179 die den spreker geducht betaald hebben gezet. De tijden waren echter veranderd en bovendien droeg Gaston een uniform, die respect gebood. Hij moest dus het Hoofd buigen en zei op nederigen toon: „Ge zijt niet altijd zoo minachtend ge weest tegenover arme lieden, burger Gas ton." „Ik veracht alleen hen, die mij laag hartig hebben behandeld." „Dat heb ik toch niet .gedaan." „Zoo niet hem, dan toch wel mij," viel Hervas hem in de rede, „al heeft dit u geen ondergang gebracht. Ge hadt mijn ondergang gezworen, dien van Gaston, van burger Bonnard en van de gravin De lluquemare. We zijn echter allen aafi uw aanslagen ontsnapt. Beau Casque en ik zijn soldaat, wij behoeven u niet meer te vreezen. Burger Bonnard hebt ge niet kunnen verhinderen burgemeester van Hacquetot te blijven en de gravin kunt ge niet meer beletten in haar huis terug te keeren, dat gij haar hebt gedwongen te verlaten." „Komt zij terug," riep Luyster ontsteld. „Zjj keert terug," bevestigde Hervas, „en ge zult wijs doen haar met rust te laten. Zij is evenals wij machtiger dan gij-" Luyster wist niet wat te antwoorden. Geheel van zijn stuk gebracht vond hij geen woorden om uit te drukken wat hem bezielde. Hij begreep de nutteloos heid van alle pogingen tot toenadering bij lieden, die zich zijn vroegere intrigues nog zoo goed herinnerden en de booze plannen, die hij tegen hen ge smeed had. Met een gebaar van minachting verwijderde hij zich zwij gend. Zijn vroegere haat was herleefd en door de ondergane vernede ring nog aangevuurd. Ofschoon tot onmacht veroordeeld, droomde hij nog van wraakneming, zooals in den tijd toen hij zich machtig geloofde. Van dezen dag af begon voor Hervas en Gaston een tijd van rust en verpoozing. Voor Gaston was het slechts een korte verademing, aan gezien hij zich na het verstrijken van zijn verlof weer naar het leger zou begeven, waar de vermoeienissen en gevaren van den oorlog hem weer geheel in beslag zouden nemen. Misschien zelfs was hi, bestemd als slachtoffer van den krijg te vallen in een der veldslagen. Maar of hij zou leven of sterven, voor hij Hacquetot zouverlaten, zou hij Marie Thérèse terugzien en hij hoopte bij zijn terugkeer daar heen waar de plicht hem riep, een plechtige belofte te zullen mede- nemen, die als hij viel van dit edele jonge meisje een treurende bruid zou maken maar als de Hemel hem bewaarde een gelukkige echt- genoote. Wat Hervas betreft, deze gevoelde zich onder den last der jaren, die hem de vermoeienissen dubbel zwaar maakten, weinig genegen weer naar het vaandel terug 1je keeren. Hij dacht er over den dienst te verlaten en zoover het mogelijk was zijn oude en vrome levensge woonten weer te hervatten. Hij haakte naar een rustiger leven dan dat in het kamp en, eenmaal te Hacquetot teruggekeerd, meende hy Jat de gelegenheid gunstig was om er te blijven. IIrt zou hem wel veel kosten van zijn aangenomen zoon te moeten scheiden, maar dit offer werd hem door een gebiedenden plicht opge legd. Van alle zijden hernam de godsdienst zijn rechten. De bevolking riep om de heropening der kerken. Op sommige plaatsen was dit reeds geschied en het was te voorzien, dat zij niet meer gesloten zouden orden. Hervas zag in de naaste toekomst den eeredienst in het dorp, waar hij zjjn dagen wenschte te eindigen, hersteld en, zoo de abdij niet herbouwd werd, zich zelf als een nederig dienaar bij het altaar vooï den pastoor der parochie. Hij zou zich door 't gebed trachten te troos ten over de afwezigheid van Gaston, dien hij naar hij hoopte, dikwijls zou terugzien, vooral als de oorlog werd gevolgd door den vrede. Gaston had deze plannen leeren kennen en, ofschoon hij voor zich z« lf die betreurde, hij spoorde Hervas aan ze te volvoeren. Dat hij zijn geboortedorp vaak zou bezoeken, stemde hij volmondig toe, al dacht hij daarbij nog aan een ander die hem daarheen zou trekken. Hij had Hervas tot nog toe met geen enkel woord zijn hartsgeheim medege deeld. Niet omdat hij bevreesd was, dat zijn oude vriend zijn genegen heid voor de dochter der gravin zou laken, ook niet uit gebrek aan vertrouwen, maar meer uit natuurlijken schroom om de gevoelens van zijn hart te openbaren. Toch had hij menigmaal op het punt ge staan Hervas zijn geheim mede te deelen en hij begreep, dat hij dit zekii zou moeten doen, vóór hij zich van hem zou scheiden. liet was drie weken na de aankomst van Hervas en Gaston te Hac- que rt. toen een schrijven van de gravin haar aanstaande komst meldde. De pogingen om weer in het bezit van haar kasteel en bijbe- hoorende goederen te geraken, waren met goeden uitslag bekroond 2, icrzocht Hervas te willen toezien, dat de vertrekken, die zij be wonen zou, in orde werden gebracht. Door Gaston geholpen ging deze lerslond aan het werk en liet ook de verborgen kostbaarheden voor den ring halen en weer in het kasteel brengen. Toen de gravin dan ook na etnjge dagen in haar woning terugkeerde, had zij kunnen geloo- ven dat zij die niet voor jaren maar slechts voor korten tijd verlaten had Het was voor haar en