Uit de Pers. Erna von Harneck. Derde Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 10 juni. Een lied per week. No. 38 uit „De Leeuwerk". Lied van den Boer. Muziek van Joh. M. P. Broeder. iTe zwoegen en te streven, 'Met al de kracht des mans, iDat is het zout van 't leven!, iDat vlecht den boer een krans. (Heil die zijn brood mag eten, ,|Door eerlijk zweet gewijd, jEn heeft slechts dank te weten, 'Aan God en eigen vlijt! jEn heeft slechts dank te weten» Aan God en eigen vlijt! (Een rijkdom is verborgen jln 't eerlijk boerenwerk, ,!En knellen soms de zorgen, iDes Heeren troost maakt sterk. iWil hij zijn zegen geven, {Het arbeidszweet gedijt, (Het boerenwerk blijft leven Door God en eigen vlijt! enz. Laat blij uw lied ren loven iDen Schepper van omhoog, ;Zing uit in veld en hoven, flX^at uwe borst bewoog. Bij 't oogsten en 't bouwen, In ieder jaargetijd, IBlijv' ongeschokt 't vertrouwen Op God en eigen vlijt! enz. Over alles en nog wat. Goedkoop Onderwijs. XI. In het praeadvies van B. en W. over het evenredige schoolgeld aan de Meisjes- ;H. B. S. zoowel als bij de debatten hier over in den gemeenteraad is voor den zooveelsten keer het goédkoope onder wijs van Leiden geprezen. Had de meerderheid van B. en W. het noodig geoordeeld in het .ngekomen stuk een toast daarop af te steken, prof. Car- pentier Alting kon al evenmin nalaten het goedkoope onuerwijs ais de attractie van onze stad voor te stellen. En wee dengene, die het zou durven wagen, de hand hiernaar uit te steken: Hij zou de bewerker zijn van Leiden's achteruitgang, ,want heel wat mensch_n kiezen Leiden als woonplaats vanwege dat goedkoope onderricht Als wij die inwoners zouden verliezen, wat zou de gemeentelijke schat kist dan niet derven aan belasting; wat zouden de winkeliers niet klagen over gemis aan clientèle, kortom wat zou Leiden al niet verliezen, als het zijn goed koop onderwijs kwijt was. Dat goedkoope onderwijs is vooral het troetelkind der liberalen, wien volgens de vrijzinnige traditie voor de openbare school niets te veel is. Geen offer is dan der gemeenschap te zwaar. Het peil van het onderwijs moet worden opgevoerd cn de kosten voor de ouders moeten zoo laag mogelijk zijn. De schromelijke onbillijkheid, die hier in schuilt, springt direct n het oog. Men dwingt de voorstanders v^n het bijzonder onderwijs mee te betalen in de hooge kosten van de scholen, die zij voor hun kinderen onoruikbaar achten en tevens maakt men de concurrence van de bij zondere school met de openbare zeer moeilijk, door het schoolgeld laag te houden. Toch bewijst de gestadige aanwas van de bevolking der Katholieke en Christe lijke scholen, dat het meerendeel der ouders het beginsel stelt boven eenlg geldelijk voordeel. Velen blijven weigeren hun kinderen te zenden naar de neutrale overheidsschool; steeds bleek in Christe lijke kringen de offervaardigheid voor Be bijzondere school nog niet uitgeput en de inieuwe scholen, die n de laatste jaren verrezen, toonen maar al te duidelijk aan, dat er in Leiden nag geld voor het bij zonder onderwijs beschikbaar is. Ik juich dit alles toe; ik weet, dat er Iiog veel meer gevraagd en hopelijk ook gegeven zal worden, omdat wij met onze scholen nog niet zijn, waar wij wezen moeten. Maar dit neemt niet weg, dat steeds geijverd zal moeten worden voor de idéé van verdere gelijkmaking 'van het bijzonder onderwijs met het openbaar, omdat de lasten voor ons onderwijs op 'toogenblik nog ontzettend groot zijn. Staan echter de zaken zóó, wat blijft er dan van de bewering over, dat het goedkoope onderwijs een attractie voor Leiden is? Voor de principieel Christe lijke ouders kan het goedkoope neutrale onderwijs geen ar ntrekkingskracht uit oefenen. Zij sturen hun kinderen toch niet naar de openbare school. Blijven ^us over de liberalen, en ter wille van hen zou het schoolgeld laag gehouden moeten worden. Hiervoor valt bitter weinig te zeggen, 'tls al mooi