde de hand op zijn arm en
zag hem smeekend in de oogen.
De luitenant werd getroffen. Wat had
zij op 't hart Wist zij reeds, hoe hij
in den knoei zat, of betrof het slechts
haar afkeerigheid jegens den bekoorlijken
kleinen Orben, die nooit zulk een gewe
tensonderzoek hield. Hij nam zich voor,
op zijn hoede te zijn. Maar 't was niet
makkelijk tegenover een zoo onduidelijk!
uitgesproken vraag stelling in te nemen.
Zij kon wel wat duidelijker zijn.
Erna gevoelde, dat Herman haar ont
week. Met aandrang ging zij voort:.
Gij zult u herinneren, Herman, dat
ik een belofte, die gij mij toenmaals
uit eigen beweging aanbood te doen, niet
heb willen aanvaarden, omdat ik.... daarin
gevaar zag. Mij, uw zuster, zegt hier
niemand een woord over u, en dit behoeft
helaas ook niet meer. Sinds ik weet, wel
ke hartstocht graaf Orben voor het spel
heeft. Als het nu u betreft, spreekt men
in mijn tegenwoordigheid vrijer. En gij
telt mede onder de vertrouwelijkste be
zoekers van Orben.
(Wordt veivolgd.)*