haar dochter een groote vreugde hun wo ning weer te vinden zooals zq die verlaten hadden. De vreugde van de onge Marie Thérèse werd echter nog vergroot door de aanwezig „Ik vermoedde wel wat er in je omging," sprak Her vas. heid van Gaston, want onder de zedig* terughoudendheid, die zij steeds tegen over hem in acht genomen had, was in haar van dag tot dag éen genegenheid voor hem gegroeid gelijk aan die, welke zij hem inboezemde. In haar zoo wel als in Gaston was de wederzijdsche genegenheid uit de kinderjaren geheel van aard veranderd en zij verlangde evenals hij zelf naar een wederzijdsche bekentenis daarvan. De gravin vermoedde in het minst niet, welke geheime hoop haar dochter koesterde. Zij geloofde nog steeds aan de mogelijkheid van een verbintenis met graaf De Vallongue. Zij sprak dikwijls over den jongen man, roemde zijn ver diensten, den adel zijner familie en ze drukte haar spijt uit, dat zij hem in den vreemde hadden moeten laten. Hoe wel Marie Thérèse zich niet uitsprak, hoopte haar moeder toch, dat ze vroeg of laat haar toestemming zou geven. Werd De Vallongue hiervan onderricht, dan zou hij ongetwijfeld niet aarzelen stappen te doen om weer in Frankrijk te kunnen terugkeeren.Voor het oogenblik was hij nog een balling. Gaston verontrustte zich echter niet over de kansen van zijn mededinger. Hij vertrouwde op het woord der jonge da me, op de kracht van zijn eigen liefde. Hij genoot van de rustige dagen in het gezelschap van haar, die hij beminde, doorgebracht, hij gaf zich geheel aan zijn geluk over in het vaste voornemen, niet n^ar hot leger terug te keeren, voor hij zich verklaard had. Eiken dag nam hij zich voor te spreken, maar eiken dag belden zijn beschaamdheid en de vrees voor een weigering, niet van de zijde van Marie Thérèse, maar van den kant der gravin, hem terug. Hij kende haar eerzucht voor hare dochter, hoe zij voor haar droomde van oen hooge bestemming, en, ofschoon zij niet zoo vurig koningsgezind was, had zij toch haar aristocratische vooroordeelen. Zou zij een man van zooveel lager afkomst als schoonzoon aannemen? Want ofschoon hij aanspraak kon maken op een adellijken titel, waarvan hij nooit gebruik had gemaakt, zou zij die niet van te geringe waarde achten naast den haren? Zoo verliep de eene dag na de andere en nog slechts weinige dagen restten hem voor zijn vertrek. Toen besloot hij een eind te maken aan dezen onverdraaglijken toestand en zijn vriend Hervas te raad plegen. Op zekeren avond deelde hij hem zijn geheim en zijn wenschen mede. Hervas scheen niet verrast en ook heel niet ontstemd over deze ver traagde mededeeling. „Ik heb het wel vermoed," sprak hij, „maar ik wilde u niet onder vragen, omdat ik begreep waarom ge het stilzwijgen bewaardet. Langer twijgen zou echter verkeerd zijn; ge moet de stoute schoenen aantrek ken en vrijmoedig spreken, het eerst met de moeder. Zij zal uw aan zoek misschien wat stout vinden.... maar de dankbaarheid, die zij gevoelt voor de door u bewezen diensten en de genegenheid, die zij voor u koestert, zullen haar weerhouden u daarom hard te vallen. Wan neer ge haar gevoelen kent, zullen wij verder zien. Ze zal niet defi nitief weigeren zonder haar dochter er over gesproken te hebben en als deze, zooals gij gelooft, u bemint, zal zij medewerken om den tegen stand der gravin te overwinnen." „Zoudt ge niet denken, Hervas, dat het beter was eerst te weten of Marie Thérèse mijn gevoelens beantwoordt?" „Ik ben geen goed raadsman in deze zaken," hernam Hervas glim lachend; „voor een armen monnik zooals ik, is het hart eener vrouw een gesloten boek en ik zou u niet graag een verkeerden weg aanra den. Maar ik weet wat de plichten der kinderen tegenover hunne ou ders zijn en het schijnt mij toe, dat ge, alvorens de toestemming der dochter te vragen, die der moeder hebben moet. Als ge er tegen op mocht zien dit aan de gravin te vragen, wil ik het gaarne doen in uw naam." „Dank u, Hervas," riep Gaston. „Uw voorstel redt me uit een groote verlegenheid en ik neem het gaarne aan. Gij kunt zeggen wat ik niet zou durven zeggen en kunt mijn zaak beter bepleiten dan ik. Vergeet niet mevrouw de gravin er aan te herinneren, dat ik van adel ben, dat dit voorrecht aan mijn voorvader en zijn nakomelingen is toegekend." „Ik zal het niet vergeten. Het is een belangrijke factor bij uw aan zoek, dat zonder dezen veel minder kans yan slagen zou hebben. Mor gen zal ik de gravin gaan opzoeken." „Waarom niet dezen avond? Het is nauwelijks acht uur. Laten wij naar het kasteel gaan. De dames zullen 't avondeten gebruikt hebben en terwyl ik met Marie Thérèse babbel, kunt gij met de gravin spreken." „Ik herken in u den verliefden jonkman, aan uw ongeduld," hernam Hervas vroolijk. „Nu, laten wij gaan, omdat gij het verlangt. Wij zul len spoedig bescheid weten." Hij gaf gemakkelijk toe, omdat hij wist dat hun bezoek niemand ver wonderen zou. Ze gingen geregeld de dames 's avonds bezoeken en eeni- gen tijd bij hen doorbrengen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 17