genoeg, dat de liberalen vrij uit de gemeentekas mogen putten om l^un school te bekostigen; dat zij er aan-teil koste kunnen leggen, wat zij willen, en dat zij voor de bouwkosteii uit privé-kas niets moeten bijdokk n in tegenstelling met ons, die bijna alles zelf moeten betalen. De tegenstelling behoeft niet ver groot te worden door te laag schoolgeld. Wat ons het onderwijs voor onze kin deren waard is, moet het ook aan de voorstanders v&n de n:utrale school waard zijnwat wij aan schoolgeld kun nen voldoen, moeten zij minstens kunnen storten. Ik hecht absoluut niet aan al die be schouwingen over de attractie van goed koop onderwijsde practijk logenstraft ze. Een attractie voor Leiden zou zijn als zijn grachten niet stonken; als zijn rioleering beter wasals zijn belasting niet zoo ontzettend hoog was! Maar ter wille van het goedkoope onderricht ves tigen zich, naar mi n meening, slechts weinigen hier ter stedemogelijk wel even over de grens der gemeente om de hooge lasten te ontgaan. Beter dan vast te houden aan een afgedane leuze lijkt het mij een school geld naar draagkracht in te voeren, waar door de baten van het onderwijs in de gemeentekas iets ruimer zouden vloeien. Observator. De bociale Wetgeving en 1913. De „Nederlander" kan zich met het geroep van „Spoed, denk aan 1913" niet vereenigen en vraagt of dit wel ver standig en rechtvaardig is. Hoofdzaak is bij ons zegt het C. H. orgaan 's lands belang, cn 's lands be lang valt slechts in zoover samen met partijbelang, bepaaldelijk met partij-over macht, als de partij goede wetten maakt. Goede wetten nu plegen niet uit de mouw te worden geschud. Men kan wel een voudig alles blindelings goedkeuren en de minderheid laten praten, en niet on mogelijk is het, dat de groote massa zulk doorjakkeren als krachtproef uitbundig toejuicht, althans bij de eerst volgende verkiezing. Maar indien later de wet mocht blijken een blunder te zi^n, welk voordeel zal dan het land hebben 'gehad bij de partijoverwinning? 't Kabinet aan te sporen tot spoed heeft ook weinig zin. Alle christelijke Kabinet ten, Mackay, Kuyper, Heemskerk hebbén zeker niet minder gearbeid dan de Kabinetten van links. Geen hunner heeft tot stand gebracht wat zij zelf wenschten. Ook niet het Kab.nct-Kuyper, dat slechts datgene tot een goed einde bracht, waarover, reeds vóór zijn optre den, alle rechtsche partijen het eens wa ren, maar de sociale wetten eerst kort voor zijn aftreden indiende, en zelfs toen, spoedshalve, voor een groot deel zekere, nimmer onzerzijds aanvaarde theorieën aanvaard heeft „Niemand heeft destijds aangedrongen op spoed; men begreep, dat Kabinet en rechtsche partijen hun plicht kenden. Waarom dan thans wel? Het (A. R.) A r ïi h e m s ch Dag- blad" stemt gaarne toe, dat de meer derheid niet alles „blindelings" goed keuren mag; dat ernstig onderzoek ge boden is; dat rekening moet gehouden met door de oppositie aangevoerde ar gumenten. Goede wetten zeker, dat is het ideaal. Maar wordt dit ideaal bereikt Idoor langdurige beraadslagingen, eerst in de Commissie van Voorbereiding, daarna in de Afdeelingen en eindelijk in de open bare zytting? Wij gelooven het niet! Levert men in andere landen bijv. in Engeland zooveel slechter werk dan hier? Niemand zal het beweren. En toch verstaat men daar de kunst van een vlugge afdoening uitnemend. Vooral met het oog op de sociale ver zekeringswetten dringt men op spoed aan. Welnu, deze zaak is reeds jaren aan de orde. De literatuur wordt steeds om vangrijker. Verwacht mag worden, dat al thans de meeste Kamerleden zich wel een oordeel over de groote principieêle hoofdzaken hebben gevormd. Een vlugge afdoening is daarom volstrekt niet on mogelijk. Dat op het naderend einde der parle mentaire periode wordt gewezen, is op zich zelf niet af te keuren. Daaruit kan een besef van verantwoordelijkheid spreken. De natie schonk aan de Rechtsche partijen in 1909 een groot bewijs van