Uit de Pers.
Erna von Harneck.
Derde Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Zaterdag 10 juni.
Een lied per week.
No. 38 uit „De Leeuwerk".
Lied van den Boer.
Muziek van Joh. M. P. Broeder.
iTe zwoegen en te streven,
'Met al de kracht des mans,
iDat is het zout van 't leven!,
iDat vlecht den boer een krans.
(Heil die zijn brood mag eten,
,|Door eerlijk zweet gewijd,
jEn heeft slechts dank te weten,
'Aan God en eigen vlijt!
jEn heeft slechts dank te weten»
Aan God en eigen vlijt!
(Een rijkdom is verborgen
jln 't eerlijk boerenwerk,
,!En knellen soms de zorgen,
iDes Heeren troost maakt sterk.
iWil hij zijn zegen geven,
{Het arbeidszweet gedijt,
(Het boerenwerk blijft leven
Door God en eigen vlijt! enz.
Laat blij uw lied ren loven
iDen Schepper van omhoog,
;Zing uit in veld en hoven,
flX^at uwe borst bewoog.
Bij 't oogsten en 't bouwen,
In ieder jaargetijd,
IBlijv' ongeschokt 't vertrouwen
Op God en eigen vlijt! enz.
Over alles en nog wat.
Goedkoop Onderwijs.
XI.
In het praeadvies van B. en W. over
het evenredige schoolgeld aan de Meisjes-
;H. B. S. zoowel als bij de debatten hier
over in den gemeenteraad is voor den
zooveelsten keer het goédkoope onder
wijs van Leiden geprezen.
Had de meerderheid van B. en W. het
noodig geoordeeld in het .ngekomen stuk
een toast daarop af te steken, prof. Car-
pentier Alting kon al evenmin nalaten
het goedkoope onuerwijs ais de attractie
van onze stad voor te stellen. En wee
dengene, die het zou durven wagen, de
hand hiernaar uit te steken: Hij zou de
bewerker zijn van Leiden's achteruitgang,
,want heel wat mensch_n kiezen Leiden
als woonplaats vanwege dat goedkoope
onderricht Als wij die inwoners zouden
verliezen, wat zou de gemeentelijke schat
kist dan niet derven aan belasting; wat
zouden de winkeliers niet klagen over
gemis aan clientèle, kortom wat zou
Leiden al niet verliezen, als het zijn goed
koop onderwijs kwijt was.
Dat goedkoope onderwijs is vooral het
troetelkind der liberalen, wien volgens de
vrijzinnige traditie voor de openbare
school niets te veel is. Geen offer is dan
der gemeenschap te zwaar. Het peil van
het onderwijs moet worden opgevoerd
cn de kosten voor de ouders moeten zoo
laag mogelijk zijn.
De schromelijke onbillijkheid, die hier
in schuilt, springt direct n het oog. Men
dwingt de voorstanders v^n het bijzonder
onderwijs mee te betalen in de hooge
kosten van de scholen, die zij voor hun
kinderen onoruikbaar achten en tevens
maakt men de concurrence van de bij
zondere school met de openbare zeer
moeilijk, door het schoolgeld laag te
houden.
Toch bewijst de gestadige aanwas van
de bevolking der Katholieke en Christe
lijke scholen, dat het meerendeel der
ouders het beginsel stelt boven eenlg
geldelijk voordeel. Velen blijven weigeren
hun kinderen te zenden naar de neutrale
overheidsschool; steeds bleek in Christe
lijke kringen de offervaardigheid voor Be
bijzondere school nog niet uitgeput en de
inieuwe scholen, die n de laatste jaren
verrezen, toonen maar al te duidelijk aan,
dat er in Leiden nag geld voor het bij
zonder onderwijs beschikbaar is.
Ik juich dit alles toe; ik weet, dat er
Iiog veel meer gevraagd en hopelijk ook
gegeven zal worden, omdat wij met onze
scholen nog niet zijn, waar wij wezen
moeten. Maar dit neemt niet weg, dat
steeds geijverd zal moeten worden voor
de idéé van verdere gelijkmaking 'van het
bijzonder onderwijs met het openbaar,
omdat de lasten voor ons onderwijs op
'toogenblik nog ontzettend groot zijn.