vertrouwen. Zij geloofde, dat wij aan vele urgente sociale vraagstukken een op lossing zouden geven. Er steekt niets af keurenswaardigs in, wanneer gedurig aan dat feit wordt herinnerd en tegen al te breede bespiegelingen en minitieuse on derzoekingen wordt gewaarschuwd. In Holland zijn dergelijke waarschuwingen niet overbodig. Zelfs op gewone vergade ringen lijden wij aan het euvel der breed sprakigheid. Ook houden wij gaarne aan onze lievelingsideetn vast. Wij geven het niet gaarne op. Bij de behandeling der Steenhouwers- wet is wel gebleken, dat er ook Rechtsche Kamerleden zijn, die deze eigenaardighe den bezitten, En, zooals reeds gezegd, technisch méér volmaakte wetten krijgt men door deze langdurige beraadslagin gen absoluut niet. Wel dreigt dan het gevaar, dat er verwarring ontstaat. De Kamer, schreef Groen van Prinsterer, moet blijven in haar sfeer en de Ministers niet beschouwen als Jderken, met de voor- loopige redactie der wetten belast! Ten slotte: waarom dringt ge juist thans zoo bijzonder op spoed aan vraagt „De Ned.". In de eerste plaats omdat de nood, waarin door de sociale verzekeringen moet voorzien worden, steeds dringender wordt En in de tweede plaats, omdat wij er diep van overtuigd zijn, dat voor de toe komst van onze Christelijke actie zeer ,veel afhangt van de vraag of het ons zal ge lukken de sociale wetgeving een belang rijke schrede vooruit te brengen. Geen „partijbelangen" in den min gunstigen zin van het woord, maar groote volksbelangen staan op het spel. De „Tijd" meent, dat uit de be schouwingen van de „Ned." wederom blijkt, dat dit blad er zeer eigenaardige begrippen op nahoudt omtrent de betee- kenis van de coalitie en de taak, welke op haar rust Al te zeer wordt door het christelijk- historische blad uit het oog verloren, dat de zegen, verbonden aan eene regeeriim, welke op de coalitie steunt, heel wat verder reikt dan enkele politieke voor deden van de coalitie-partijen. Het is wel degelijk een christelijk en na tionaal belang van de ernstigste soort, dat hier op het spel staat De (A. R.) „Rotterdammer" is van oordeel, dat de „Ned." slechts op één zijde van de zaak de aandacht vestigt en dan nog wel op den kant, die het minst belichting behoeft. Dat bij den spoed, die bij de totstand brenging van 's lands wetgeving moet worden betracht, de deugdelijkheid niet mag worden verwaarloosd, staat vast. Wij kunnen echter geen verschijnselen ont waren, die herinnering aan deze waar heid noodzakelijk maken. Daarnaast moet niet minder sterk wor den bedacht dat er zijn maatschappe lijke nooden van zoo ernstigen aard, dat elk niet strikt-noodzakelijk dralen met het treffen van voorzieningen aan het maat- FEUILLETON. Naar het Duitsch. 41) 1 Haar hart gaf het antwoord. En zij hief- de handen op tot God, maar niet In, dankbare erkentenis, vvijil het haar klaar was gewórden, maar als een wil den, aanklacht was zij toch maar .blind Voor alles, gebleven,, in stede van nu zoo pntijdig ziende te zijn geworden.. Zou aet ïi,u nog mogelijk zijn in schemerlicht roort te leven,, wacw haar een toekomst coo vol zonneschijn tegenstr-aalde. Zou zij met dezen, tweestrijd in het kart haar afspraak met Stein.iels aan gaande de kliniek nakomen? De beslis sing moest toch heden niet vallen, zoo »verreedde zij zich... En, zij zou gelegen- lieid vinden, zichzelf te beproeven. Zoo bedroog zij zich zelf en. zij werd Zich daarvan ook niet bewust toen Steinfels' diepe rustige stem op haar ge- jnoed werkte als de olie, die de golven, der zee stilt. Het angstige twijfelen ha- jer ziel maakte vs>or een, vredig gevoel tybutï. Weet gij, waar ik van, morgen reeds geweest ben, en waardoor ook ik niet stipt op tijd bij mevrouw uw tantfe ktwam, freule? vroeg Steinfels, zoodra Erna het eerste teeken, van belangstelling gaf. Toen, zij ontkennend het hoofd schud de, ging hij ijverig voort: Ik kon, nu niet hedenmorgen nog maals n,aar de rijbaan