Staan echter de zaken zóó, wat blijft
er dan van de bewering over, dat het
goedkoope onderwijs een attractie voor
Leiden is? Voor de principieel Christe
lijke ouders kan het goedkoope neutrale
onderwijs geen ar ntrekkingskracht uit
oefenen. Zij sturen hun kinderen toch niet
naar de openbare school. Blijven ^us over
de liberalen, en ter wille van hen zou
het schoolgeld laag gehouden moeten
worden.
Hiervoor valt bitter weinig te zeggen,
'tls al mooi genoeg, dat de liberalen vrij
uit de gemeentekas mogen putten om l^un
school te bekostigen; dat zij er aan-teil
koste kunnen leggen, wat zij willen, en
dat zij voor de bouwkosteii uit privé-kas
niets moeten bijdokk n in tegenstelling
met ons, die bijna alles zelf moeten
betalen. De tegenstelling behoeft niet ver
groot te worden door te laag schoolgeld.
Wat ons het onderwijs voor onze kin
deren waard is, moet het ook aan de
voorstanders v&n de n:utrale school
waard zijnwat wij aan schoolgeld kun
nen voldoen, moeten zij minstens kunnen
storten.
Ik hecht absoluut niet aan al die be
schouwingen over de attractie van goed
koop onderwijsde practijk logenstraft
ze. Een attractie voor Leiden zou zijn
als zijn grachten niet stonken; als zijn
rioleering beter wasals zijn belasting
niet zoo ontzettend hoog was! Maar ter
wille van het goedkoope onderricht ves
tigen zich, naar mi n meening, slechts
weinigen hier ter stedemogelijk wel even
over de grens der gemeente om de hooge
lasten te ontgaan.
Beter dan vast te houden aan een
afgedane leuze lijkt het mij een school
geld naar draagkracht in te voeren, waar
door de baten van het onderwijs in de
gemeentekas iets ruimer zouden vloeien.
Observator.
De bociale Wetgeving en 1913.
De „Nederlander" kan zich met
het geroep van „Spoed, denk aan 1913"
niet vereenigen en vraagt of dit wel ver
standig en rechtvaardig is.
Hoofdzaak is bij ons zegt het C. H.
orgaan 's lands belang, cn 's lands be
lang valt slechts in zoover samen met
partijbelang, bepaaldelijk met partij-over
macht, als de partij goede wetten maakt.
Goede wetten nu plegen niet uit de mouw
te worden geschud. Men kan wel een
voudig alles blindelings goedkeuren en
de minderheid laten praten, en niet on
mogelijk is het, dat de groote massa
zulk doorjakkeren als krachtproef
uitbundig toejuicht, althans bij de eerst
volgende verkiezing. Maar indien later
de wet mocht blijken een blunder te zi^n,
welk voordeel zal dan het land hebben
'gehad bij de partijoverwinning?
't Kabinet aan te sporen tot spoed heeft
ook weinig zin. Alle christelijke Kabinet
ten, Mackay, Kuyper, Heemskerk
hebbén zeker niet minder gearbeid dan
de Kabinetten van links. Geen hunner
heeft tot stand gebracht wat zij zelf
wenschten. Ook niet het Kab.nct-Kuyper,
dat slechts datgene tot een goed einde
bracht, waarover, reeds vóór zijn optre
den, alle rechtsche partijen het eens wa
ren, maar de sociale wetten eerst kort
voor zijn aftreden indiende, en zelfs toen,
spoedshalve, voor een groot deel zekere,
nimmer onzerzijds aanvaarde theorieën
aanvaard heeft „Niemand heeft destijds
aangedrongen op spoed; men begreep,
dat Kabinet en rechtsche partijen hun
plicht kenden. Waarom dan thans wel?
Het (A. R.) A r ïi h e m s ch Dag-
blad" stemt gaarne toe, dat de meer
derheid niet alles „blindelings" goed
keuren mag; dat ernstig onderzoek ge
boden is; dat rekening moet gehouden
met door de oppositie aangevoerde ar
gumenten.
Goede wetten zeker, dat is het
ideaal.
Maar wordt dit ideaal bereikt Idoor
langdurige beraadslagingen, eerst in de
Commissie van Voorbereiding, daarna in
de Afdeelingen en eindelijk in de open
bare zytting? Wij gelooven het niet!
Levert men in andere landen bijv. in
Engeland zooveel slechter werk dan
hier? Niemand zal het beweren. En toch
verstaat men daar de kunst van een
vlugge afdoening uitnemend.
Vooral met het oog op de sociale ver
zekeringswetten dringt men op spoed
aan. Welnu, deze zaak is reeds jaren aan
de orde. De literatuur wordt steeds om
vangrijker. Verwacht mag worden, dat al
thans de meeste Kamerleden zich wel
een oordeel over de groote principieêle
hoofdzaken hebben gevormd. Een vlugge
afdoening is daarom volstrekt niet on
mogelijk.
Dat op het naderend einde der parle
mentaire periode wordt gewezen, is op
zich zelf niet af te keuren. Daaruit kan
een besef van verantwoordelijkheid
spreken.
De natie schonk aan de Rechtsche
partijen in 1909 een groot bewijs van
vertrouwen. Zij geloofde, dat wij aan
vele urgente sociale vraagstukken een op
lossing zouden geven. Er steekt niets af
keurenswaardigs in, wanneer gedurig aan
dat feit wordt herinnerd en tegen al te
breede bespiegelingen en minitieuse on
derzoekingen wordt gewaarschuwd. In
Holland zijn dergelijke waarschuwingen
niet overbodig. Zelfs op gewone vergade
ringen lijden wij aan het euvel der breed
sprakigheid. Ook houden wij gaarne aan
onze lievelingsideetn vast. Wij geven het
niet gaarne op.
Bij de behandeling der Steenhouwers-
wet is wel gebleken, dat er ook Rechtsche
Kamerleden zijn, die deze eigenaardighe
den bezitten, En, zooals reeds gezegd,
technisch méér volmaakte wetten krijgt
men door deze langdurige beraadslagin
gen absoluut niet. Wel dreigt dan het
gevaar, dat er verwarring ontstaat. De
Kamer, schreef Groen van Prinsterer,
moet blijven in haar sfeer en de Ministers
niet beschouwen als Jderken, met de voor-
loopige redactie der wetten belast!
Ten slotte: waarom dringt ge juist
thans zoo bijzonder op spoed aan vraagt
„De Ned.".
In de eerste plaats omdat de nood,
waarin door de sociale verzekeringen
moet voorzien worden, steeds dringender
wordt
En in de tweede plaats, omdat wij er
diep van overtuigd zijn, dat voor de toe
komst van onze Christelijke actie zeer ,veel
afhangt van de vraag of het ons zal ge
lukken de sociale wetgeving een belang
rijke schrede vooruit te brengen.
Geen „partijbelangen" in den min
gunstigen zin van het woord, maar groote
volksbelangen staan op het spel.
De „Tijd" meent, dat uit de be
schouwingen van de „Ned." wederom
blijkt, dat dit blad er zeer eigenaardige
begrippen op nahoudt omtrent de betee-
kenis van de coalitie en de taak, welke
op haar rust
Al te zeer wordt door het christelijk-
historische blad uit het oog verloren, dat
de zegen, verbonden aan eene regeeriim,
welke op de coalitie steunt, heel wat
verder reikt dan enkele politieke voor
deden van de coalitie-partijen. Het is
wel degelijk een christelijk en na
tionaal belang van de ernstigste soort,
dat hier op het spel staat
De (A. R.) „Rotterdammer" is
van oordeel, dat de „Ned." slechts op
één zijde van de zaak de aandacht vestigt
en dan nog wel op den kant, die het
minst belichting behoeft.