gaan. Wat ging mij 't hart open,. Men moet soldaat zijn geweest, om dat te kun.nen begrijpen. Welk een, trotsch gezicht was dat, toen Eichstett zijn weeroarstig paard tot ge hoorzaamheid bracht. Jk kreeg er als heimwee naar en ik had een oogenblik liet gevoel, alsof ik vcor FalkepJiaus imijn ziel verkocht had. En, Erna dacht daarbij: Stein.fels had ook voor zulk een zware beslissing gestaan. Hij zal <mij ant woord geven, op de bange vraag ,die mij kwelt. Opgewonden als zij was, vermocht Er na niet te onderscheiden, dat de grond slag beider aangelegenheden ginsch ver schillend en de gevolgen niet te vergelijk ken, waren. Hoe zij de vraag stellen zon, zon,der zich te verraden, daaraam dacht zij ook n.iet. Zij meende een uitweg te nemen, dat was haar genoeg. Met heide handen streek zij het haar bij de slapen, naar achter, hief 't hopfd. op en, begon eerst zacht, maar vervol gens Hans Otto angstig aanziende, haas tiger haar rede: Ja, ik versta u. Zift gij wel geheel zeker, dat uw keus ditmaal de ware was. Als gij heden, nogmaals voor de beslis sing stond, zoudt gij dan wankelen? Of ■misschien, Falkenhaus zonder aarzelen afwijzen,? Een bindende verplichting kon, de wereldbeschikking van uw oom toch n,iet voor u zijn. Naamt gij uw. te- sluit, oan een, erfgoed in de familie te houden,? Was de .gedachte daaraan u het offer der .persoon)ijlke vrijheid waard? Deelt gij mijne inzichten over dergelijke verplichtingen? Verwon,derd zag Steinfels de spreek ster aan, en zoinder aarzelen antwoord de hij op ernstigen tpon. Neenr Zelfs indien het zoo ware en ik heden, nogmaals voor de vraag stond, zou mijn, besluit hetzelfde zijn. Zouden mijn, goede, verstandige ouders het mij wel aangeraden hebben,, als zij niet de overtuiging gehad hadden, dat ik mij spoedig in, de nieuwe toestanden thuis gevoeld zou hebben? En inderdaad wacht mij op mijn, bezitting een zoo groot veld van, werkzaamheid, dat het mijn trots zijn zal aan het door oom in mij gestelde vertrouwen, te beantwoorden. Zulke nei ging ca als xtAwmi hij laqhte iets schappelijk leven onoverzienbare schade berokkent. Welnu, in den laatsten tijd vielen som wijlen teekenen te bespeuren, die twijfel deden rijzen of wel in eiken kring dit besef levendig was. Niet immer viel in de Kamer de vurige lust tot handelen te ontdekken, die ge dragen wordt door de begeerte om aan schreiende sociale behoeften vervulling te schenken. Het Ministerie heeft zijne beloften trouw vervuld. Op de Kamer is nu het oog geslagen. Welnu, het is begrijpelijk, dat onze Christelijke pers somwijlen met eenige bezorgdheid den gang van zaken gadesloeg en met ernst tot het ontwikke len van alle krachten aanspoorde. Wanneer zij dat deed en wanneer ook wij zulks thans doen, dan geschiedt dit niet uit enghartige overwegingen van partij-politiek, maar om 's lands waar achtig belang. Let slechts op de sociale verzekering. Reeds in de Troonrede van 1891 kwam voor de vermaarde zinsnede: „Maatrege len tot verzekering van het lot van oude en verminkte werklieden zullen naarmate het door den wetgever bevolen onder zoek vordert, worden ontworpen." Twintig jaren zijn nu weldra verloopen sinds deze belofte werd afgelegd. Wat al verwachtingen zijn sedert dien niet teleurgesteld! Wat al ellende is niet geleden! Welnu, wij zouden het voor de toe komst van ons land een ramp achten, indien door het optreden der rechter zijde in de twee jaren, die thans het Ministerie-Heemskerk nog resten, de reeks der teleurstellingen nog met ééne bittere, zeer bittere werd vermeerderd. De Landbouw in de knel. De (A. R.) „Rotterdamme r" zette in zijn eerste artikel uiteen, dat de afkeer van vele boeren voor beschermende rech ten geboren wordt uit de vrees, dat het buitenland uit weerwraak tegen ons be schermend tarief den invoer van onze landbouwproducten in den vreemde ge voelig zal treffen. Het blad meent evenwel, dat de liefde tot vredige rust, alle verwikkelingen