Dat bij den spoed, die bij de totstand
brenging van 's lands wetgeving moet
worden betracht, de deugdelijkheid niet
mag worden verwaarloosd, staat vast. Wij
kunnen echter geen verschijnselen ont
waren, die herinnering aan deze waar
heid noodzakelijk maken.
Daarnaast moet niet minder sterk wor
den bedacht dat er zijn maatschappe
lijke nooden van zoo ernstigen aard, dat
elk niet strikt-noodzakelijk dralen met het
treffen van voorzieningen aan het maat-
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
41)
1 Haar hart gaf het antwoord. En zij
hief- de handen op tot God, maar niet
In, dankbare erkentenis, vvijil het haar
klaar was gewórden, maar als een wil
den, aanklacht was zij toch maar .blind
Voor alles, gebleven,, in stede van nu zoo
pntijdig ziende te zijn geworden.. Zou
aet ïi,u nog mogelijk zijn in schemerlicht
roort te leven,, wacw haar een toekomst
coo vol zonneschijn tegenstr-aalde.
Zou zij met dezen, tweestrijd in het
kart haar afspraak met Stein.iels aan
gaande de kliniek nakomen? De beslis
sing moest toch heden niet vallen, zoo
»verreedde zij zich... En, zij zou gelegen-
lieid vinden, zichzelf te beproeven.
Zoo bedroog zij zich zelf en. zij werd
Zich daarvan ook niet bewust toen
Steinfels' diepe rustige stem op haar ge-
jnoed werkte als de olie, die de golven,
der zee stilt. Het angstige twijfelen ha-
jer ziel maakte vs>or een, vredig gevoel
tybutï.
Weet gij, waar ik van, morgen reeds
geweest ben, en waardoor ook ik niet
stipt op tijd bij mevrouw uw tantfe ktwam,
freule? vroeg Steinfels, zoodra Erna het
eerste teeken, van belangstelling gaf.
Toen, zij ontkennend het hoofd schud
de, ging hij ijverig voort:
Ik kon, nu niet hedenmorgen nog
maals n,aar de rijbaan gaan. Wat ging
mij 't hart open,. Men moet soldaat zijn
geweest, om dat te kun.nen begrijpen.
Welk een, trotsch gezicht was dat, toen
Eichstett zijn weeroarstig paard tot ge
hoorzaamheid bracht. Jk kreeg er als
heimwee naar en ik had een oogenblik
liet gevoel, alsof ik vcor FalkepJiaus imijn
ziel verkocht had.
En, Erna dacht daarbij:
Stein.fels had ook voor zulk een
zware beslissing gestaan. Hij zal <mij ant
woord geven, op de bange vraag ,die
mij kwelt.
Opgewonden als zij was, vermocht Er
na niet te onderscheiden, dat de grond
slag beider aangelegenheden ginsch ver
schillend en de gevolgen niet te vergelijk
ken, waren. Hoe zij de vraag stellen zon,
zon,der zich te verraden, daaraam dacht
zij ook n.iet. Zij meende een uitweg te
nemen, dat was haar genoeg.
Met heide handen streek zij het haar
bij de slapen, naar achter, hief 't hopfd.
op en, begon eerst zacht, maar vervol
gens Hans Otto angstig aanziende, haas
tiger haar rede:
Ja, ik versta u. Zift gij wel geheel
zeker, dat uw keus ditmaal de ware was.
Als gij heden, nogmaals voor de beslis
sing stond, zoudt gij dan wankelen? Of
■misschien, Falkenhaus zonder aarzelen
afwijzen,? Een bindende verplichting
kon, de wereldbeschikking van uw oom
toch n,iet voor u zijn. Naamt gij uw. te-
sluit, oan een, erfgoed in de familie te
houden,? Was de .gedachte daaraan u
het offer der .persoon)ijlke vrijheid
waard? Deelt gij mijne inzichten over
dergelijke verplichtingen?
Verwon,derd zag Steinfels de spreek
ster aan, en zoinder aarzelen antwoord
de hij op ernstigen tpon.