ver mijdende kalmte, welke onzen boeren stand zoo sterk kenmerkt, ook iin deze be zorgdheid tot openbaring komt, Niet aan bestaande toestanden morrelen, de zaken laten» zooals ze zijn dat in het stil be- geeren, hetwelk onderscheidene.! drijft. Gelijk n.iet kan worden geloochend, heeft een, averechtsch conservatisme den Nederlandschen boerenstand reeds veel kwaad gebrouwen, en moet ook deze val- sche behoudzucht als in, strijd met de belangen onzer nationale welvaart ver oordeeld worden. Zou inderdaad1 kunnen staande gehouden worden dat door ons kiezen voor den vrijhandel ons land in gunstige positie verkeert en voor den uit voer onzer artikelen gladde banen wor den geopend, die voor andere landen;, welke bescherming toepassen, vol onef fenheden en moeilijkheden zijn? Slechts bij de begeerte van, valsche rust kan men deze vraag bevestigend beant woorden. Om zulks te doen, verstaan, vestigen1 wij de aandacht op een tweetal voor beelden die duidelijk doen inzien hoe een, legende is de voorstelling alsof wij door on,ze vrijhandelspolitiek, door on zie milde liefdadige houding tegenover den vreemde n,u ook voor den export van onze artikelen dé meest gunstige voor waarden hebben geschapen. On.ze eerste opmerking ktnoopen wij vast aan een passage, die in het Maand verslag over onzen veehandel met België wordt aangetroffen en waaruit blijktl, dat Belgische kooplieden eerst naar Hol land komen om paarden op te koopen, teneinde die dan weer op Belgische markten aan Duitschers over te doemt Aanstonds rijst de gedachte opwaar om komen die Duitschers niet zeiven naar ons land en benutten zij de be middeling der Belgische kooplieden? De reden is dezeBelgië heeft voor den in voer van, paarden in Duitschland mil der bepalingen weten te verkrijgen dan Nederland. Het kleine België met zijn beschermend tarief, heeft Duitschland tot veel gunstiger voorwaarden weten te wat verlegen een al te levendige uit drukking gaf, verdwijnen spoedig we der. Moedeloos lied Erna de handen in den schoot zinken. Zoo ging het niet. Hoe zou zij de woorden, keeren die hem de vraag duidelijk maakten,? Opverwacht kreeg zij van, tante Marie de zoo vurig verlangde hulp. Toen, mijn man uw komst naar Amaliënhof aankondigde, merkte de oude dame schertsend op, beproefde hij mij een, romantische geschiedenis wijs te ma ken,. Uw oom zou u tegelijk met Falken haus een vrouw vermaakt hebben en u voor de keuze gesteldóf het goed met de onbekende, óf niets te bekomen. In, dat geval zou ik nu zeker tiog officier geweest zijn» antwoordde Stein fels lachend. Mijn vrijheid was voor ganseh Falkenhaus niet veel, hoewel mijn hart tóén, nog vrij was. Hij had op 't woord „toen," e enigen' klemtoon, gelegd ponder het te wagens daarbij het meisje aan, te zien. Des te verbaasder keek hij opt, toen, Erna Harneck zacht, nauwelijks ver staanbaar vroeg Gij zoudt het dus voor verwerpelijk houden,, om een dreigend verlies af te wendenom een geliefde bezitting te redd,e)iv.« dwingen dan het vrijhandelslievende Ne derland, hetwelk zich immers toch alles stil Iaat welgevallen,. Het behoeft geen betoog dat deze staat van zaken voor de Hollan.dsche boeren nadeelig is. Im mers die Belgen verleenen hunne tus- schenjkomst niet uit pure menschenmin! en, zuivere barmhartigheid. Hun bemoei ingen moeten betaald worden, en die bemiddeling komt ten laste van onzen! landbouw. Een ander sterk staaltje is, dat Zwit serland in Frankrijk verlaging van zijn recht op Guiyène-kaas wist te verkrij gen,, terwijl de Hollandsche kaas met ee.il hoog invoerrecht belast bleef. Zoo leed on.ze zuivelbereiding door ons halsstar rig vasthouden, aan het vrijhandelsbegin sel schade. Het bovenstaande toont helder aan wat groot misverstand er schuilt in de ge dachte alsof bij een vrij open zetten van! on,ze grenzen de waarborg werd gescha pen dat het buitenland gelijke gedrags lijn zou volgen. Door de wacht te betrek ken bij onze grenzen