Neenr Zelfs indien het zoo ware en
ik heden, nogmaals voor de vraag stond,
zou mijn, besluit hetzelfde zijn. Zouden
mijn, goede, verstandige ouders het mij
wel aangeraden hebben,, als zij niet de
overtuiging gehad hadden, dat ik mij
spoedig in, de nieuwe toestanden thuis
gevoeld zou hebben? En inderdaad wacht
mij op mijn, bezitting een zoo groot veld
van, werkzaamheid, dat het mijn trots
zijn zal aan het door oom in mij gestelde
vertrouwen, te beantwoorden. Zulke nei
ging ca als xtAwmi hij laqhte iets
schappelijk leven onoverzienbare schade
berokkent.
Welnu, in den laatsten tijd vielen som
wijlen teekenen te bespeuren, die twijfel
deden rijzen of wel in eiken kring dit
besef levendig was.
Niet immer viel in de Kamer de vurige
lust tot handelen te ontdekken, die ge
dragen wordt door de begeerte om aan
schreiende sociale behoeften vervulling
te schenken.
Het Ministerie heeft zijne beloften
trouw vervuld. Op de Kamer is nu het
oog geslagen. Welnu, het is begrijpelijk,
dat onze Christelijke pers somwijlen met
eenige bezorgdheid den gang van zaken
gadesloeg en met ernst tot het ontwikke
len van alle krachten aanspoorde.
Wanneer zij dat deed en wanneer ook
wij zulks thans doen, dan geschiedt dit
niet uit enghartige overwegingen van
partij-politiek, maar om 's lands waar
achtig belang.
Let slechts op de sociale verzekering.
Reeds in de Troonrede van 1891 kwam
voor de vermaarde zinsnede: „Maatrege
len tot verzekering van het lot van oude
en verminkte werklieden zullen naarmate
het door den wetgever bevolen onder
zoek vordert, worden ontworpen."
Twintig jaren zijn nu weldra verloopen
sinds deze belofte werd afgelegd.
Wat al verwachtingen zijn sedert dien
niet teleurgesteld! Wat al ellende is niet
geleden!
Welnu, wij zouden het voor de toe
komst van ons land een ramp achten,
indien door het optreden der rechter
zijde in de twee jaren, die thans het
Ministerie-Heemskerk nog resten, de
reeks der teleurstellingen nog met ééne
bittere, zeer bittere werd vermeerderd.
De Landbouw in de knel.
De (A. R.) „Rotterdamme r" zette
in zijn eerste artikel uiteen, dat de afkeer
van vele boeren voor beschermende rech
ten geboren wordt uit de vrees, dat het
buitenland uit weerwraak tegen ons be
schermend tarief den invoer van onze
landbouwproducten in den vreemde ge
voelig zal treffen.
Het blad meent evenwel, dat de liefde tot
vredige rust, alle verwikkelingen ver
mijdende kalmte, welke onzen boeren
stand zoo sterk kenmerkt, ook iin deze be
zorgdheid tot openbaring komt, Niet aan
bestaande toestanden morrelen, de zaken
laten» zooals ze zijn dat in het stil be-
geeren, hetwelk onderscheidene.! drijft.
Gelijk n.iet kan worden geloochend,
heeft een, averechtsch conservatisme den
Nederlandschen boerenstand reeds veel
kwaad gebrouwen, en moet ook deze val-
sche behoudzucht als in, strijd met de
belangen onzer nationale welvaart ver
oordeeld worden. Zou inderdaad1 kunnen
staande gehouden worden dat door ons
kiezen voor den vrijhandel ons land in
gunstige positie verkeert en voor den uit
voer onzer artikelen gladde banen wor
den geopend, die voor andere landen;,
welke bescherming toepassen, vol onef
fenheden en moeilijkheden zijn?
Slechts bij de begeerte van, valsche rust
kan men deze vraag bevestigend beant
woorden.
Om zulks te doen, verstaan, vestigen1
wij de aandacht op een tweetal voor
beelden die duidelijk doen inzien hoe
een, legende is de voorstelling alsof wij
door on,ze vrijhandelspolitiek, door on zie
milde liefdadige houding tegenover den
vreemde n,u ook voor den export van
onze artikelen dé meest gunstige voor
waarden hebben geschapen.