is het buitenland! gedwongen met dien wachter rekening te houden. De ervaring in den vreemde, ook in kleine landen, leert dan dat door een cordaat met vroed beleid verdedigd! postvatten en keuren bij den invoer ook aan den uitvoer meer levenskracht wordt geschonken. Hiermee is Inog niet alles gezegd. Ver geten mag niet worden dat niet slechts op deze wijze indirect, maar ook reeds aanstonds eene goede tariefs herziening aan onze boerenbevolking ba ten kan verschaffen. In de thans ingediende Tariefwet is te wijzen op menigen post, die aan' den landbouw ten goede moet komen. Zoo is meermalen uit landbouwlkringeni tegen, den invoer van Amerikaansch of Australisch vleesch in bussen geprotes teerd. Welnu, dit buitenlandsch vleesch' wordt getroffen door f6.per 100 kg. De kaasboeren, erlangen bescherming doordien niet uitzondering van potkaas^ alle kaas belast wordt met een bedrag van, f 25 per 100 kg. i De zuivelindustrie ontvangt verder be scherming doordien $en recht van f 10 per 100 kg. op buitenjandsche boter eai margarine wordt voorgesteld. Fokpaarden, mogen vrij worden inge voerd omdat in dit opzicht ons land Voor alsnog van het buitenland afhankelijk is. Daarentegen wordt de invoer van ge wone paarden belast met f 10 per stuk. Opmerkelijk is hoe daarvan, direct in no. 1 van de in de Tariefwet opgesomde artikelen direct een uitzondering wordt gemaakt voor hitten, en wel op dezen' grond„deze worden in grooten getalt hier ingevoerd en worden vooral in klei ne bedrijven van landbouw of handel ge bruikt. Zij kun.nen hier niet met voordeel1 gefokt worden en met het oog op hun ne bestemming iwordt vrijstelling derhal ve gemotiveerd geacht". Dat is het eerste punt, hetwelk in de Tariefwet wordt aangeroerd. De hier uitgedrukte gedachte loopt als een, roo- de draad door het ontwerp: met te-ere zorg zoekt de Regeering voor de belan gen, van den landbouw te waken. Het is allerminst eene gewaagde pro fetie om te voorspellen dal bij de inwer kingtreding van Minister Kolkman's wet de landbouw van meer dan één post aan stonds zal profiteerèn. Ja wij vertrouwen) vastelijk dat een, goed ingericht bescher mend stelsel in zijn geheel onze boeien- bevolking zal verheffen. Bij verhooging van de koopkracht, zal de vraag naar, vleesch, zuivelproducten, allerhande landbouwvoortbrengselen stijgen. Zulks moet boer en, boerenarbeider ten goeJe komen. Iii stee van in de knel zal zoo de landbouw bij een goed ingericht be schermend stelsel juist tot breeder ont plooiing komen. Nieuwe Uitgaven. Wij hebben voor ons liggen een gedicht van H. W. van der Mey, getoonzet door den componist Henri Zagwijn. Dit in den volkstoon geschreven liedje, getiteld: „Grietje van den Mulder", lijkt ons een alleszins aan te bevelen bijdrage tot de veredeling van den volkszang, Verder kwam zij njet, want Hans Ot to's stem on,derbrak de woorden, die zij met 'moeite en, zichtbare in - -1 g uitsprak. iDat Ivraagt gij mij n,og, freule Er na? zeide hij verwijtend. Ik geloofde dat gij mij n,u toch genoegzaam kende om' te weten, dat zoo iets in mijn1 oogen een zware gewetenloosheid zou zijn. De een' zou ik om het snpode geld willen ver laten,, de andere bedriegen en zelf on gelukkig worden. Neen, duizendmaal neen. Hoe komt gij overigens op zulke gedachten,. Erna herademde. Duidelijker kon men zijn oordeel niet zeggen. Haar eigen be denkingen staarden haar in het scherpe licht, door Steinfels woorden daarop geworpenwanstaltig en hatelijk aan. En deemoedig antwoordde het meisje: Gij hadt recht op mij te toorn,en* mijnbeer de baron. Ik twijfelde niet aan u maar ik wilde eens in dujdelijk ver staanbare woorden hooren, hoe gij over mij dwaze vraag dacht Nadat Hans Ottso de dames verlaten had, stond hij nog meer ojider den ver- rass enden indruk der woorden van freu le von Hartneck. dat hij geruimen tijd doelloos rondliep. (Wordt vervolKdi.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 9