On.ze eerste opmerking ktnoopen wij
vast aan een passage, die in het Maand
verslag over onzen veehandel met België
wordt aangetroffen en waaruit blijktl,
dat Belgische kooplieden eerst naar Hol
land komen om paarden op te koopen,
teneinde die dan weer op Belgische
markten aan Duitschers over te doemt
Aanstonds rijst de gedachte opwaar
om komen die Duitschers niet zeiven
naar ons land en benutten zij de be
middeling der Belgische kooplieden? De
reden is dezeBelgië heeft voor den in
voer van, paarden in Duitschland mil
der bepalingen weten te verkrijgen dan
Nederland. Het kleine België met zijn
beschermend tarief, heeft Duitschland
tot veel gunstiger voorwaarden weten te
wat verlegen een al te levendige uit
drukking gaf, verdwijnen spoedig we
der.
Moedeloos lied Erna de handen in
den schoot zinken. Zoo ging het niet.
Hoe zou zij de woorden, keeren die hem
de vraag duidelijk maakten,? Opverwacht
kreeg zij van, tante Marie de zoo vurig
verlangde hulp.
Toen, mijn man uw komst naar
Amaliënhof aankondigde, merkte de oude
dame schertsend op, beproefde hij mij
een, romantische geschiedenis wijs te ma
ken,. Uw oom zou u tegelijk met Falken
haus een vrouw vermaakt hebben en u
voor de keuze gesteldóf het goed met
de onbekende, óf niets te bekomen.
In, dat geval zou ik nu zeker tiog
officier geweest zijn» antwoordde Stein
fels lachend. Mijn vrijheid was voor
ganseh Falkenhaus niet veel, hoewel mijn
hart tóén, nog vrij was.
Hij had op 't woord „toen," e enigen'
klemtoon, gelegd ponder het te wagens
daarbij het meisje aan, te zien.
Des te verbaasder keek hij opt, toen,
Erna Harneck zacht, nauwelijks ver
staanbaar vroeg
Gij zoudt het dus voor verwerpelijk
houden,, om een dreigend verlies af te
wendenom een geliefde bezitting te
redd,e)iv.«
dwingen dan het vrijhandelslievende Ne
derland, hetwelk zich immers toch alles
stil Iaat welgevallen,. Het behoeft geen
betoog dat deze staat van zaken voor
de Hollan.dsche boeren nadeelig is. Im
mers die Belgen verleenen hunne tus-
schenjkomst niet uit pure menschenmin!
en, zuivere barmhartigheid. Hun bemoei
ingen moeten betaald worden, en die
bemiddeling komt ten laste van onzen!
landbouw.
Een ander sterk staaltje is, dat Zwit
serland in Frankrijk verlaging van zijn
recht op Guiyène-kaas wist te verkrij
gen,, terwijl de Hollandsche kaas met ee.il
hoog invoerrecht belast bleef. Zoo leed
on.ze zuivelbereiding door ons halsstar
rig vasthouden, aan het vrijhandelsbegin
sel schade.
Het bovenstaande toont helder aan wat
groot misverstand er schuilt in de ge
dachte alsof bij een vrij open zetten van!
on,ze grenzen de waarborg werd gescha
pen dat het buitenland gelijke gedrags
lijn zou volgen. Door de wacht te betrek
ken bij onze grenzen is het buitenland!
gedwongen met dien wachter rekening
te houden. De ervaring in den vreemde,
ook in kleine landen, leert dan dat door
een cordaat met vroed beleid verdedigd!
postvatten en keuren bij den invoer ook
aan den uitvoer meer levenskracht wordt
geschonken.
Hiermee is Inog niet alles gezegd. Ver
geten mag niet worden dat niet slechts
op deze wijze indirect, maar ook
reeds aanstonds eene goede tariefs
herziening aan onze boerenbevolking ba
ten kan verschaffen.
In de thans ingediende Tariefwet is
te wijzen op menigen post, die aan' den
landbouw ten goede moet komen.
Zoo is meermalen uit landbouwlkringeni
tegen, den invoer van Amerikaansch of
Australisch vleesch in bussen geprotes
teerd. Welnu, dit buitenlandsch vleesch'
wordt getroffen door f6.per 100 kg.
De kaasboeren, erlangen bescherming
doordien niet uitzondering van potkaas^
alle kaas belast wordt met een bedrag
van, f 25 per 100 kg. i
De zuivelindustrie ontvangt verder be
scherming doordien $en recht van f 10
per 100 kg. op buitenjandsche boter eai
margarine wordt voorgesteld.
Fokpaarden, mogen vrij worden inge
voerd omdat in dit opzicht ons land Voor
alsnog van het buitenland afhankelijk is.
Daarentegen wordt de invoer van ge
wone paarden belast met f 10 per stuk.
Opmerkelijk is hoe daarvan, direct in no.
1 van de in de Tariefwet opgesomde
artikelen direct een uitzondering wordt
gemaakt voor hitten, en wel op dezen'
grond„deze worden in grooten getalt
hier ingevoerd en worden vooral in klei
ne bedrijven van landbouw of handel ge
bruikt. Zij kun.nen hier niet met voordeel1
gefokt worden en met het oog op hun
ne bestemming iwordt vrijstelling derhal
ve gemotiveerd geacht".
Dat is het eerste punt, hetwelk in de
Tariefwet wordt aangeroerd. De hier
uitgedrukte gedachte loopt als een, roo-
de draad door het ontwerp: met te-ere
zorg zoekt de Regeering voor de belan
gen, van den landbouw te waken.
Het is allerminst eene gewaagde pro
fetie om te voorspellen dal bij de inwer
kingtreding van Minister Kolkman's wet
de landbouw van meer dan één post aan
stonds zal profiteerèn. Ja wij vertrouwen)
vastelijk dat een, goed ingericht bescher
mend stelsel in zijn geheel onze boeien-
bevolking zal verheffen. Bij verhooging
van de koopkracht, zal de vraag naar,
vleesch, zuivelproducten, allerhande
landbouwvoortbrengselen stijgen. Zulks
moet boer en, boerenarbeider ten goeJe
komen. Iii stee van in de knel zal zoo de
landbouw bij een goed ingericht be
schermend stelsel juist tot breeder ont
plooiing komen.
Nieuwe Uitgaven.
Wij hebben voor ons liggen een gedicht
van H. W. van der Mey, getoonzet door
den componist Henri Zagwijn.
Dit in den volkstoon geschreven liedje,
getiteld: „Grietje van den Mulder", lijkt
ons een alleszins aan te bevelen bijdrage
tot de veredeling van den volkszang,
Verder kwam zij njet, want Hans Ot
to's stem on,derbrak de woorden, die
zij met 'moeite en, zichtbare in - -1 g
uitsprak.
iDat Ivraagt gij mij n,og, freule Er
na? zeide hij verwijtend. Ik geloofde dat
gij mij n,u toch genoegzaam kende om'
te weten, dat zoo iets in mijn1 oogen een
zware gewetenloosheid zou zijn. De een'
zou ik om het snpode geld willen ver
laten,, de andere bedriegen en zelf on
gelukkig worden. Neen, duizendmaal
neen. Hoe komt gij overigens op zulke
gedachten,.
Erna herademde. Duidelijker kon men
zijn oordeel niet zeggen. Haar eigen be
denkingen staarden haar in het scherpe
licht, door Steinfels woorden daarop
geworpenwanstaltig en hatelijk aan.
En deemoedig antwoordde het meisje:
Gij hadt recht op mij te toorn,en*
mijnbeer de baron. Ik twijfelde niet aan
u maar ik wilde eens in dujdelijk ver
staanbare woorden hooren, hoe gij over
mij dwaze vraag dacht
Nadat Hans Ottso de dames verlaten
had, stond hij nog meer ojider den ver-
rass enden indruk der woorden van freu
le von Hartneck. dat hij geruimen tijd
doelloos rondliep.
(Wordt vervolKdi.